22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1910 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 september 2014

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij vier fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Mededeling handhaving EU-mededingingsregels (Kamerstuk 22 112, nr. 1907)

Fiche 2: Verordening pensioenbijdrage EU-ambtenaren (Kamerstuk 22 112, nr. 1908)

Fiche 3: Verordening EU-agentschap voor opleiding rechtshandhaving (Cepol) (Kamerstuk 22 112, nr. 1909)

Fiche 4: Mededeling Europese Commissie over aanpakken oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Mededeling Europese Commissie over aanpakken oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen

1. Algemene gegevens

a) Titel voorstel

Mededeling bestrijding van oneerlijke handelspraktijken tussen ondernemingen in de voedselvoorzieningsketen

b) Datum ontvangst Commissiedocument

17 juli 2014

c) Nr. Commissiedocument:

COM (2014) 472

e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board:

Geen

f) Behandelingstraject Raad:

Raad voor Concurrentievermogen

g) Eerstverantwoordelijk ministerie:

Ministerie van Economische Zaken

2. Essentie voorstel

De mededeling stelt een aanpak voor om in de hele EU te komen tot een doeltreffend kader om oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen tegen te gaan. Het gaat dan om praktijken die sterk afwijken van goed handelsgedrag, die in strijd zijn met goede trouw en een eerlijke behandeling en die door een handelspartner eenzijdig worden opgelegd aan een andere handelspartner. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het eenzijdig en met terugwerkende kracht wijzigen van afspraken door een afnemer. Oneerlijke handelspraktijken kunnen vooral bij middelgrote- en kleine bedrijven in de voedselvoorzieningsketen schadelijke gevolgen hebben. Het kan gevolgen hebben voor hun concurrentiekracht, de keuze om te investeren in producten en technologie en het ondernemen van grensoverschrijdende activiteiten op de gemeenschappelijke markt.

De voorstellen in de mededeling zijn gebaseerd op drie pijlers:

  • 1. ondersteuning van het vrijwillige Supply Chain Initiative, een zelfreguleringsinitiatief binnen de voedselvoorzieningsketen op Europees niveau, waarbij bedrijven worden aangespoord om aan deel te nemen. Deze vorm van Europese zelfregulering is in september 2013 gestart om oneerlijke handelspraktijken tussen bedrijven onderling op te lossen. Een rapport met evaluatie van het Supply Chain Initiative is voorzien in het najaar van 2015;

  • 2. totstandkoming van een uniforme invulling en toepassing van beginselen van goede praktijken in de voedselvoorzieningsketen. Om oneerlijke handelspraktijken in de EU en in het bijzonder over de grenzen heen doeltreffend te bestrijden zou het van belang zijn daarover consensus te hebben. De beginselen van het Supply Chain Initiative kunnen als basis dienen voor een dergelijke consensus. De Europese Commissie zal de uitwisseling van best practices tussen lidstaten ondersteunen en roept de lidstaten op ondernemingen op hun grondgebied aan te moedigen om zich aan te sluiten bij vrijwillige gedragscodes, zowel die op nationaal als EU-niveau;

  • 3. doeltreffende handhaving op nationaal niveau. De Europese Commissie nodigt lidstaten uit om de effectiviteit van de handhaving te beoordelen ten behoeve van geloofwaardige en afschrikkende maatregelen tegen het gebruik van oneerlijke handelspraktijken. Hierbij moet in het bijzonder aandacht worden besteed aan de geheimhouding van de identiteit van individuele klagende bedrijven. Nationale handhavingsmechanismen moeten het mogelijk maken om op EU niveau doeltreffend samen te werken ten einde grensoverschrijdende oneerlijke handelspraktijken aan te pakken en eventuele regelingsarbitrage te voorkomen. Tevens zal de Commissie de coördinatie tussen de lidstaten blijven ondersteunen door de uitwisseling van informatie tussen de nationale handhavingsinstrumenten te vergemakkelijken.

De mededeling stelt geen regelgevende maatregelen op EU-niveau voor, maar moedigt lidstaten aan passende maatregelen te nemen tegen oneerlijke handelspraktijken.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

