Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 22112 nr. 3072 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 22112 nr. 3072 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 april 2021
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 7 fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Verordening oprichting Gemeenschappelijke Ondernemingen onder Horizon Europe (Kamerstuk 22 112, nr. 3069)
Fiche: Besluit Europees Partnerschap voor Metrologie (Kamerstuk 22 112, nr. 3070)
Fiche: Herschikking Verordening Roaming (Kamerstuk 22 112, nr. 3071)
Fiche: Mededeling actieplan synergie en civiele, defensie- en ruimtevaartindustrieën
Fiche: Mededeling Evaluatie handelsbeleid – Een open, duurzaam en assertief handelsbeleid (Kamerstuk 22 112, nr. 3073)
Fiche: Mededeling EU Klimaatadaptatiestrategie (Kamerstuk 22 112, nr. 3075)
Fiche: Wijziging richtlijn erkenning beroepskwalificaties binnenvaart (Kamerstuk 22 112, nr. 3076)
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
a) Titel voorstel
Actieplan voor synergie tussen de civiele, de defensie- en de ruimtevaartindustrie
b) Datum ontvangst Commissiedocument
Datum: 22 februari 2021
c) Nr. Commissiedocument
COM(2021) 70
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52021DC0070&qid=1615409116862
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld.
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Economische Zaken en Klimaat
Het actieplan ter bevordering van synergiën tussen de civiele, defensie- en ruimtevaartindustrieën via programma’s, technologieën, innovatie en start-ups is aangekondigd in de industriestrategie van de Europese Commissie in maart 2020.1
De belangrijkste doelstellingen van het actieplan zijn: de complementariteit tussen relevante EU-programma's en -instrumenten op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en uitrol te versterken om de efficiëntie van investeringen en de doeltreffendheid van de resultaten te vergroten (de synergieën); te bevorderen dat EU-financiering voor onderzoek en ontwikkeling, onder meer op het gebied van defensie en ruimtevaart, economische en technologische voordelen oplevert voor de Europese burger (de spin-offs), en ervoor te zorgen dat onderzoeksresultaten uit de civiele industrie en innovaties van onderaf hun weg vinden naar Europese samenwerkingsprojecten op defensiegebied (de spin-ins).
De Commissie kondigt elf acties aan om de doelstellingen te bereiken. Hiermee wordt een kader tot stand gebracht dat synergiën en kruisbestuiving tussen alle relevante EU-programma's en -instrumenten bevordert. Hiermee wordt ook de ontwikkeling van kritieke technologieën op systematische en consistente wijze vormgegeven. Eerst worden kritieke technologieën en toekomstige capaciteitsbehoeften in kaart gebracht, vervolgens worden technologieroutekaarten ontwikkeld. Daarnaast wordt met de acties in de hele Unie het innoverend vermogen van start-ups, het midden- en kleinbedrijf (mkb) en kennisinstituten ondersteund door hun toegang tot nieuwe kansen te vergroten, onder meer door het opzetten van een netwerk van kweekvijvers voor innovatie. Ook wordt de lancering van drie in het actieplan genoemde vlaggenschipprojecten voorbereid, deze zijn gericht op het verminderen van de afhankelijkheid, het bevorderen van normalisatie en interoperabiliteit, het stimuleren van grensoverschrijdende samenwerking, het creëren van nieuwe waardeketens en het inspelen op de strategische behoeften van de samenleving en de EU. Deze vlaggenschipprojecten zijn op het gebied van dronetechnologieën, veilige connectiviteit vanuit de ruimte en ruimteverkeersbeheer.
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet zet zich in voor versterking van innovatie-ecosystemen in Nederland en heeft hierbij speciale aandacht voor de positie van het innovatieve mkb. In de Kamerbrieven «Versterken van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen»2 en «Visie op de toekomst van de industrie in Nederland»3 heeft het kabinet haar visie hierop gegeven. In de eerstgenoemde Kamerbrief wordt de samenhang bij investeringen in onderzoek en innovatie en samenwerking tussen de verschillende actoren als één van de voornaamste uitdagingen beschreven voor het versterken van ecosystemen. Daarnaast worden valorisatie en kennisoverdracht als ook verbindingen tussen ecosystemen als belangrijke uitdagingen aangemerkt. Het kabinet probeert deze te adresseren, onder meer door in de Nederlandse AI-coalitie4 met het hub en spaken-model verschillende ecosystemen met elkaar te verbinden en synergiën te creëren.
