Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 22181 nr. 365 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 22181 nr. 365 |
Vastgesteld 22 januari 2003
De vaste commissies voor Buitenlandse Zaken1, voor Europese Zaken2, voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties3, en voor Defensie4 hebben op 19 december 2002 overleg gevoerd met minister De Hoop Scheffer van Buitenlandse Zaken en minister Kamp van Defensie over de brief d.d. 12 november 2002 van de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake de situatie in voormalig Joegoslavië (22 181, nr. 363).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken memoreert dat de heer Blaauw vandaag naar alle waarschijnlijkheid voor het laatst in de Kamer het woord voert.
De heer Blaauw (VVD) benadrukt het belang van de overgang van de UNIPTF naar de EUPM, ook omdat dit de eerste grotere door de Europese Unie geleide operatie in de geschiedenis zal worden. Hij heeft begrepen dat de functionarissen van de EUPM, in tegenstelling tot die van UNIPTF, niet bewapend zullen zijn. Wat zijn dan nog hun mogelijkheden tot zelfbescherming en wat betekent dit voor hun rol bij het opsporen en inrekenen van oorlogsmisdadigers? Ook krijgt hij graag een duidelijker omschrijving van de relatie van de EUPM met SFOR. Daarnaast vraagt hij zich af of wel sprake moet zijn van zo'n zware rapportageplicht, ook omdat Nederland slechts acht politiefunctionarissen en twintig marechaussees uitzendt. Vloeit dat niet te veel voort uit negatieve ervaringen uit het verleden?
Tevens krijgt de heer Blaauw graag meer inzicht in de relatie tussen de hoge vertegenwoordiger van de EU, Paddy Ashdown, en degene die de leiding zal krijgen over de politieoperatie. Voorts verneemt hij graag wat nog de functie is van de OVSE in Bosnië-Herzegovina, ook in relatie met de rol van de Independent Judicial Commission. Verdient het geen aanbeveling om minder internationale organisaties in te zetten?
Ten slotte vraagt hij naar de positie van de EU Monitoring Mission, nu ook de EUPM moet gaan monitoren. Wordt niet alles in tienvoud gedaan? Is het juist dat de UNMO's inmiddels vertrokken zijn?
De heer Van Winsen (CDA) steunt de Nederlandse inbreng in de EUPM. Hij hoopt dat met dit Europese initiatief in deze regio synergie wordt bereikt met andere internationale inspanningen in dit gebied. Welke indruk heeft de regering op dit punt? Is al duidelijk welke landen precies zullen deelnemen aan de EUPM? Is het mogelijk om aan het eind van 2003 een tussenrapportage over de voorliggende operatie aan de Kamer te verstrekken, opdat eventueel kan worden besloten tot bijsturing?
Hij begrijpt dat de nodige voortgang is geboekt bij de hervorming van de lokale politie als het gaat om de lagere uitvoerende taken. Nu de EUPM zich niet met die uitvoerende taken zal bezighouden, dienen de lokale politieapparaten adequaat te functioneren. Op dat punt blijken er echter twijfels te zijn, bijvoorbeeld als het gaat om corruptie en criminaliteit. Heeft de EUPM de mogelijkheid om daarbij te corrigeren? Het kan immers niet de bedoeling zijn dat de EUPM daarbij slechts kan toekijken. Daarnaast vraagt hij naar de betrokkenheid van de OVSE bij de onderhavige politiemissie. Is daarbij sprake van een personele participatie, of betreft dat meer een toezichthoudende functie?
De heer Koenders (PvdA) vindt het een goede zaak dat Nederland nu proportioneel gaat bijdragen aan de EUPM en ook dat Defensie daarbij een rol speelt. De EUPM vormt voor de EU wel een uitdaging, wat de Unie moet nu kunnen laten zien dat zij deze taak kan uitvoeren. Van belang is wel dat een goede overdracht tussen UNIPTF en EUPM plaatsvindt, ook wat betreft de commandostructuur, want in de praktijk blijkt dit soort missies niet eenvoudig te zijn. Ook wil hij weten hoe de verdeling tot stand is gekomen tussen de aantallen politiefunctionarissen en marechaussees.
