nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het verslag dat de vaste
Commissie voor Ambtenarenzaken over het onderhavige wetsvoorstel heeft uitgebracht.
Het doet ons genoegen dat de verschillende fracties in algemene zin kunnen
instemmen met het onderhavige wetsvoorstel.
Door de leden van de CDA-fractie en de VVD-fractie zijn vragen gesteld
en opmerkingen geplaatst waarop wij hieronder nader zullen ingaan.
De leden van de CDA-fractie kunnen instemmen met het onderhavige wetsvoorstel.
Zij willen wel worden geïnformeerd over de relatie tussen de reikwijdte
van dit wetsvoorstel en die van wetsvoorstel 23 551: Regeling van de
medezeggenschap van het overheidspersoneel in de Wet op de Ondernemingsraden.
Met name gaat het daarbij om het politieke primaat bij de publiekrechtelijke
vaststelling van taken van publiekrechtelijke lichamen en onderdelen daarvan
en de uitvoering van die taken. Ondernemingsraden hebben daarbij geen taak,
met uitzondering van gevolgen voor de in de onderneming bij de overheid werkzame
personen. Zij gaan er van uit dat het onderhavige wetsvoorstel niets afdoet
aan dat principiële uitgangspunt.
Met dit wetsvoorstel wordt het politieke primaat ten aanzien van de vaststelling
van taken van publiekrechtelijke lichamen en onderdelen daarvan en de uitvoering
van deze taken inderdaad niet aangetast. Weliswaar is de verplichting om overleg
te voeren met de organisaties van overheidspersoneel ruim geformuleerd. Overleg
moet worden gevoerd over aangelegenheden die van algemeen belang zijn voor
de rechtstoestand van ambtenaren. Ook bij dat overleg gaat het echter niet
om de vaststelling van taken van de overheid als zodanig, maar alleen om de
personele gevolgen daarvan. De regeling van het overeenstemmingsvereiste,
waarvoor in het onderhavige wetsvoorstel een expliciete basis wordt gegeven,
heeft voorts slechts betrekking op arbeidsvoorwaardelijke regelingen waaraan
individuele personeelsleden rechten en verplichtingen ontlenen. Er wordt derhalve
geen afbreuk gedaan aan het primaat van de politiek bij de publiekrechtelijke
vaststelling van taken van publiekrechtelijke lichamen of onderdelen daarvan
en de uitvoering van die taken.
De leden van de VVD-fractie willen ten principale van gedachten wisselen
over de kern van het wetsvoorstel: het overeenstemmingsvereiste. Zij willen
een toelichting op de stelling van de regering dat met het overeenstemmingsvereiste
een overlegsituatie wordt bereikt die lijkt op die van de marktsector.
Volgens hen ontstaat er als gevolg van het overeenstemmingsvereiste een
verschil ten opzichte van de marktsector, waar immers geen wettelijke regeling
van het overeenstemmingsvereiste bestaat. Anders dan in de marktsector zou
het overeenstemmingsvereiste met zich meebrengen dat er hoe dan ook overeenstemming
moet komen. Tegen die achtergrond stellen zij de vraag of het, wanneer partijen
ten opzichte van elkaar die dwangpositie hebben, nog redelijk is om aan een
der partijen bovendien nog het dwangmiddel van staking toe te kennen. Dient
er niet een nadere bezinning plaats te vinden op het stakingsrecht voor overheidspersoneel?
Wij menen dat hier blijkbaar sprake is van een misverstand. Het overeenstemmingsvereiste
houdt niet meer, maar ook niet minder, in dan dat er overeenstemming met de
organisaties van overheidspersoneel moet zijn bereikt, voordat arbeidsvoorwaardenregelingen
gewijzigd kunnen worden. Als geen overeenstemming wordt bereikt is wijziging
dus niet mogelijk en blijven de geldende regelingen bestaan.
Wat dit betreft wijkt de regeling dus niet af van die in de marktsector,
waar voor de totstandkoming van een CAO overeenstemming nodig is en er bij
het niet bereiken van overeenstemming sprake is van doorwerking van de oude
CAO.
In dit licht bezien achten wij een nadere bezinning op het stakingsrecht
van het overheidspersoneel niet nodig.
De Minister van Binnenlandse Zaken,
H. F. Dijkstal
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
J. M. M. Ritzen
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen