22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1908 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 september 2014

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij vier fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Mededeling handhaving EU-mededingingsregels (Kamerstuk 22 112, nr. 1907)

Fiche 2: Verordening pensioenbijdrage EU-ambtenaren

Fiche 3: Verordening EU-agentschap voor opleiding rechtshandhaving (Cepol) (Kamerstuk 22 112, nr. 1909)

Fiche 4: Mededeling Europese Commissie over aanpakken oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen (Kamerstuk 22 112, nr. 1910)

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche – Verordening pensioenbijdrage EU-ambtenaren

1. Algemene gegevens

a) Titel voorstel

Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende aanpassing, met ingang van 1 juli 2011, 1 juli 2012 en 1 juli 2013, van het pensioenbijdragenpercentage van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie

b) Datum ontvangst Commissiedocument

16 juli 2014

c) Nr. Commissiedocument

COM(2014) 462

e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Niet van toepassing.

f) Behandelingstraject Raad

Raad Algemene Zaken

g) Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

h) Rechtsbasis

Artikel 83a en bijlage XII van het Ambtenarenstatuut (Verordening 259/68)

i) Besluitvormingsprocedure Raad

De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid.

j) Rol Europees parlement

Het Europees parlement heeft hierin geen rol.

2. Essentie voorstel

  • a) Inhoud voorstel

    Dit Commissievoorstel is een uitvloeisel van het tot en met 2013 geldende EU-Ambtenarenstatuut. Daarin was bepaald dat de Raad iedere vijf jaar het pensioenbijdragenpercentage (het percentage dat EU-ambtenaren afdragen van hun bruto salaris), op basis van een vijfjaarlijkse doorrekening van Eurostat, en dat de Raad jaarlijks beziet of het bijdragenpercentage het actuariële evenwicht1 van de pensioenen waarborgt.2 Om dit actuariële evenwicht te waarborgen, stelt de Commissie voor om de percentages van de pensioenbijdragen van EU-ambtenaren over 2011 en 2012 iets te verlagen (van 11,6 procent in 2011 naar 11,0 procent en van 10,6 procent in 2012 naar 10,0 procent) en het percentage voor 2013 iets te verhogen (van 10,3 procent naar 10,6 procent).

  • b) Impact-assessment Commissie

    Er is geen impact-assessment van de Commissie. Wel zijn de Eurostat-berekeningen bij het voorstel gevoegd onder SWD(2014) 237, SWD(2014) 238, SWD(2014) 239 en SWD(2014) 240.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

  • a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

    Nederland pleit al jaren voor versobering van de arbeidsvoorwaarden van het EU-personeel, waaronder de pensioenen. De afgelopen jaren heeft Nederland hierbij wisselend succes geboekt. Over de jaren 2011 en 2012 zijn de Raad en de Commissie (na uitspraak door het Europees Hof van Justitie) een salarisstijging overeengekomen van respectievelijk 0 procent en 0,8 procent. In het kader van de onderhandelingen over het meerjarig financieel kader (MFK) 2014–2020 is bedongen dat over 2013 en 2014 een salarisnullijn wordt aangehouden. Omdat voor pensioenen hetzelfde stijgingspercentage geldt als voor salarissen, wordt de stijging van de pensioenkosten hierdoor afgevlakt. Ook is in het MFK-akkoord afgesproken dat het aantal ambtenaren in de EU-instellingen en -agentschappen met 5 procent wordt gereduceerd. Bovendien is in het nieuwe EU-Ambtenarenstatuut een hogere pensioenleeftijd3 afgesproken, alsmede lagere schalen voor bepaalde categorieën functionarissen. Deze maatregelen hebben ook een vermindering van de stijging van de pensioenkosten tot gevolg.

    Niettemin had Nederland graag gezien dat er verdergaande versoberingen waren aangebracht in de arbeidsvoorwaarden van EU-ambtenaren, waaronder de pensioenen, en heeft het als zodanig tegen het finale voorstel voor aanpassing van het EU-Ambtenarenstatuut gestemd. Nederland pleit, tot slot, voor een onafhankelijke studie naar de langetermijnkosten van de huidige pensioenregeling.

  • b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

    Nederland is tegen het EU-pensioenstelsel als zodanig en heeft zich om die reden steeds onthouden van instemming met het jaarlijkse voorstel voor vaststelling van het pensioenbijdragenpercentage. Sinds de aanpassing van het EU-Ambtenarenstatuut in 2004 worden de personeelsbijdragen vastgesteld op basis van een virtueel stelsel («notional fund») en verviel voor het EU-personeel de verplichting een derde deel van de lopende pensioenkosten te dragen. Dit systeem is gehandhaafd bij de vaststelling van het nieuwe EU-Ambtenarenstatuut voor 2014–2023. Nederland is tegenstander van dit virtuele stelsel, omdat het niet adequaat meebeweegt met de oplopende pensioenkosten voor het vergrijzende EU-personeelsbestand. Deze extra kosten, die met name op de middellange termijn kunnen oplopen, zullen voelbaar worden op de EU-begroting. Dit kan op termijn ten koste gaan van (andere) prioriteiten op de begroting, of de afdrachten van de lidstaten aan de EU-begroting doen oplopen. Nederland vindt dit onwenselijk.

    Bovendien staat de werking van het EU-pensioenstelsel, waarvan het nu voorliggende voorstel onderdeel uitmaakt, niet in verhouding tot de harde maatregelen op het gebied van pensioenen die in veel van de lidstaten zijn toegenomen, of nog genomen moeten worden.