Hij vraagt of de EU eisen heeft geformuleerd waaraan de politie in Bosnië moet voldoen aan het einde van de missie per 2005. Probleem is dat de missie vooral ondersteunend van aard is en niet uitvoerend, want de vraag is wat dan nog de mogelijkheden voor de EUPM zijn om invloed uit te oefenen op hetgeen er in Bosnië gebeurt. Hij is minder optimistisch dan de regering over de laatste verkiezingen, omdat juist de drie nationalistische partijen, inclusief de SDA, een politieapparaat hebben opgebouwd dat zeer politiek gestuurd is. Op welke wijze kan de hoge vertegenwoordiger van de EU daarop invloed uitoefenen, gezien de invulling van de ondersteunende functies via de Bosnische regering?
De heer Koenders hecht eveneens waarde aan de synergie met de Europese Unie op andere terreinen, zeker ook omdat de EU bepaald geen geringe financiële bijdrage aan Bosnië verstrekt. Deze synergie kan inhouden dat aandacht wordt geschonken aan de hervorming van de Bosnische veiligheidssector, zowel in militair als in politioneel opzicht, opdat mensen in de dorpen bijvoorbeeld gevrijwaard blijven van invloeden van de maffia. Een ander belangrijke prioriteit is de bestrijding van de vrouwenhandel. Wellicht is het zinnig om bij de opzet van die missie niet alleen algemene criteria te stellen, maar ook aandacht te schenken aan de uitvoeringsaspecten. In ieder geval moet het het EUPM-personeel duidelijk zijn dat prostitutie in Bosnië strafbaar is. Bekend is dat functionarissen van de UNIPTF bij dit soort praktijken betrokken zijn geweest, hetgeen een zeer kwalijke zaak is. In dat verband verwijst hij ook naar de ervaringen van mevrouw Bolkovac over de betrokkenheid van UNIPTF bij het criminele circuit in Bosnië. Het is van belang dat dergelijke klokkenluiders in de EUPM ook de ruimte krijgen om dit soort wantoestanden aan de orde te stellen. Net als Amnesty International pleit hij voor een mensenrechtencomponent in de missie, zodat systematisch wordt onderzocht of de lokale politie zich schuldig maakt aan schending van de mensenrechten.
Hij sluit zich aan bij de vraag van de heer Blaauw over de rol van de EUPM bij de opsporing van oorlogsmisdadigers. Sowieso krijgt hij graag een duidelijker taakomschrijving van de EUPM, want die is nu te abstract geformuleerd. Zo is behoud van de huidige niveaus van institutionele en personele bekwaamheid onvoldoende, want deze dienen te worden verbeterd. Hij kan zich wel wat voorstellen bij de vergroting van de beheerscapaciteiten en operationele capaciteiten bij de politie, maar vraagt naar de rol van de Nederlandse functionarissen op dit punt. Voorts gaat hij ervan uit dat bij het toezicht op een passende politieke controle op de politie wordt gedoeld op het waarborgen van de neutraliteit van de lokale politie en het verminderen van een directe partijpolitieke beïnvloeding. Hij neemt ook aan dat de lokale politie, los van de EUPM, sowieso een beroep kan doen op bijstand van SFOR als zij een crisis niet meester kan worden.
