22 181
De situatie in voormalig Joegoslavië

27 786
Kosten vredesoperaties

nr. 367
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 augustus 2003

De vaste commissie voor Defensie1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 26 juni 2003 overleg gevoerd met minister De Hoop Scheffer van Buitenlandse Zaken en minister Kamp van Defensie over:

– de brief van de ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken d.d. 8 juli 2002 houdende de eindevaluatie van Essential Harvest (22 181, nr. 356);

– de brief van de minister van Defensie d.d. 7 juni 2002 inzake periodieke evaluaties van Nederlandse bijdragen aan SFOR en kleinschalige missies in 2001 (Def-02-129);

– de brief van de minister van Defensie d.d. 20 mei 2003 inzake integrale kosten van vredesoperaties in 2002 (kamerstuk 27 786, nr. 3);

– de brief van de minister van Defensie d.d. 21 mei 2003 houdende tussentijdse evaluaties van lopende operaties (Def-03-80).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Van Winsen (CDA) meent dat de evaluaties een zeer goed inzicht geven in de besluitvorming, de voorbereiding, het mandaat, het verloop en eventueel het vervolg van de vredesoperaties. Ook hebben zij veel waarde voor operaties als SFOR, ISAF, Enduring Freedom en voor de kleinere missies, omdat zij tegemoet komen aan de parlementaire betrokkenheid bij vredesoperaties. Zij dienen bovendien als lessen voor de toekomst.

Een goede voorbereiding vergt zijns inziens informatie vooraf. Hij vindt dan ook dat op alle niveaus verkennende missies behoren te worden uitgevoerd om verantwoorde risicoanalyses te verkrijgen en de materieelbehoefte te bepalen. De inzet van de KDC in Qatar was namelijk wegens tijdgebrek niet mogelijk en in Manas ontbrak een commandant in het grondverdedigingsbataljon. Dergelijke zaken kunnen worden voorkomen als zij in de verkenningsmissie worden betrokken. Aan de hand van de resultaten daarvan zou vervolgens een veiligheidsplan moeten worden opgesteld, dat in de planningsfase kan worden beoordeeld ten behoeve van de inbedding van het operationele proces op bataljonsniveau. Hij is van mening dat de lokatie altijd van tevoren dient te worden gekozen en dat het hele planningsproces volledig moet zijn doorlopen. Zo is het verstandig om rekening te houden met vliegvelden die 's nachts geen grondverlichting of verkeersleiding hebben. Het is volgens hem het beste om eerst een strategische verkenning en vervolgens een tactische verkenning te houden. De strategische verkenning dient tot het bepalen óf een vredesmissie wordt aangegaan en de tactische verkenning op welke manier die wordt uitgevoerd.

Het karakter van de operatie heeft natuurlijk te maken met het mandaat. Een eenduidig mandaat is van belang om adequaat te kunnen optreden. Het is wenselijk om een verkregen mandaat vervolgens door een Nederlandse commandant ter plaatse te laten bewaken, bijzondere omstandigheden daargelaten. Ook is een te allen tijde heldere bevelslijn zeer belangrijk. Het is goed als het karakter van een missie van tevoren vaststaat, al is het begrijpelijk dat een missie in de loop der tijd door bijzondere omstandigheden of door een politiek signaal van karakter kan veranderen. Ook over de lengte van het mandaat moet volgens de heer Van Winsen duidelijkheid bestaan. Indien geen einddatum kan worden vastgesteld, zou een met een eindresultaat in verband te brengen eindstadium in het oog kunnen worden gehouden. Dat stadium gaat in zodra het van tevoren vastgestelde resultaat in zicht is.

Een snelle civiele inzet in het latere reconstructieproces kan een onderdeel van de planning van een operatie zijn, zeker indien het wenselijk is om niet-gouvernementele organisaties (NGO's) en het Nederlandse bedrijfsleven hierbij te betrekken.

