25 037
Wijziging van de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de vermogensbelasting 1964, de Algemene wet inzake rijksbelastingen, alsmede de Wet waardering onroerende zaken (Aanpassingswet Wet waardering onroerende zaken)

nr. 20
SUBAMENDEMENT VAN DE LEDEN NOORMAN-DEN UYL EN GISKES

Ontvangen 14 november 1996

De ondergetekenden stellen het volgende subamendement voor:

In het nader gewijzigd amendement H. G. J. Kamp c.s., stuk nr. 14, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

I

In onderdeel I, onderdeel Fa, wordt aan artikel 220i een nieuw lid toegevoegd, luidende:

5. In afwijking in zoverre van de vorige leden kan in de belastingverordening worden bepaald dat de vermindering zodanig wordt berekend dat het na vermindering te betalen bedrag ter zake van de kalenderjaren 1997 tot en met 2000 niet meer bedraagt dan 130 percent of een bij de belastingverordening te bepalen hoger percentage van het belastingbedrag dat is verschuldigd ter zake van het kalenderjaar 1996.

II

In onderdeel III wordt in artikel XIA «artikel 220i, derde lid, van de Gemeentewet» vervangen door: artikel 220i, derde en vijfde lid, van de Gemeentewet.

Toelichting

Het subamendement beoogt de gemeenten de mogelijkheid te geven om de lastenstijging in het gehele eerste woz-tijdvak te bevriezen op het niveau van 30% lastenstijging ten opzichte van 1996. Een hoger percentage mag door de gemeente ook worden vastgesteld. Voor Rotterdam (en andere gemeenten) wordt als basisjaar gezien 1995. Een voorbeeld: Een stijging van 40% wordt in het eerste jaar tot 25% afgetopt en in het tweede jaar tot 30%, en zal gedurende het eerste tijdvak nooit de 40% bereiken. Hoe lager het percentage, hoe groter de lastenverschuiving.

Noorman-den Uyl

Giskes

Naar boven