Daarnaast vraagt de heer Koenders of de aansturing van de EUPM via de PSC (het Politiek en Veiligheidscomité van de EU) beter verloopt dan bij de VN het geval was. Wat is de rol van de Committee on Civilian Aspects of Crisis Management in dezen? Welke rol vervult Paddy Ashdown in Bosnië als hoofdvertegenwoordiger van de EU ten aanzien van de EUPM? Het is logisch dat het DCBC (Defensiecrisisbeheersingscentrum) in Nederland de vinger aan de pols houdt bij eventuele problemen, maar op welke wijze is de eindverantwoordelijkheid geregeld? Waarom draagt de chef defensiestaf de eindverantwoordelijkheid voor de militairen en de minister van BZK de eindverantwoordelijkheid voor de politiefunctionarissen? Het is toch aannemelijk dat de minister van Defensie de politieke eindverantwoordelijkheid draagt als het gaat om de inzet van militairen? Is een goede regeling getroffen voor de participatie van het ministerie van BZK in het DCBC? Wat is de functie van de liaison-officers met SFOR? Waarom worden marechaussees wel ingezet bij uitvoerende taken ten aanzien van het state border service-project?
Ten slotte vraagt hij of Nederland de extra kosten van de uitzending ad 18 mln euro per jaar moet betalen. Op welke wijze is dat geregeld? Waarom worden de kosten voor de civiele politie ad 1 mln euro gefinancierd uit de HGIS/ODA-middelen? Hoe verhoudt zich dat met de DAC-criteria?
Mevrouw Karimi (GroenLinks) steunt het besluit van de regering tot participatie in de EUPM, gezien het belang van een actieve bijdrage aan civiele crisisbeheersing en conflictpreventie. In hoeverre geldt bij deze uitzending ook het toetsingskader voor vredesmissies? Geldt in dezen dezelfde procedure voor het verkrijgen van instemming van de Kamer als bij vredesmissies het geval is?
Ook hoort zij graag in hoeverre er een relatie is tussen het mandaat van de EUPM met de resolutie van de Veiligheidsraad die de basis vormde voor de activiteiten van UNIPTF. Is het mandaat alleen gebaseerd op de overeenkomst met de regering van Bosnië-Herzegovina? Is deze overeenkomst al getekend en zo nee, kan dan de missie wel van start gaan?
Mevrouw Karimi constateert dat de EUPM met 500 mensen een veel kleinere omvang heeft dan de UNIPTF met 1600 mensen, omdat de EU-missie zich voornamelijk concentreert op het ondersteunen van het hogere kader en nauwelijks meer op executieve taken. Is deze keuze gebaseerd op het huidige ontwikkelingsstadium van de lokale politie, of vloeit die voort uit het aantal mensen en middelen dat de EU ter beschikking kon stellen? Was het niet mogelijk om andere landen dan lidstaten van EU, NAVO of OVSE bij de missie te betrekken? Het is voor haar de vraag of de EUPM wel aan haar doelstellingen kan voldoen zonder executieve taken op zich te nemen.
Ook zij verneemt graag hoe de EU-missie zal omgaan met het aspect van de vrouwenhandel en de rol van Bosnië daarin. Zij sluit zich aan bij de vragen van de heer Koenders op dit punt, ook als het gaat om de positie van klokkenluiders. Worden integriteitscriteria gesteld aan de EUPM-functionarissen en wat zullen die dan inhouden? Zij vraagt bovendien aan de minister van Defensie of het hem bekend is of Nederlandse SFOR-militairen betrokken zijn geweest bij de prostitutie of vrouwenhandel. Wat is de mening van de regering over de aanbevelingen van Amnesty International inzake de rol van de politie bij het toezicht en de handhaving van de mensenrechten in Bosnië? In haar optiek verdienen deze aanbevelingen alle steun.
Mevrouw Karimi wijst er voorts op dat de samenwerking tussen de verschillende internationale organisaties in Bosnië een probleem blijkt te zijn. Wat is in dezen de ambitie van de EU en de EUPM? Thans is sprake van een gebrek aan goede coördinatie, wat tot stagnatie in de ontwikkeling van Bosnië leidt. Zijn afspraken op schrift gesteld over de manier waarop SFOR de veiligheid van de EUPM garandeert? Als de EUPM-functionarissen de rule of law moeten handhaven en de georganiseerde criminaliteit moeten aanpakken die nu door de politieke leiders wordt gecontroleerd, dan lopen zij zeker risico's. Wat zijn de consequenties daarvan? Welke taken heeft de politie bij het opsporen van oorlogsmisdadigers en wat is de stand van zaken op dit punt?
