22 181
De situatie in Joegoslavië

nr. 101
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 juni 1995

De vaste commissies voor Buitenlandse Zaken1 en voor Defensie2 hebben op 10 mei 1995 overleg gevoerd met minister Van Mierlo van Buitenlandse Zaken en minister Voorhoeve van Defensie over de situatie in het voormalig Joegoslavië en de toekomst van het Dutchbat. Het overleg vond plaats aan de hand van de brief van de beide ministers d.d. 4 mei 1995 (kamerstuk 22 181, nr. 94) en de brief van de minister van Defensie d.d. 9 mei 1995 (kamerstuk 22 181, nr. 95).

Van het overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Blaauw (VVD) stelde vast dat de Verenigde Naties het er in Kroatië volledig bij hebben laten zitten: het Kroatische leger heeft West-Slavonië vrijwel onder controle gebracht, de term «ethnic cleansing» is alweer gevallen en de Unprofor-troepen (nu «Uncro-troepen» geheten) die Servische Kroaten in de UN Protected Areas (UNPA's) zouden moeten beschermen, hebben niets gedaan. Wat zullen de consequenties dan zijn indien het Kroatische leger ook de andere UNPA's zou gaan aanvallen? Het VN-mandaat blijkt niet te worden uitgevoerd. Houdt dat tevens in dat de zware wapens die de Uncro-troepen nu in beheer hebben, weer door de Servische Kroaten overgenomen kunnen worden, waardoor in het Uncro-gebied een totaal conflict kan uitbreken? Welk uitzicht is er op instemming van alle betrokken partijen met het Uncro-mandaat?

De heren Stoltenberg, Owen en Akashi reizen nog steeds heel wat af, zonder dat er iets uit komt. De heer Blaauw zag de toekomst dan ook somber in, vooral ook voor de Nederlandse eenheden in Bosnië. In Srebrenica is de logistieke situatie penibel aan het worden. Zo moet, wegens tekorten aan brandstof, te voet worden gepatrouilleerd. Is er wel voldoende brandstof om, als dat nodig is, weg te kunnen komen? De voedselsituatie wordt in de brief van 4 mei omschreven als «redelijk». Hij vond dat de logistieke situatie in Srebrenica moet verbeteren, zo nodig door middel van bevoorrading door de lucht. De helikopters die dit zouden moeten uitvoeren, zijn weliswaar kwetsbaar, maar zo'n bevoorrading door de lucht, al is die misschien maar éénmalig, zou wel een duidelijk signaal aan de betrokken partijen zijn.

Inmiddels hebben alle partijen zich goed toegerust om er op militair vlak weer flink «tegenaan te gaan». Alleen de Bosnische Serviërs lijken wellicht enigszins oorlogsmoe, maar dat kan snel veranderen. De heer Blaauw achtte het in ieder geval heel wel mogelijk dat binnenkort weer gevechtshandelingen op grote schaal uitbreken, ook als gevolg van het oplaaien van gevechtshandelingen in Kroatië.

Hij vond het onbestaanbaar dat de ICFY-missie nu dreigt te gaan mislukken omdat financiële middelen ontbreken. Wanneer het aantal waarnemers aan de grenzen tussen Servië en het door de Bosnische Serviërs beheerste gebied tot een minimum wordt teruggebracht, wordt de controle aan die grenzen een farce. In de brief van 4 mei wordt gezegd dat de controle op de naleving van de sanctiemaatregelen adequaat verloopt. Betekent dit dat de waarnemers goed kijken, of dat er maar weinig bij de grenzen aankomt en die weinige goederen bovendien worden geconfisceerd? Opvallend is overigens dat direct daarna in de brief zorg wordt uitgesproken over bevoorrading met olieprodukten vanuit Albanië.

Er moet nu ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de Nederlandse troepen in Bosnië (hetgeen trouwens ook geldt voor de VN-eenheden van andere landen) in het kruisvuur tussen elkaar bevechtende partijen terechtkomen. Ook is er de mogelijkheid dat er direct gevuurd wordt op Nederlandse en andere VN-eenheden, eventueel ook met zware wapens. De heer Blaauw vond dat in zo'n situatie zonder aarzelen het NAVO-evacuatieplan in werking moet worden gezet. Zichtbare Amerikaanse steun is daarbij dan méér dan gewenst. Het gaat dan immers niet meer om een zaak van Unprofor, maar om een operatie van NAVO-bondgenoten en Amerikaanse hulp is daarbij nodig. Evacuatie zou uiteraard voor de achterblijvende burgerbevolking een ernstige zaak zijn, maar de veiligheid van de eigen eenheden stond voor hem voorop. Overigens kan de evacuatie ook tot bepaalde plaatsen beperkt blijven, bijvoorbeeld tot Srebrenica, maar die evacuatie zal dan wel moeten plaatsvinden, zo nodig door de lucht.

Hij wees er in dit verband op dat sinds 1 mei jl. de situatie in Bosnië is gewijzigd. Tot die dag was er immers een bestand, maar nu is dat niet meer het geval. Zolang er nog een bestand was, zou spreken over een mogelijke evacuatie wellicht een verkeerd signaal zijn geweest ten opzichte van de Bosnische Serviërs, maar nu het gevaar dreigt van een totale oorlog, leek het hem nodig dat in het openbaar duidelijk wordt gemaakt dat er geëvacueerd zal worden als de situatie in Srebrenica nog veel slechter wordt.

Verder vond hij dat het luchtwapen wat minder terughoudend ingezet dient te worden. Ook hier geldt weer dat de situatie sinds 1 mei jl. is veranderd. Als nu VN-eenheden onder vuur komen te liggen, dient snel en adequaat met het luchtwapen te worden ingegrepen. Daartoe is het wellicht nodig om het verkennings-luchtwapen verder te versterken, hoewel anderzijds langzamerhand wel iedere vierkante centimeter van Bosnië-Herzegovina, zeker in de gebieden rond de safe havens, volledig in kaart gebracht zal zijn. Het sneller inzetten van het luchtwapen kan leiden tot pogingen tot represailles op de grond, maar die consequentie zal genomen moeten worden.

