21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 917 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 17 mei 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 4 mei 2016 over de Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 17 mei 2016 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 916), over de brief van 25 april 2016 over het Verslag Landbouw- en Visserijraad 11 april 2016 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 915), over de brief van 8 april 2016 over Fiche: Mededeling EU Actieplan tegen illegale handel in wilde dieren en planten (Kamerstuk 22 112, nr. 2113), over de brief van 1 april 2016 over het Kwartaaloverzicht Europese Consultaties op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken (Reactie op de Consultation on the EU Action Plan against Antimicrobial Resistance) (Kamerstuk 22 112, nr. 2107), over de brief van 28 april 2016 over de juridische analyse van het voorstel van de Europese Commissie voor mogelijke nationale beperking of verbod op tot de EU toegelaten gg-veevoeders en gg-levensmiddelen (Kamerstuk 34 214, nr. 13) en over de brief van 29 april 2016 over de consultatie Europees Visserijfonds (Kamerstuk 32 201, nr. 82).

De vragen en opmerkingen zijn op 9 mei 2016 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 13 mei 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De griffier van de commissie, Franke

Inhoudsopgave

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

     
 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

5

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

7

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

8

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

10

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

11

     

II

Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

13

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Marktsituatie

De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris uitgebreid in te gaan op de actuele stand van zaken over de maatregelen en de inzet van middelen om de crisis in de veehouderij aan te pakken. Deze leden lezen dat het geld uit het eerste pakket aan maatregelen nog maar voor een deel is ingezet (ongeveer € 160 van de € 420 miljoen). Kan de Staatssecretaris aangeven waar nieuwe maatregelen uit gefinancierd worden? In antwoord op eerdere vragen heeft de Staatssecretaris aangegeven dat de Europese Commissie verwacht de aanvullende maatregelen uit herschikking te kunnen financieren. Hoe ziet deze herschikking eruit, zo deze leden. In de speech van dhr. Hogan van 14 maart jl. gaf de Eurocommissaris aan dat er al bijna een miljard euro is uitgetrokken voor de crisis. Kan de Staatssecretaris een duidelijke onderbouwing van dit bedrag geven?

Landbouw en Klimaat

De Europese Commissie zal een presentatie geven over de uitwerking van het Klimaatakkoord van Parijs. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de inzet van Nederland in deze is? De Nederlandse melkveehouderij staat bekend om bijvoorbeeld de lage methaanuitstoot per kg melk. Op welke wijze gaat de Staatssecretaris de Nederlandse veehouderij inzetten als voorbeeld, oplossing en kansen om dit probleem aan te pakken? Waar ligt volgens de Staatssecretaris de balans tussen bioeconomie en voedselzekerheid? Is de Staatssecretaris bereid om zich in dit dossier nadrukkelijk in te zetten om de voedselproductie/voedselzekerheid niet in gevaar te brengen zodat Nederland/Europa niet afhankelijk wordt van voedselproductie elders in de wereld? Welke rol speelt het verdienmodel van de boer een rol? Op welke manier wordt de kennis van de Nederlandse boer en tuinder hierbij ingezet?

Dierenwelzijn

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse gelezen dat er brede steun is voor het dierenwelzijn-platform dat mede op initiatief van Nederland georganiseerd wordt. Voor deze leden is het welzijn van dieren van groot belang, maar zij staan kritisch tegenover het platform. Kan de staatsecretaris toezeggen dat dierenwelzijn voorop blijft staan en niet het merendeel van de middelen gaan naar het oprichten van een bureaucratisch mechanisme ten koste van het welzijn van de dieren? En kan de Staatssecretaris aangeven wat de procentuele verhouding is van de middelen die gebruikt worden voor de organisatie en uitvoeringskosten en de middelen die daadwerkelijk terecht komen bij het dierenwelzijn?

Kan de Staatssecretaris meer gedetailleerd inzicht geven in de Eurobarometer over dierenwelzijn? Zijn er metingen per lidstaat gedaan? Wat is de inzet van de Staatssecretaris op dit punt? Nederland is een van de koplopers in Europa op dierenwelzijn. Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden van de VVD-fractie dat het niveau van dierenwelzijn in heel Europa op een gelijk niveau moet komen alvorens er in Nederland aanvullende eisen gesteld worden? Zo nee, waarom niet?

Vereenvoudiging Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

Voor het Nederlandse voorzitterschap is de vereenvoudiging van het GLB een speerpunt. Dat is een goed uitgangspunt. Kan de Staatssecretaris puntsgewijs een overzicht geven van de concrete maatregelen die voor de Nederlandse boer positief uitwerken? Wat is de inzet om deze lijst nog verder uit te breiden? Wat vindt de staatsecretaris van de conclusie van bijvoorbeeld LTO dat de gewasdiversificatie haar doel volledig voorbij schiet? Zij wijst bijvoorbeeld op het feit dat er vooral gekeken wordt naar de gewassen, maar niet naar de gewasrotatie en het teeltseizoen wat op het ene bedrijf anders is ingevuld dan op het andere bedrijf. Als het seizoenritme niet op elkaar kan worden aangesloten loopt men tegen de problemen aan. Is de Staatssecretaris het met de leden van de VVD-fractie eens dat de uitwerking van de vergroeningsmaatregelen niet altijd aansluiten bij de praktijk en daarmee kansen blijven liggen? Hoe gaat de Staatssecretaris zorgen voor meer flexibiliteit?

Vanggewassen mogen de eerste 10 weken na zaai niet gemaaid of geoogst worden. Begrazing van deze vanggewassen door bijvoorbeeld schapen kan goed zijn voor de bodem en biodiversiteit. Waarom wordt begrazing van deze gewassen niet toegestaan? Het lijkt nu een juridisch getouwtrek wat oogsten is of niet. Is dit een Nederlandse kwestie? Is de Staatssecretaris bereid op dit soort punten meer ruimte te bieden en vooral het doel centraal te stellen in plaats van de regels?

G7 Bijeenkomst landbouwministers

Kan de Staatssecretaris ingaan op de verklaring van de G7 landbouwministers waarin de wereldwijde uitdagingen waar de landbouwsector voor staat zijn opgenomen? Kan de Staatssecretaris aangeven welke rol hij voor Nederland opeist als landbouwland waar innovatie, hoge productiviteit en efficiëntie in de landbouw de basis is en Nederland als gidsland kan worden gezien?. Op welke manier gaat hij de Nederlandse landbouw onder de aandacht brengen en als voorbeeld stellen om wereldwijd in de stijgende vraag naar voedsel te voorzien?

Overig

Kan de Staatssecretaris ingaan op het bijgaande artikel (http://www.boerderij.nl/Home/Achtergrond/2016/3/EIB-wil-miljoenen-investeren-in-landbouw-2775045W/) waaruit blijkt dat de Europese Investeringsbank (EIB) miljoenen euro’s wil investeren in de landbouw, maar nog onvoldoende gebruik van wordt gemaakt? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij samen met de EIB meer onder de aandacht wil brengen?

De uitbetaling van de GLB betalingsrechten 2015 is nog steeds niet afgerond. Ongeveer een vijfde van de boeren heeft deze betalingen nog niet of maar deels ontvangen. Kan de Staatssecretaris een actuele stand van zaken geven? Hoe kijkt hij aan tegen het feit dat boeren wel aan allerlei verplichtingen moeten voldoen maar dat de uitbetalingen (11 maanden na opgave) nog steeds niet zijn afgerond? Welke stappen zet de Staatssecretaris om dit voor de betalingen 2016 te voorkomen?