Ten slotte vraagt zij of de EU reeds de in de brief genoemde 10 mln euro beschikbaar heeft gesteld. Wat betreft de 1 mln euro voor de Kmar en de 0,5 mln euro voor de civiele politie, vraagt zij in hoeverre die bedragen uit de HGIS/ODA-middelen kunnen worden gefinancierd. Op basis van welke criteria wordt geopteerd voor ODA-financiering? Wordt hiermee niet vooruitgelopen op de toezegging van de minister van Buitenlandse Zaken tijdens de begrotingsbehandeling dat met de Kamer over deze politieke keuze zou worden gediscussieerd en dat de koninklijke weg zou worden bewandeld? Is Nederland het enige EU-land dat kiest voor financiering van deze bijdrage aan de EUPM uit de ODA-middelen?
Het antwoord van de bewindslieden
De minister van Buitenlandse Zaken merkt allereerst op dat de coördinatie van de activiteiten van alle internationale organisaties in Bosnië-Herzegovina altijd moeilijk verloopt en dat er altijd een zekere spanning bestaat tussen ownership en externe assistentie. Waterdichte garanties voor een succes van de EUPM zijn derhalve ook niet te geven. Op het gebied van de coördinatie tussen de internationale organisaties is nog veel te verbeteren. Hij is bepaald niet optimistisch na de laatste verkiezingen in Bosnië-Herzegovina, gezien het opkomstpercentage en de wijze waarop langs etnische lijnen is gestemd. De aanwezigheid van de internationale gemeenschap, bijvoorbeeld in de vorm van SFOR, zal dan ook helaas nog moeten worden gecontinueerd.
De opsporing en aanhouding van oorlogsmisdadigers is in de allereerste plaats de verantwoordelijkheid van de regering van Bosnië-Herzegovina zelf. SFOR heeft daarvoor slechts een afgeleide verantwoordelijkheid. Op dit gebied gebeurt nog veel te weinig, zoals Nederland en andere landen in diverse gremia ook regelmatig benadrukken. Op dit uiteraard belangrijke punt is geen rol weggelegd voor de EUPM. Het aantal functionarissen dat zich bezighoudt met de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, zoals de vrouwenhandel, zal in het kader van de EUPM worden uitgebreid. Hiervoor wordt geen nieuwe unit ingesteld. De bestaande unit voor bestrijding van zware criminaliteit zal zich ook bezighouden met de bestrijding van corruptie.
Het is inderdaad de eerste keer dat de Europese Unie een dergelijke verantwoordelijkheid op zich neemt en daarmee zal ook ervaring moeten worden opgedaan. Er is terecht kritiek geuit op de betrokkenheid van functionarissen van de UNIPTF bij vrouwenhandel en prostitutie, de positie van klokkenluiders in dat opzicht en dergelijke. Met het oog daarop is het zaak dat de EUPM-functionarissen van begin af aan beseffen dat zij van dergelijke kritiek verschoond dienen te blijven. Men mag ervan uitgaan dat Nederland als voorzitter van de OVSE een belangrijk punt zal maken van de bestrijding van de vrouwenhandel in Bosnië-Herzegovina. De EUPM heeft geen bijzondere verantwoordelijkheid of directe taak inzake de bestrijding van de vrouwenhandel, maar dient uiteraard wel Bosnische functionarissen op dit punt te alerteren. In het komende overleg tussen het Nederlands voorzitterschap van de OVSE en de secretaris-generaal van de Raad van Europa zal ook de mogelijke rol van deze organisatie bij de bestrijding van de vrouwenhandel aan de orde komen.
