nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van onderdeel 1, onderscheidenlijk 2, tot onderdeel
3, onderscheidenlijk 4, worden na de aanhef twee onderdelen ingevoegd, luidende:
1. In het eerste lid wordt na «hoofdvaarweg» ingevoegd: ,
in gevallen waarin de hoofdvaarweg kan worden bevaren door schepen met een
laadvermogen van 1350 ton of meer,.
2. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. een wijziging van een hoofdweg, die bestaat uit de ombouw van een weg
tot autosnelweg;.
Toelichting
De toevoeging van een clausule betreffende het scheepstonnage in artikel
2, eerste lid, van de Tracéwet en de herformulering van artikel 2,
tweede lid, onder a, dienen ter verdere doorvoering van het uitgangspunt «alleen
tracéplicht bij m.e.r.-plicht»; zie de nota naar aanleiding van
het verslag. Ten aanzien van laatstgenoemde bepaling kan aanvullend nog het
volgende worden opgemerkt.
Artikel 2, tweede lid, onder a, 1°, van de Tracéwet komt thans
te vervallen. Dit onderdeel houdt in dat de tracéplicht van het eerste
lid van overeenkomstige toepassing is ten aanzien van een wijziging van een
hoofdweg, die bestaat uit de aanleg van een nieuw weglichaam los van het bestaande
wegprofiel tenzij het nieuwe weglichaam alleen bestaat uit een wegbouwkundig
bouwwerk met de daartoe behorende aansluitingen. Onderdeel B, onder 1, van
de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 houdt echter ten aanzien
van een reconstructie, uitbreiding of een verandering anderszins van een hoofdweg
slechts de verplichting tot het maken van een milieu-effectrapport in voor:
a. verbreding van een weg in bepaalde gevallen, hetgeen in de Tracéwet
aan de orde komt in artikel 2, tweede lid, onder b;
b. de ombouw van een weg tot autosnelweg, die in de Tracéwet aan
de orde komt in artikel 2, tweede lid, onder a, 2°.
De m.e.r.-plicht geldt dus niet voor een wijziging van een hoofdweg als
bedoeld in het hierboven weergegeven artikel 2, tweede lid, onder a, 1°,
van de Tracéwet. Daarom dient de laatstgenoemde bepaling van de Tracéwet
te vervallen.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
M. de Boer