Voorafgaand aan een missie, maar ook tijdens een missie, dient er voortdurend een risicoanalyse te worden gemaakt. Het beveiligen van kampen blijft namelijk van het grootste belang, dus dient de mogelijkheid te bestaan om additionele beschermingsmaatregelen te nemen. Er dient altijd rekening te worden gehouden met aanslagen, met een onzichtbare vijand enzovoort. Verder kunnen liaison officers van lokale autoriteiten belangrijke informatie krijgen over criminele activiteiten die van invloed kunnen zijn op de veiligheid. Is er inmiddels voorzien in waarschuwings- en zelfbeschermingsapparatuur?

Het is verkieslijk om van tevoren een extractieplan op te stellen en niet pas als de operatie al gaande is. De heer Van Winsen vraagt of de minister kan beoordelen of andere bases functies kunnen overnemen van een thuisbasis, indien die te weinig capaciteit heeft, en of taken die van invloed zijn op de aansturing van diverse vredesmissies, kunnen worden gespreid om capaciteitsproblemen op de thuisbasis te voorkomen. De capaciteit van de thuisbasis van de KC-10, van de C-130 en van onderdelen van Enduring Freedom en ISAF staan namelijk nogal onder druk.

Hij is het ermee eens dat er in het beleid prioriteit wordt verleend aan de versterking van het expeditionaire karakter van de krijgsmacht. Uit de evaluaties is echter gebleken dat er hier en daar technische en logistieke onvolkomenheden zijn. Hij maant derhalve tot waakzaamheid, want betrekkelijk kleine incidenten kunnen grote gevolgen hebben.

Ten slotte merkt hij op dat het verkrijgen van visa soms te lang duurt, waardoor er wordt gereisd op toeristenvisa, hetgeen zijns inziens eigenlijk uit den boze is. Hij vraagt wat er wordt gedaan om sneller visa te krijgen.

De heer Timmermans (PvdA) is tevreden met de heldere, overzichtelijke en toegankelijke wijze waarop de aan de Kamer gestuurde stukken zijn opgesteld. Uit de stukken maakt hij op dat het ministerie van Defensie lering heeft getrokken uit de missers tijdens UNMEE en dat er een toenemende interactie bestaat met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij vindt het logisch dat defensie steeds meer een instrument wordt bij de verwezenlijking van het doel van de buitenlandse politiek en dat er tijdens de operaties ook een steeds grotere interactie is tussen militaire doelen en de doelen van de buitenlandse politiek. Zo heeft de missie in Macedonië, waaraan Nederland heeft deelgenomen, waarschijnlijk het uitbreken van een burgeroorlog voorkomen en heeft de aanwezigheid van de militairen daar tot een grote politieke dynamiek geleid. De landen die aan de missie deelnamen, konden die weer gebruiken om een positieve politieke rol te spelen.

Het politieke doel van het buitenlandse beleid dat door middel van een krijgsmacht wordt bereikt, is niet meer alleen het stichten van vrede of het voorkomen van oorlog, maar ook het stabiliseren van de regering van een land en het aanleggen van infrastructuur. Het gaat verder dan CIMIC, want het gaat steeds meer om een integrale benadering. Betrekken de bewindslieden deze benadering, die verregaande samenwerking tussen hun departementen vereist, in hun langetermijnplanning? Zijn de bewindslieden het ermee eens dat de manier waarop een missie moet worden gepland en aangestuurd, een steun in de rug is voor het rapport van de commissie-Franssen?

Zijn zij ook voor een centrale aansturing van de operaties, aangezien delen van de krijgsmacht altijd op elkaar zijn aangewezen? Vinden zij ook dat bij de aansturing ervan intensief contact dient te worden onderhouden met de politieke leiding?

De heer Timmermans merkt op dat Bosnië instabiel wordt zonder SFOR, al is dit een low-riskoperatie. Hij suggereert dat de aard van de operatie dient te worden herzien, in de zin dat er voortaan vooral civiele en politietaken worden uitgevoerd.