In de andere Kamerbrief benoemt het kabinet onder meer de defensie- en ruimtevaart gerelateerde technologie en industrie als één van de drie brede domeinen waar intensievere samenwerking in Europa vorm kan krijgen.
Het huidige ruimtevaartbeleid van het kabinet richt zich op het maximaliseren van de maatschappelijke, wetenschappelijke en economische relevantie van ruimtevaart voor Nederland, daarbij rekening houdend met bredere kaders op het gebied van veiligheid en voor een duurzaam en verantwoord gebruik van de ruimte. Daarnaast wil het kabinet via haar inzet bijdragen aan Europese autonome en betaalbare toegang tot en gebruik van de ruimte. Ook wil het kabinet de vestigingen van het Galileo Reference Centre (GRC), dat gekoppeld is aan de functies van plaats- en tijdbepaling, en het Europese Ruimtevaartagentschap (ESA) te Noordwijk (ESTEC) behouden en verbinden met het ruimtevaartcluster.5 Het kabinet ziet veel mogelijkheden voor het beter benutten van synergiën tussen investeringen in ruimtevaart en andere domeinen. Zo bieden door satellieten verzamelde gegevens oplossingen voor vraagstukken binnen het topsectorenbeleid over thema’s zoals energietransitie en duurzaamheid, landbouw, water en voedsel, en veiligheid.
Ook op het gebied van de defensie-industrie ziet het kabinet veel ruimte om synergiën beter te benutten. Dit is nodig om op het ecosysteem van de defensie technologische en industriële basis te versterken en om zelf ook aan militaire kennisontwikkeling te blijven doen. Zo ziet het kabinet een aantal (opkomende) technologiegebieden die nu of naar verwachting in de toekomst belangrijk zullen zijn voor defensie.
Bij een aantal van deze technologiegebieden wil het kabinet de technologie mee-ontwikkelen, omdat deze belangrijk zijn voor het uitvoeren van de Nederlandse militaire taken. Voorbeelden hiervan zijn de ontwikkelingen op het terrein van kunstmatige intelligentie, cyber en robotica. Om de kansen die internationale programma’s zoals de permanent gestructureerde samenwerking (PESCO) binnen de EU en het Europese Defensiefonds (EDF) te benutten is het kabinet van mening dat deze programma’s moeten worden gebruikt als vruchtbare platformen voor samenwerking op het gebied van onderzoek en capaciteitenontwikkeling. In de EDF-verordening is rekening gehouden met de kansen voor spin-ins, kruisbestuiving en synergiën tussen civiel en defensieonderzoek voor technologieën met een dual-use toepassing. Om de kansen die deze ontwikkelingen bieden zo goed mogelijk te benutten heeft het kabinet in 2018 een Defensie Industrie Strategie en in 2020 een Strategische Kennis- en Innovatieagenda uitgebracht. Nieuwe ideeën leiden tot sterker, preciezer en veiliger optreden. Extra aandacht gaat daarbij uit naar de stap van innovatie naar implementatie. Opkomende en disruptieve technologieën bieden kansen, maar worden vaak in de civiele markt ontwikkeld en hebben veelal een dual-use karakter, waardoor de toegang tot deze technologieën laagdrempelig is en controle door de overheid complex is. Het is ongewenst dat materieel en kennis terecht komen in landen die het zouden kunnen gebruiken om mensenrechten te schenden of (regionale) instabiliteit vergroten. Omdat het gaat om gevoelige kennis moet het afgeven van exportvergunningen zorgvuldig worden overwogen. Het kabinet houdt oog voor de ethisch-juridische aspecten van technologieontwikkeling, zoals bij kunstmatige intelligentie en wapensystemen.6
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt de inzet van de Commissie om tot meer synergiën te komen tussen de civiele, defensie- en ruimtevaartindustrie. Zoals de Commissie terecht vaststelt wordt het steeds lastiger een duidelijke grens te trekken tussen civiele en defensietechnologieën. Daarnaast hebben veel innovaties uit de defensie- en ruimtevaartindustrie een civiele toepassing gekregen en omgekeerd. Vanuit het oogpunt de impact van investeringen vanuit EU-programma’s te optimaliseren is dit een goede eerste stap, maar zullen de plannen nog verder geconcretiseerd moeten worden. Het actieplan biedt volgens het kabinet ook nieuwe aanknopingspunten voor de discussie hoe de weerbaarheid en strategische autonomie te versterken, doordat de Commissie aangeeft hoe zij denkt technologieën die van kritiek belang zijn voor de EU te kunnen gaan ondersteunen en hoe deze bijdragen aan technologische soevereiniteit.