Nederland moet blijven aandringen op vervanging van de Nederlandse eenheden in Srebrenica en dient daar langzamerhand ook een tijdslimiet aan te verbinden. Dit kan niet steeds maar blijven doorsudderen; er dient op korte termijn duidelijkheid over te komen. De heer Blaauw drong erop aan nader te overwegen of het wel terecht is om Nederlandse grondtroepen aan te bieden aan de VN ten behoeve van de operatie in voormalig Joegoslavië zonder daar een bepaalde einddatum bij te stellen. Nederland kan niet tot in het oneindige doorgaan met deze vredesoperatie, mede met het oog op de reorganisatie van de landmacht.

Ten slotte vond hij dat, in het geval Nederland een belangrijke rol blijft spelen bij het leveren van grondtroepen, het volstrekt voor de hand ligt dat Nederland lid wordt van de Contactgroep.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks) was verontrust door de persberichten over ernstig wangedrag van Nederlandse militairen in voormalig Joegoslavië. Vooralsnog is daar wel adequaat op gereageerd door de minister van Defensie; aanvankelijk werd alleen een verkennend onderzoek ingesteld, maar inmiddels is een strafrechtelijk onderzoek gelast. De uitkomsten van dit onderzoek wachtte zij af. Wel wordt ook min of meer bedekt vanwege het ministerie gezegd dat wangedrag niet zo verbazingwekkend zou zijn, gezien opleiding en recrutering van militairen voor de luchtmobiele brigade. Mevrouw Sipkes zou het op prijs stellen als daar vandaag meer over gezegd kan worden. Bij de bespreking van de Defensienota en de Prioriteitennota had zij betoogd dat er, nu wordt overgegaan op een beroepskrijgsmacht, veel aandacht dient te zijn voor kwaliteiten en opleiding van militairen, vooral degenen die worden uitgezonden voor VN-missies. In reactie daarop is bij herhaling de verzekering gegeven dat vooral bij deze militairen zou worden gelet op ongewenst «Rambo»- of macho-gedrag, maar gezien de recente persberichten was hierover bij haar toch twijfel gerezen.

In voormalig Joegoslavië is er nu geen bestand meer en zijn er dagelijks beschietingen van de veilige zones. Meer en meer wordt duidelijk dat de internationale gemeenschap elke controle over de situatie aan het verliezen is. Kroatië heeft een «politionele actie» gevoerd, maar mevrouw Sipkes had de indruk dat het meer op genocide neerkomt; zo zijn er circa 400 slachtoffers. De VN betreuren deze actie, zo is verklaard, en gaat voor de zoveelste keer een onderzoek instellen, maar welke andere middelen zijn er nog? Zij vond dat bepaalde sancties genomen zouden moeten worden jegens Kroatië. Daarnaast vroeg zij of overwogen wordt om het luchtwapen meer in te zetten. Zij had begrepen dat althans voor dit wapen nog ontzag bestaat. Ook meende zij dat Servië geen enkele versoepeling van de sancties verdient. Op dit moment zijn een aantal sancties opgeschort, in de hoop Servië los te weken van de Bosnische Serviërs, maar zij had niet de indruk dat dit in de praktijk lukt. Eerder lijkt er een verdere toenadering te zijn. Als dat inderdaad het geval is, wat kan daar dan tegen gedaan worden?

De Contactgroep blijft zoeken naar oplossingen, aldus de brief van 4 mei. Ook zij vond dat naar politieke oplossingen gezocht moet worden, maar is het wel terecht om de hoop daarbij te vestigen op de Contactgroep?

Op het punt van de Nederlandse aanwezigheid steunde zij de ministers volledig: Nederland hoort niet als eerste, maar ook niet als laatste te vertrekken. Stoltenberg heeft verklaard dat er het gevaar is van een domino-effect als een land zijn troepen terugtrekt, maar Owen meent dat vertrekken weliswaar een moeilijke stap is, maar op dit moment wel de enig juiste. Het lijkt op een soort fragmentatie-politiek, hetgeen kwalijke gevolgen kan hebben voor de burgerbevolking ter plaatse.

De heer Hoekema (D66) was de minister van Defensie erkentelijk voor de adequate reactie, bij brief van 9 mei, op de persberichten over wangedrag van Nederlandse militairen. Over enige dagen zullen de feiten zijn vastgesteld en het leek hem zinvol om pas dan dit onderwerp nader te bespreken.

Hij was het wel eens met de karakterisering van de recente gebeurtenissen in Kroatië: de VN stonden erbij en keken ernaar. Hoe denkt de regering daarover en hoe zal de situatie in Kroatië zich naar verwachting in de komende tijd ontwikkelen? Welke risico's op escalatie in Bosnië, als gevolg van de gebeurtenissen in Kroatië, ziet de regering? Is de vrij rooskleurige situatie die in de brief van 4 mei wordt geschetst («de VN-commandanten in Bosnië konden de laagste alarmfase handhaven») nog steeds aanwezig? In de brief wordt ook gesproken over extra veiligheidsmaatregelen. Kunnen de Nederlandse commandanten daar zelfstandig over beslissen, of zijn zij daarvoor geheel afhankelijk van de hoogste Unprofor-commandant?

Vandaag had hij in de krant gelezen dat pas kort geleden een definitief akkoord zou zijn bereikt tussen de VN en de NAVO over de evacuatieplannen. Welke plannen zijn dan in de afgelopen maanden ontwikkeld? Waren dat ook al adequate plannen, of zijn die pas onlangs tot stand gekomen? Overigens stemde hij in met uitbreiding van vijf naar acht personen, waar het gaat om de Nederlandse bijdrage aan de naar Kroatië te zenden verbindingsspecialisten.

Verleden jaar is het luchtwapen een aantal keren toegepast, toen de situatie in Bosnië en vooral bij Sarajevo aanzienlijk verslechterde. Ook nu is de situatie verslechterd en hij vroeg dan ook of is overwogen om het luchtwapen in te zetten en hoe de afweging is geweest van de voordelen van het inzetten van het luchtwapen tegen mogelijke represailles op de grond.