Visserij

Nu de afspraken uit de Omnibusverordening aangaande sancties en strafpunten bij overtredingen inzake de aanlandplicht afloopt op 1 januari 2017, zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd welke gesprekken er vanuit Nederland worden ingezet. Zo vallen de soorten schol en kabeljauw buiten de aanlandplicht, omdat zij «lastige» soorten zijn, en is voor deze soorten een periode van 2 jaar waarin er geen sancties worden opgelegd niet van toepassing. Kan de Staatssecretaris aangeven of Nederland zich wil inzetten voor een zogenoemde wenperiode voor deze soorten? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris ingaan op de uitwerking van een uitvoerbare aanlandplicht voor deze soorten? En zo ja, wat is de inzet dan precies? Wat is nu de stand van zaken van het overleg van de Scheveningengroep? Hoe vindt de overeenstemming plaats over de interpretatie van wet- en regelgeving, de registratie en monitoring en de wijze van handhaving? Wat is de stand van zaken van de handhaving op de Nederlandse wateren?

Voor wat betreft de consultatie visserijfonds zouden de leden van de VVD-fractie de Staatssecretaris graag de volgende vragen willen stellen. Kan de Staatssecretaris uiteenzetten waarom de inzet kan worden verlaagd en hoe de opvatting van de regering dat de financiering vanuit het Visserijfonds moet worden verminderd kan worden gerijmd met een verhoging van het budget, zowel in Europees verband als in Nederland in de periode 2014–2020? Wat betekent volgens de Staatssecretaris de focus van de Nederlandse regering op verduurzaming als prioriteit voor het Europees Visserijfonds voor de toekomst? Kan de Staatssecretaris nader ingegaan op wat er precies wordt verstaan onder verduurzaming? En wat betekent dit voor de Nederlandse visserijsector, of die in andere landen, die al fors in verduurzaming hebben geïnvesteerd? Betekent een focus op verduurzaming volgens de Staatssecretaris ook dat nieuwe innovaties sneller zullen worden toegestaan?

Daarnaast hebben deze leden met interesse gelezen dat de economische groei in de visserijen en aquacultuur belangrijke speerpunten zijn. Hierbij vragen de leden wel wat de Staatssecretaris precies verstaat onder het creëren van economische groei. Welke mogelijkheden biedt dit volgens de Staatssecretaris concreet voor de Nederlandse visserij sector?

Kan de Staatssecretaris nader ingaan op de Nederlandse inzet als het gaat om de exotenlijst (invasieve soorten)? Zijn er besluiten nu «on hold» gezet in afwachting van deze lijst? Zo ja, welke? Kan de Staatssecretaris aangeven wat de lijst betekent voor de (pilot) wolhandkrab?

EU-actieplan tegen illegale handel in wilde dieren en planten

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over het EU-actieplan tegen de illegale handel in planten en dieren. De leden van de VVD-fractie stellen het op prijs dat de EU de illegale handel in planten en dieren hoog op de agenda zet, wel hebben zij hier nog enkele vragen over. Hoe gaat de EU regelen dat er tussen de verschillende lidstaten een gelijkspeelveld wordt gecreëerd? Kan de Staatssecretaris toezeggen hier meer op in te zetten? In de brief valt ook te lezen dat de illegale handel in wilde dieren en planten nog steeds toeneemt. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe dat kan, als zeker Nederland steeds meer geïnvesteerd heeft in de strijd tegen de illegale handel en er veel projecten lopen. Kan de Staatssecretaris toelichten wat precies de probleempunten zijn en hoe deze worden aangepakt? En kan de Staatssecretaris aangegeven hoe effectief de verschillende projecten zijn die er lopen?

Voorstel EC voor mogelijke nationale beperking of verbod op tot de EU toegelaten gg-veevoeders en gg-levensmiddelen

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van uw brief inzake de juridische analyse van het voorstel van de Europese Commissie voor mogelijke nationale beperking of verbod op tot de EU toegelaten gg-veevoeders en gg-levensmiddelen. De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris bedanken voor het toezenden van de gedegen uitgevoerde nadere juridische analyse van de jurisprudentie inzake de uitleg van artikel 36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het begrip «dwingende redenen van algemeen belang».

Uit de analyse komt duidelijk naar voren dat het voorstel van de Europese Commissie op alle aspecten juridisch volledig onmogelijk is, naast het feit dat het voorstel vanuit Nederlands perspectief ook volledig ongewenst is. De EU is voor 70% afhankelijk van import van eiwitrijke veevoedergewassen. Een belangrijk deel wordt daarvan geleverd via de import van soja van buiten de EU. Nagenoeg de volledige import daarvan betreft het genetische gemodificeerde gewassen. Naast het feit dat dit onzinnelijke voorstel van de Europese Commissie de voedselvoorziening in gevaar brengt, terwijl deze import nog nooit problemen heeft opgeleverd voor mens en natuur, heeft het ook gevolgen voor de omzet de haven van Rotterdam als doorvoer-hub.

Nadat het Europese Parlement zich al eerder negatief over dit initiatief van de Europese Commissie heeft uitgesproken, evenals dat op basis van de resultaten van een lichte impact-assessment uitgevoerd conform de motie van de leden De Liefde – Leenders (Kamerstuk 34 214, nr. 8) grote verstrekkende negatieve economische gevolgen uitwees, blijkt nu weer uit de analyse van de Juridische Dienst van de Raad dat het voorstel van de Europese Commissie juridisch onmogelijk is.

Dit bizarre voorstel van de Europese Commissie leidt tot stagnatie en frustratie omdat het bij voortduring zorgt voor onduidelijkheid. Dat is zeer schadelijk voor de interne markt. Nederland is bijna aan het einde van het Voorzitterschap; wat gaat de Staatssecretaris doen om dit weer op de agenda te zetten? Hoe ziet het speelveld eruit? Kan de Staatssecretaris de Kamer informeren welke acties hij heeft ondernomen om de onzinnigheid van het voorstel van de Europese Commissie voor het voetlicht te brengen? Heeft hij steun gezocht bij andere lidstaten? Kan de Staatssecretaris de Kamer eveneens informeren hoeveel medestanders hij al heeft gevonden om dit onzinnige voorstel van de Europese Commissie te laten intrekken? Dit onzinnige voorstel moet zo spoedig mogelijk van tafel, zo merken de leden van de VVD-fractie op.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Herziening besluitvorming genetisch gemodificeerde organismen

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van de analyse van de Juridische Dienst van de Raad betreffende het voorstel van de EC over de herziening besluitvorming genetisch gemodificeerde organismen. Zij hebben hier nog enkele vragen over en verzoeken de Staatssecretaris hierop in te gaan.

De Juridische Dienst van de Raad geeft aan dat het «het heel erg moeilijk voor lidstaten zal zijn om een nationale beperking op ethische gronden te rechtvaardigen die door het Hof van Justitie zou worden aanvaard». De leden van de PvdA-fractie maken hieruit op dat het, hoewel moeilijk, niet onmogelijk is. De genoemde leden vragen de Staatssecretaris om enkele voorbeelden te geven van specifieke gronden waarop een nationale beperking (zeer waarschijnlijk) wel door het Hof van Justitie zou worden geaccepteerd, en wanneer niet. Zij vragen de Staatssecretaris hier eveneens een uitleg bij te geven wat de verschillen tussen deze gronden zijn die acceptatie bevorderen of juist tegenwerken.

De genoemde leden vragen de Staatssecretaris wanneer het overleg met lidstaten is of wordt gepland en of hij de Kamer op de hoogte kan houden van verdere ontwikkelingen op dit vlak, mede naar aanleiding van het op korte termijn volgende overleg met de andere lidstaten. Ook vragen de leden wat de inzet van Nederland in dit overleg is om tot een oplossing te komen.

Illegale handel in dieren

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van het fiche Mededeling EU Actieplan tegen illegale handel in wilde dieren en planten. Zij hebben hier nog enkele vragen over en verzoeken de Staatssecretaris hierop in te gaan. In antwoord op schriftelijke vragen van het lid Van Dekken stelt de Staatssecretaris dat Nederland op dit moment genoeg prioriteit geeft aan de bestrijding van wildlife criminaliteit, maar dat er grote verschillen in de prioriteit zit die de verschillende EU-landen aan deze vorm van criminaliteit geven. De leden van de fractie van de PvdA vragen de Staatssecretaris welke landen nog geen, of slechts een lage, prioriteit geven aan deze problematiek.

