Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 maart 2012
Met deze brief informeer ik u over de voortgang met betrekking tot het initiatief
van de stichting Landelijk Informatiesysteem Schulden i.o. (LIS).
De voortgang van het LIS is aan de orde geweest in het Algemeen Overleg van 3 november
2011 (Kamerstuk 24 515, nr. 212). Toen is besproken dat het LIS bezig was te bezien op welke wijze de bezwaren van
het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) weggenomen kunnen worden. Ik heb aangegeven
dat als blijkt dat de betrokken partijen er niet uit komen, ik zal nagaan op welke
wijze ik hen kan faciliteren om tot een oplossing te komen. Tijdens het vragenuur
op 14 februari 2012 (Handelingen II 2011/12, nr. 53, item 7, blz. 14-15) is het onderwerp ook genoemd en heb ik u deze brief aangekondigd.
Preventie van problematische schulden is van groot belang. Vroegsignalering van schulden
kan voorkomen dat problematische schulden ontstaan of erger worden. Een landelijk
functionerende schuldenregistratie kan daartoe een belangrijk instrument zijn. De
wens om tot een schuldenregistratie te komen, is bij vele partijen aanwezig. Dit heeft
echter nog niet geresulteerd in de realisatie daarvan. Over het belang van vroegsignalering
en de wens van verschillende partijen in uw Kamer dat er een systeem voor schuldenregistratie
wordt gerealiseerd, heb ik meerdere malen met u van gedachten gewisseld. Ik heb daarbij
steeds aangegeven dat de verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van een schuldenregistratie
bij de marktpartijen ligt en dat ik deze private verantwoordelijkheid niet wil en
kan overnemen. Dat neemt niet weg dat ik het initiatief van het LIS met interesse
volg en mij heb laten informeren over de voortgang daarvan.
SZW heeft met het LIS regelmatig contact onderhouden, laatstelijk door middel van
een gesprek begin maart om de stand van zaken toe te lichten. In dat gesprek hebben
de vertegenwoordigers van het LIS aangegeven dat zij de afgelopen maanden intensief
gewerkt hebben aan aanpassingen en optimalisering van het voorgenomen systeem. Dat
heeft meer tijd gekost dan was voorzien. Daardoor bestaat, anders dan het zich liet
aanzien tijdens het AO van 3 november 2011, op dit moment nog geen duidelijkheid over
de opvatting van het CBP.
Na raadpleging van hun achterban hebben de deelnemende partijen unaniem besloten tot
het vragen van een zienswijze aan het CBP. Het LIS heeft de overtuiging dat het LIS
in aangepaste vorm de toets van het CBP kan doorstaan. De brief aan het CBP is op
9 maart verzonden. Daarmee heeft het LIS een belangrijke stap voorwaarts gezet.
Ik heb begrepen dat het LIS het oorspronkelijke concept ingrijpend heeft aangepast.
Of daarmee voldoende tegemoet gekomen wordt aan de bezwaren is uiteraard ter beoordeling
aan het CBP. Het LIS hoopt begin mei een zienswijze van het CBP te mogen ontvangen.
Op basis van deze zienswijze zal het LIS een beslissing nemen over het vervolg.
Het LIS schat de kansen op invoering van de voorgenomen schuldenregistratie positief
in. De definitieve besluitvorming laat evenwel nog enige tijd op zich wachten.
Gelet op het belang van vroegsignalering en om geen tijd verloren te laten gaan, heb
ik op voorhand reeds een bijeenkomst eind mei gepland om de meest betrokken partijen
over dit onderwerp met elkaar in gesprek te brengen.
In de verwachting dat de zienswijze van het CBP er dan ligt, partijen daarvan kennis
hebben kunnen nemen, en dat het LIS dan ook duidelijkheid kan geven of het tot invoering
van een systeem van schuldenregistratie zal besluiten, kunnen alle betrokken partijen
over de stand van zaken worden geïnformeerd en bespreken wat dat voor hen betekent.
Alhoewel de totstandkoming van een schuldenregistratie de verantwoordelijkheid van
marktpartijen is, meen ik op deze wijze mijn bijdrage te kunnen leveren aan bespoediging
van het proces. Ik zal uw Kamer op de hoogte houden van de verdere ontwikkelingen.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
P. de Krom