Het Nederlandse bataljon in Srebrenica is in feite de gegijzelde van twee partijen: enerzijds de moslims die willen dat de Nederlanders blijven, anderzijds van de Serviërs die chicaneren bij onder meer de bevoorrading. De heer Hoekema erkende dat dit een moeilijke positie is, maar wees ook op het enorme belang van een adequate bescherming van de moslim-bevolking in de veilige gebieden, niet in de laatste plaats Srebrenica. Het gaat letterlijk om de levens van tienduizenden moslims. Nederland zal zeker de pogingen moeten voortzetten om een vervanging voor het Nederlandse bataljon te vinden, maar anderzijds moeten de moslims wel blijvend worden beschermd. Hoe staat het nu met het overleg over de vervanging?

De vraag is wat de Contactgroep nog aan moet met de huidige situatie in voormalig Joegoslavië. Wat doet deze groep en welke plannen acht zij eventueel nog haalbaar? Wat doet de internationale gemeenschap, nu overal in Europa 50 jaar bevrijding wordt gevierd en tegelijkertijd de oorlog in voormalig Joegoslavië escaleert?

Ten slotte wierp de heer Hoekema de vraag op of het niet noodzakelijk is om de Kroatische autoriteiten duidelijk te maken dat de onderhandelingen met de Europese Unie over een akkoord tussen Kroatië en de EU gevaar lopen, gezien de gebeurtenissen van verleden week. Het betreft een moeilijk punt, want bij West-Slavonië gaat het in feite om Kroatisch territoir en het VN-mandaat uit 1992 is niet uitgevoerd, ten detrimente van Kroatië. Anderzijds kan de EU ook niet zonder meer voorbij gaan aan het gebleken wangedrag aan Kroatische zijde, waaronder schending van mensenrechten. Kan de regering nagaan of de onderhandelingen tussen Kroatië en de EU voorlopig op een zacht pitje gezet kunnen worden?

De heer Van Middelkoop (GPV) besefte dat de Nederlandse regering de komende weken, waarin zij zich zal beraden op de Nederlandse militaire bijdrage aan de VN-vredesmacht, voor een zeer moeilijke afweging staat. Hij vond dat het moment nabij is voor een grondige bezinning op het optreden van de VN (inclusief Nederland) in voormalig Joegoslavië. Er wordt op een aantal punten voortreffelijk gewerkt, vooral op humanitair gebied, maar de vraag is welke politiek-militaire bijdrage dit alles levert aan de oplossing van het conflict, waar het uiteindelijk toch om begonnen is. Worden de VN (en dus ook Nederland) langzamerhand niet meegezogen in de diepe modder van het conflict? Zijn de VN nog echt een «probleem-oplosser», of is de aanwezigheid van de VN alleen nog een alibi voor de strijdende partijen om in het nette pak aan overlegtafels te verschijnen, daarmee een schijn van legitimatie wekkend, en daarna weer het uniform aan te trekken en door te vechten?

Ter illustratie wees hij op de weigering van de VN om toestemming te geven voor luchtaanvallen, als reactie op de artillerie-aanval van de Bosnische Serviërs op Sarajevo waarbij elf doden zijn gevallen. Rechtens zijn de VN daar volledig toe bevoegd. Ze zijn er zelfs moreel toe verplicht, want Sarajevo zou toch een safe area zijn en blijven? Er wordt echter niets gedaan, kennelijk vanwege de mogelijke repercussies voor de VN-troepen op de grond. Op die manier wordt de aanwezigheid van die troepen een belemmering voor hetgeen de VN beloofd hebben te zullen doen: Sarajevo beschermen. Hoe is het mogelijk dat ongehinderd tientallen stuks zwaar geschut rond Sarajevo staan opgesteld, in een zone waar ze niet horen te staan? Hoe geloofwaardig is dus de aanwezigheid van de VN nog?

Vervolgens vroeg de heer Van Middelkoop hoe sterk het voornemen van de Nederlandse regering is om het bataljon in Srebrenica daadwerkelijk te laten aflossen. Er is regelmatig en terecht gewezen op het grote belang van de Nederlandse aanwezigheid daar en ook hij vond dat Nederland daar niet zo maar kan vertrekken en de moslims aan hun eigen lot kan overlaten, maar moeten de Nederlandse militairen er dan rekening mee houden dat ze daar voorlopig zullen dienen te blijven? In de brief van 4 mei wordt ook gezegd dat wordt gezocht naar een nieuwe lokatie in Bosnië voor een nieuw Nederlands VN-bataljon. Moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat die nieuwe lokatie er niet komt en dat Nederland in Srebrenica blijft?

Hij zag op dit moment geen directe reden om te spreken over een mogelijke evacuatie van het Nederlandse bataljon in Srebrenica. Wel dient te worden voorkomen dat dit bataljon in een zodanige situatie terecht komt dat het niet eens meer om een evacuatie gaat, maar alleen nog om een smadelijke aftocht. Verder vroeg hij, naar aanleiding van de opmerking van de minister van Defensie bij het vragenuurtje van verleden week dat een besluit tot evacuatie volkenrechtelijk in de eerste plaats toekomt aan de Veiligheidsraad, welke volkenrechtelijke vrijheid Nederland dan nog heeft om naar eigen inzicht beslissingen te nemen over een eventuele evacuatie. Hij kon zich niet voorstellen dat Nederland geen enkele beslissing kan nemen over de eigen militairen als het in de Veiligheidsraad, bijvoorbeeld doordat China steeds een veto uitspreekt, niet tot een beslissing komt.

Ten slotte sprak hij het vertrouwen uit dat een grondig onderzoek plaatsvindt naar mogelijk wangedrag van Nederlandse militairen. Overigens blijkt ook hieruit weer eens dat Nederland niet voor niets een militair strafrecht kent.

De heer De Hoop Scheffer (CDA) onderschreef nog eens de passage in de brief van 4 mei, dat de regering de veiligheid van de Nederlandse militairen als een absolute prioriteit voorop blijft zetten. Dit zal door alle fracties in de Kamer worden onderschreven en het is ook geen nieuwe uitspraak. Hij wilde daarom vandaag niet speculeren over mogelijke scenario's voor een eventuele evacuatie.

