25 386
Terugkeerbeleid

19 637
Vluchtelingenbeleid

nr. 8
MOTIE VAN DE LEDEN VERHAGEN EN RIJPSTRA

Voorgesteld 26 juni 1997

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de Kamer op 21 mei 1996 akkoord is gegaan met de beleidslijn van de regering dat bij een verzoek om gezinshereniging alleen rekening wordt gehouden met de inspanningen van betrokkene om voldoende inkomen te krijgen ingeval net niet aan de inkomensvoorwaarden wordt voldaan;

overwegende, dat thans wordt voorgesteld ingeval van een objectieve belemmering voor gezinshereniging in het land van herkomst, na drie jaar gezinshereniging in Nederland toe te staan, afhankelijk van de inspanningen van de betrokkene en het uitzicht op werk;

constaterende, dat de inkomenseis niet vervangen kan worden door een inspanningseis zonder daarmee te tornen aan het vastgestelde beleid;

verzoekt de regering aanvragen tot gezinshereniging bij gebleken objectieve belemmeringen in het land van herkomst individueel op basis van humanitaire overwegingen te beoordelen en jaarlijks aan de Kamer opgave te doen van het aantal gevallen dat ontheffing van de inkomenseis op deze grond wordt verleend;

spreekt voorts als haar oordeel uit dat de ontheffing zich niet kan uitstrekken tot de andere in de vreemdelingencirculaire genoemde vereisten voor gezinshereniging, zoals passende huisvesting,

en gaat over tot de orde van de dag.

Verhagen

Rijpstra

Naar boven