nr. 100
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN DEFENSIE EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 7 juni 1995
Heden heeft het Kabinet zich beraden over de ontwikkelingen in het voormalige
Joegoslavië. De situatie aldaar is belangrijk verslechterd. Internationaal
bestaat brede overeenstemming over de noodzaak van extra maatregelen ter verbetering
van de veiligheid en effectiviteit van de VN-militairen in Bosnië-Herzegowina.
De Regering steunt deze lijn. Gestreefd wordt naar de handhaving van de aanwezigheid
van Unprofor in dat land. Terugtrekking zou zeer ernstige humanitaire gevolgen
hebben en grote risico's met zich brengen voor de bij een terugtrekkingsoperatie
betrokken VN- en Navo-militairen. Zoals bekend treft de Navo de noodzakelijke
militaire voorzorgsmaatregelen om de VN-eenheden te steunen, mocht het onverhoopt
tot een terugtrekking komen. Het bondgenootschap is overigens verklaard voorstander
van handhaving van Unprofor in Bosnië-Herzegowina.
Mede tegen de achtergrond van de uitkomsten van de bijeenkomst van ministers
van Defensie in Parijs – waarover wij de Kamer vanochtend schriftelijk
informeerden – is het Kabinet bereid ongeveer 170 militairen extra naar
Bosnië-Herzegowina te zenden ter verbetering van de veiligheid en effectiviteit
van daar al aanwezige VN-eenheden. Zij gaan deel uitmaken van de snel inzetbare
multinationale eenheid ten behoeve van de VN-commandanten in het voormalige
Joegoslavië, over de wenselijkheid waarvan door de ministers van Defensie
van 15 landen van de Europese Unie en de Navo afgelopen zaterdag in Parijs
overeenstemming is bereikt. Een dergelijke snelle reactiecapaciteit komt tegemoet
aan de wensen van de VN-commandanten in het voormalige Joegoslavië. Voorwaarde
voor een Nederlandse militaire bijdrage is dat de Verenigde Naties ook op
politiek niveau met dit initiatief instemmen.
De nieuw te vormen snel inzetbare eenheden hebben tot taak het vermogen
tot zelfbescherming van de VN-eenheden te verbeteren en de humanitaire hulpverlening
aan de bevolking te waarborgen. De eenheden zijn voldoende zwaar bewapend
om extra bescherming te bieden aan Unprofor en het gebruik van
geweld ter belemmering van Unprofor's humanitaire taken te ontmoedigen en
zo nodig, binnen het huidige mandaat, te beantwoorden.
De extra Nederlandse bijdrage bestaat uit een mortiercompagnie van het
Korps mariniers en een mortieropsporingsradargroep van de Koninklijke landmacht.
Beide eenheden tellen louter beroepsmilitairen. De VN-commandant in Bosnië,
luitenant-generaal Smith, geeft aan deze bijdrage de voorkeur boven de eerder
door de Regering als mogelijke extra bijdrage aan Unprofor genoemde versterkte
infanteriecompagnie van het Korps mariniers (zie onze brief aan de Tweede
Kamer van 10 februari jl.).
De extra Nederlandse eenheden zullen optreden onder bevel van de VN-commandanten
en binnen het huidige mandaat. Wat betreft de bevelsstructuur zullen zij deel
uitmaken van de multinationale brigade, één van de drie extra
brigades die zijn beschreven in de brief aan de Kamer van hedenochtend. Daaraan
nemen ook Franse, Britse, Nieuwzeelandse en Spaanse eenheden deel. Binnen
de multinationale brigade komen de Nederlanders onder bevel van het Britse
«Light Gun Regiment». De mariniers zijn, zoals bekend, vertrouwd
met de Britse procedures, dank zij de bestaande samenwerking in de UK/NL Landing
Force. Dat heeft belangrijke operationele en logistieke voordelen.
De extra Nederlandse bijdrage is als volgt samengesteld: de mortiercompagnie
van het Korps mariniers telt 110 militairen en is uitgerust met zes zware
120 mm mortieren, die worden getrokken door YPR-pantservoertuigen. Deze en
de overige YPR-voertuigen van de eenheid zijn afkomstig van de Koninklijke
landmacht, maar worden bestuurd door ongeveer 20 mariniers die daarvoor sinds
februari jl. zijn getraind en aan de eenheid worden toegevoegd. Daarmee telt
de eenheid totaal 130 man. De mortieropsporingsradargroep van de Koninklijke
landmacht is ongeveer 20 militairen sterk. Deze eenheid kan belangrijk bijdragen
tot operaties van de mortiercompagnie van het Korps mariniers. Dank zij mortieropsporingsradars
kan nauwkeuriger en sneller worden gereageerd op mortier- en artillerie-aanvallen
op internationale VN-eenheden. Met dit vermogen tot snelle, nauwkeurige reactie
is ook de veiligheid van de Nederlandse militairen gediend. Daarnaast worden
zo'n 20 man uitgezonden om te voorzien in de logistieke behoeften van de extra
Nederlandse eenheden. De totale sterkte van de extra Nederlandse bijdrage
komt daarmee dus op ongeveer 170 man. Indien Nederland zou worden gevraagd
om extra functionarissen voor de benodigde multinationale staven, dan is de
Regering in beginsel bereid daarop positief te beschikken.
De additionele personele uitgaven voor de extra eenheden worden geraamd
op ruim f 7 miljoen per jaar en zullen ten laste komen van de post «vredesoperaties».
Deze week heeft overleg plaats tussen troepenleverende landen en de VN over
de financiering van de extra eenheden. De Kamer zal hierover zo spoedig mogelijk
worden geïnformeerd.
De komende dagen voeren de troepenleverende landen en de Verenigde Naties
intensief overleg. Overwogen wordt nieuw te vormen snel inzetbare eenheden
te laten optreden in groene voertuigen, met groene helmen, maar met VN-emblemen.
Dat heeft een louter operationele grond en is ook het huidige voorstel van
de commandant van de United Nations Peace Force, en laat onverlet dat eenheden
de blauwe baret dragen waar mogelijk.
De Regering acht een extra Nederlandse militaire bijdrage ten behoeve
van de internationale inspanningen in Bosnië-Herzegowina mede van groot
belang omdat daarmee, onder de huidige moeilijke omstandigheden, de solidariteit
tussen de bondgenoten gestalte wordt gegeven. De Regering onderstreept dat
ook indien onverhoopt Nederlandse blauwhelmen in Bosnië-Herzegowina bijstand
nodig zouden hebben die solidariteit van groot belang is.
De Minister van Defensie,
J. J. C. Voorhoeve
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo