22 181
De situatie in Joegoslavië

nr. 103
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN DEFENSIE EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 23 juni 1995

Inleiding

Het kabinet heeft zich vandaag beraden over de recente ontwikkelingen rondom het conflict in het voormalige Joegoslavië. Het heeft verheugd kennis genomen van de recente vrijlating door de Bosnische Serviërs van de laatste gegijzelden, onder wie drie Nederlandse militaire VN-waarnemers, en van het feit dat, voor het eerst in anderhalve maand, op 20 juni jl. een konvooi met brandstof en vers voedsel voor Dutchbat tot Srebrenica is toegelaten. Het kabinet heeft zich in het bijzonder beraden over de aflossing van Dutchbat in Srebrenica en over de Nederlandse bijdrage, in Navo-verband, aan een gehele of gedeeltelijke evacuatie-operatie van de VN-vredesmacht. Wij stellen u via deze brief graag op de hoogte van de inhoud en de achtergronden van de genomen besluiten.

Uitgangspunt van het kabinetsberaad waren de algemene overwegingen genoemd in de brief aan de Kamer over de situatie in het voormalige Joegoslavië van 7 juni jl. (D101/95/11 086). Recente ontwikkelingen hebben aan deze overwegingen geen afbreuk gedaan. De vrijlating van de laatste gegijzelde VN-militairen maakt de weg vrij voor hervatting van vredesonderhandelingen op basis van het plan van de Contactgroep. Aanvaarding van dit plan door de Bosnische Serviërs blijft de beste vooruitzichten voor een duurzame politieke oplossing van het conflict bieden. De VN-aanwezigheid in het voormalige Joegoslavië schept hiervoor mede de voorwaarden en draagt ertoe bij het oorlogsgeweld te matigen. Hoezeer de blauwhelmen soms ook worden gehinderd, zonder hen zouden vele duizenden mensenlevens meer verloren zijn gegaan. De regering is van mening dat Nederland zich, samen met andere landen, moet blijven inspannen om deze belangrijke humanitaire missie te doen slagen. Een algehele of gedeeltelijke terugtrekking van de VN zou ook grote risico's voor de VN-militairen met zich meebrengen en een verdere aantasting van de internationale rechtsorde betekenen.

Zoals bekend, zijn de omstandigheden waaronder de blauwhelmen in het voormalige Joegoslavië hun taken moeten vervullen moeilijker geworden. De snelle reactiemacht, waartoe de VN-Veiligheidsraad op 16 juni jl. heeft besloten, biedt onder deze omstandigheden de beste mogelijkheden om de veiligheid en de effectiviteit van de VN-militairen te vergroten. Deze macht zal waarschijnlijk begin juli a.s. volledig operationeel zijn. De regering is van oordeel dat de toekomst van de VN-aanwezigheid in het voormalige Joegoslavië mede in belangrijke mate zal afhangen van de effectiviteit van deze reactiemacht. Tegen deze achtergrond acht zij de Nederlandse deelneming, die de Tweede Kamer in grote meerderheid heeft ondersteund, eens te meer van belang.

Op dit moment nemen zesendertig landen deel aan de VN-vredesmacht in het voormalige Joegoslavië en levert een groot aantal andere landen belangrijke ondersteuning. Aan de vooravond van wat ongetwijfeld een onzekere en moeilijke periode zal zijn, hebben Navo-bondgenoten en EU-partners gekozen voor handhaving van de vredesmacht en voor voortgezette deelneming. De internationale bereidheid daartoe is ook binnen de Veiligheidsraad, de Contactgroep, de Navo, en de Europese Unie tot uitdrukking gekomen. Nederland kan en wil zich niet aan de aangegane verplichtingen onttrekken. Het succes van de VN-missie in het voormalige Joegoslavië berust immers mede op de bereidheid van landen zich te blijven inzetten voor een politieke oplossing van het conflict. Tegelijkertijd is het kabinet van oordeel dat in bondgenootschappelijk verband alle nodige militaire voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen om een onverhoopte algehele of gedeeltelijke evacuatie van de VN-vredesmacht toereikend te kunnen steunen. Ook daaraan dient Nederland zijn bijdrage te leveren.

