nr. 15
BRIEF VAN HET LID HENDRIKS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 27 oktober 1995
Tijdens de vergadering van 26 oktober heeft de Minister van Binnenlandse
Zaken mij verzocht een nadere onderbouwing te geven van het door mij reeds
geformuleerde standpunt betreffende financiële aspecten van het Algemeen
Burgerlijk Pensioenfonds.
Ik bied u hierbij de gegevens aan met het verzoek deze op de gebruikelijke
wijze terstond door te zenden naar de Minister van Binnenlandse Zaken.
Hendriks
NADERE INFORMATIE AAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN
EN DE TWEEDE KAMER BETREFFENDE FINANCIËLE ASPECTEN VAN HET ABP-FONDS
De stelling
Mijn stelling is dat een per ultimo 1993 niet afgedekt vermogen van 35,7
miljard bij het ABP tot op heden niet naar behoren is verantwoord. Het feit
dat dit gegeven is verduisterd door de Wet ABP FVP neemt de kritiek niet weg.
Integendeel, want door deze Wet is een goede, kapitaaldekkende verzekering
van de VUT en het invaliditeitspensioen overgebracht naar een onzekere, want
via het omslagstelsel georganiseerde regeling. Gezien de te verwachten problemen
met de betaalbaarheid van de AOW is dit geen verstandige beslissing. Alleen
al dit feit zou voldoende kunnen zijn om een vervreemding van het ABP-vermogen
niet door te laten gaan.
De cijfers
Volgens het in juni 1994 verschenen Jaarverslag 1993 (blz. 36) bedroeg
de contante waarde van de per ultimo 1993 technisch benodigde bijdrage 85,608
miljard. Dit bedrag is opgebouwd uit een contante waarde van de feitelijke
bijdrage van 49,894 miljard en van de niet gesecureerde bijdrage van 35,714
miljard.
In 1993 was dus nog sprake van een «niet afgedekt vermogensdeel»
van ruim 35,7 miljard gulden. Deze mededeling is in juli 1994 ook nog aan
de deelnemers gedaan middels Abp-nieuws. Nadien is deze mededeling niet herzien.
In het in juni 1995 verschenen Jaarverslag 1994 (blz. 48) staat de contante
waarde van de per ultimo 1994 technisch benodigde bijdrage op 86,007 miljard.
Daarbij is versluierd hoe dit bedrag is opgebouwd. De vergelijkingskolommen
over 1993 geven evenmin duidelijkheid hieromtrent. Dit bemoeilijkt de beoordeling.
De gevolgen van de Wet ABP FVP op de contante waarde van de technisch
benodigde bijdrage zijn derhalve ook niet af te lezen.
Daarom stel ik de Minister wederom de vraag: waarom is dat niet gebeurd
en wat zijn de onderliggende cijfers dan wel?
De conclusie
Het is niet aan de Volksvertegenwoordiger door hem aan de Minister gestelde
vragen zelf te beantwoorden.
P.S.
Ik moge de Minister eraan herinneren dat zowel de VVD- als de D66-fractie
in 1991 tegen de motie hebben gestemd waarop de privatiseringsoperatie van
het ABP in het Parlement is gebaseerd. Gezien de bedenkingen van deze fracties
tegen wat zij noemen de «gedwongen winkelnering» lijkt het mij
niet uitgesloten dat zij hem niet zullen steunen bij zijn voornemen tot voltooiing
van de door PvdA, CDA en CD in gang gezette vervreemding van het ABP-fonds
van de Staat der Nederlanden.