Het kabinet benadrukt in dit licht dat het bereiken van open strategische autonomie staat voor het vermogen van de EU om als mondiale speler, in samenwerking met internationale partners, op basis van eigen inzichten en keuzes haar publieke belangen te borgen en weerbaar te zijn in een onderling verbonden wereld. Economische openheid, multilaterale samenwerking en nauwe samenwerking met partners van de EU heeft ons land welvaart gebracht en blijven belangrijke uitgangspunten voor het realiseren van een weerbare EU. Tegelijkertijd erkent het kabinet ook dat van belang is om geopolitiek kwetsbare afhankelijkheden zo goed mogelijk te adresseren en te investeren in de eigen competenties en waar nodig maatregelen te nemen. Intensievere Europese samenwerking rondom kritieke en sleuteltechnologieën en strategische waardeketens past ook bij de Nederlandse inzet zoals beschreven in de Kamerbrief «Visie op de toekomst van de industrie in Nederland».7
Het kabinet is benieuwd hoe de Commissie de rolverdeling in alle verschillende acties ziet.
Het actieplan beperkt de deelname van entiteiten tot degenen die in de EU zijn gevestigd en waarover geen zeggenschap is vanuit een derde land. Het kabinet is van mening dat de samenwerking op onderzoek, ontwikkeling en productie niet door deze beperking gehinderd mag worden, aangezien samenwerking met alle partnerlanden juist mogelijk moet zijn om innovatie aan te jagen en onnodige overlap en duplicatie te voorkomen.
Het kabinet ondersteunt de nieuwe Europese instrumenten om de grensoverschrijdende samenwerking tussen krijgsmachten, kennisinstituten en defensie-industrieën te versterken via verschillende programma’s.8 Deze programma’s beogen onder andere innovatie en disruptieve technologie middels civiele spin-in naast de al meer bekende militaire spin-out. Het actieplan verbreedt de inspanning gericht op militair onderzoek, ontwikkeling en productie door de kruisbestuiving vanuit civiele- en ruimtevaarttechnologie naar de militaire technologie te bevorderen, en omgekeerd.
Het kabinet ondersteunt de door de commissie aangekondigde acties en is benieuwd naar de uitwerking van de acties. Het kabinet benadrukt dat het bij alle acties van belang is dat de juiste belanghebbenden worden betrokken.
Hieronder zal per aangekondigde actie uit het actieplan een appreciatie gegeven worden.
Actie 1: Vermogensgerichte aanpak
Een vermogensgerichte aanpak heeft twee hoofdkenmerken: ten eerste bepalen gebruikers welke capaciteit zij nodig hebben en ten tweede maken zij kenbaar producten te willen verwerven die, wanneer zij eenmaal zijn ontwikkeld, het beoogde vermogen bieden. Een vermogensgerichte aanpak is met name geschikt om de achterstand die Europa op sommige terreinen heeft kleiner te laten worden. Dit is echter niet de enige manier om synergie te bereiken. Het gevaar van een te grote focus op de vermogensgerichte aanpak is dat de toekomstige ontwikkelingen uit het oog worden verloren. Juist die ontwikkelingen bieden voor Europa kansen om een voorsprong op te bouwen op andere wereldspelers.
Door middel van een gecoördineerde planning kan de vermogensgerichte aanpak inderdaad overlap en duplicatie vermijden.
Actie 2: Synergiën tussen EU-programma’s en instrumenten
Het kabinet is van mening dat het verder uitgewerkt moet worden hoe op basis van synergie de vanuit verschillende sectoren samengestelde werkpakketten ondersteund gaan worden, omdat op de fondsen onderling verschillende regelgeving van toepassing is, en hoe innovatieprogrammering tussen kennisinstellingen, bedrijven en overheden gestalte gaat krijgen.