De genoemde leden vragen de Staatssecretaris of hij van mening is dat het EU-actieplan tegen illegale handel in wilde dieren en planten een grotere prioriteit voor deze problematiek in andere EU-landen zal creëren. De leden van de PvdA-fractie doelen daarbij met name op de landen die op dit moment geen of slechts een lage prioriteit aan deze problematiek geven. Zo ja, kan de Staatssecretaris aangeven op welke wijze er in die landen meer prioriteit gegeven moet en zal worden dankzij dit actieplan. Zo nee, welke stappen zijn er mogelijk en nodig om dit alsnog te bewerkstelligen, aldus de Staatssecretaris.

Glyfosaat

De leden van de fractie van de PvdA maken zich zorgen over de eventuele stemming van het (ambtelijk) permanente comité inzake planten dieren en voedsel (PAFF-comité) op 18 en 19 mei a.s. over de verlenging van de toelating van glyfosaat tot de Europese markt. Eerder gaf de Staatssecretaris aan een verlenging met 10 jaar voor te stellen onder de voorwaarde dat de toelating met onmiddellijke ingang zal worden ingetrokken indien het European Chemicals Agency (ECHA), dat is belast met de classificatie van de carcinogeniteit (kankerverwekkendheid) van glyfosaat, het middel als (potentieel) kankerverwekkend beoordeelt. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat stemming in het PAFF-comité over hernieuwde toelating van glyfosaat plaatsvindt op 18 en 19 mei a.s.? Wat is lidstaat Nederland voornemens te stemmen, en zal de voorwaarde (intrekking toelating) prominent onderdeel uitmaken van de Nederlandse stemming?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

Glyfosaat

De leden van de SP- fractie hebben kennisgenomen van de stukken. Stemt het (ambtelijke) permanente comité inzake planten dieren en voedsel (Engels: PAFF-committee) op 18 en 19 mei a.s. inderdaad over de verlenging van de toelating van het onkruidbestrijdingsmiddel glyfosaat?

De leden van de SP-fractie vinden het onacceptabel als de toelating van glyfosaat wordt verlengd voor een nieuwe periode. Is de Staatssecretaris bereid om tegen een hernieuwde toelating voor glyfosaat te stemmen? Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel waarde de regering hecht aan de mening van de Wereldgezondheidsorganisatie/Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC), dat glyfosaat als waarschijnlijk kankerverwekkend beoordeelt? Hoe gaat de regering de gezondheid van burgers, boeren en werknemers beschermen betreffende glyfosaat? De leden van de SP-fractie vragen de regering in hoeverre zij het voorzorgbeginsel toepast betreffende glyfosaat. Kan de Staatssecretaris toelichten wat het regeringsstandpunt is betreffende de toepassing van het voorzorgbeginsel bij mogelijk of waarschijnlijk kankerverwekkende stoffen in zijn algemeenheid? In hoeverre strookt dit met de plicht van de overheid om de burger te beschermen tegen vermijdbare blootstelling aan kankerverwekkende stoffen? De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris hoe hij recht gaat doen aan de motie van de leden Grashoff-Leenders (Kamerstuk 21 501-32, nr. 912). De leden van de SP fractie constateren dat de motie verzoekt de Europese Commissie te vragen om een nieuw voorstel waarin hernieuwde toelating voor maximaal twee jaar wordt toegestaan. De leden van de SP- fractie constateren dat de voorliggende voorstellen een hernieuwde toelating betreffen van 7 tot 10 jaar. De leden van de SP-fractie dringen er dan ook ten stelligste op aan om de motie uit te voeren en niet akkoord te gaan met een langjarige toelating. Gaat de Staatssecretaris tegen stemmen indien er een voorstel voor ligt om glyfosaat hernieuwd toe te laten voor een periode langer dan 2 jaar?

Medio 2017 komt het European Chemicals Agency met een nieuwe beoordeling omtrent de risico's van glyfosaat; gaat de Staatssecretaris zich er voor inzetten dat deze geen vertraging oploopt? De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is zich er voor in te zetten om deze naar voren te halen. De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris of hij onderschrijft dat glyfosaat uit de handel genomen moet worden indien het European Chemicals Agency nog geen nieuwe beoordeling heeft gegeven waaruit overtuigend blijkt dat glyfosaat niet kankerverwekkend is.

Met het oog op de aangenomen motie horen de leden van de SP-fractie graag in detail wat de inzet van de Staatssecretaris zal zijn, zowel in de rol als Voorzitter als in de rol van een stemgerechtigde lidstaat. Is de Staatssecretaris bereid de rol van Voorzitter en lidstaat te scheiden en is hij bereid als lidstaat tegen te stemmen?

Neonics

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris of hij bereid is nu Nederland Voorzitter is zich hernieuwd in te zetten voor de uitvoering van motie (Kamerstuk 21 501-32, nr. 684) die de regering verzoek zich in te zetten voor een Europees moratorium op alle toepassingen van neonicotinoïden en fipronil. Is de Staatssecretaris bereid dit onderwerp tijdens het Voorzitterschap opnieuw te agenderen en met reductievoorstellen te komen?

Het Centrum voor Landbouw en Milieu heeft immers geconstateerd dat met de genomen inperkende maatregelen in Nederland nog altijd 85% van het gebruik van neonicotinoïden overeind blijft. Is de Staatssecretaris bereid zich in te spannen om ook de overgebleven 85% sterk of geheel te reduceren? Zo ja: welke maatregelen gaat hij hiervoor nemen?

De leden van de SP-fractie constateren dat de bovenstaande motie de regering verzoekt zich in te zetten voor een Europees moratorium op alle toepassingen van neonicotinoiden en fipronil, tenzij onomstotelijk bewezen is dat zij geen schadelijk effect hebben op de gezondheid van bijen, en vragen de Staatssecretaris welke acties hij gaat ondernemen om deze motie recht te doen.

Actieplan dierenwelzijn

De leden van de SP-fractie hechten veel waarde aan een betere borging van dierenwelzijn en verwachten een stevige inzet van Nederland bij het actieplan dierenwelzijn.

Kan de Staatssecretaris de planning, deelnemende organisaties en organisatievorm van het platform nader toelichten? Wat is de inzet van Nederland? Hebben de uitkomsten van de Eurobarometer tot nieuwe inzichten geleid betreffende de richting van Europees beleid en de Nederlandse inzet daartoe? Is de Staatssecretaris van plan om te gaan sturen op concrete en meetbare doelen? Is hij bereid de Kamer te informeren over de doelstellingen, de meetbaarheid ervan en de voortgang? Welke drie voorstellen gaat Nederland inbrengen ter verbetering van dierenwelzijn? Is de Staatssecretaris bereid het beperken en verbeteren van diertransport in te brengen? Is de Staatssecretaris bereid bontproductie en import van bont als punt van ernstig dierenleed in te brengen? Is de Staatssecretaris bereid de discussie aan te zwengelen over systemen van dierhouderij die in voldoende mate tegemoet komen aan het natuurlijk gedrag van het dier (zoals grazen voor de koe, wroeten voor het varken en scharrelen voor de kip) en over houderijsystemen die dit geweld aan doen, zoals kooihuisvesting voor konijnen?

Visserijfonds

De leden van de SP-fractie onderschrijven dat het totale budget voor het visserijfonds moet worden verlaagd. De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris bij zijn inzet op innovatie in deze bereid is innovatie te koppelen aan duurzaamheid en dus in te zetten op innovaties die duurzaamheid ten goede komen en niet op innovaties die weinig of geen maatschappelijke relevantie hebben.

Omvorming kalverhouderij

De leden van de SP fractie vinden 92% van de inkomsten voor de kalverhouder uit subsidie veel te hoog en vragen de Staatssecretaris of hij bereid is met plannen te komen voor omvorming van de kalverhouderij, waarbij tevens een substantiële verbeterslag gemaakt wordt betreffende duurzaamheid, dierenwelzijn, diergezondheid en inperking van diertransport. Wanneer worden de ideeën hiertoe aan de Kamer voorgelegd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 17 mei 2016. Over het verslag van de afgelopen Raad, de geannoteerde agenda en aanverwante onderwerpen hebben deze leden nog vragen.