    Het is echter niet realistisch de reeds afgesloten discussie rondom het EU-Ambtenarenstatuut opnieuw te willen voeren. De regering heeft de Kamer op 30 april jl. geïnformeerd over de beperkte resterende beïnvloedingsmogelijkheden van Nederland om het arbeidsvoorwaardenpakket voor EU-ambtenaren te wijzigen.4

  • c) Eerste inschatting van krachtenveld

    Op het moment van schrijven is het nog niet mogelijk een adequate inschatting te maken van het krachtenveld in de Raad. In het verleden heeft zich een blokkerende minderheid gekeerd tegen een vergelijkbaar voorstel, in 2011. Dit heeft ertoe geleid dat de Commissie een rechtszaak (C-453/12) aanspande tegen de Raad wegens het niet nakomen van zijn verplichtingen uit het EU-Ambtenarenstatuut. Deze rechtszaak is aangehouden op verzoek van de Commissie, die nu hetzelfde percentage over 2011 voorstelt (11,0 procent). Sindsdien is evenwel een nieuw EU-Ambtenarenstatuut uitonderhandeld, hetgeen voor lidstaten mogelijk nieuw licht op de zaak werpt. De kans is hierdoor aanwezig dat andere lidstaten het voorstel hierdoor als een hamerstuk zullen zien, en de blokkerende minderheid zich niet opnieuw aftekent.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

  • a) Bevoegdheid

    Het voorstel voor de verordening is gebaseerd op artikel 83a en bijlage XII van het EU-Ambtenarenstatuut. Nederland acht dit de juiste grondslag.

  • b) Subsidiariteit

    Het subsidiariteitsoordeel luidt positief. Besluitvorming over arbeidsvoorwaarden van de EU kan enkel op EU-niveau plaatsvinden.

  • c) Proportionaliteit

    De door de Commissie voorgestelde percentages worden aangereikt door Eurostat, op basis van berekeningen conform de geldende bepalingen over het EU-pensioenstelsel. Nederland acht de implicaties van het Commissievoorstel echter niet proportioneel: EU-ambtenaren blijven aanspraak maken op hoge pensioenen, terwijl de financiële houdbaarheid van de EU-pensioenverplichting op de lange termijn onvoldoende gewaarborgd is. De EU-begroting, die door de lidstaten wordt gefinancierd, zal hier in toenemende mate onder gebukt gaan. Deze situatie verhoudt zich moeilijk tot de situatie in veel lidstaten, waaronder Nederland, waarin de pensioenvoorziening voor ambtenaren onder druk is komen te staan.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

  • a) Consequenties EU-begroting

    Het voorstel heeft geen directe consequenties voor de uitgaven van de EU, maar wel voor de inkomsten (de pensioenbijdragen van EU-ambtenaren worden als inkomsten op de begroting genoteerd). Deze zouden over 2011–2013 € 29,9 miljoen lager uitvallen dan voorzien, omdat het pensioenbijdragenpercentage per saldo omlaag wordt bijgesteld. Hier stelt de Commissie tegenover dat de versoberde bijstelling van de ambtenarensalarissen over dezelfde periode 2011–2013 een positieve impact van € 33 miljoen heeft gegenereerd. In het laatste jaar, 2013, wordt het pensioenbijdragenpercentage iets verhoogd, waardoor hogere inkomsten voor de EU-begroting worden verwacht (9,2 miljoen). Bij een gelijkblijvend pensioenbijdragenpercentage zou dit ook voor de volgende jaren gelden.

  • b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

    Dit voorstel wordt geheel via de EU-begroting gefinancierd. Op termijn kan de groei van administratieve uitgaven wel een hogere EU-afdracht van de lidstaten vergen.

  • c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

    Niet van toepassing.

  • d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

    Geen.

  • e) Gevolgen voor concurrentiekracht

    Niet van toepassing.

6. Implicaties juridisch

  • a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

    Geen.

  • b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

    Niet van toepassing.

  • c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

    Er is geen voorgestelde datum voor de inwerkingtreding. De Commissie streeft ernaar de onderhandelingen in 2014 af te ronden. De Verordening zal in werking treden nadat zij is gepubliceerd, en geldt met terugwerkende kracht.

  • d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

    Niet van toepassing. Conform het aangepaste EU-Ambtenarenstatuut wordt de pensioenbijdrage jaarlijks en met ingang van juli 2014 automatisch vastgesteld. Omdat dit het laatste voorstel is over de termijn waarop de oude regelgeving (dat wil zeggen de relevante bepalingen in het EU-Ambtenarenstatuut voor de aanpassing die in 2013 werd vastgesteld) van toepassing is, is een evaluatie ervan niet nodig.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

Niet van toepassing.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen.


X Noot
1

De actuariële toets bestaat eruit dat de premies worden berekend op basis van meerdere parameters, zoals verwachte salarisontwikkeling, inflatie, et cetera.

X Noot
2

Met ingang van 2014 is het EU-Ambtenarenstatuut aangepast. In de nieuwe situatie wordt het percentage van de pensioenbijdrage niet langer vastgesteld middels een Verordening van de Raad. In plaats daarvan wordt het automatisch bijgesteld, (mede) op basis van de jaarlijks aangepaste salarissen.

X Noot
3

De pensioenleeftijd is verhoogd naar 65 jaar voor zittende EU-ambtenaren en naar 66 jaar voor nieuwe EU-ambtenaren.

X Noot
4

Kamerstuk 21 501–02, nr. 1374.

Naar boven