Het kabinet is benieuwd hoe de Commissie de coördinatie op zich gaat nemen. Het moet niet leiden tot het instellen van nieuwe instituten, met eigen budgetten, die de synergie gaan bewaken tussen de bestaande EU-programma’s. Het kabinet is van mening dat er in het Clean Sky, Clean Aviation traject al veel werk is verricht met duidelijke resultaten die kunnen bijdragen aan het vergroten van synergie. Het kabinet ziet ook graag dat de kennis van het Europees Defensie Agentschap (EDA) en andere relevante instituten wordt ingezet om duplicatie van bestaande initiatieven te voorkomen. Het kabinet is verder benieuwd hoe de Commissie de vlaggenschipprojecten zal uitwerken in dit plan en zal kritisch blijven op de keuze van deze vlaggenschipprojecten.
Actie 3: Steun voor start-ups, mkb’ers en kennisinstituten
Het kabinet hecht aan de kruisbestuiving, wat inhoudt dat start-ups en mkb niet enkel als toeleverancier worden uitgenodigd, maar ook als innovatiepartner en medeontwerper.
De ervaring leert dat het voor het mkb vaak lastig is om opgenomen te worden in de toeleveringsketens van de grote Europese fabrikanten. Deze fabrikanten werken traditioneel vaak samen met bekende, nationale/lokale partijen. Dat beperkt waarschijnlijk de deelname van bedrijven uit kleinere landen en het is de vraag of de gewenste kwaliteit gerealiseerd wordt. Toetreden tot de defensiemarkt is nog lastiger voor het mkb zonder primaire focus daarop. Het kabinet ziet graag hoe de Commissie deze «spin-in» met start-ups en mkb bevordert. Het kabinet denkt graag mee over de gerichte acties die nodig zijn voor de inclusie van start-ups en mkb in de toeleveringsketens van grote fabrikanten in de defensiemarkt.
Belangrijk middel om technologieën en kennis voor het mkb te valideren en naar de markt te brengen zijn de «Technology Infrastructures» waar bedrijven en kennisinstituten gezamenlijk onderzoek doen, innovaties opschalen en via open innovatiemodellen vaardigheden en deskundigheid opbouwen en uitwisselen. Het kabinet ziet dan ook graag een nauwe relatie met de door de Commissie in het vooruitzicht gestelde Strategie voor «Technology Infrastructures».
Actie 4: Kritieke technologieën en technologische stappenplannen
Technologische stappenplannen kunnen een goed hulpmiddel vormen voor innovatie en deze kunnen helpen om synergiën te vinden tussen de verschillende EU-instrumenten. Wel is het van belang om enige prioritering en focus aan te brengen. Deze stappenplannen moeten naast een technology forecast ook een beschrijving omvatten van de relevantie voor iedere belanghebbende en wie voor welk deel van de ontwikkeling verantwoordelijk is. Goede governance, exportcontrole, betrokkenheid van meerdere belanghebbenden en een duidelijk mandaat voor implementatie van de stappenplannen zijn van belang. Het kabinet is van mening dat deze technologische stappenplannen besluitvorming door de landen vereisen en dat de Commissie hierbij adviseert. Het kabinet zet in om eerst voor een selectief aantal kritieke technologieën een stappenplan op te stellen. Het kabinet steunt de aanpak om dit via industriële allianties te doen en is benieuwd naar de verhouding tot trajecten voor sleuteltechnologieën. Voor wat betreft ruimtevaart kan in samenspraak met ESA zoveel mogelijk bij bestaande trajecten worden aangesloten.
De meerwaarde van een nieuw op te richten waarnemingscentrum voor kritieke technologieën binnen de Commissie is nog niet duidelijk.
Het kabinet ondersteunt het streven naar Europese technologische soevereiniteit binnen de elementen van de veiligheidsindustrie die raken aan nationale veiligheid en de defensie-industrie op het gebied van kritieke technologieën om afhankelijkheid van derden en daarmee beïnvloeding te beperken. Soevereiniteit leidend tot protectionisme is daarbij niet gewenst. Van belang is dat de EU zich bij de ontwikkeling van technologieroutekaarten richt op de juiste kritieke technologieën en de samenwerking daarbij opzoekt met non-EU partnerlanden.