Hij stelde vervolgens vast dat de brief van 4 mei een sfeer van machteloosheid ademt, nu iedere politieke oplossing uitblijft. Dit leidde voor hem echter niet tot de conclusie dat de VN-blauwhelmen dan niets meer te zoeken zouden hebben in voormalig Joegoslavië. Wel mogen de VN-blauwhelmen natuurlijk geen deel van het probleem worden en op dat punt had hij de nodige vragen, zeker na de recente gebeurtenissen in Sarajevo en het bericht dat Akashi vanmorgen zou hebben gesteld dat de Bosnische Serviërs een volgende keer wèl rekening moeten houden met luchtaanvallen. De bij dit conflict betrokken partijen dienen de blauwhelmen ook als een neutrale kracht te blijven beschouwen. In ieder geval zou hij het een verkeerd politiek signaal aan partijen vinden als gesteld zou worden dat bij een verdere verslechtering van de situatie tot evacuatie zal worden overgegaan.

Hij ging ervan uit dat Nederland actief blijft in de relevante internationale fora. Hij was geen voorstander van een Nederlands lidmaatschap van de Contactgroep. Er is in die groep sprake van een volledige blokkade en Nederland zou daar geen mede-verantwoordelijkheid voor moeten willen hebben, terwijl hij Nederland bovendien ook niet bij machte achtte om die blokkade te doorbreken. Wel ging hij ervan uit dat Nederland adequaat wordt geïnformeerd vanuit de Contactgroep. Een belangrijk forum vond hij dat van de troepenleveranciers waar Nederland een zware stem in heeft. Dat overleg hoeft ook niet tot New York beperkt te blijven. Als de Nederlandse regering daartoe aanleiding ziet, kan zij ook zelf een initiatief nemen.

Dutchbat in Srebrenica bevindt zich in een precaire positie, maar dat was bekend toen het besluit werd genomen om dit bataljon daar te stationeren. Voor voortzetting van deze stationering en vervanging van het 13de infanteriebataljon Luchtmobiel is een nieuwe politieke afweging noodzakelijk; dit mag geen automatisme zijn. Enerzijds geldt dat Nederland niet zo maar kan vertrekken, gezien de aanwezige moslimbevolking, maar anderzijds geldt ook dat andere landen het wel plezierig zullen vinden als Nederland daar blijft zitten, omdat zij dan geen troepen voor Srebrenica hoeven te leveren. Gespreide verantwoordelijkheid en burden sharing vragen op zichzelf om aflossing door een ander land, maar ook het punt van bescherming van de moslimbevolking moet zwaar wegen. Wanneer het zo ver mocht komen dat het 42ste pantserinfanteriebataljon naar Srebrenica gaat, dient de Nederlandse regering in ieder geval duidelijk te maken aan de VN dat de Nederlandse aanwezigheid per 31 december 1995 afgelopen zal zijn.

De heer De Hoop Scheffer hoopte van harte dat het niet zal hoeven te komen tot bevoorrading van Dutchbat door de lucht. Als dat tegen de zin van de Serven moet plaatsvinden, zal dat een majeure militaire operatie vergen. Echter, als het niet anders kan, zal het toch op deze wijze moeten gebeuren.

Grote twijfels had hij over de uitvoerbaarheid van het mandaat van Uncro en van dat van de ICFY-missie: 150 waarnemers bij grenzen die zo lek als een mandje zijn.

Etnische zuiveringen vanwege Kroatië zijn uiteraard onaanvaardbaar en dienen hard te worden aangepakt. Ditzelfde vond hij van eventuele verdere militaire acties van Kroatië in de UNPA's, hoewel hier wel geldt dat de VN volstrekt hebben gefaald om deze gebieden weer terug te brengen in de internationaal erkende staat Kroatië. Indien inderdaad etnische zuiveringen hebben plaatsgevonden zoals in de media is weergegeven, vond hij dat de onderhandelingen over het Phare-programma van de EU opgeschort moeten worden.

Afrondend achtte hij het van groot belang, gezien de positie van de Nederlandse militairen en het werk dat zij doen, dat de fracties in de Kamer ten behoeve van deze militairen één politiek front blijven vormen.

De heer Valk (PvdA) vond dat Unprofor nog steeds een belangrijke rol speelt in voormalig Joegoslavië bij de preventie, de bescherming en de hulpverlening. Wel had hem de laatste dagen de inertie ten aanzien van Bihac en Sarajevo getroffen. Met twee VN-resoluties inzake Sarajevo (de ene over zware wapens rond Sarajevo, de andere over Sarajevo als veilig gebied dat zo nodig met luchtsteun beschermd dient te worden) is inmiddels de vloer aangedweild. De zware wapens staan er immers weer en de stad wordt weer beschoten, waardoor er afgelopen weekeind elf doden zijn gevallen, maar de door de Britse generaal Smith aangevraagde NAVO-luchtsteun is door Akashi afgewezen. In plaats daarvan is alleen de zoveelste protestbrief bij de Bosnische Serviërs bezorgd. De geloofwaardigheid van de VN wordt hierdoor op ernstige wijze ondergraven. Het steeds weer uiten van dreigementen, maar die vervolgens niet willen uitvoeren, wordt hierdoor waarschijnlijk alleen maar een aanmoediging voor de Serviërs om door te gaan met hun agressie. Wil de Nederlandse regering deze houding van de VN ten opzichte van de uitvoering van VN-resoluties ook in de NAVO-raad aan de orde stellen?

De heer Valk was ook zeer pessimistisch gestemd over de rol van de Contactgroep. Hij had begrepen dat die in feite niet meer functioneert en alleen nog op ambtelijk niveau bijeenkomt. Hij voelde niet voor opneming van Nederland in de Contactgroep, maar wel dient Nederland geconsulteerd en geïnformeerd te worden over ieder nieuw initiatief.

Ook hij nam de geruchten over eventuele misdragingen van Nederlandse militairen in Bosnië hoog op. Hij had lof voor de snelle wijze waarop de minister van Defensie heeft gereageerd, toen hem deze geruchten ter ore kwamen, en ging ervan uit dat de Kamer wordt geïnformeerd over de voortgang van het onderzoek. Hij hoopte van harte dat de uitslag van dit onderzoek geen afbreuk zal doen aan het aanzien van de Nederlandse blauwhelmen.