Hij stipt het probleem aan dat verschillende legerbases voortdurend worden geconfronteerd met capaciteitsproblemen in geval van uitzending, en vraagt de minister van Defensie om na te gaan of het Britse model in Nederland kan worden toegepast. Volgens dat model worden eenheden of regimenten in hun geheel verplaatst, waardoor in geval van uitzending de basis dichtgaat. Eenheden zijn ook beter inzetbaar als ze als geheel worden ingezet en op elkaar zijn ingewerkt. Defensie heeft er zijns inziens dus belang bij om te werken aan de inzet van zo homogeen mogelijke eenheden om te voorkomen dat er gebrek is aan medisch personeel, stafpersoneel of geniepersoneel bij uitzendingen, zoals nu het geval is. Hierdoor moeten telkens dezelfde personen met andere eenheden mee.

Over de opleiding van militairen voor uitzending kan hij pas iets zeggen als het rapport van de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht over het dodelijke incident van de heer Alsemgeest is verschenen. Hij vraagt wel wat de ministers vinden van het dilemma dat aan de ene kant een actie ordentelijk moet worden gepland, en aan de andere kant een politiek besluit moet worden genomen aan de hand van het toetsingskader. Een actie kan pas worden gepland als het politieke besluit genomen is, maar het risico bestaat dat er dan te weinig tijd is om dat goed te doen.

De heer Wilders (VVD) waardeert de evaluaties en bepleit voortzetting ervan, omdat de Kamer er veel van kan leren.

De Nederlandse deelname aan Essential Harvest was in zijn ogen zeer succesvol, omdat de Nederlandse militairen een grote rol hebben gespeeld in het behoud van de jonge staat Macedonië. Hij vindt het terecht dat in de evaluatie de nadruk is gelegd op het belang van het samengaan van het militaire en politieke traject. Hij merkt daarbij op dat OVSE-vertegenwoordiger Van der Stoel en NAVO-vertegenwoordiger Feith in het politieke traject een belangrijke rol hebben gespeeld. In de operatie Essential Harvest was het Verenigd Koninkrijk een goede leidende natie en was de bevelstructuur eenduidig. Hij hoopt dat het kabinet hiervan heeft geleerd.

Ook de deelname van Nederland aan SFOR kan zijns inziens succesvol worden genoemd, zeker gezien het debacle van de VN-deelname in Bosnië. De bemoeienis van de NAVO met Bosnië is in zijn ogen dan ook een sprong vooruit. De dreiging is namelijk afgenomen, waardoor er minder militairen aanwezig hoeven te zijn en veel mensen konden terugkeren naar hun steden van herkomst. Hij vindt het wel zorgwekkend dat bij de laatste verkiezingen de etnische sentimenten weer zijn opgeleefd. Het militaire en politieke traject zouden daarom ook daar moeten samengaan, teneinde de moderniteit te bevorderen. Ook dienen criminele netwerken en corruptie te worden bestreden, omdat hierdoor investeringen uitblijven met alle gevolgen van dien. Wat is de voortgang in de informatieverzameling over corruptie en criminele banden door SFOR?

Wordt de opleiding van Nederlandse militairen, die blijkens de evaluatie van 2002 nog steeds tekortkomingen vertoont, nu wel verbeterd?

Wat doet het kabinet om te voorkomen dat Nederlandse militairen worden onderworpen aan de sharia, de islamitische wetgeving, zoals is gebeurd in de Verenigde Arabische Emiraten doordat een bepaalde afspraak niet kon worden gemaakt?

De heer Wilders hecht eraan op te merken dat de Koninklijke luchtmacht vanuit Manas in Kirgizië succesvol heeft geopereerd en dat de Nederlandse bijdrage aan de internationale operatie Enduring Freedom eveneens succes heeft geoogst. Hij maakt zijn complimenten aan de bemanning van de twee fregatten die in de wateren rond Afghanistan het vervoer over zee van verdachte personen uit dat land moesten voorkomen.