Behoud van kennis op het gebied van defensie- en veiligheidstechnologie, en van het buitenland onafhankelijke logistiek dragen direct bij aan de Nederlandse veiligheidsbelangen. Het kabinet hecht aan de mogelijkheid om in het kader van de eigen soevereiniteit en de bescherming van de wezenlijke belangen van de nationale veiligheid indien nodig te beschikken over eigenstandige en autonome capaciteiten die ingezet kunnen worden indien de nationale veiligheid wordt bedreigd of een lopende operatie snel en effectief dient te worden ondersteund. Om zelfstandig, snel en flexibel te kunnen inspelen op bedreigingen en versnelde technologische ontwikkelingen dient Nederland te beschikken over een eigen technologische en industriële basis, zoals ook verwoord in de Defensie Industrie Strategie (DIS) uit 2018. De Europese programma’s kunnen bijdragen aan de Nederlandse soevereiniteit als betrokkenheid van de Nederlandse industrie de kennis en kunde vergroot op de kennisgebieden, technologiegebieden en industriële capaciteiten die zijn vastgelegd in de DIS 2018.
Actie 5: Normalisatie
Het kabinet is voorstander van normalisatie, het op consensus gerichte proces waarbij normen worden ontwikkeld op basis van vrijwilligheid en transparantie, waarbij alle belanghebbenden worden betrokken. Daarnaast is het van belang dat er aandacht is voor reeds bestaande normen. Op het gebied van defensienormen mist het kabinet aandacht voor de NAVO standaardisatieprotocollen die de hoeksteen zijn voor de opgebouwde interoperabiliteit tussen de krijgsmachten van NAVO-partners onderling en dus ook tussen de krijgsmachten van EU NAVO-partners. Technologische ontwikkelingen leiden tot nieuwe standaarden, waarbij deze interoperabiliteit in stand moet blijven of zelfs vergroot kan worden. Naast EU-NAVO coördinatie is ook samenwerking met het Europees Defensieagentschap EDA, gezien diens activiteiten op het gebied van standaardisatie, van belang.
Actie 6: Kweekvijver voor innovatie en grensoverschrijdende innovatienetwerken voor defensie
De kweekvijver voor innovatie zal volgens de Commissie moeten focussen op innovatie voor tweeërlei gebruik. Het is hierbij volgens het kabinet cruciaal dat de Europese Innovatieraad (EIC) goed is aangesloten, waarbij voor Horizon gefinancierde initiatieven civiele toepassing het uitgangspunt is. Met betrekking tot de grensoverschrijdende innovatienetwerken voor defensie is het kabinet voorzichtig positief. Het kabinet zal eerst moeten zien hoe deze netwerken worden ontwikkeld en wie hierbij betrokken worden.
Actie 7: Europees kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging
Het kabinet onderstreept het belang van industriële samenwerking op het gebied van cybersecurity onderzoek en innovatie op nationaal en op internationaal niveau. Het kabinet heeft tijdens de onderhandelingen over de verordening voor het Europese kenniscentrum voor cyberbeveiliging ingezet op een goede aansluiting van het Nederlandse bedrijfsleven op Europese instrumenten en initiatieven en voldoende bewegingsruimte voor de betrokken partijen. Op het gebied van ruimtevaart is samenwerking met ESA van groot belang om onnodige duplicatie van middelen te voorkomen. Het kabinet ondersteunt de oprichting van het kenniscentrum en kijkt met interesse naar de uitwerking van de concrete programma’s.
Actie 8: Innovatieve financieringsvormen ter ondersteuning van disruptieve technologieën
Het kabinet is bekend met de financieringsproblematiek rondom de ontwikkeling van disruptieve technologieën, problematiek die nog groter is bij start-ups. Verschillende Europese financieringsinstrumenten voorzien in investeringen in disruptieve technologieën. Het kabinet kijkt dan ook uit naar concrete uitwerking van de plannen van de Commissie om de synergie te zoeken in financiering uit onder meer het EDF, binnen het ruimtevaartprogramma en van de Europese Innovatieraad.