De leden van de CDA-fractie lezen in het verslag van de Raad van 11 april jl. dat erover gesproken wordt om de aanvraagtermijn voor directe betalingen te verlengen van 15 mei naar 15 juni a.s. Deze leden vragen de Staatssecretaris om zijn positie over deze door sommige lidstaten voorgestelde verlenging kenbaar te maken en om de voor- en nadelen dienaangaande inzichtelijk te maken. De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris om aan te geven hoe hij uitvoering geeft aan motie van het lid Geurts c.s. over volledige uitbetaling van betalingsrechten in december van het jaar over welke deze betaald worden (Kamerstuk 21 501-32, nr. 905) en hoe een verlenging van de aanvraagtermijn zich zou verhouden met op tijd uitbetalen.

Ten aanzien van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid vragen de leden van de CDA-fractie of de wijzigingen van het GLB voor de periode 2014–2020 integraal worden geëvalueerd, zo ook de invoering van de gelijke hectare premie waarmee alle sectoren aanspraak kunnen maken op directe betalingen. Bent u ermee bekend dat in sommige sectoren die voorheen geen recht had op inkomenstoeslagen en nu wel op directe betalingen, zoals de fruitteelt, er telers zijn die onvoldoende op de hoogte waren en daarom hebben opgegeven dat zij geen rechten wilden aanvragen? In sectoren die voorheen geen eerste pijler steun ontvingen is het zo dat hun betalingsrechten gradueel worden verhoogd, echter als zij in 2015 en 2016 minder dan 500 euro kregen, vervallen hun rechten terwijl ze door de graduele stijging van deze steun juist in 2017 of 2018 wel boven de minimum grens van 500 euro zouden uitkomen. Bent u bereid om te kijken of hiervoor oplossingen zijn? En op welke wijze wordt de sterke daling in de periode 2014–2020 van Europese steun aan sommige sectoren, zoals de kalverhouderij en de aardappelzetmeelteelt, gemonitord? Wordt daarbij gekeken naar de inkomens van de boeren in deze sectoren?

De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de voortdurende slechte marktsituatie op de agenda van de Raad staat. In dit kader vragen deze leden of niet nog meer gebruik zou kunnen worden gemaakt van het Europees Fonds voor Strategische Investeringen, waarover onlangs de vicevoorzitter van de EIB zich uitliet (Nieuwe Oogst, 29 april 2016). Is de Staatssecretaris in dit kader bereid om samen met de EIB, banken en de landbouwsector te kijken hoe via fondsen, omdat het minimumbedrag van leningen van het EIB voor een individuele boer te hoog ligt (op 7,5 miljoen euro), deze middelen beschikbaar kunnen worden gemaakt voor investeringen in de landbouwsector zoals in Ierland wordt gedaan samen met de Rabobank in het zogenaamde Glanbia MilkFlex Fund? Zou bijvoorbeeld ook gedacht kunnen worden aan nationale fondsen voor goedkope leningen, gefinancierd vanuit de EIB, ten behoeve van investeringen voor asbestsanering of mestverwerking?

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris om opheldering over de pilot mineralenconcentraat. In maart 2014 tijdens het algemeen overleg mestbeleid gaf de toenmalige Staatssecretaris aan dat zij bereid was ervoor te pleiten de pilot mineralenconcentraat uit te breiden (Kamerstuk 33 037, nr.122). In de beantwoording van de feitelijke vragen over de E-begroting 2015 (Kamerstuk 34 000-XIII, nr. 45) vraag nummer 127 gaf de Staatssecretaris aan dat «zoals ook door uw Kamer verzocht, bereid ik een uitbreiding van de pilot mineralenconcentraat voor. Hierover ben ik in overleg met de Europese Commissie. Het ligt in de verwachting dat de openstelling van de vernieuwde pilot begin 2015 zal zijn.» In de brief van 24 februari 2015 geeft de Staatssecretaris nogmaals aan dat het haar ambitie is om deze pilot te vergroten (Kamerstuk 33 037, nr.145). In beantwoording op schriftelijke vragen stelt de Staatssecretaris in september 2015 dat er een verzoek is gedaan aan de Europese Commissie om de pilot op korte termijn uit te breiden (Kamerstuk 21 501-32, nr. 875). Bij de begrotingsbehandeling van het begroting van het Ministerie van Economische Zaken onderdeel Landbouw- en Natuur gaf de Staatssecretaris aan meer informatie te geven over de pilots in de brief over het fosfaatrechtenstelsel, in welke brief van 3 maart 2016 (Kamerstuk 33 979, nr. 108) hierover niets stond. Vervolgens laat de Staatssecretaris in zijn antwoorden van 9 maart 2016 op schriftelijke vragen (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1805) weten dat het blijft bij de huidige 10 bedrijven. De leden van de CDA-fractie vragen waarom de ambitie om de pilot uit te breiden opeens is opgegeven. Waarom heeft de eerdere inzet en het verzoek aan de Europese Commissie niet tot resultaat gehad dat de pilot is uitgebreid? Waarom wordt er niet nog steeds ingezet op spoedige uitbreiding welke ambitie is toegezegd aan de Kamer in 2014? Welk verzoek is eigenlijk gedaan aan de Europese Commissie, en wat was de reactie van de Europese Commissie daarop? Op welke wijze kan gezien de lange looptijd van de wijziging en implementatie van de meststoffenverordening in de tussentijd de pilot uitgebreid worden om verder kennis op te doen over de mogelijke fabricatie en toepassingen van mineralenconcentraat? Bent u bereid om zich hiervoor in te zetten zoals eerder toegezegd?

Wat zijn de verwachtingen over de conferentie die gehouden wordt op 18 mei aanstaande over kwekersrecht en patenten, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Welk resultaat wordt met de conferentie beoogd en welke stappen zijn al gezet om dit te realiseren?

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris of Nederland naar verwachting het voorstel van de Commissie ten aanzien van de verlenging van de toelating van glyfosaat zal steunen. Zo nee, waarom niet?

Kunt u inzichtelijk maken op basis waarvan en waarom de zoveelste verhoging van de NVWA-tarieven is doorgevoerd vanaf 1 mei 2016? Is dit onderdeel van het verhogen van de efficiëntie van de NVWA-organisatie zoals toegezegd bij het plan van aanpak van december 2013? Maakt deze verhoging onderdeel uit van de door u aangekondigde doorlichting van de NVWA? Vindt u deze verhoging rechtvaardig tegenover de toezegging dat de NVWA efficiënter zou gaan werken? Waarom wacht u niet het advies van de Raad van State af ten aanzien van de doorrekening van kosten voor toezicht en inspectie van in het bijzonder de NVWA zoals verzocht door de Tweede Kamer op initiatief van de motie van het lid Geurts c.s. (Kamerstuk 33 835, nr. 20)?

De leden van de CDA-fractie steunen de inzet van de Staatssecretaris om vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid te bewerkstelligen. Voor enkele specifieke punten vragen zij de aandacht van de Staatssecretaris. Wil de Staatssecretaris ervoor pleiten om de huidige middelvoorschriften gewasdiversificatie te wijzigen zodat deze aansluit bij de praktijk van gewasrotatie, in het bijzonder op zware klei? Zo nee, waarom niet? Is de Staatssecretaris bereid om te kijken hoe in sommige teelten gewerkt kan worden met een ander teeltseizoen, gezien dat niet altijd loopt van januari-december? Zo nee, waarom niet? Is de Staatssecretaris bereid om zich ervoor in te spannen om begrazing van vanggewassen toe te staan, gezien dit ook ten goede komt aan de ecologische meerwaarde van het vanggewas? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie vragen graag aandacht voor land- en tuinbouwbedrijven die in 2015 voor het eerst toeslagrechten hebben aangevraagd, waaronder veel fruittelers. Zij krijgen het signaal dat verschillende ondernemers door onvoldoende ervaring met de GLB-administratie en voor hen onduidelijke formulieren een fout hebben gemaakt bij deze aanvraag, zoals een verkeerd of niet geplaatst vinkje, waardoor ze niet alleen voor 2015, maar ook voor de rest van de GLB-periode tot 2020 toeslag mislopen. Verder zijn er ondernemers die in 2015 en 2016 geen toeslagrechten kunnen verzilveren, omdat ze onder de drempelwaarde van 500 euro uitkomen. Bij oplopende waarde van de toeslagrechten zouden ze in 2017 en verder wel boven deze drempel uitkomen, maar lijkt de regelgeving hen geen ruimte meer te bieden om deze rechten alsnog te verzilveren. De leden van de SGP-fractie horen graag of de Staatssecretaris deze knelpunten herkent. Ziet hij nog mogelijkheden om aan deze knelpunten tegemoet te komen?