Ten slotte vraagt hij wat het ministerie eraan doet om te zorgen dat de C-130 Herculesvliegtuigen worden uitgerust voor nachtelijke landingen op bepaalde vliegvelden.

Antwoord van de bewindslieden

Ook de minister van Defensie vindt dat de evaluaties een goed beeld geven. Het gaat redelijk goed met de Nederlandse deelname aan crisisbeheersingssituaties, al kan het op een aantal onderdelen beter. Gelukkig heeft de Algemene Rekenkamer een positief oordeel geveld over de sinds 1995 gemaakte vorderingen op het vlak van het lerende vermogen van het ministerie van Defensie.

De minister is erkentelijk voor het compliment van de heer Wilders aan de mensen die op twee fregatten in de Arabische Golf actief zijn geweest. Het is voor hen van belang dat de Kamer hun werk waardeert.

De operaties Enduring Freedom en ISAF hebben nog eens onderstreept wat het toenemende expeditionaire karakter van de krijgsmacht in de praktijk inhoudt. Duidelijk is geworden dat er veel energie moet worden gestoken in het verkrijgen van diplomatieke overvliegvergunningen en visa en in het sluiten van verdragen met landen, waar militaire middelen uit Nederland moeten worden gestationeerd. Voor het verkrijgen van visa moet soms worden onderhandeld met zeer bureaucratisch ingestelde autoriteiten in de Golfregio en in Centraal-Azië. Hiervoor wordt intensief samengewerkt met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Als Nederlandse militairen in een normale rechtsstaat terechtkomen, vallen zij onder de wetgeving van die staat. Komen zij echter in een voor de Nederlandse regering onaanvaardbare situatie terecht, waarin bijvoorbeeld de sharia of geen enkele wetgeving geldt, zoals nu in Irak, dan vallen zij onder de Nederlandse jurisdictie. In de Verenigde Arabische Emiraten heeft het kabinet moeten aanvaarden dat de Nederlandse militairen onder de sharia vielen, omdat het om een grote operatie ging en een bepaalde afspraak anders niet kon worden gemaakt. Mocht zich in de toekomst op dit punt een specifiek probleem voordoen, dan zal de minister de Kamer hier apart over inlichten.

Aan de verplaatsingsmogelijkheden van mensen en materieel worden hoge eisen gesteld, omdat Nederlandse militairen naar de meest ontoegankelijke plekken ter wereld worden gestuurd. De wens om het expeditionaire karakter van de luchtmacht te vergroten, heeft grote gevolgen voor het materieel dat naar die gebieden gestuurd wordt. Zo moet het aan de meest extreme klimatologische omstandigheden zijn aangepast. Ook ontbreken in die gebieden vaak de meest elementaire logistieke voorzieningen, zoals de landingsmoeilijkheden op Kaboel overdag en 's nachts hebben uitgewezen. Overigens is het landingssysteem van twee DC 10's inmiddels geïnstalleerd, dus daarover hoeven geen zorgen meer te bestaan.

Alle operaties worden door de chef defensiestaf (CDS) vanuit het Defensie Crisis- en Beheersingscentrum (DCBC) aangestuurd. Vooral bij crisisbeheersingsoperaties is dit van groot belang. Het DCBC wordt op aanraden van de commissie-Franssen veranderd in een Defensie Operatie Centrum, waar meer wordt ingebracht dan nu, zodat er minder overblijft bij de verschillende onderdelen van de krijgsmacht. Bij de bespreking van het Integrale Defensieplan (IDP) zal duidelijk worden dat de drie delen van de krijgsmacht zodanig zullen worden samengevoegd, dat zij rechtstreeks onder de CDS vallen. Er zullen dus operationele eenheden in het leven worden geroepen.

