nr. 18
AMENDEMENTEN VAN HET LID VAN DE CAMP
De ondergetekende stelt de volgende amendementen voor:
In artikel III, onderdeel F, wordt artikel 76u als volgt gewijzigd:
I
In het vierde lid, eerste volzin wordt de zinsnede «wordt de akte
onderscheidenlijk de beslissing, tenzij deze een gebouw betreft als bedoeld
in artikel 28 van de Overgangswet W.V.O, ingeschreven in de openbare registers,
bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek»
vervangen door: is het bevoegd gezag een bedrag aan de gemeente verschuldigd,
tenzij het bevoegd gezag of de gemeente binnen vier maanden zorg draagt voor
inschrijving van de akte onderscheidenlijk de beslissing in de openbare registers,
bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
II
Na het vierde lid worden drie nieuwe leden ingevoegd, luidende:
5. De gemeente stelt het bedrag, bedoeld in het vierde lid, vast op grondslag
van de waarde van de gebouwen en terreinen of roerende zaken en de door het
bevoegd gezag daarvoor ontvangen vergoedingen of uit eigen middelen bestede
gelden.
6. Bij eigendomsovergang van gebouwen en gebouwen en terreinen of roerende
zaken ingevolge het vierde lid vergoedt de gemeente, indien gedeelten van
de gebouwen, terreinen of roerende zaken uit eigen middelen zijn bekostigd
en hiervoor geen vergoeding werd genoten, een door de gemeente naar evenredigheid
van de investering uit eigen middelen te bepalen deel van de waarde.
7. Het bepaalde in het vierde en vijfde lid is niet van toepassing op
gebouwen en terreinen als bedoeld in artikel 28 van de Overgangswet W.V.O.
en waarvoor door het bevoegd gezag van rijkswege slechts een rentevergoeding
is ontvangen.
Toelichting
Deze amendementen beogen de bestaande regeling, zoals vastgelegd in artikel
101 WVO, te handhaven. In het voortgezet onderwijs is in het verleden vaak
uit eigen middelen geïnvesteerd in gebouwen (uitbreiding, aanpassingen,
groot onderhoud, etc.). Zonder herinvoering van de beschrijving van artikel
101 WVO is sprake van geruisloze onteigening. De bescherming van eigen middelen
wordt met deze formulering verzekerd door een verplichte afrekening, terwijl
het eigendomsvoorbehoud door de gemeente kan worden geblokkeerd, nu zijzelf
door inschrijving in de openbare registers de eigendomsovergang kan effectueren.
De gemeente kan het economisch claimrecht uitoefenen en de opbrengst van af
te stoten onroerende zaken vrijelijk aanwenden, terwijl zij tevens in overleg
en met de mogelijkheid tot het stellen van voorwaarden ervoor kan kiezen de
eigendom bij het betrokken bevoegd gezag te laten. In dit overleg kan worden
afgesproken dat de verkoop door het bevoegd gezag ter hand wordt genomen en
dat de opbrengst wordt aangewend voor herinvestering in onderwijsgebouwen.
Een dergelijke afspraak sluit aan op de bestaande praktijk, waarbij met succes
tot een herschikking van gebouwen en locaties kan worden gekomen.
Van de Camp