De leden van de SGP-fractie hebben nog een vraag over de toekenning van toeslagrechten. Deze leden hebben vernomen dat de Rijksdienst voor Ondernemers (RVO) in 2015 aangevraagde betalingsrechten met betrekking tot private overeenkomsten (huurder/verhuurder) nog niet verwerkt zou hebben, terwijl voor 15 mei alweer de nieuwe aanvraag voor toeslag gedaan moet worden. Klopt dat? Zou dit nog hersteld kunnen worden?

Mestexporteurs lopen aan tegen het feit dat de Duitse deelstaat Nedersaksen weigert om dierlijke mest die in lijn met EU-verordening 1069/2009 gehygiëniseerd is, toe te laten als gehygiëniseerde mest. Dat belemmert de export van mest. De kwestie is voorgelegd aan de Europese Commissie. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer de kwestie aan de Europese Commissie is voorgelegd en wanneer de Commissie uitsluitsel zal geven? Wordt hier vanuit Nederland druk op gezet, zodat op korte termijn duidelijk wordt hoe gehygiëniseerde mest gekwalificeerd moet worden?

De verwachting is dat de melkprijzen richting het einde van 2016 nog verder zullen dalen, en dus nog verder onder de kostprijs uit zullen komen. De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de gevolgen hiervan voor de vitaliteit van de melkveehouderij.

Waar melkveehouders in andere EU-landen mogelijk extra staatssteun krijgen, hebben Nederlandse melkveehouders te maken met grondgebondenheidseisen, fosfaatrechten en aanscherpingen van de emissie-eisen. Hoe gaat de Staatssecretaris voorkomen dat een ongelijk speelveld ontstaat?

In hoeverre biedt artikel 219 van de Gemeenschappelijke Marktordening (1308/2013) juridisch gezien meer mogelijkheden om melkproductie en -aanbod te beperken dan nu gebeurd via de vrijwillige productiebeperking en interventie?

Kan de Staatssecretaris enig inzicht geven in de mate waarin de vrijwillige productiebeperking en de verdubbeling van de interventieplafonds naar verwachting effect zullen hebben op melkproductie, -aanbod en melkprijs?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de overige Kamerbrieven. Zij willen graag enkele vragen stellen.

Verordening datacollectie visserij

Aquacultuur in afgescheiden stukken open water is geen duurzaam alternatief voor het leegvissen van de oceanen. Hormonen, antibiotica en resistente bacteriën komen in de natuur terecht, en ontsnapte kweekvis kruist zich met vissen uit het wild. De gevolgen hiervan, met name voor de biodiversiteit, dienen zorgvuldig inzichtelijk te worden gemaakt. De leden betreuren, net als de Europese Commissie, dat met het compromis Verordening datacollectie visserij het verzamelen van gegevens van de aquacultuur slechts een optionele keuze voor lidstaten is geworden. Belangrijke informatie over de negatieve impact van aquacultuur zal daardoor uitblijven.

Ondanks de negatieve effecten van aquacultuur en het ontbreken van gegevens hierover, is de EU voornemens om de aquacultuur flink te subsidiëren. Deelt de Staatssecretaris de mening dat de EU hiermee een nieuwe vorm van bioindustrie subsidieert? Deelt de Staatssecretaris de mening dat het onverantwoord is om subsidies te geven aan een industrie waarvan gegevens over de negatieve impact ontbreken? Kan de Staatssecretaris aangeven wat zijn positie is geweest tijdens de onderhandelingen?

Consultatie Europees Visserijfonds

De leden van de PvdD-fractie hebben met enige verbazing het standpunt van de Nederlandse regering over het Europees Visserijfonds gelezen. Zo lezen deze leden dat de regering staat voor financiële steun aan de visserij- en aquacultuur voor het creëren van economische groei. De oceanen en zeeën verkeren in kritieke toestand; het leven is er de afgelopen veertig jaar gehalveerd en het lukt vissers al twintig jaar niet om hun visvangst op peil te houden. Een oneindige economische groei is onmogelijk; een drastische verlaging van de visvangst is onvermijdelijk. Het is de taak van de regering om de oceanen en zeeën, die de basis van ons bestaan vormen, te beschermen. Graag ontvangen deze leden hierop een reactie.

Overige onderwerpen

Blauwvin tonijn

Uit de laatste wetenschappelijke beoordeling door de International Scientific Committee for Tuna and Tuna-like Species in the North Pacific Ocean blijkt dat van de Pacific blauwvin tonijn slecht 2,6% van de oorspronkelijke populatie over is. In het rapport wordt gewaarschuwd dat bij continuering van de huidige visserij en managementpraktijken er slechts een kans is van 0,1% dat de populatie weer op een gezond niveau zal komen. Deelt de Staatssecretaris de mening dat continuering van de vangst en internationale handel van deze blauwvin tonijn onverantwoord is? Is de Staatssecretaris bereid zich in te spannen voor een moratorium op deze blauwvin tonijn?

Importverbod Walvisbont

De leden van de fractie van de PvdD zijn fel tegen de walvisjacht door Noorwegen. Ondanks dat de consumptie van walvisvlees drastisch afneemt in Noorwegen, houdt de Noorse overheid de walvisjacht in stand. Uit een recent vrijgegeven document door de Environmental Investigation Agency en het Amerikaanse Animal Welfare Institute (AWI) blijkt het walvisvlees daardoor te eindigen als voer voor de Noorse bontindustrie. De Noorse bontindustrie veroorzaakt niet langer alleen leed voor de vossen en nertsen, maar houdt ook de walvisjacht in stand. De Nederlandse regering heeft officieel het standpunt ingenomen tegen walvisjacht te zijn en heeft meermaals de toezegging gedaan zich daar blijvend tegen te verzetten. Deelt de taatssecretaris dan ook de mening van deze leden dat walvisbont onacceptabel is en dat de EU de import van bont uit Noorwegen moet stopzetten? Is de Staatssecretaris bereid zich in te spannen tot een Europees importverbod analoog aan het Europese importverbod op zeehondenbond, aangezien deze de toetsing door de WTO heeft doorstaan?

Lijst van aangewezen invasieve exoten

De leden van de PvdD-fractie hebben al eerder bezwaar gemaakt tegen de voorlopige lijst van aangewezen invasieve exoten. Er staan diersoorten op de lijst die niet aan de criteria voldoen, zoals de rode neusbeer. De leden voelen zich gesteund door het Europees Parlement die bezwaar heeft tegen de willekeur waarmee de lijst tot stand is gekomen en daarom heeft besloten de definitieve lijst met ten minste zes maanden uit te stellen. Deelt de Staatssecretaris dit bezwaar? Is de Staatssecretaris van plan om zich deze periode in te spannen voor herziening van de lijst, gebaseerd op gedegen praktijkonderzoek? Dit is van groot belang omdat diersoorten die eenmaal op deze lijst staan bestreden dienen te worden, dikwijls op gruwelijke manieren en met niet-specifieke middelen. De leden van de PvdD-fractie maken zich daarbij specifiek zorgen over de wasbeerhond. De wasbeerhond staat niet op de voorlopige lijst en daar is volgens een eerdere risicoanalyse ook geen reden toe. De leden vragen zich af waarom de wasbeerhond alsnog op de concept uitbreidingslijst is geplaatst. Ook vragen de leden zich af waarom er in opdracht van de NVWA momenteel een nieuw onderzoek naar de negatieve effecten van deze soort op inheemse flora en fauna plaatsvindt en waarom dit onderzoek plaatsvindt nadat deze soort al op de concept uitbreidingslijst is geplaatst? Voor de leden van de PvdD-fractie lijkt dit de omgekeerde route.