De manier waarop een crisisbeheersingsactie moet worden voorbereid, is reeds georganiseerd. Tijdens die voorbereiding zal er voortdurend worden gecontroleerd, zodat er ingegrepen kan worden als er niet doelmatig kan worden gewerkt. De verkenning om te bepalen of deelgenomen moet worden aan een actie, dus de politieke voorbereiding, dient inderdaad net zo gestructureerd te verlopen. Aan dit proces wordt de komende tijd gewerkt. Daarnaast zal er altijd worden geluisterd naar de wensen van de minister van Buitenlandse Zaken en de Kamer. Die zijn moeilijk van tevoren in de strategische verkenning vast te leggen. Er moet in ieder geval zo logisch mogelijk worden geopereerd.

Op het dilemma dat enerzijds moet worden gewacht op toestemming voor deelname aan een missie, en anderzijds de voorbereidingstijd daardoor in het gedrang komt, is nog geen afdoende antwoord gevonden. De Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) heeft zich wel al lang voordat toestemming voor deelname aan de stabilisatiemacht in Irak was gegeven, daarop geconcentreerd. De voorbereidingen zijn dus ver gevorderd. Als de Kamer niet had ingestemd met deelname aan de actie in Irak, was er heel veel geld verspild geweest aan onnodige voorbereidingen. Dit is inderdaad een dilemma. Het is bij de inzet van middelen voor de voorbereidingen op een missie altijd aan de minister om te schatten of de Kamer toestemming voor die missie zal geven.

Enerzijds is het belangrijk om de militairen bij een crisisbeheersingsoperatie goed te beschermen, anderzijds hebben de Nederlandse militairen geleerd dat zij geen contact kunnen maken met de bevolking en agressie over zich afroepen, als zij de hele dag in beveiligde pantservoertuigen rondrijden. Zij patrouilleren dus liever niet in Patria's, maar in open voertuigen met een neergeslagen voorruit. Ook dragen zij liever een baret en houden zij hun geweer op de schouder in plaats van op schoot. Op deze manier kunnen zij waardevolle informatie van de bevolking krijgen en denken zij aanslagen en agressie te voorkomen. De Amerikanen treden altijd veel agressiever op, omdat zij de kastanjes uit het vuur halen. Zij hebben Saddam Hoessein weggejaagd, terwijl Nederland alleen zijn politieke steun heeft uitgesproken en meedoet aan de stabilisatiemacht. Als de Nederlandse militairen vanaf het begin in het hoogste geweldspectrum hadden meegedaan, hadden zij zich ook heel anders opgesteld. In het begin moet er altijd heel streng worden opgetreden en pas later kan er worden opgetreden op de manier waarop de Nederlandse militairen dat zullen doen. De Nederlandse militairen lopen natuurlijk voortdurend risico, maar de ervaring leert dat om risico's te beperken, een evenwicht moet worden gevonden tussen agressief optreden en sociaal optreden.

Beleidslijnen moeten inderdaad duidelijk zijn, evenals het karakter van de missie en de lengte van het mandaat. Het mandaat in Afghanistan verloopt op 10 augustus 2003. Dan gaan de militairen echt weg. Het kan altijd zijn dat in het eindstadium van een crisisbeheersingsoperatie de operationele doelen nog niet zijn bereikt, maar aangezien Nederlandse militairen een crisisbeheersingsoperatie meestal niet alleen uitvoeren, zullen zij altijd na afloop van hun mandaat worden afgelost en hoeft er niet per se een taak te zijn afgerond. Wel moeten er moeilijke afwegingen worden gemaakt en daarom wordt er niets meer ondernomen zonder overleg met de minister van Buitenlandse Zaken. De ambtenaren van beide ministeries bespreken wekelijks de problemen die zich voordoen en nemen altijd besluiten in samenspraak met elkaar. Op lange termijn zal er ook een gezamenlijke koers worden uitgezet. Op dit moment vergelijkt het ministerie van Defensie haar analyses van de situatie in Congo met die van het ministerie van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking. Er wordt bestudeerd hoe die op elkaar kunnen worden aangesloten. Concrete besluiten kunnen dus snel worden genomen, omdat de basisanalyses worden gedeeld. De taak van het ministerie van Defensie en de daaropvolgende taak van Ontwikkelingssamenwerking kunnen ook vloeiend in elkaar overlopen.