Besluiten

Tegen deze achtergrond heeft het kabinet de volgende besluiten genomen:

– de VN zal worden medegedeeld dat, na de aflossing van Dutchbat in Srebrenica, Nederland in beginsel bereid is tot 1 januari 1996 infanterie-eenheden te blijven leveren aan Unprofor. De mogelijke taak, lokatie en omvang van deze infanterie-eenheden zal in de komende periode in overleg met de VN worden bepaald;

– het kabinet zal zich tijdig vóór 1 januari 1996 beraden over de aard, de omvang en de samenstelling van een Nederlandse bijdrage aan de VN-vredesmacht in het voormalige Joegoslavië ná die datum. Aangezien Nederlandse eenheden voor periodes van 6 maanden worden uitgezonden, is het uitgangspunt dat de Nederlandse bijdrage elk half jaar op grond van de dan geldende omstandigheden wordt geëvalueerd;

– de Nederlandse eenheden in Srebrenica zullen, in overleg met de VN en Oekraïne, zo spoedig mogelijk worden afgelost door een Oekraïnse eenheid. Tot het moment van aflossing zal Nederland VN-taken in de enclave blijven vervullen;

– de Nederlandse compagnie in de Sapnaduim in Bosnië wordt in juli afgelost door een compagnie van het 42ste bataljon Limburgse jagers;

– aan de hand van de uitkomst van het overleg in de komende weken met de VN over het hergroeperingsplan van Unprofor, zal het kabinet zich zo spoedig mogelijk beraden over VN-taken voor het 42ste bataljon in Bosnië voor dat deel van de uitzendingstermijn van zes maanden dat niet in Srebrenica en de Sapnaduim wordt doorgebracht. De VN hebben Nederland gevraagd in ieder geval het bataljon voor een nieuwe missie beschikbaar te houden. Er zal in ieder geval sprake moeten zijn van een zinvolle taak, bij voorkeur in Midden-Bosnië;

– de sterkte van de extra Nederlandse mortiercompagnie en mortieropsporingsradargroep voor de nieuwe snelle reactiemacht van Unprofor is vastgesteld op 178 militairen. Zij zullen begin juli op hun basis in Midden-Bosnië zijn. Daarnaast is besloten het verzoek om 17 extra staffunctionarissen en liaison-officieren ten behoeve van de snelle reactiemacht in te willigen;

– de opperbevelhebber van de Navo-eenheden in Europa (Saceur) zal formeel worden meegedeeld welke Nederlandse eenheden beschikbaar zijn voor een eventuele evacuatie-operatie in het voormalige Joegoslavië. Deze eenheden zullen pas worden uitgezonden na aanwijzing door Saceur en een unaniem besluit van de Navo-raad. De Tweede Kamer zal in dat geval terstond worden ingelicht.

In het vervolg van deze brief worden de besluiten toegelicht.

De aflossing van het versterkte infanteriebataljon van de Luchtmobiele brigade

Zoals u weet, verstrijkt op 1 juli a.s. de termijn van anderhalf jaar waarvoor Nederland de VN een versterkt infanteriebataljon van de Luchtmobiele brigade heeft toegezegd. Twee compagnieën van deze eenheid, met hun ondersteuning, bevinden zich in de Moslem-enclave Srebrenica. Eén compagnie is gelegerd in de Sapnaduim bij Tuzla in Midden-Bosnië. De logistieke eenheid voor het bataljon maakt deel uit van het logistieke en transportbataljon te Busovaca en Santici. Door samenvoeging van het logistieke en het al eerder ter beschikking van de VN gestelde transportbataljon is inmiddels een afslanking bereikt van 160 militairen.

Sinds de aflossing van de Canadese eenheid, in februari 1994, hebben Nederlandse militairen in Srebrenica hun taken onder dikwijls moeilijke omstandigheden moeten verrichten. De regering heeft zich de afgelopen maanden de grootst mogelijke inspanning getroost de aflossing van de Nederlandse VN-militairen in Srebrenica te bewerkstelligen. Er zijn gesprekken gevoerd met onder meer secretaris-generaal Boutros Ghali van de Verenigde Naties, de onder-secretaris-generaal voor vredesoperaties Kofi Annan, de VN-onderhandelaar Stoltenberg, en de commandanten van UNPF en Unprofor, de generaals Janvier en Smith. Ook is bilateraal overleg gevoerd. Hoewel het Nederlandse verzoek alom redelijk werd geacht, was van meet af aan duidelijk dat de bereidheid bij andere landen om de Nederlandse VN-taak in Srebrenica over te nemen gering was.