Ook betwijfelen de leden de noodzaak van de plaatsing van de muskusrat op deze concept uitbreidingslijst. De plaatsing legitimeert de bestrijdingsactiviteiten – terwijl uit onderzoek steeds meer naar voren komt dat er geschikte alternatieven zijn, zoals een andere inrichting van de waterkeringen. Deze oplossing voorkomt niet alleen het graven van muskusratten, maar ook van bevers, vossen, konijnen en beverratten. Allemaal dieren die gedood of verplaatst worden omdat ze graafactiviteiten ontplooien in waterkeringen. Graag ontvangen deze leden hierop een reactie.

II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

In deze brief beantwoord ik de vragen van de fracties van uw Kamer van 9 mei jl. over onderwerpen op de Landbouw- en Visserijraad van 17 mei 2016. Daarnaast zijn de vragen over de consultatie over het visserijfonds, glyfosaat en de conferentie over kwekersrecht en patenten beantwoord in deze brief.

De beantwoording van de overige gestelde vragen die niet gaan over de op de Raad geagendeerde onderwerpen, ontvangt u binnen de gebruikelijke termijn die geldt voor de beantwoording van Kamervragen.

Vragen van de leden van de VVD-fractie

Marktsituatie

De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris uitgebreid in te gaan op de actuele stand van zaken over de maatregelen en de inzet van middelen om de crisis in de veehouderij aan te pakken. Deze leden lezen dat het geld uit het eerste pakket aan maatregelen nog maar voor een deel is ingezet (ongeveer € 160 van de € 420 miljoen). Kan de Staatssecretaris aangeven waar nieuwe maatregelen uit gefinancierd worden? In antwoord op eerdere vragen heeft de Staatssecretaris aangegeven dat de Europese Commissie verwacht de aanvullende maatregelen uit herschikking te kunnen financieren. Hoe ziet deze herschikking eruit, zo deze leden. In de speech van dhr. Hogan van 14 maart jl. gaf de Eurocommissaris aan dat er al bijna een miljard euro is uitgetrokken voor de crisis. Kan de Staatssecretaris een duidelijke onderbouwing van dit bedrag geven?

Voor de actuele stand van zaken van de maatregelen en de inzet van middelen verwijs ik u naar eerdere brieven, o.a. het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 11 april (Kamerstuk 21 501-32 nr. 915). Inmiddels hebben 15 lidstaten uitgaven genotificeerd bij de Europese Commissie uit het pakket aan maatregelen van september jl. Daarmee is nu 192,5 miljoen euro van de 420 miljoen euro uitgegeven.

Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord van 8 april jl. op de vraag van de VVD-fractie (Beantwoording vragen over het persbericht van de Europese Commissie van 14 maart jl.; Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2237) verwacht de Europese Commissie de aanvullende maatregelen van maart jl. te kunnen betalen binnen de bestaande begroting en ziet de Europese Commissie daarom vooralsnog geen reden om met aanvullende dekkingsvoorstellen te komen. Ik heb de Europese Commissie opgeroepen om te onderzoeken welke aanvullende financieringsmogelijkheden gevonden kunnen worden, mocht de marktsituatie onvoldoende verbeteren. Het aanspreken van de crisisreserve wordt daarbij als uiterste middel meegenomen.

Met de in de vraag genoemde herschikking van middelen bedoelt de Europese Commissie het gebruik maken van onbenutte middelen op de landbouwbegroting, zonder de landbouwbegroting op te hogen. Op welke posten sprake zal zijn van onderbenutting is op dit moment nog niet aan te geven.

Eurocommissaris Hogan noemde in zijn inleiding in de Landbouw- en Visserijraad van 14 maart jl. inderdaad dat er in de afgelopen twee jaar meer dan een miljard euro is uitgetrokken ter ondersteuning van de Europese agrarische sector.1

In 2015 en 2016 heeft de EU uitgegeven2:

  • 410,3 miljoen euro voor groente en fruit;

  • 55,8 miljoen euro voor opslag van zuivel;

  • 30 miljoen euro voor humanitaire hulp (zuivel);

  • 32 miljoen euro voor particuliere opslag varkensvlees;

  • 460 miljoen euro voor gerichte tijdelijke buitengewone steun (veehouderijsectoren);

  • 60 miljoen euro voor promotie.

Landbouw en Klimaat

De Europese Commissie zal een presentatie geven over de uitwerking van het Klimaatakkoord van Parijs. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de inzet van Nederland in deze is? De Nederlandse melkveehouderij staat bekend om bijvoorbeeld de lage methaanuitstoot per kg melk. Op welke wijze gaat de Staatssecretaris de Nederlandse veehouderij inzetten als voorbeeld, oplossing en kansen om dit probleem aan te pakken?

Voor de inzet van Nederland verwijs ik u naar de kabinetsbrief over de appreciatie van het klimaatakkoord van Parijs en vervolgstappen (Kamerstuk 31 793, nr. 136).

De Nederlandse melkveehouderij staat zowel internationaal als binnen de EU bekend om haar lage emissies van methaan en lachgas per eenheid product en is daarmee een voorbeeld van klimaatslimme landbouw: Landbouw die gelijktijdig duurzame verhoging van de landbouwproductie nastreeft, weerbaar maakt tegen effecten van klimaatverandering en de broeikasgasuitstoot van de landbouwsector terugdringt. Dit voorbeeld laat zien dat landbouw inderdaad deel van de oplossing van het probleem kan zijn. Dit zal, ook tijdens de komende Landbouw- en Visserijraad, uitgangspunt zijn van de bespreking.

Tegelijkertijd ontkomt ook de Nederlandse land- en tuinbouw niet aan het zoeken naar verdergaande broeikasgasemissiereductie, waarbij de aangekondigde integratie van de landgebruiksector (LULUCF3) in het 2030-raamwerk mogelijk tot nieuwe kansen en uitdagingen leidt (Kamerstuk 31 793, nr.136).

Waar ligt volgens de Staatssecretaris de balans tussen bioeconomie en voedselzekerheid? Is de Staatssecretaris bereid om zich in dit dossier nadrukkelijk in te zetten om de voedselproductie/voedselzekerheid niet in gevaar te brengen zodat Nederland/Europa niet afhankelijk wordt van voedselproductie elders in de wereld?

In de bioeconomy Stakeholders» conferentie in Utrecht (12 en 13 april 2016) is door alle stakeholders gezamenlijk vastgesteld dat voedselzekerheid een van de «guiding principles» is voor een duurzame bioeconomie. Het manifest dat op het einde van de conferentie door de stakeholders is opgemaakt geeft dit ook duidelijk aan, bijvoorbeeld onder punt 12, namelijk dat een bioeconomie kan bijdragen aan voedsel- en waterzekerheid door innovatie in landbouwsystemen te bevorderen.

Hiermee onderschrijven alle stakeholders het belang dat de bioeconomie niet de voedselzekerheid negatief beïnvloedt, maar juist bijdraagt aan een betere voedselzekerheid. Ik ondersteun dat zeer. Mijn beleid is er op gericht maximaal bij te dragen aan een duurzame voedselproductie mondiaal in lijn met een verdere ontwikkeling van een circulaire economie.

Welke rol speelt het verdienmodel van de boer?

Een adequaat verdienmodel is een belangrijke pijler voor de verdere ontwikkeling van een circulaire economie, inclusief de bioeconomie.

Op welke manier wordt de kennis van de Nederlandse boer en tuinder hierbij ingezet?