De krijgsmacht wordt nu ingericht op crisisbeheersingsoperaties en zorgt ervoor dat voor de NAVO het nodige beschikbaar is om veiligheid op de lange termijn te garanderen. In het IDP zullen niet alle onderdelen in hun geheel onder de CDS vallen. Er zal wel aandacht worden besteed aan de mogelijkheid om een eenheid in haar geheel te verplaatsen, zoals de Britten doen, maar het ligt niet voor de hand dat Nederland het Britse model overneemt, omdat Nederland vaker een bataljon dan een eenheid zal leveren. Zo'n bataljon moet goede ondersteuning krijgen, zoals in Irak het geval zal zijn. De minister zal de mogelijkheden bestuderen om de druk op de thuisbasis in Eindhoven te verlichten, en bij een volgend algemeen overleg proberen om de Kamer mee te delen wat er bereikt is.

Ten slotte merkt hij op dat opleidingen inderdaad beter moeten worden toegesneden op de specifieke achtergrond en kennis van de militairen die meedoen aan SFOR.

De minister van Buitenlandse Zaken sluit zich geheel aan bij hetgeen de minister van Defensie heeft gezegd. Nederland is steeds vaker betrokken bij de bescherming van de internationale rechtsorde, vandaar dat de banden tussen het ministerie van Defensie en het ministerie van Buitenlandse Zaken steeds nauwer worden. Daarom vindt wekelijks een ambtelijk overleg plaats.

Er doen zich natuurlijk dilemma's voor, maar het toetsingskader blijft de minister dierbaar en dus het daarin voorgestelde moment om de Kamer in te lichten. Het toetsingskader is namelijk een product van de lessen uit het verleden. De procedures zijn enerzijds ontworpen om te voorkomen dat de Kamer de taken van de regering overneemt; anderzijds moet de regering ervoor zorgen dat zij de Kamer notificeert op beslissende momenten. De interactie tussen de buitenlandse politiek, defensie en ontwikkelingssamenwerking wordt steeds groter. Zo heeft Ontwikkelingssamenwerking 24 mln van haar budget in Macedonië besteed en 18 mln in Bosnië. De Balkanlanden horen bij de kiesgroeplanden die Nederland in de internationale financiële instellingen vertegenwoordigt. Ook hieruit blijkt dat buitenlandse politiek, defensie en ontwikkelingssamenwerking bij elkaar komen.

Met de Development Assistance Committee (DAC) van de OESO is een discussie gaande over de inzet van ODA-middelen in vredesoperaties. Ook de minister voor Ontwikkelingssamenwerking realiseert zich dat het bedrijven van ontwikkelingssamenwerking zonder dat er aan de essentiële voorwaarden van politieke en maatschappelijke stabiliteit is voldaan, vaak leidt tot het tevergeefs besteden van gelden. Ontwikkelingssamenwerking dient natuurlijk tot het bestrijden van armoede, maar mag ook steeds meer politieke doelen van rechtsorde dienen. De ministers van Defensie, van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking moeten dan ook steeds intensiever samenwerken.

En marge van de top van Thessaloniki heeft de minister een gesprek gevoerd met de Hoge Vertegenwoordiger van de internationale gemeenschap in Bosnië-Herzegovina, Paddy Ashdown. Die laatste is van mening dat de gecompliceerde bestuursstructuur van Bosnië moet worden aangepakt en dat de jacht op Mladic en Karadzic moet worden voortgezet. Ook heeft hij gezegd dat SFOR niet voor 2004 of 2005 door de EU wordt overgenomen, omdat de Amerikanen niet staan te trappelen van ongeduld. De overname door de EU mag ook pas plaatsvinden na overeenstemming met de NAVO.