Hij had niet de indruk dat de VN erg hun best doen om te komen tot vervanging van het Nederlandse bataljon in Srebrenica. In hoeverre doet Nederland ook bilateraal pogingen om andere landen tot vervanging te bewegen? Overigens wilde hij nu geen uitspraak doen over de vraag of Nederland eventueel dient te besluiten tot voortzetting van de Nederlandse aanwezigheid in Srebrenica, omdat die vraag op een later moment nog in de Kamer aan de orde komt. Wel merkte hij nu al op dat bij die gelegenheid zeker de dan bestaande veiligheidssituatie en de bereidheid van de VN om in geval van aanvallen daadwerkelijk luchtsteun te vragen, in beschouwing genomen dienen te worden. Hij vroeg de regering deze twee punten de komende weken in de consultaties te betrekken.

De uitspraak van de heer De Hoop Scheffer over het opschorten van de onderhandelingen over opneming van Kroatië in het Phare-programma werd geheel door de heer Valk onderschreven. Hij vond dat er zeker termen aanwezig zijn om tot opschorting te besluiten.

Ten slotte wees hij op de persberichten inzake een controverse tussen het VN-tribunaal en de BVD over documenten over een eventuele betrokkenheid van de Servische president Milosevic bij oorlogsmisdaden in voormalig Joegoslavië, die al dan niet aan een Servische informant zouden zijn teruggegeven. Hij vroeg de regering de Kamer hier schriftelijk nader over te informeren.

De heer Van den Berg (SGP) was zeer somber gestemd over de situatie in voormalig Joegoslavië, gezien de ontwikkelingen in Kroatië en Bosnië, in het bijzonder rond Sarajevo. Ook was hij somber gestemd over de rol die de VN hier nog in kunnen spelen. De geloofwaardigheid was al onder zware druk komen te staan en deze neemt nu met de dag verder af. In dat verband was hij verbaasd over het bericht dat de VN zouden hebben geweigerd de NAVO te vragen om luchtacties als reactie op de schendingen rond Sarajevo. Is dat bericht inderdaad waar?

Over de positie van de VN-militairen op de grond was hij eveneens somber gestemd. In de brief van 4 mei wordt daar nog vrij geruststellend over gesproken, maar de situatie kan elk moment escaleren. Hij nam aan dat de hoofdkwartieren hierop zijn ingesteld en beklemtoonde nog eens dat de situatie tot op de minuut moet worden gevolgd en dat zo nodig op zeer korte termijn ingrijpende beslissingen genomen moeten kunnen worden. De veiligheid van de Nederlandse VN-militairen moet absolute prioriteit hebben.

Gezien de huidige situatie was bij hem de vraag gerezen of de humanitaire missie langzamerhand niet als een illusie moet worden beschouwd. De militairen ter plaatse zijn uitgerust op basis van een humanitaire missie, terwijl ook hun instructies op die basis zijn gestoeld, maar met het oog op de dreigende escalatie dienen wellicht op het punt van de veiligheid en de geweldsinstructies nadere maatregelen te worden genomen. Zijn ook daar alle voorbereidingen voor getroffen en zijn de militairen voldoende uitgerust om in zo'n geheel andere situatie te kunnen opereren?

De laatste dagen zijn er persberichten gekomen over evacuatie-scenario's, o.a. het bericht dat een mogelijke evacuatie zou worden onderschat waar het gaat om de militaire aspecten. De heer Van den Berg ging ervan uit dat de verantwoordelijke militairen alle mogelijke risico's van een evacuatie voldoende hebben ingeschat. Verder vond hij dat de Nederlandse regering hierin een actieve rol dient te spelen, zeker als de Nederlandse militairen in gevaar zouden komen te verkeren. Tot nu toe is steeds het standpunt ingenomen dat Nederland niet als eerste en niet als enige zal evacueren en dat houdt het risico van een passieve opstelling in.

Verder vroeg hij wat wordt gedaan aan de bevoorrading van Dutchbat met brandstoffen. Zo nodig zal dat via de lucht moeten plaatsvinden, hoewel hij besefte dat dit uit militair oogpunt een zeer ingrijpende operatie zou zijn. De huidige situatie, waarin er eigenlijk niet bevoorraad kan worden door allerlei blokkades, zodat er in feite sprake is van een gijzeling, kan echter ook weer niet onbeperkt blijven bestaan.

Hij bleef ervan uitgaan dat het 13e bataljon van de luchtmobiele brigade op het indertijd vastgelegde tijdstip wordt afgelost en vroeg welke activiteiten de regering daartoe onderneemt. Voor hem was een voortgezette aanwezigheid van Nederland in Srebrenica ook zeker niet vanzelfsprekend. Nederland heeft op dit vlak reeds lange tijd zijn beste beentje voorgezet en nu zijn andere landen aan de beurt, al mogen uiteraard ook geen onverantwoorde risico's worden genomen ten opzichte van de burgerbevolking en de eigen militairen.

De berichten over mogelijke misdragingen van Nederlandse militairen nam hij zeer ernstig. Hij ging ervan uit dat de Kamer zo spoedig mogelijk wordt geïnformeerd over hetgeen er feitelijk aan de hand is, en dat adequate maatregelen worden genomen waar dat nodig is. Zodra de feiten duidelijk zijn, zal de Kamer haar conclusies moeten trekken waar het gaat om het normbesef in de krijgsmacht, hetgeen wellicht mede te maken heeft met de wijze van opleiding en selectie.

De heer Verkerk (AOV) stelde voorop dat een Nederlandse bijdrage aan de VN-troepen in voormalig Joegoslavië van groot belang moet worden geacht. Het feit dat Nederlanders in VN-verband een vooraanstaande positie innemen, gaf hem ook voldoende vertrouwen. Het punt van de veiligheid van de Nederlandse troepen ter plaatse moet echter voortdurend in het oog worden gehouden, waarbij hij aantekende dat bij veiligheid ook brandstof en voedsel horen. Zo nodig dient bevoorrading door de lucht te worden overwogen.

Ook hij vroeg hoe het nu staat met de aflossing van de Nederlandse militairen in Srebrenica. Hij vond dat tot het uiterste moet worden geprobeerd een evacuatie te voorkomen en vroeg een toelichting op de zinsnede over een «militair toereikende inzet» in het geval het toch tot een evacuatie moet komen. In hoeverre kan bij een evacuatie gerekend worden op medewerking van de omringende landen, waaronder Kroatië?