Innovatie en kennis bij de boer en tuinder zijn essentieel voor de bioeconomie. Tijdens de bioeconomy Stakeholders» conferentie in Utrecht bleken Nederlandse boeren en tuinders, ook door hun intensieve samenwerking met kennisinstellingen en bedrijven, voorlopers te zijn in Europa. Hun kennis en inzet zijn cruciaal voor de verdere ontwikkeling van de bioeconomie. Mijn inzet is erop gericht deze ontwikkeling verder te stimuleren.

Dierenwelzijn

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse gelezen dat er brede steun is voor het dierenwelzijn-platform dat mede op initiatief van Nederland georganiseerd wordt. Voor deze leden is het welzijn van dieren van groot belang, maar zij staan kritisch tegenover het platform. Kan de staatsecretaris toezeggen dat dierenwelzijn voorop blijft staan en niet het merendeel van de middelen gaan naar het oprichten van een bureaucratisch mechanisme ten koste van het welzijn van de dieren? En kan de Staatssecretaris aangeven wat de procentuele verhouding is van de middelen die gebruikt worden voor de organisatie en uitvoeringskosten en de middelen die daadwerkelijk terecht komen bij het dierenwelzijn?

De Europese Commissie heeft naar aanleiding van de suggesties van Denemarken, Duitsland, Zweden en Nederland voor het opzetten van een EU-platform, de discussies in de Landbouw- en Visserijraad van februari jl. en nadere peilingen in bijeenkomsten met belanghebbendenorganisaties en lidstaten de opzet en oprichting van het platform verder uitgewerkt. In de Raad van 17 mei a.s. wordt het platform opnieuw besproken. Het is nog niet bekend voor welke opzet van een platform de Europese Commissie uiteindelijk wil kiezen, welke middelen daarvoor nodig zijn en welke planning zij hanteert. Het dierenwelzijn blijft voor mij uiteraard voorop staan. Een EU-platform is een middel ter verbetering van dierenwelzijn en geen doel op zich.

Kan de Staatssecretaris meer gedetailleerd inzicht geven in de Eurobarometer over dierenwelzijn? Zijn er metingen per lidstaat gedaan? Wat is de inzet van de Staatssecretaris op dit punt? Nederland is een van de koplopers in Europa op dierenwelzijn. Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden van de VVD-fractie dat het niveau van dierenwelzijn in heel Europa op een gelijk niveau moet komen alvorens er in Nederland aanvullende eisen gesteld worden? Zo nee, waarom niet?

Uit de resultaten van de Eurobarometer blijkt dat het welzijn van dieren een zeer belangrijke kwestie is voor de Europeanen. Bijna alle EU-burgers beschouwen het welzijn van landbouwhuisdieren als belangrijk (94%) en vinden dat hun welzijn beter moet worden beschermd dan nu het geval is (82%). Dit laatste standpunt wordt ook ingenomen over gezelschapsdieren, maar door een iets kleinere groep (74%). De opiniepeilingen van de Eurobarometer zijn in alle EU-lidstaten gedaan en kunnen uitgesplitst worden nagelezen in de publicatie op de website van de Europese Commissie: http://open-data.europa.eu/en/data/dataset/S2096_84_4_442_ENG.

Ik vind het belangrijk om de resultaten van de Eurobarometer te bespreken in de Raad, alsook in het EU-platform met belangenorganisaties. De bevindingen zijn belangrijk voor de mogelijke ontwikkeling van een EU-strategie voor dierenwelzijn voor de komende jaren (2016–2020).

Het streven is dat het niveau van dierenwelzijn in Europa verder omhoog wordt gebracht.

Vereenvoudiging Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Voor het Nederlandse voorzitterschap is de vereenvoudiging van het GLB een speerpunt. Dat is een goed uitgangspunt. Kan de Staatssecretaris puntsgewijs een overzicht geven van de concrete maatregelen die voor de Nederlandse boer positief uitwerken? Wat is de inzet om deze lijst nog verder uit te breiden? Wat vindt de staatsecretaris van de conclusie van bijvoorbeeld LTO dat de gewasdiversificatie haar doel volledig voorbij schiet? Zij wijst bijvoorbeeld op het feit dat er vooral gekeken wordt naar de gewassen, maar niet naar de gewasrotatie en het teeltseizoen wat op het ene bedrijf anders is ingevuld dan op het andere bedrijf. Als het seizoenritme niet op elkaar kan worden aangesloten loopt men tegen de problemen aan. Is de Staatssecretaris het met de leden van de VVD-fractie eens dat de uitwerking van de vergroeningsmaatregelen niet altijd aansluiten bij de praktijk en daarmee kansen blijven liggen? Hoe gaat de Staatssecretaris zorgen voor meer flexibiliteit?

Vanggewassen mogen de eerste 10 weken na zaai niet gemaaid of geoogst worden. Begrazing van deze vanggewassen door bijvoorbeeld schapen kan goed zijn voor de bodem en biodiversiteit. Waarom wordt begrazing van deze gewassen niet toegestaan? Het lijkt nu een juridisch getouwtrek wat oogsten is of niet. Is dit een Nederlandse kwestie? Is de Staatssecretaris bereid op dit soort punten meer ruimte te bieden en vooral het doel centraal te stellen in plaats van de regels?

Inderdaad is voor het Nederlands voorzitterschap vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) een belangrijk speerpunt. Ik heb Eurocommissaris Hogan daarom gevraagd in de Landbouwraad van mei een presentatie te geven over de stand van zaken. Daarnaast zullen in de Raad van juni vereenvoudigingsvoorstellen worden besproken op het gebied van de vergroening van het GLB.

Ik stel vast dat het afgelopen jaar verschillende vereenvoudigingen en versoepelingen zijn gerealiseerd die ook voor de Nederlandse boer positief uitwerken. Ik denk aan de volgende maatregelen:

  • Lidstaten zijn niet langer verplicht alle potentieel subsidiabele landschapselementen te registreren. Deze vereenvoudiging heeft er de aanzet toe gegeven om in Nederland vanaf 2016 alle landschapselementen, met uitzondering van sloten, open te stellen voor de vergroening. Dit was een belangrijke wens, zowel van de landbouwsector als van natuurbeschermingsorganisaties.

  • In naar behoren gemotiveerde gevallen is een buffer van maximaal 5 meter toegestaan tussen de grens van een perceel bouwland en een landschapselement.

  • Als bij een controle ter plaatse blijkt dat een ecologisch aandachtsgebied (EA) dat wel aangevraagd is niet aanwezig is, mag dat worden gecompenseerd met een niet aangevraagd EA.

  • Heggen en houtwallen mogen worden onderbroken door doorgangen tot een maximale breedte van 4 meter.

  • Het is nu mogelijk periodes van braak te hebben en agromilieuverbintenissen af te sluiten zonder dat een perceel meteen aangemerkt wordt als blijvend grasland. Dit voorkomt dat het afsluiten van een agromilieuverbintenis tot gevolg kan hebben dat percelen de status blijvend grasland krijgen. Deze vereenvoudiging kan bijdragen aan de bereidheid van landbouwers om een agromilieuverbintenis af te sluiten op bouwland.

Voor een nadere uitleg over bovengenoemde punten verwijs ik naar een eerdere brief van 10 september 2015 (Kamerstuk 28 625, nr. 226).

Verder noem ik u de recente wijzigingen die zijn aangebracht in de verordeningen:

  • Landbouwers mogen voortaan 35 werkdagen na de uiterste deadline voor de indiening van de aanvragen nog fouten in de aanvragen corrigeren. Ik ben voornemens om van deze mogelijkheid vanaf 2017 gebruik te gaan maken.

  • Per 2016 is het collectief stelsel van agrarisch natuur- en landschapsbeheer ingevoerd. Het aantal subsidieaanvragen daalt daarmee drastisch omdat het collectief de aanvraag doet, en niet meer de individuele boer. Verder is het stelsel flexibeler omdat de definitieve declaratie in het najaar zal plaatsvinden.