  • a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

    Elk bedrijf, leverancier of afnemer, groot of klein, moet ervan kunnen uitgaan dat eenmaal gemaakte afspraken worden nagekomen. Mocht dat niet het geval zijn, dan is dat een probleem dat zich voordoet in de bilaterale relatie tussen een individuele leverancier en een individuele afnemer. De overheid heeft daar in beginsel geen rol in. Ervaringen in andere Europese landen leren dat wetgeving die ziet op het tegengaan van oneerlijke handelspraktijken bij inkoopmacht niet altijd effectief is, zoals blijkt uit het onderzoeksrapport Oneerlijke handelspraktijken, voldoet bestaande (zelf)regulering? dat onderzoeksbureau SEO Economisch Onderzoek in opdracht van het Ministerie van Economische zaken heeft uitgebracht (Kamerstuk 31 531, nr. 22). Dit rapport concludeert dat zelfregulering de meest aangewezen route is om problemen met oneerlijke handelspraktijken bij inkoopmacht tegen te gaan. Het Ministerie van Economische Zaken heeft een faciliterende rol bij zelfregulering. Om te bezien hoe zelfregulering in de praktijk werkt zijn er twee pilots (in de agrofoodsector en in de sector mode, textiel en schoeisel) opgezet en in het najaar van 2013 gestart. Op basis van de uitkomsten van deze pilots, in het najaar van 2015, zal worden bezien hoe hiermee verder te gaan.

  • b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

    Het kabinet verwelkomt aandacht vanuit de zijde van de Europese Commissie op het terrein van oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen. Het probleem van oneerlijke handelspraktijken beperkt zich, door het grensoverschrijdende karakter van de handel, namelijk niet tot een enkele lidstaat. Tegelijkertijd hanteren de verschillende lidstaten verschillende oplossingen voor het probleem, toegesneden op de specifieke situatie in een land. Daarbij wordt niet altijd uitgegaan van dezelfde definitie van wat oneerlijke handelspraktijken nu zijn. Het is dan ook zinvol om hier in Europees verband overeenstemming over te bereiken. Daarnaast acht het kabinet het van belang dat de Europese Commissie de ruimte biedt aan het reeds bestaande Supply Chain Initiative, dat voortkomt uit het High Level Forum for a Better Functioning Food Supply Chain, zodat zelfregulering op Europees niveau een kans krijgt. Tevens signaleert de Europese Commissie problemen met de handhaving van initiatieven die oneerlijke handelspraktijken tegengaan en biedt ruimte aan lidstaten om deze handhaving verdere invulling te geven. In de ogen van het kabinet zou de mededeling om oneerlijke handelspraktijken aan te pakken, zich niet moeten beperken tot de voedselvoorzieningsketen. Oneerlijke handelspraktijken komen namelijk ook in andere sectoren voor en het is dan ook een gemiste kans dit voorstel alleen op de voedselvoorzieningsketen te richten.

    Tegelijkertijd wacht de Europese Commissie de resultaten van het Supply Chain Initiative af om te bezien of meer acties nodig zijn. Het kabinet acht het van belang om af te wachten of dit initiatief effectief is voordat naar eventuele volgende stappen wordt gekeken.

  • c) Eerste inschatting van krachtenveld

    Het krachtenveld binnen Europa is divers. Zo is er een grote verscheidenheid aan systemen om oneerlijke handelspraktijken tegen te gaan, sommige lidstaten zetten in op regulering, andere lidstaten werken met zelfregulering en weer andere lidstaten doen niets. Ook binnen het Europees parlement is deze verscheidenheid merkbaar. Binnen het bedrijfsleven is het afhankelijk van welke schakel in de keten gekeken wordt naar een oplossing voor de aanpak van oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen.

4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten

  • a) Bevoegdheid

    De Commissie noemt in de mededeling zelf geen grondslag. Het gaat hier om een mededeling in de sfeer van de interne markt, hetgeen op grond van artikel 4, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een gedeelde bevoegdheid van de Unie en de lidstaten is.

  • b) Subsidiariteit

    De grondhouding met betrekking tot de subsidiariteit is positief. Het probleem van oneerlijke handelspraktijken beperkt zich, door het sterk internationale karakter van deze handel, niet tot een enkele lidstaat. Hierdoor is het zinvol op Europees niveau aandacht te hebben voor de aanpak van oneerlijke handelspraktijken. Tegelijkertijd is het aan lidstaten op welke manier zij problemen met oneerlijke handelspraktijken tegen willen gaan. De ruimte die de mededeling overlaat voor de specifieke situatie in een lidstaat door geen voorstellen te doen voor wetgeving is dan ook gewenst.

  • c) Proportionaliteit

    De grondhouding met betrekking tot de proportionaliteit is positief. Met de voorgestelde oplossingen wordt, waar mogelijk, aansluiting gezocht bij bestaande structuren en systemen. Hierbij gaat het zowel om zelfregulering die al op Europees of nationaal niveau loopt als om mogelijke manieren van handhaving door bestaande toezichthouders. Hiermee gaan de voorstellen van de Europese Commissie niet verder dan nodig is.

  • d) Financiële gevolgen

    Er is geen sprake van financiële consequenties voor de EU-begroting en de nationale begroting.

  • e) Gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

    Er is geen sprake van regeldruk of administratieve lasten.

Naar boven