Antwoord van de bewindslieden

De minister van Buitenlandse Zaken maakte zich, mèt de Kamer, grote zorgen over de situatie in voormalig Joegoslavië, zowel de militaire situatie in Bosnië en Kroatië als de politieke situatie die op dit moment vrij uitzichtloos is. De afgelopen maanden zijn er geen mogelijkheden gevonden, niet in de VN, niet in de Contactgroep en niet via de EU, om het aflopen van het bestand te voorkomen.

Ingaande op de recente actie van Kroatië om West-Slavonië terug te nemen, herinnerde hij eraan dat in 1991 de Servische Kroaten met behulp van het voormalige Joegoslavische leger bepaalde posities hebben verworven, waardoor er door de Serviërs beheerste gebieden van Kroatië zijn ontstaan. Die posities zijn ook direct gebruikt om tot een ethnic cleansing van enorme omvang over te gaan, waarbij circa 350 000 Kroaten zijn verdreven. Vervolgens kwam er door bemiddeling van Cyrus Vance een bestand waarbij de situatie op Kroatisch grondgebied die strijdig was met de soevereiniteit van Kroatië, werd bevroren. Kroatië heeft toen ingestemd met de VN-troepen in de Krajina, omdat in het VN-mandaat ook werd uitgegaan van de terugkeer van de verdreven Kroaten. Op dit moment moet worden vastgesteld dat op dit laatste punt eenieder tekort is geschoten; van die terugkeer is niets terechtgekomen. De recente actie van Kroatië gaat natuurlijk tegen het bestand in en is daarom te veroordelen, maar hierbij moet wel bedacht worden dat de actie heeft plaatsgevonden op erkend Kroatisch grondgebied, naar aanleiding van een incident dat is gecreëerd door de Servische Kroaten.

Hier ligt ook mede een verklaring voor de houding van de VN die in zekere zin inderdaad kan worden omschreven als «ze stonden erbij en keken ernaar». Bovendien heeft de actie slechts enkele dagen geduurd. Daarnaast heeft de Kroatische president altijd erop gewezen dat de situatie in Slavonië voor hem onhoudbaar was.

Gezien dit alles is het nu de vraag of zwaar moet worden gereageerd op de Kroatische operatie. Het leek de bewindsman zinloos om Kroatië te vragen, zich uit Slavonië terug te trekken. Verder vond hij het niet verstandig om de Phare-onderhandelingen tussen de EU en Kroatië nu af te breken; daar is overigens ook niet voor gepleit vanuit de Kamer. Wel kan van Kroatië worden gevraagd zich te houden aan de belofte om de mensenrechten te respecteren en de Serviërs die in Slavonië willen blijven, ongemoeid te laten. Ook kan er bij Kroatië op worden aangedrongen niet toe te geven aan de verleiding om tot nieuwe acties in deze zin over te gaan, want die kunnen zeker niet worden geaccepteerd. Daarnaast kan de Europese Commissie die de onderhandelingen met Kroatië voert, worden gevraagd duidelijk te maken dat deze onderhandelingen bij een herhaling van de acties of bij schending van mensenrechten, zoals een ethnic cleansing in Slavonië, in gevaar komen. Van de waarnemers ter plaatse, ook die van de ambassades van de troepenleverende landen, komen op dit moment geen meldingen van schending van mensenrechten of ethnic cleansing. Tijdens de actie zelf zullen er wel dingen zijn gebeurd die niet door de beugel kunnen, maar op dit moment gedraagt de Kroatische macht ter plekke zich naar omstandigheden correct en is hun gedrag beslist niet te vergelijken met dat van de Servische Kroaten toen zij indertijd in de Krajina de macht kregen.

Aanvullend merkte de minister op dat nog een nadere rapportage wordt ingewacht over de vraag of tijdens deze actie ernstige schendingen van mensenrechten hebben plaatsgevonden. Als die inderdaad blijken te hebben plaatsgevonden, zal daar zeker niet aan voorbij worden gegaan. Bovendien vond hij dat dit dan consequenties zou moeten hebben voor de opstelling van de Europese Commissie in de onderhandelingen met Kroatië. In ieder geval is er vanwege Nederland bij de Commissie op aangedrongen om die onderhandelingen op een zacht pitje te zetten, tot over circa anderhalve week in EU-verband nader overleg hierover heeft kunnen plaatsvinden.

De bewindsman ging vervolgens in op de actuele situatie in Bosnië. Op dit moment functioneert de Contactgroep in feite niet. Weliswaar komt de Contactgroep nog steeds regelmatig langdurig bijeen, maar door Rusland wordt inmiddels niet langer gemaskeerd dat dit land een pro-Servische koers vaart, terwijl de Verenigde Staten steeds minder geneigd zijn om Bosnië onder druk te zetten. Er wordt in de Contactgroep dus niet meer geprobeerd om gezamenlijk een zekere mate van objectiviteit en neutraliteit in het conflict naar buiten te brengen, terwijl deze groep juist met het oog daarop is ontstaan, nadat alle plannen van de diverse onderhandelaars waren mislukt door het ontbreken van de bereidheid bij de grote landen om druk uit te oefenen op de bij het conflict betrokken partijen. Er is nu dus sprake van een impasse. De Bosnische regering heeft het plan van de Contactgroep aanvaard, maar de Bosnische Serviërs weigeren dat. Verder worden nog steeds pogingen ondernomen om van de Servische president Milosevic gedaan te krijgen dat hij in enigerlei vorm Bosnië-Herzegovina als staat erkent. Als de Servische president bij die gelegenheid ook Kroatië zou erkennen, zou daarmee het idee van een Groot-Servië definitief zijn opgegeven, maar alleen al de erkenning van Bosnië zou van groot belang zijn. Sinds gisteren zijn er enige tekenen die erop wijzen dat er wellicht enige beweging komt in het standpunt van de Servische president, maar zoiets heeft zich al eerder voorgedaan en toen is er niets uitgekomen. Toch zag de minister op dit moment geen andere weg dan te pogen de Servische president te bewegen de Bosnische Serviërs onder druk te zetten, en daarnaast de Bosnische Serviërs zoveel mogelijk te blijven isoleren.

Hij achtte het zeer wel mogelijk dat de Contactgroep langzamerhand zal ophouden te bestaan. Op dit moment zag hij ook geen alternatief voor deze groep. Het leek hem voor Nederland daarom zinvoller om zich te richten op het platform voor troepenleverende landen, in plaats van pogingen in het werk te stellen om lid van de Contactgroep te worden.

