23 987 Uitbreiding van de Europese Unie

Nr. 143 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2014

Deze brief is een reactie op het verzoek van het lid Omtzigt om een Kamerbrief over de uitspraken van de Minister van Buitenlandse Zaken tegenover de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken over de EU-toetredingsonderhandelingen met Turkije (Handelingen II 2013/14, nr. 55, Regeling van Werkzaamheden).

De toetredingsonderhandelingen met Turkije zijn op 3 oktober 2005 van start gegaan. Zoals is vastgesteld in het onderhandelingsraamwerk is het uiteindelijke doel van deze onderhandelingen de toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Het gaat hier om een onderhandelingsproces met een open einde, waarvan de uitkomst niet op voorhand vaststaat. Nederland heeft tijdens de recente bilaterale Wittenburg consultaties met Turkije uitgedragen dat wanneer Turkije voldoet aan alle strenge voorwaarden, het land zal kunnen toetreden.

Dit is staand kabinetsbeleid, dat ook door vorige kabinetten werd uitgedragen en in verschillende Kamerbrieven van opeenvolgende kabinetten is uiteengezet, waaronder in de kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket van 26 oktober 2012 van het vorige kabinet: «het kabinet [...] onderschrijft dat de relatie tussen de EU en Turkije het beste tot haar recht komt in het kader van een geloofwaardig toetredingsproces, dat vasthoudt aan de strenge toetredingsvoorwaarden. Doel van de toetredingsonderhandelingen blijft Turkse toetreding, conform het gestelde in het onderhandelingsraamwerk van oktober 2005. Het gaat hier om een onderhandelingsproces met een open einde, waarvan de uitkomst niet op voorhand vaststaat. Nederland heeft ingestemd met het lidmaatschapsperspectief voor Turkije, mits aan alle gestelde voorwaarden wordt voldaan. Het kabinet komt niet terug op gedane toezeggingen. Turkije is nu aan zet.» 1.

Zoals gesteld in de brief aan uw Kamer van 1 november 2013 heeft Turkije in de afgelopen jaren zonder twijfel voortgang geboekt, maar zijn met name de rechtsstatelijke en democratische hervormingen nog te beperkt2. De zorgen van het kabinet, in het bijzonder over persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vergadering en betoging, rechtsgang, en politieke polarisatie worden bij iedere gelegenheid en op alle niveaus met de Turkse autoriteiten gedeeld. Ook tijdens de recente Wittenburgconferentie zijn de huidige zorgelijke ontwikkelingen in Turkije besproken, waarbij fundamentele beginselen van de rechtsstaat – de scheiding der machten, de internetwet en de onafhankelijkheid van het justitiële systeem – in het geding dreigen te komen. Nederland heeft er bij de Turkse autoriteiten op aangedrongen de regels van de rechtsstaat na te leven. Als kandidaat-lidstaat van de EU is Turkije hieraan gehouden.

In dit verband heeft Nederland de Turkse autoriteiten eveneens aangesproken op de wet op medische noodhulp, die niet in overeenstemming is met de medische beroepscode. Verder heeft Nederland bij de Turkse autoriteiten de registratie in Turkije van Artsen zonder Grenzen bepleit, zoals uw Kamer toegezegd in het Algemeen Overleg over Turkije van 14 november 2013 (Kamerstuk 33 750 V, nr. 56).

Het is duidelijk dat Turkije nog een lange weg te gaan heeft, maar zoals het kabinet in eerdere brieven kenbaar maakte, toetredingsonderhandelingen vormen de beste manier om Turkije aan te sporen te hervormen naar Europese maatstaven en de problemen aan te pakken3. Dat geldt eens te meer voor de rechtsstaatshoofdstukken 23 en 24.

In een brief van 19 maart 2013, die uw Kamer mede namens de Minister-President toeging, stelde het kabinet daarom voorstander te zijn van spoedige behandeling van de rechtsstaatshoofdstukken: «het kabinet is in dit verband van mening dat de EU-toetredingsonderhandelingen met Turkije van belang zijn om de voortgang wat betreft hervormingen op het vlak van de Kopenhagen-criteria te bevorderen. Het kabinet is dan ook voorstander van deze onderhandelingen en zal erop inzetten deze te bespoedigen, vooral op de voor rechtsstatelijkheid relevante onderhandelingshoofdstukken. Het kabinet zal Turkije in dit kader aansporen de noodzakelijke hervormingen te blijven doorvoeren.» 4. Dit standpunt wordt door veel andere lidstaten gedeeld. Juist op het vlak van de rechtsstaat liggen immers de grootste zorgpunten ten aanzien van Turkije.

Overigens is de opening van de rechtsstaathoofdstukken 23 en 24 op dit moment niet aan de orde. Op deze hoofdstukken rust een unilaterale blokkade van Cyprus. Het ziet er niet naar uit dat deze op korte termijn zal worden opgeheven. Mocht Cyprus toch besluiten zijn blokkade op te heffen, geldt het algemene standpunt van het kabinet dat Nederland geen unilaterale blokkades van lidstaten overneemt5. De blokkade van Nederland treft op dit moment enkel de hoofdstukken die zijn geblokkeerd in het kader van het niet-naleven van het Ankara protocol. Het overnemen van unilaterale blokkades van andere lidstaten is daarnaast niet in het belang van Nederland.

Tijdens de conferentie in Ankara is – indachtig de motie Rouvoet – ook aandacht geschonken aan de relatie met Armenië, zowel in verleden, heden, als toekomst. Dit onderwerp, dat in Turkije lange tijd feitelijk taboe was, is de afgelopen jaren beter bespreekbaar geworden. Nederland heeft Turkije aangemoedigd de dialoog met Armenië voort te zetten. Turkije zegt daartoe bereid te zijn. Het kabinet acht het van belang dat Turkije en Armenië tot een gezamenlijke positie komen over de kwestie van de Armeense genocide; het accepteren van hun gedeelde geschiedenis zou een belangrijke stap voorwaarts zijn in het politieke proces dat nodig is om de bilaterale betrekkingen te herstellen.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans


X Noot
1

Kamerstuk 23 987 nr. 126

X Noot
2

Kabinetsappreciatie uitbreidingspakket 2013, Kamerstuk 23 987 nr. 133

X Noot
3

Kamerstuk 33 400 nr. 121, Kamerstuk 23 987 nr. 130 en Kamerstuk 23 987 nr. 133

X Noot
4

Kamerstuk 33 400 nr. 121

X Noot
5

Kamerstuk 23 987 nr. 130

Naar boven