Uit overleg met de VN en uit bilaterale contacten is gebleken dat Oekraïne in beginsel bereid is onze taak in Srebrenica over te nemen. De afgelopen periode is regelmatig overleg geweest met de Oekraïnse autoriteiten via de Nederlandse ambassade in Kiev en met de permanente vertegenwoordiging van Oekraïne bij de VN in New York. Op 9 juni jl. heeft de Minister van Defensie gesproken met zijn Oekraïnse ambtgenoot Sjmarov, en marge van de bijeenkomst te Brussel van de ministers van Defensie van de Navo-landen met de samenwerkingspartners uit Midden- en Oost-Europa. Tijdens dit gesprek is besloten bilateraal een plan op te stellen voor de beoogde aflossing in Srebrenica. Tegen deze achtergrond is van 15 t/m 21 juni jl. overleg gevoerd in Kiev. Het bezoek van een Nederlandse delegatie is op 21 juni afgesloten met de ondertekening van een protocol door de plaatsvervangend chef van de generale staf van Oekraïne en de Nederlandse plaatsvervangend chef defensiestaf (zie bijlage).

Het protocol ligt onder het beslag van een formeel verzoek van de VN aan Oekraïne om Nederland in Srebrenica af te lossen en van de daarop volgende definitieve politieke besluitvorming door de Oekraïnse autoriteiten. Ten tijde van de ondertekening van het protocol was een formeel VN-verzoek te Kiev nog niet ontvangen. De onder-secretaris-generaal van de VN voor vredesoperaties heeft de Minister van Defensie tijdens een onderhoud te New York op 19 juni jl. toegezegd een dergelijk verzoek op korte termijn aan Oekraïne te zenden. De Bosnische regering heeft zich bij monde van minister van Buitenlandse Zaken Sacirbey akkoord verklaard met de komst van een Oekraïnse eenheid naar Srebrenica.

Nu al is duidelijk dat Oekraïne Nederland niet per 1 juli a.s. in Srebrenica kan aflossen. Dat heeft te maken met de tijd die nodig is om het in Kroatië gelegerde Oekraïnse bataljon ordelijk aan de VN-vredesmacht in dat land te onttrekken en naar Bosnië-Herzegowina te verplaatsen.

Over de modaliteiten van de aflossing wordt nog gesproken met de VN en Oekraïne. De veiligheid en de zorg voor het Nederlands personeel staan hierbij voor de regering voorop. De regering streeft naar een zo spoedig mogelijke aflossing en een zo kort mogelijke rotatieperiode. Op grond van de resultaten van dit overleg en de in Bosnië heersende omstandigheden zal worden beoordeeld of vastgehouden moet worden aan de geplande aflossing in Srebrenica, in juli, van de twee compagnieën van het versterkte infanteriebataljon van de Luchtmobiele brigade door eenheden van het 42ste pantserinfanteriebataljon Limburgse Jagers.

De in de Sapnaduim gelegerde compagnie zal, volgens plan, in juli worden afgelost door een compagnie van het 42ste bataljon. De komende periode zal in overleg met de VN worden bezien welke taak het 42ste bataljon zal vervullen nadat de aflossing in Srebrenica is voltooid. De eenheid wordt immers voor de gebruikelijke uitzendtermijn van zes maanden ter beschikking van de VN gesteld. Het kabinet geeft de voorkeur aan een nieuwe taak in Midden-Bosnië. Het spreekt vanzelf dat deze taak goed moet aansluiten op de aard en de uitrusting van de Nederlandse eenheden. Zodra het overleg met de VN hierover tot resultaten heeft geleid, zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.

De Nederlandse bijdrage aan de snelle reactiemacht

Nederland draagt, zoals bekend, een mortiercompagnie van het Korps mariniers en een mortieropsporingsradargroep van de Koninklijke landmacht bij tot de nieuwe snelle reactiemacht van de VN-commandanten in het voormalige Joegoslavië. Deze eenheden zullen nauw samenwerken met eenheden uit het Verenigd Koninkrijk. Uit nader overleg is gebleken dat de Britten niet kunnen voorzien in alle benodigde logistieke voorzieningen voor de extra Nederlandse eenheden. Daarom is besloten een Nederlandse veldkeukengroep, alsmede twee medische en twee logistieke specialisten aan de eenheden toe te voegen. De extra Nederlandse eenheid komt daardoor op in totaal 178 militairen.