Hij memoreert voorts dat de heer Ashdown een dubbele rol vervult als zijnde de hoge vertegenwoordiger van de VN in Bosnië-Herzegovina en dus de hoogste bestuurder van het land en tevens als EU-vertegenwoordiger. Als zodanig heeft de heer Ashdown ook een rol bij de aansturing van de EUPM. De politieke aansturing wordt verricht door het PSC onder leiding van de heer Solana in Brussel. Deze verhouding zorgt voor een betere aansturing in vergelijking met die van de VN-missie. De heer Frederiksen, het hoofd van de UNIPTF, zorgt voor een naadloze overgang van de UNIPTF op de EUPM. De EU-lidstaten hebben daarvoor ook al sinds oktober/november personeel in het operatiegebied gestationeerd.
Aangaande de relatie met de OVSE merkt de minister op dat de heer Ashdown als de hoge vertegenwoordiger en het coördinerend orgaan van de internationale gemeenschap in Bosnië vier task forces heeft opgezet waarin verdeeld naar onderwerp alle organisaties in Bosnië worden samengebracht. De rule of law task force is één daarvan. In een van de werkgroepen van deze taskforce, de werkgroep law enforcement, voeren de EUPM en de OVSE wekelijks overleg op uitvoeringsniveau. Er komt een liaison-officer van de EUPM bij de OVSE om de coördinatie zo goed mogelijk te doen plaatsvinden. De OVSE en de EUPM maken geen gebruik van elkaars kantoren, maar er is wel dagelijks contact tussen de 24 veldkantoren van de OVSE en de 24 toezichthoudende eenheden van de EUPM.
Hierna maakt hij duidelijk dat de financiering van de EUPM in de optiek van de Nederlandse regering wel degelijk valt binnen de criteria die OESO/DAC hanteert voor ODA-hulp, want dit betreft de wederopbouw van een voormalig crisisgebied en dat kent een meer dan stevige ontwikkelingscomponent. In deze criteria wordt bijvoorbeeld gesproken van «expenditure on police training». Met het oog daarop heeft het Nederlandse kabinet dan ook die politieke keuze gemaakt en is niet naar willekeur besloten om een deel van deze vredesmissie onder ODA te brengen. Bij de begrotingsbehandeling is toegezegd dat over de financiering van vredesoperaties uit ODA-middelen nog een bredere discussie in OESO-verband zal worden gevoerd, maar er is niet gesteld dat de uitkomst van deze discussie wordt afgewacht alvorens tot financiering van deze operaties uit ODA-middelen wordt overgegaan. In EU-verband zijn op dit punt geen afspraken gemaakt.
Tot slot zegt hij toe dat regelmatig aan de Kamer zal worden gerapporteerd over de voortgang van de EUPM. Ook bevestigt hij dat de EU met de regering van Bosnië-Herzegovina een status of forcesovereenkomst heeft afgesloten.
De minister van Defensie plaatst de inzet van de EUPM in het beoogde perspectief dat de Bosnische regering in 2005 haar eigen boontjes moet kunnen doppen. Nu UNIPTF het noodzakelijke heeft gedaan bij de lagere organen van de politie, zal de EUPM zich vooral richten op assistentie aan het middenkader en hogere kader en niet op de executieve taken. Ook bij het state border service-project is de EUPM niet belast met executieve taken, maar richt zij zich op het geven van ondersteuning aan de leidinggevenden. Aangezien de EUPM niet op het executieve vlak actief is, zullen haar functionarissen niet bewapend zijn. Voor hun persoonlijke veiligheid zijn zij afhankelijk van de lokale politie en, zo nodig, ook van SFOR. Waar nodig, zal die ondersteuning ook worden geboden. UNIPTF was ook niet bewapend en dat bleek in de praktijk niet op problemen te stuiten.