Over enige weken zal, op Nederlands verzoek, de stuurgroep van de ICFY bijeen komen om te spreken over de financiële problemen die zijn ontstaan door de weigering van een aantal landen om hun vastgestelde bijdrage te betalen. Het ziet ernaar uit dat deze landen nu inzien dat die bijdrage alsnog gestort dient te worden.

Van VN-zijde wordt steeds geweigerd om de NAVO te vragen om luchtaanvallen, waardoor het gezag van de VN iedere keer verder afbrokkelt. Anderzijds kunnen luchtaanvallen leiden tot een direct gevaar voor bepaalde VN-troepen, terwijl daardoor ook de verhoudingen tussen Rusland en de Verenigde Staten verder kunnen verslechteren. Dit laatste weegt overigens niet zo zwaar, nu die verhoudingen inmiddels toch al niet zo goed zijn. De bewindsman achtte het niet uitgesloten dat er ingegrepen zal worden met het luchtwapen wanneer de bombardementen op de steden doorgaan, o.a. die door middel van de tanks die rond Sarajevo zijn opgesteld. Ook de Verenigde Staten dringen meer en meer aan in de richting van het inzetten van het luchtwapen en als er opnieuw raketten terechtkomen op Zagreb waar de Verenigde Staten circa 350 man hebben zitten, is het zeker niet uitgesloten dat zij zelf tot een krachtige actie willen overgaan. Verder leek dit onderwerp hem niet zo geschikt om uitgebreid in het openbaar te behandelen.

De minister van Defensie merkte over de risico's voor het Nederlandse militaire personeel op, dat de situatie in Bosnië op dit moment weliswaar stabiel, maar ook gespannen is. De belemmeringen die van Servische zijde worden opgeworpen, zijn er nog steeds en het is niet bekend wat de diverse partijen in hun schild voeren, zodat de situatie nogal onvoorspelbaar is. Het beleid is erop gericht om Nederlandse militairen en waarnemers zo weinig mogelijk bloot te stellen aan risico's. De grootste zorg gaat dus uit naar de veiligheid van het personeel. De Nederlandse commandanten zijn zelf bevoegd om beveiligingsmaatregelen te nemen, hetgeen zij uiteraard doen in overleg met de commandanten van de UN peace force.

In Srebrenica is er op dit moment nog voor 25 dagen voedsel. Er is geen diesel meer; deze brandstof is de laatste 80 dagen niet meer doorgekomen. Wel wordt een ijzeren voorraad diesel aangehouden, voor het geval een evacuatie nodig zou zijn. Zodra het nodig wordt om die voorraad aan te spreken, is het punt aangebroken van een mogelijke bevoorrading door de lucht en in overleg met de VN wordt ook bevoorrading door de lucht van voedsel, diesel en eventueel andere noodzakelijke middelen voorbereid. Bij bondgenoten is de bereidheid gebleken om in dat geval met transport- en escorte-helikopters op te treden. Gehoopt wordt dat het duidelijk demonstreren van die bereidheid, inclusief het aanvaarden van daarmee gepaard gaande risico's, uiteindelijk bij de Servische milities de doorslag zal geven om toch maar konvooien over de weg toe te laten. Het gaat hier om een buitengewoon belangrijk punt, want geen enkel land kan accepteren dat de eigen militairen zonder voedsel komen te zitten.

In maart is de secretaris-generaal van de VN gemeld dat per 1 juli 1995 het Nederlandse bataljon in Srebrenica zou moeten worden afgelost. Voor die aflossing wordt in de eerste plaats gekeken naar eenheden die in Kroatië overbodig zijn geworden, in verband met de inkrimping van de VN-macht in dat land. Daarnaast is bilateraal met een aantal landen contact opgenomen, maar op zichzelf is het begrijpelijk dat geen enkel land staat te popelen om deze moeilijke taak van Nederland over te nemen. Er wordt voor gezorgd, door iedere week contact op te nemen, dat de VN dit dringende verzoek van Nederland niet uit het oog verliezen. De bewindsman kon niet de garantie geven dat het Nederlandse bataljon ook per 1 juli zàl worden afgelost, want de VN hebben met nog meer problemen te maken. Zo willen de Britten in Gorazde eveneens worden afgelost, terwijl de VN zelf ook wensen hebben ter zake van veranderingen in het troepenbestand en de compositie uit verschillende nationaliteiten.

Nu op dit moment de hoogste prioriteit wordt gegeven aan de aflossing in Srebrenica, leek het hem prematuur om in te gaan op de vraag of Nederland eventueel bereid zou zijn nog een half jaar extra in Srebrenica te blijven. Hierop dient pas antwoord te komen als deze vraag onontkoombaar zou worden. Zodra er meer helderheid is gekomen over de aflossing, zal nader overleg met de Kamer plaatsvinden. De minister nam aan dat dit in de tweede helft van juni het geval kan zijn. Weliswaar is de datum van 1 juli dan al nabij, maar in de praktijk zijn landen nu eenmaal pas bereid om moeilijke beslissingen te nemen als daar een behoorlijke druk op staat. Als er eerder helderheid ontstaat, zal het overleg met de Kamer uiteraard ook eerder dan de tweede helft van juni kunnen plaatsvinden.

Inmiddels is een groot aantal scenario's voor een eventuele evacuatie besproken in bondgenootschappelijk verband. Daarbij gaat het om scenario's voor een evacuatie onder gunstige of ongunstige omstandigheden, en ook om scenario's voor een gedeeltelijke evacuatie van onderdelen van de UN peace force, waarbij het in het bijzonder gaat om evacuatie uit de oostelijke enclaves. Evacuatie onder ongunstige omstandigheden, dus met een vijandige houding van de oorlogvoerende partijen, is zeker niet zonder risico's en die risico's kunnen zelfs groot zijn. De minister vond dan ook dat evacuatie niet direct als een goede oplossing moet worden gezien; het is in bepaalde situaties heel wel mogelijk dat het veiliger is om nog maar even af te zien van evacuatie. Bovendien moet hierbij steeds worden bezien wat er kan gebeuren met de civiele bevolking ter plaatse die zeker in de oostelijke enclaves dan onbeschermd achterblijft.