Zoals de Kamer in onze brief van 7 juni jl. (D101/95/11 088) is gemeld, heeft de regering zich eerder in beginsel bereid verklaard in te gaan op verzoeken om Nederlandse staffunctionarissen ten behoeve van de multinationale staven voor de snelle reactiemacht. Inmiddels is het internationale overleg over de samenstelling van de staf van de snel inzetbare multinationale brigade voltooid. De brigade zal worden geleid door een Franse generaal, wiens plaatsvervanger (tevens Chef-Staf) een Brit is. Nederland is gevraagd de plaatsvervangend Chef-Staf alsmede twaalf staffunctionarissen te leveren. Zij zullen worden geplaatst bij de staf van UNPF in Zagreb, de staf van Unprofor in Sarajevo en de mobiele brigadestaf van de multinationale brigade. Voor liaisontaken tussen de extra Nederlandse eenheden enerzijds en het Britse Light Gun Regiment en de Britse logistieke basis in Split anderzijds zijn vier extra functionarissen nodig. Gelet op het belang voldoende vertegenwoordigd te zijn in de staven en op de noodzaak de extra Nederlandse militairen optimaal te ondersteunen, heeft het kabinet besloten deze verzoeken in te willigen. De extra Nederlandse bijdrage in het kader van de snelle reactiemacht komt daarmee op 195 militairen. De aanvullende personele uitgaven voor de zeventien staffunctionarissen en liaison-officieren en de acht aan de eenheden toegevoegde militairen bedragen ongeveer f 1 miljoen op jaarbasis en komen ten laste van het artikel 08.02 «Vredesoperaties» van de defensiebegroting.

De bondgenootschappelijke voorzorgsmaatregelen voor een evacuatie-operatie

Nederland heeft zich in beginsel bereid verklaard in Navo-verband eenheden bij te dragen aan een onverhoopte algehele of gedeeltelijke evacuatie-operatie van de VN-vredesmacht in het voormalige Joegoslavië. Alle noodzakelijke militaire voorzorgsmaatregelen voor een dergelijke operatie moeten uiteraard tijdig worden getroffen. De inventarisatie door Saceur van eenheden die bij een dergelijke operatie zouden worden ingezet, maakt van deze voorzorgsmaatregelen deel uit.

In antwoord op een verzoek van Saceur van 19 mei jl. zal Nederland laten weten de volgende eenheden ter beschikking van een eventuele evacuatie-operatie te stellen:

– een versterkt bataljon van het Korps Mariniers (dat deel uitmaakt van het UK/NL Landing Force);

– een bataljon van de Luchtmobiele brigade;

– een mortieropsporingspeloton (dat ook deel zal uitmaken van de snelle reactiemacht);

– een kleine geneeskundige eenheid met medisch specialisten en gewondentransport;

– een peloton van het Korps Commandotroepen;

– zes F-16's, toe te voegen aan het detachement van achttien F-16's in Villafranca (dit staat los van de zes F-16's die op 20 juni jl. op 48-uurs afroepbasis in Nederland zijn geplaatst);

– twee F-27 toestellen voor medische evacuatie;

– een C-130 transportvliegtuig;

– twintig vrachtwagens 10-ton;

– een luchtmachtbewakingspeloton;

– een luchtafweereenheid;

– enige specialisten en stafpersoneel.

De benodigde logistieke steun is afhankelijk van de wijze waarop deze eenheden worden ingebed in grotere multinationale eenheden. De Nederlandse bijdrage telt, uitgaande van een geschatte logistieke capaciteit van zo'n 600 man, ongeveer 2 200 militairen. Gebruik zal worden gemaakt van logistieke installaties in Italië en in het voormalige Joegoslavië.

Op grond van de formele aanmelding van de eenheden door de bondgenoten kan de militaire planning worden verfijnd. De genoemde eenheden zullen pas worden uitgezonden na aanwijzing door Saceur en een unaniem besluit van de Navo-raad. Alle inspanningen van het bondgenootschap zijn er overigens op gericht de VN-vredesmacht in het voormalige Joegoslavië te handhaven.

Staffunctionaris voor Unprofor

Ondergetekenden hebben al eerder besloten om, op verzoek van de VN, een onderofficier uit te zenden voor de zogenoemde «demining cell» van het hoofdkwartier van sector Noord-Oost van Unprofor, in Tuzla. De functionaris wordt belast met de informatieverwerking betreffende mijnen. Hij ruimt niet zelf mijnen. Dat is een taak van de genie-eenheden van Unprofor.

De Minister van Defensie,

J. J. C. Voorhoeve

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

Naar boven