22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1459 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 augustus 2012

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 9 fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Verordening financiële aansprakelijkheid bij

investeringsgeschillen van investeerders uit derde landen

(Kamerstuk 22 112, nr. 1452)

Fiche 2: Verordening betalingsbalansfaciliteit voor niet-eurolanden

(Kamerstuk 22 112, nr. 1453)

Fiche 3: Mededeling Europese strategie voor sleuteltechnologieën

(Kamerstuk 22 112, nr. 1454)

Fiche 4: Mededeling bestrijding belastingfraude en belastingontduiking

(Kamerstuk 22 112, nr. 1455)

Fiche 5: Verordening handelsgerelateerde maatregelen visserijproducten

(Kamerstuk 22 112, nr. 1456)

Fiche 6: Pakket inzake technische controles voertuigen (Kamerstuk 22 112, nr. 1457)

Fiche 7: Mededeling betere toegang tot wetenschappelijke informatie

(Kamerstuk 22 112, nr. 1458)

Fiche 8: Mededeling gezamenlijke strategie voor een partnerschap tussen

de EU en het caribisch gebied

Fiche 9: Mededeling ontwikkeling EU beleid voor Noordpoolgebied

(Kamerstuk 22 112, nr. 1460)

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

Fiche: Mededeling Gezamenlijke strategie voor een partnerschap tussen de EU en het Caribisch gebied

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Gezamenlijke mededeling aan de Raad. Gezamenlijke strategie voor een partnerschap tussen de EU en het Caribisch gebied.

Datum Commissiedocument

26 juni 2012

Nr. Commissiedocument

JOIN (2012) 18

Pre-lex

http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=JOIN:2012:0018:FIN:NL:PDF

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Niet opgesteld.

Behandelingstraject Raad

Behandeling in de Raad Buitenlandse Zaken (Ontwikkelingssamenwerking configuratie).

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Buitenlandse Zaken.

2. Essentie voorstel

De top van de EU en het Cariforum1 besloot in mei 2010 in Madrid om te werken aan een gezamenlijke strategie voor een partnerschap tussen de EU en het Caribisch gebied. De landen in het Caribisch gebied maken deel uit van de groep staten in Afrika, de Cariben en de Stille Oceaan die via de overeenkomst van Cotonou met de EU verbonden is2. Daarnaast maakt een aantal landen in het Caribisch gebied vanwege zijn status van LGO (Landen en Gebieden Overzee) deel uit van de EU. Dat geldt ook voor de Caribische delen van het Koninkrijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten. De gezamenlijke acties die in het voorstel worden genoemd, moeten complementair zijn met en worden uitgevoerd binnen de samenwerkingsovereenkomsten-overeenkomsten, -structuren en -instrumenten die tussen het Caribisch gebied en de EU reeds van kracht zijn, teneinde synergie te bevorderen en overlapping te voorkomen.

De EU en het Caribisch gebied delen een lange gemeenschappelijke geschiedenis. Deze gezamenlijke strategie beoogt de wederzijdse betrekkingen een nieuwe dimensie te geven. Er zijn vijf kerngebieden vastgesteld: a) regionale integratie, b) wederopbouw van Haïti, c) klimaatverandering en natuurrampen, d) criminaliteit en veiligheid, en e) gezamenlijk optreden in multilaterale fora. De mededeling is daarmee een aanvulling op het bestaande, goed ontwikkelde instrumentarium dat beschikbaar is voor de regio zoals de overeenkomst van Cotonou, de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten en de EU en de biregionale politieke dialoog. Dit wordt aangevuld door andere kaders voor regionale samenwerking waaraan de EU en het Caribisch gebied deelnemen, zoals het partnerschap van de EU met Latijns-Amerika en het Caribisch gebied, en instrumenten zoals het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI), het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het aan Caricom-gelieerde Caribisch Ontwikkelingsfonds.

Het maatschappelijk middenveld, niet-statelijke actoren en parlementen spelen een belangrijke rol bij de uitvoering van de gezamenlijke strategie en worden daar met een inclusieve dialoog bij betrokken.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

Bevoegdheidsvaststelling:

De Commissie doet geen voorstellen voor concrete wet- en regelgeving. De Commissie/EDEO doet wel aanbevelingen om de politieke dialoog te versterken, bestaand instrumentarium en coördinatie te verbeteren en om mechanismen te ontwikkelen om risico’s bij rampen te verminderen en de regionale capaciteit voor rampen en noodrespons te versterken. De Unie heeft op deze terreinen een gedeelde bevoegdheid (art. 4 lid 2 en lid 4 VWEU).

Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel:

Nederland heeft een positieve grondhouding t.a.v. subsidiariteit van de mededeling omdat het een beleidsterrein betreft waarbij handelen door de EU als geheel effectiever en efficiënter is dan handelen door de lidstaten afzonderlijk.

De aanbevelingen die de Commissie doet, laten voldoende ruimte voor nationale besluiten en staan inhoudelijk in verhouding tot de geformuleerde doelstellingen. De proportionaliteitstoets is positief.

Financiële gevolgen

In de Mededeling staan geen voorstellen waaraan directe financiële gevolgen zijn verbonden. Nederland wil dat de financiële middelen ter uitvoering van het voorgestelde beleid gevonden worden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting. Over de hoogte van toekomstige EU steun aan de regio wordt besloten in het kader van onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader en het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) voor 2014–2020. Over het financieringsvoorstel van de Commissie voor EOF11 ging de Kamer in december 2011 een BNC-fiche toe [Kamerstuk 22 112 nr. 1313].

Regeldruk en administratieve lasten

Voorstellen hebben geen gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Het kabinet ondersteunt de voorgestelde doelen en maatregelen voor een gezamenlijke strategie met het Caribisch gebied. Het in deze mededeling voorgestelde beleid sluit nauw aan bij de prioriteiten zoals gesteld in de beleidsbrief «Het buitenlands beleid van het koninkrijk in de Cariben» (Kamerstuk 29 653, 11 december 2009). De doelstellingen van het buitenlands beleid van het Koninkrijk der Nederlanden in de Cariben richten zich met name op het bestendigen en verdiepen van de goede bilaterale betrekkingen met de landen in het Caribisch gebied en het bijdragen aan een duurzame en economische ontwikkeling van de Cariben in brede zin. De doelen en maatregelen die in het kader van de EU-strategie met de Cariben zijn geformuleerd, sluiten hierop aan, zeker op het gebied van regionale integratie en samenwerking; vergroten van de welvaart; ecologische kwetsbaarheid/ klimaatverandering en criminaliteit en veiligheid – vooral drugscriminaliteit en mensenhandel/mensensmokkel.

De relatie tussen de EU enerzijds en het Caribisch deel van het Koninkrijk anderzijds is vastgelegd in het Landen en Gebieden Overzee (LGO)-besluit, dat loopt tot en met 31 december 2013. In het traject in de aanloop naar deze Mededeling heeft Nederland altijd het belang van de LGO’s onderstreept en dat zal Nederland ook blijven doen bij de uitvoering van het EU beleid ten aanzien van de Cariben. De notie dat de relatie met de LGO’s meer moet stoelen op een partnerschap dan op een klassieke ontwikkelingssamenwerkingsrelatie, is daarbij het uitgangspunt.


X Noot
1

De leden van het Cariforum zijn: Antigua and Barbuda, de Bahama’s, Barbados, Belize, Cuba, Dominica, de Dominicaanse Republiek, Grenada, Guyana, Haïti, Jamaica, Montserrat, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Suriname en Trinidad en Tobago

X Noot
2

Overeenkomst van Cotonou: partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000

Naar boven