Doelstelling is dat in Bosnië-Herzegovina na 2005, naar internationale standaarden gemeten, beschikt over een goed functionerende en politiek goed aangestuurde politiemacht. Dat laat onverlet dat de huidige situatie nog steeds niet toereikend is, het feit in aanmerking nemend dat de winnende partijen bij de laatste verkiezingen banden hebben met de georganiseerde criminaliteit. In die zin heeft de georganiseerde criminaliteit ook invloed op de politie. De EUPM zal proberen invloed uit te oefenen op de politieke aansturing van de politie om deze banden tussen de georganiseerde criminaliteit en de politiek te doorbreken. Het hoofd van de EUPM, de heer Frederiksen, is in de eerste plaats verantwoordelijk voor geven van de nodige dekking aan het optreden van de EUPM-functionarissen op dit punt. Nederland zal een en ander in de gaten houden. Daarnaast heeft de heer Ashdown een joint strategy on organized crime opgesteld en is binnen de EUPM een eenheid voor bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit opgericht. Voorts heeft de heer Ashdown maatregelen genomen om het civiele toezicht op de Bosnische strijdkrachten te versterken en te zorgen voor een transparant wapenexportregime.
Met de heer Blaauw is hij van mening dat het organisatieschema voor de EUPM niet eenvoudig is. 28 Nederlanders, onder wie een kolonel van de marechaussee als hoofd operaties, zullen deel uitmaken van de EUPM. Eén van hen is belast met het dagelijks informeren van het DCBC. Via een verbindingspersoon bij de Kmar-staf is ook de minister van BZK, die verantwoordelijk is voor de acht civiele functionarissen van Nederland bij de EUPM, op de hoogte van de gang van zaken. De uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt bij de Algemene Raad en in het bijzonder bij het PSC, waarin een speciale ambassadeur van Nederland zitting heeft. Op deze wijze is geregeld dat de informatie-uitwisseling op alle niveaus optimaal is, zodat de ministers van Defensie en van BZK hun politieke eindverantwoordelijkheid kunnen waarmaken.
De EUPM bestaat voor 80% uit mensen afkomstig uit de EU en voor 20% uit mensen uit de rest van Europa, inclusief Slowakije, Slovenië en Litouwen. Ook is er een vertegenwoordiging uit Canada. De missie is per 1 januari 2003 operationeel. Beoogd wordt om het aantal civiele politiefunctionarissen uit Nederland te laten stijgen tot tien à vijftien. Nederland heeft, gezien de bijdrage van vergelijkbare landen, een onevenredig groot aandeel in de onderhavige operatie. Dat was ook het geval bij de UNIPTF.
De minister bevestigt dat in de brief een grove opstelling van de kosten is gegeven. Hij kan, zo de Kamer dat wenst, de details dienaangaande aan de Kamer doen toekomen.
Hij beschikt niet over aanwijzingen waaruit blijkt dat uitgezonden Nederlandse militairen betrokken zijn bij de vrouwenhandel in Bosnië, maar hij zal dat nog checken. Hij is wel zeer bezorgd over het probleem van de vrouwenhandel en zal derhalve alle mogelijkheden aangrijpen om dat aan te pakken. Mocht er wel sprake zijn van enige betrokkenheid van Nederlandse militairen bij deze handel, dan zal hij direct optreden.
Tot slot zegt hij toe dat de Kamer een tussenevaluatie zal ontvangen. Het lijkt hem wat vroeg om die evaluatie al in 2003 uit te brengen, want het lijkt hem beter om dat pas te doen als de EUPM wat langer operationeel is geweest. Wellicht dat de minister van Buitenlandse Zaken in de tussenevaluatie ook ingaat op het toekomstperspectief na 2005.
De heer Koenders (PvdA) vraagt of bij de discussie in OESO-kader aan de orde komt of financiering van dit soort missies uit de ODA-middelen mogelijk is op basis van het criterium «expenditure on police training». In algemene zin is hij er immers geen voorstander van dat alle politiemissies uit ODA-middelen worden gefinancierd, zij het dat hij het in dit specifieke geval wel begrijpelijk vindt omdat het louter om non-executieve taken gaat.