Acties 9, 10 en 11: Bevordering van synergieën en kruisbestuiving via vlaggenschipprojecten
Het kabinet is van mening dat vlaggenschipprojecten een katalysator kunnen zijn voor innovatie, maar hebben als risico dat een klein aantal grote partijen met name hiervan profiteert. Het kabinet hecht aan de mogelijkheid van concurrentie binnen de Europese programma’s en zal willen bekijken of vlaggenschipprojecten zodanig vorm kunnen worden gegeven dat voldoende concurrentie mogelijk is. Grensoverschrijdende toegang, ook voor het mkb, tussen lidstaten tot de toeleveringsketens binnen vlaggenschipprojecten is wenselijk. Het kabinet zal vragen naar de onderbouwing van de gemaakte keuze voor deze drie vlaggenschipprojecten9 en is benieuwd naar eventuele wetgevingsvoorstellen die uit deze projecten volgen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Omdat de strategie voornamelijk voorstellen op hoofdlijnen bevat, is het op dit moment nog lastig om voor alle onderwerpen een inschatting te maken van het krachtenveld. Per onderwerp zal het krachtenveld naar verwachting verschillen. Onder lidstaten is brede steun voor algemene doel van het actieplan. Meerdere lidstaten ondersteunen de speciale aandacht voor start-ups, mkb en kennisinstituten uit dit actieplan.
Het Europees Parlement heeft nog geen formele positie ingenomen over deze strategie.
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De mededeling ziet met name op de beleidsterreinen van het industriebeleid. Voor het kabinet staat voorop dat industriebeleid primair de verantwoordelijkheid is van de lidstaten. Ten aanzien van industriebeleid is de Unie (artikel 6, onder b, VWEU) bevoegd om met betrekking tot de Europese dimensie van het industriebeleid het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen. Het kabinet is van mening dat de bevoegdheidsverdeling gewaarborgd is in de mededeling.
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet ten opzichte van de subsidiariteit positief. De nauw vervlochten Europese industrie met grensoverschrijdende waardeketens en kennisnetwerken vereist een grensoverschrijdende aanpak. Het grensoverschrijdende karakter van de verschillende onderdelen van het actieplan rechtvaardigt optreden op EU-niveau, dezelfde resultaten kunnen niet op eenzelfde effectieve wijze op nationaal niveau worden gerealiseerd.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van het voorstel is positief. De acties, zoals de actie om synergieën tussen EU-programma’s en instrumenten te vergroten, zijn geschikt om een bijdrage te leveren aan een versterking van de industrieën en gaan niet verder dan nodig om de geformuleerde doelstellingen te bereiken. Daarnaast laat de mededeling over het algemeen voldoende ruimte voor nationale besluiten.
d) Financiële gevolgen
Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Het betreft hier programma’s voor onderzoek, ontwikkeling en toepassing, zoals Horizon Europa en andere MFK-programma’s zoals het programma Digitaal Europa (DEP), de Connecting Europe Facility (CEF), het Europees defensiefonds EDF en het ruimtevaartprogramma.
Indien er sprake is van budgettaire gevolgen voor Nederland, dan zullen deze worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels van de budgetdiscipline. Er zal hierbij ook gekeken moeten worden naar de financiële gevolgen voor decentrale overheden.
e) Gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten en concurrentiekracht
Daar waar de Commissie overweegt met nieuwe voorstellen te komen, is voor het kabinet een duidelijke impact assessment van de mogelijke maatregelen essentieel. Hierin moet duidelijk worden aangegeven welke maatregelen de Commissie beoogt en welke gevolgen deze hebben voor overheid, bedrijfsleven en burgers. Verder steunt het kabinet het streven van de Commissie om de regeldruk voor het bedrijfsleven te verminderen en zo de verschillende fondsen toegankelijker te maken. Daarbij dient nadrukkelijk aandacht te worden besteed aan de gevolgen voor het mkb. Uitgangspunt is in ieder geval dat nieuwe voorstellen zo lastenluw als mogelijk worden vormgegeven.
Preparatory Action on Defence Research (PADR), EU Defence Industrial Development Programme (EDIDP), Europees Defensiefonds EDF en de permanent gestructureerde samenwerking (PESCO) binnen de EU
Te weten: EU-dronetechnologieën, EU-ruimtesysteem voor wereldwijde beveiligde communicatie en ruimteverkeersbeheer.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-3072.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.