nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 10 maart 1997
Hierbij doe ik u – mede namens de minister van Financiën die
met mij de coördinerende verantwoordelijkheid draagt voor deze operatie –
de rapportage doorlichting zelfstandige bestuursorganen toekomen1.
De rapportage bestaat uit twee delen; deel I van de rapportage bevat de
samenvatting van de departementale doorlichtingen en een analyse en ordening
van het materiaal.
Deel II bevat de departementale rapportages waarin iedere minister verslag
doet van de bevindingen en per orgaan maatregelen aankondigt en vervolgtrajecten
schetst.
De afronding van het werk heeft langer geduurd dan voorzien in de termijn
die bij de start van de operatie is genoemd (in het kabinetsstandpunt zelfstandige
bestuursorganen en ministeriële verantwoordelijkheid TK 24 130 nr.
5).
Dat is bepaald niet te wijten geweest aan het gebrek aan inzet en zorg
van de betrokken departementen. De omvang en complexiteit van de materie bleek
te zijn onderschat.
Daar kwam bij dat het definitieve toetsingskader voor de doorlichtingsoperatie –
de Aanwijzingen inzake zelfstandige bestuursorganen – later tot stand
kwam dan was voorzien.
Alle organen die in de rapportage van de Algemene Rekenkamer worden genoemd
zijn terug te vinden in deze kabinetsrapportage, daarnaast worden een aantal
organen behandeld waarover de Algemene Rekenkamer niet heeft gerapporteerd.
In totaal worden 249 (groepen van) organen behandeld. Over in totaal 185 organen
doet deze rapportage richtinggevende uitspraken; 107 organen worden beschreven
en getoetst en ten aanzien van 78 organen wordt geconcludeerd dat ze niet
of niet meer als zelfstandig bestuursorgaan beschouwd moeten worden.
Dat laatste vanwege het feit dat ze bij nauwkeurige beschouwing niet voldoen
aan de definitie (Deel I, bijlage 3) ofwel omdat nadere beschouwing
heeft geleid tot het voornemen ze op te heffen (Deel I, bijlage 2).
Omtrent 64 organen bevat de rapportage een globalere beschrijving. Voor
een deel van die organen geldt dat ze bij de aanvang van de doorlichting reeds
in een (wettelijk voorgeschreven) evaluatietraject waren meegenomen voor een
ander deel geldt dat ze in een departementaal vervolgtraject zullen worden
opgenomen waarover de Tweede Kamer separaat zal worden geïnformeerd.
Deze doorlichting heeft geleid tot een breed scala aan initiatieven. Op
de departementen is de positionering van organen op afstand van de beleidskern,
en de invulling van de ministeriële verantwoordelijkheid daarbij, opnieuw
hoger op de agenda geplaatst. Dat heeft geleid tot concrete voorstellen voor
verbetering en in een aantal gevallen tot een herbezinning op de vormgeving
van de publieke taak in de toekomst.
In die zin heeft deze rapportage het karakter van een voortgangsrapportage.
De verantwoordelijke ministers zullen u over de voortgang van de in het eigen
departementale hoofdstuk aangekondigde maatregelen jaarlijks informeren. Daarnaast
zal het kabinet in 2000 wederom met een rapportage over zelfstandige bestuursorganen
komen waarin verslag wordt gedaan over het vervolg.
De Minister van Binnenlandse Zaken,
H. F. Dijkstal