De heer Blaauw (VVD) is van mening dat er moet worden gestreefd naar het opzetten van een corruptiemeldingspunt bij de EUPM. Verder vraagt hij of het niet tijd wordt om de EU Monitoring Mission op te heffen, ook gezien het feit dat de OVSE al over 24 kantoren in het gebied beschikt.
De heer Van Winsen (CDA) krijgt graag te horen wanneer de tussenrapportage precies zal worden uitgebracht. Hij geeft er nog steeds de voorkeur aan om in de loop van 2003 over de missie te worden geïnformeerd, al behoeft dat niet via een zware rapportage te geschieden.
Mevrouw Karimi (GroenLinks) vraagt wat de minister van Buitenlandse Zaken vindt van de aanbeveling van Amnesty International inzake het instellen van een afdeling mensenrechten met coördinerende taken, die ook kan fungeren als onafhankelijke klachtencommissie.
De minister van Buitenlandse Zaken antwoordt dat de regering haar standpunt zal heroverwegen als de OESO vindt dat ODA-middelen niet voor de financiering van de EUPM kunnen worden aangewend.
Met de heer Blaauw onderkent hij dat kan worden getwijfeld aan het nut van voortzetting van de EU Monitoring Mission. Deze discussie wordt thans in Brussel gevoerd en het zou hem niet verbazen als dit uitmondt in beëindiging van deze missie van de EU.
In antwoord op mevrouw Karimi deelt hij mede dat de heer Ashdown ook een task force human rights heeft ingesteld. Hij gaat ervan uit de aanwezigheid van de EU in de figuur van Paddy Ashdown ervoor zorgt dat datgene waarvan de UNIPTF terecht is beschuldigd, niet meer voorkomt. In die zin steunt hij het appèl van Amnesty International. Het lijkt hem niet noodzakelijk om hiervoor een apart mensenrechtenbureau aan de EUPM te koppelen.
De minister van Defensie geeft aan dat EUPM-functionarissen gevallen van corruptie of onjuiste taakopvattingen bij de lokale politie kunnen melden, waarbij de heer Ashdown de bevoegdheid heeft om de betrokken politiefunctionaris te ontslaan. Hij zal nagaan of dit in de praktijk ook voldoende functioneert.
Hij zegt toe om in het kader van de eerstkomende rapportage op de derde woensdag van mei ook informatie te verstrekken over de EUPM-activiteiten.
De minister van Buitenlandse Zaken spreekt tot slot zijn grote waardering uit voor de grote deskundigheid waarmee de heer Blaauw de afgelopen jaren zowel binnen als buiten de Kamer in allerlei parlementaire gremia werkzaam is geweest.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken sluit zich bij deze woorden aan. Namens alle collega's zegt hij de heer Blaauw veel dank voor de plezierige wijze waarop hij altijd in deze commissie en aanverwante commissies heeft geopereerd.
De heer Blaauw (VVD) dankt hen voor deze woorden.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
De Haan
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Terpstra
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Van de Camp
De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,
Jorritsma-Lebbink
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Van Oort
Samenstelling:
Leden: Terpstra (VVD), Blaauw (VVD), Vos (GroenLinks), De Graaf (D66), Dijksma (PvdA), Van Oven (PvdA), De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Eurlings (CDA), Wilders (VVD), Van Aartsen (VVD), Janssen van Raay (LPF), ondervoorzitter, Zvonar (LPF), Smulders (LPF), Palm (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Teeven (Leefbaar Nederland), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA) en Haverkamp (CDA).