In politieke zin bestaat de noodzaak tot overgang van groen naar blauw. Met blauw wordt de European Union Police Mission (EUPM) bedoeld. Verder wordt in het kader van de bespreking van de toekomst van SFOR de discussie gevoerd, of op de langere termijn moet worden overgegaan tot een constructie met op de achtergrond een afschrikkingscapaciteit, zodat het aantal manschappen binnen SFOR kan afnemen. SFOR deelt haar informatie met de heer Ashdown en de EUPM ten behoeve van de moderniteitsbewaking en dus van de bestrijding van corruptie en criminaliteit. De bestrijding hiervan is primair een taak van de Bosnische autoriteiten, maar zij worden gesteund en gestuurd door de heer Ashdown en de EUPM. Nederland draagt bij aan die opzet. Zo is er een Nederlandse rechter ter ondersteuning van de opbouw van de rechterlijke macht en van een adequate rechtsstaat, en steunt de minister voor Ontwikkelingssamenwerking het project «Jobs and Justice» van Ashdown. Dit is een bestuursprogramma dat in Bosnië wordt uitgevoerd en dat de nadruk op de steeds grotere etnische tegenstelling vermindert. De zorg om Bosnië wordt dus gedeeld. Derhalve is de samenwerking tussen de NAVO, de EU en de OESO van groot belang voor de landen op de Balkan.

De minister deelt voorts mee dat een aantal weken geleden tijdens een bijeenkomst over grensbewaking in Ohrid (Macedonië) is gebleken dat toenadering van de westelijke Balkanlanden tot de Euro-Atlantische structuren de beste basis voor stabiliteit en veiligheid in de regio biedt. Militaire deelname kan daarbij tot steun zijn.

Het beoogde eindresultaat van SFOR is dat een land als Bosnië uiteindelijk kan functioneren zonder haar aanwezigheid. Dit is op dit moment nog absoluut niet het geval.

De rapportage van Ashdown over de EUPM is heel positief. De Kamer zal over de vorderingen op dat vlak schriftelijk op de hoogte worden gehouden.

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Albayrak

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

De Haan

De griffier van de vaste commissie voor Defensie,

De Lange


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: De Vries (PvdA), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Vendrik (GroenLinks), Albayrak (PvdA), voorzitter, Wilders (VVD), Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Winsen (CDA), Van den Brink (LPF), Mastwijk (CDA), Rambocus (CDA), Herben (LPF), ondervoorzitter, Kortenhorst (CDA), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Straub (PvdA), Blom (PvdA) en Eijsink (PvdA).

Plv. leden: Van Dam (PvdA), Waalkens (PvdA), Cornielje (VVD), Halsema (GroenLinks), Fierens (PvdA), De Ruiter (SP), Van den Brand (GroenLinks), Adelmund (PvdA), Hofstra (VVD), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Oplaat (VVD), De Haan (CDA), Nawijn (LPF), Ferrier (CDA), Hermans (LPF), Van der Staaij (SGP), De Wit (SP), Jan de Vries (CDA), Ormel (CDA), Van Heemst (PvdA), Tichelaar (PvdA) en Noorman-den Uyl (PvdA)..

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Terpstra (VVD), Rijpstra (VVD), Dijksma (PvdA), De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Eurlings (CDA), Wilders (VVD), Van Baalen (VVD), Van Winsen (CDA), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA) en Szabó (VVD).

Plv. leden: Oplaat (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Stuurman (PvdA), Vos (GroenLinks), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam (PvdA), Sterk (CDA), Hirsi Ali (VVD), Van Miltenburg (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Rambocus (CDA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Waalkens (PvdA), Geluk (VVD) en Dittrich (D66).

Naar boven