Aan Nederland is gevraagd om drie F-16's te leveren voor het weer versterken van de luchtverkenningscapaciteit in het kader van de operatie deny flight. Nederland is bereid twee F-16's terug te laten keren naar Villafranca, voor de periode tot 1 oktober 1995. Het gaat hier om zeer specialistische luchtverkenningsactiviteiten en de Nederlandse luchtmacht heeft op dat vlak in het verleden een aantal bijzondere prestaties geleverd. Met deze twee F-16's erbij stelt Nederland dan veertien toestellen beschikbaar voor de operatie deny flight, terwijl daarnaast vier toestellen op afroep beschikbaar blijven in Nederland.

De geruchten over mogelijk wangedrag van enkele Nederlandse militairen worden inmiddels grondig onderzocht. Er zijn nog geen ooggetuigen van eventuele misdragingen en ook nog geen feiten, maar alleen geruchten. Die worden echter wel ernstig genomen, want het is uiteraard van groot belang om te kunnen vaststellen of het uitsluitend om geruchten gaat, dan wel toch om concrete incidenten. De bewindsman merkte met nadruk op dat er niets in de doofpot gestopt zal worden. De eerste melding van mogelijke misdragingen is gekomen in januari jl., bij de rotatie van het vorige luchtmobiel bataljon. De marechaussee heeft daar direct op gereageerd en bij terugkomst in Nederland, op 2 februari, is er op werkniveau contact opgenomen met het Openbaar Ministerie. Er is toen nagegaan hoe ernstig een en ander genomen zou moeten worden en daarbij is vastgesteld dat de berichten onvoldoende specifiek en hard waren om tot strafvervolging over te gaan. Naar aanleiding van de recente geruchten wordt nu op grotere schaal dan begin van dit jaar onderzocht, wat er waar kan zijn van die geruchten.

Deze doen, zo beklemtoonde de bewindsman, niets af aan het voortreffelijke werk dat de Nederlandse militairen in voormalig Joegoslavië verrichten. De motivatie van deze militairen is in het algemeen uitstekend en zij hebben vrijwillig diverse hulpactiviteiten opgezet waarvoor zij ook fondsen vanuit Nederland hebben aangevraagd, zoals medische en sanitaire hulpverlening, onderwijsactiviteiten, instructies aan de burgerbevolking over het vermijden van mijnen, e.d. Des te triester is het dat er nu geruchten komen die een smet op het blazoen werpen en de militairen zelf zijn ook zeer gemotiveerd om een en ander zo spoedig mogelijk opgehelderd te krijgen.

Overigens zijn de geruchten tot nu toe uitsluitend afkomstig van militairen zelf en gaat het om meldingen van dingen die zij hadden gehoord. Er zijn geen meldingen gekomen van de burgerbevolking of van de commandanten van de ter plaatse oorlogvoerende partijen en ook humanitaire hulpinstanties hebben geen meldingen gedaan van misdragingen van Nederlandse militairen.

Bij de selectie, recrutering en opleiding krijgen de punten die mevrouw Sipkes heeft genoemd, altijd veel aandacht. De kwaliteit staat steeds voorop, ook als daardoor de kwantiteit wellicht in het geding kan komen, want vooral de goede naam van de Nederlandse krijgsmacht is van belang. Als uit onderzoek zou blijken dat op dit vlak verbeteringen nodig zijn, dan zullen die zeker worden aangebracht.

De minister hoopte dat eind deze week meer duidelijkheid zal zijn ontstaan. De Kamer zal daar dan direct over worden geïnformeerd.

Hij zegde toe het verzoek om schriftelijk geïnformeerd te worden over de berichten dat de BVD bepaalde stukken zou hebben teruggegeven aan een Servische overloper, door te geven aan zijn collega van Binnenlandse Zaken, maar zou zich ook zelf op de hoogte proberen te stellen van een en ander. Hij had twijfels over de motieven van de Servische overloper, wiens activiteiten nogal wat verwarring hebben veroorzaakt en ook schade hebben aangericht. Voor zover hij dat kon overzien, heeft de BVD hierbij correct en professioneel gehandeld. Over de redenen om verwarring te veroorzaken, kon hij slechts speculeren, maar hij achtte het denkbaar dat er groepen zijn die belang hebben bij dit soort verstorende activiteiten.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Bukman

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Korthals

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Linden (CDA), Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), H. Vos (PvdA), Van Traa (PvdA), ondervoorzitter, Verspaget (PvdA), De Hoop Scheffer (CDA), Ybema (D66), Apostolou (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Bukman (CDA), voorzitter, Boogaard (AOV), Woltjer (PvdA), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Roethof (D66), Rouvoet (RPF) en Van den Doel (VVD).

Plv. leden: Leers (CDA), Bremmer (CDA), Korthals (VVD), Van der Stoel (VVD), Voûte-Droste (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Dijksma (PvdA), Lilipaly (PvdA), Gabor (CDA), De Graaf (D66), Van Gijzel (PvdA), Van den Berg (SGP), Houda (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Deetman (CDA), Hendriks, Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Dittrich (D66), Hillen (CDA), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Van Waning (D66), Leerkes (Unie 55+), Bolkestein (VVD).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Wolters (CDA), Korthals (VVD), voorzitter, H. Vos (PvdA), Van den Berg (SGP), Van Traa (PvdA), Van Gelder (PvdA), Zijlstra (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Van Hoof (VVD), Bukman (CDA), Hoekema (D66), ondervoorzitter, Leerkes (Unie 55+), De Koning (D66), Voûte-Droste (VVD), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verkerk, Van Waning (D66), Sterk (PvdA), Van den Doel (VVD).

Plv. leden: Terpstra (CDA), Beinema (CDA), Van Rey (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Dijksman (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Houda (PvdA), Middel (PvdA), Oudkerk (PvdA), Verhagen (CDA), Woltjer (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Hoogervorst (VVD), Weisglas (VVD), Mulder-van Dam (CDA), Ter Veer (D66), Stellingwerf (RPF), De Hoop Scheffer (CDA), Hessing (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Wingerden, Roethof (D66), Rehwinkel (PvdA), Keur (VVD) en Marijnissen (SP).

Naar boven