Plv. leden: Geluk (VVD), Van den Doel (VVD), Dittrich (D66), Bussemaker (PvdA), Arib (PvdA), Hessels (CDA), Albayrak (PvdA), Van den Brand (GroenLinks), Netelenbos (PvdA), Van Velzen (SP), Sterk (CDA), Monique de Vries (VVD), Jorritsma-Lebbink (VVD), De Jong (LPF), Wiersma (LPF), Herben (LPF), Smilde (CDA), Rambocus (CDA), Jense (Leefbaar Nederland), Van der Staaij (SGP), Eski (CDA), Van Winsen (CDA) en Çörüz (CDA).
Samenstelling:
Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Blaauw (VVD), De Graaf (D66), Van Oven (PvdA), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Monique de Vries (VVD), Karimi (GroenLinks), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Van der Staaij (SGP), Geluk (VVD), Janssen van Raay (LPF), Zvonar (LPF), Van Winsen (CDA), Van den Brand (GroenLinks), Teeven (Leefbaar Nederland), Schonewille (LPF), De Jong (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Smilde (CDA), Eski (CDA) en Van Dijk (CDA).
Plv. leden: Van den Doel (VVD), Van Aartsen (VVD), Dittrich (D66), Netelenbos (PvdA), Bruls (CDA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Oplaat (VVD), Vos (GroenLinks), Van Haersma Buma (CDA), Bussemaker (PvdA), Van Velzen (SP), Rouvoet (ChristenUnie), Wilders (VVD), Smulders (LPF), Zeroual (LPF), Algra (CDA), Jense (Leefbaar Nederland), Varela (LPF), Palm (LPF), Mastwijk (CDA), Buijs (CDA), Hessels (CDA) en Spies (CDA).
Samenstelling:
Leden: Te Veldhuis (VVD), Van de Camp (CDA), voorzitter, Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Luchtenveld (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Rietkerk (CDA), Van der Staaij (SGP), Blok (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Schonewille (LPF), ondervoorzitter, Teeven (Leefbaar Nederland), Wolfsen PvdA), Spies (CDA), Stuger (LPF), Eerdmans (LPF), Azough (GroenLinks), Zeroual (LPF), Sterk (CDA), Smilde (CDA) en Haverkamp (CDA).
Plv. leden: Rijpstra (VVD), Mosterd (CDA), K.G. de Vries (PvdA), Adelmund (PvdA), Van der Ham (D66), De Grave (VVD), Verbugt (VVD), Lazrak (SP), Rosenmöller (GroenLinks), Meijer (CDA), Slob (ChristenUnie), Van Beek (VVD), Rambocus (CDA), Janssen van Raay (LPF), Jense (Leefbaar Nederland), Van Oven (PvdA), Çörüz (CDA), Palm (LPF), Wiersma (LPF), Halsema (GroenLinks), Varela (LPF), Eski (CDA), Bruls (CDA) en Verburg (CDA).
Samenstelling:
Leden: Blaauw (VVD), K.G. de Vries (PvdA), Jorritsma-Lebbink (VVD), voorzitter, Vos (GroenLinks), Bakker (D66), Van den Doel (VVD), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Albayrak (PvdA), Herben (LPF), ondervoorzitter, Janssen van Raay (LPF), Hoogendijk (LPF), Van Winsen (CDA), Palm (LPF), Mastwijk (CDA), Rambocus (CDA), Kortenhorst (CDA), Teeven (Leefbaar Nederland), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Van Velzen (SP), Algra (CDA) en Haverkamp (CDA).
Plv. leden: Van Aartsen (VVD), Geluk (VVD), Van den Brand (GroenLinks), Lambrechts (D66), Wilders (VVD), Van Oven (PvdA), Monique de Vries (VVD), Adelmund (PvdA), Smolders (LPF), Van den Brink (LPF), Groenink (LPF), De Haan (CDA), Wiersma (LPF), Bruls (CDA), Ferrier (CDA), Smilde (CDA), Jense (Leefbaar Nederland), Van der Staaij (SGP), Van Dijk (CDA), Van Bommel (SP), Jan de Vries (CDA) en Ormel (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22181-365.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.