Een andere belangrijke vereenvoudiging waar boeren baat bij zullen hebben betreft de zogenaamde gele-kaartprocedure. Deze procedure houdt in dat de sanctie voor een te hoge oppervlakteopgave bij een eerste constatering wordt gehalveerd ten opzichte van het huidige sanctieniveau (voor zover de afwijking minder dan 10% bedraagt). Bij herhaling wordt de sanctie alsnog verhoogd. De gele-kaartprocedure moet nog formeel worden vastgesteld. Nederland steunt deze aanpassing, aangezien daarmee het sanctieregime meer proportioneel wordt.

Ik vind het belangrijk dat er stappen gezet worden op het gebied van vereenvoudiging. Voor wat betreft de specifieke inzet van Nederland in deze discussie verwijs ik naar mijn brief van 8 maart jl. (Kamerstuk 28 625, nr. 2340) en de brief van mijn voorganger van 24 februari 2015 (Kamerstuk 28 625, nr. 221).

De vergroeningsmaatregelen hebben als doel het bevorderen van de biodiversiteit en het milieu. Bij het ontwerpen van de maatregelen heeft de Europese Commissie rekening gehouden met de praktische uitvoerbaarheid door landbouwers en overheden. Daarom is gekozen voor gewasdiversificatie in plaats van gewasrotatie. Op één moment in een vooraf bepaalde periode controleren of er verschillende gewassen op het bedrijf aanwezig zijn, is immers eenvoudiger dan bepalen hoe de vruchtopvolging in meerdere jaren is geweest. Naar mijn waarneming leiden de huidige eisen rond gewasdiversificatie op de meeste akkerbouwbedrijven niet tot onoverkomelijke problemen. De conclusie dat gewasdiversificatie haar doel volledig voorbij schiet, onderschrijf ik daarom niet.

Het is mij bekend dat de vergroeningsmaatregelen niet altijd goed aansluiten bij de praktijk. In mijn brief van 8 maart jl. aan Landbouwcommissaris Hogan heb ik daar ook op gewezen en een aantal concrete verbetervoorstellen gedaan (Kamerstuk 28 625, nr. 2340). Ik hoop op de Landbouw- en Visserijraad van 27 en 28 juni aanstaande over vereenvoudiging op het gebied van vergroening te kunnen spreken.

Bij vanggewassen mogen gedurende de op verzoek van de Kamer ingestelde 10 weken termijn geen activiteiten worden verricht die de functie van het vanggewas kunnen benadelen. Begrazen is een activiteit die schade kan toebrengen en is daarom niet toegestaan. Na de 10 wekentermijn kan het wel. Ik ben bereid om na te gaan of er activiteiten op vanggewassen geïdentificeerd kunnen worden die het vanggewas niet benadelen.

G7 Bijeenkomst landbouwministers

Kan de Staatssecretaris ingaan op de verklaring van de G7 landbouwministers waarin de wereldwijde uitdagingen waar de landbouwsector voor staat zijn opgenomen? Kan de Staatssecretaris aangeven welke rol hij voor Nederland opeist als landbouwland waar innovatie, hoge productiviteit en efficiëntie in de landbouw de basis is en Nederland als gidsland kan worden gezien? Op welke manier gaat hij de Nederlandse landbouw onder de aandacht brengen en als voorbeeld stellen om wereldwijd in de stijgende vraag naar voedsel te voorzien?

Tijdens de bijeenkomst van de landbouwministers van de G7 op 23 en 24 april jl. in Niigata (Japan) is een verklaring aangenomen waarin de uitdagingen worden beschreven waar de landbouwsector wereldwijd voor staat en worden acties aangekondigd die aansluiten bij de implementatie van de 2030 Agenda voor Duurzame Ontwikkeling en het Klimaatakkoord dat in 2015 is gesloten in Parijs.

Ik ondersteun deze verklaring. Veel standpunten en acties in de verklaring sluiten goed aan bij inzet voor wereldwijde voedselzekerheid die de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en mijn ambtsvoorganger hebben beschreven in hun brief van 18 november 2014 (Kamerstuk 33 625, nr. 147). Het streven is daarbij duurzame intensivering van de voedselproductie te koppelen aan een duurzame bescherming en gebruik van natuurlijke hulpbronnen (klimaat, milieu, bodem, water, biodiversiteit) en op adequate wijze rekening te houden met sociale aspecten (inclusieve groei).

Nederland wordt internationaal erkend als een deskundige en innovatieve partner voor landbouwontwikkeling en voedselzekerheid. Nederland loopt in de pas met het EU-beleidskader in deze en speelt in VN-verband een zichtbare en onderscheidende rol met zijn aanpak van hulp, innovatie, handel en investeringen. Kennis, capaciteit en bedrijvigheid vormen daarbij een rode draad, met name vanuit de Topsectoren Agri & Food, Tuinbouw & Uitgangsmaterialen en Water. Nederland werkt bij voorkeur in inclusieve en transparante partnerschappen om publieke, private en maatschappelijke belangen zo efficiënt en effectief mogelijk met elkaar te verbinden. De uitvoering van het beleid sluit zoveel mogelijk aan op lokaal gedragen beleidskaders en instituties.

Europese Investeringsbank

Kan de Staatssecretaris ingaan op het bijgaande artikel (http://www.boerderij.nl/Home/Achtergrond/2016/3/EIB-wil-miljoenen-investeren-in-landbouw-2775045W/) waaruit blijkt dat de Europese Investeringsbank (EIB) miljoenen euro’s wil investeren in de landbouw, maar nog onvoldoende gebruik van wordt gemaakt? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij samen met de EIB meer onder de aandacht wil brengen?

De onbekendheid in de agrosector is grotendeels verklaarbaar door het feit dat de Europese Investeringsbank (EIB) minimaal 7,5 miljoen euro per investering wil uitzetten en omdat er altijd minstens één andere financier bij betrokken moet zijn. Daarmee is de EIB geen directe partij voor Nederlandse boeren en tuinders. Nu financiering, ook van de agrarische sector, enorm in beweging is, komt de EIB voor gestapelde financieringsarrangementen voor grootschalige projecten wel in beeld. Er zijn inmiddels diverse overleggen gaande tussen het Ministerie van Economische Zaken en andere partijen met de EIB (en haar agentschap EIF – het Europees Investeringsfonds) om hen bij financiering van projecten in de agrosector te betrekken, zoals voor mestvergisting en mestverwerking, bedrijfsovername en energie-infrastructuur in de glastuinbouw. Het gaat in die gesprekken steeds om de vorming van een fonds dat individuele investeringsprojecten kan financieren, de massa van een fonds moet het gebruik van EIB en EFSI middelen mogelijk gaan maken.

Met de EIB zal besproken worden hoe we de bekendheid van de EIB met name bij financierende partijen in de agrosector verder kunnen verbeteren.

Consultatie visserijfonds

Voor wat betreft de consultatie visserijfonds zouden de leden van de VVD-fractie de Staatssecretaris graag de volgende vragen willen stellen. Kan de Staatssecretaris uiteenzetten waarom de inzet kan worden verlaagd en hoe de opvatting van de regering dat de financiering vanuit het Visserijfonds moet worden verminderd kan worden gerijmd met een verhoging van het budget, zowel in Europees verband als in Nederland in de periode 2014–2020? Wat betekent volgens de Staatssecretaris de focus van de Nederlandse regering op verduurzaming als prioriteit voor het Europees Visserijfonds voor de toekomst? Kan de Staatssecretaris nader ingegaan op wat er precies wordt verstaan onder verduurzaming? En wat betekent dit voor de Nederlandse visserijsector, of die in andere landen, die al fors in verduurzaming hebben geïnvesteerd? Betekent een focus op verduurzaming volgens de Staatssecretaris ook dat nieuwe innovaties sneller zullen worden toegestaan?

Daarnaast hebben deze leden met interesse gelezen dat de economische groei in de visserijen en aquacultuur belangrijke speerpunten zijn. Hierbij vragen de leden wel wat de Staatssecretaris precies verstaat onder het creëren van economische groei. Welke mogelijkheden biedt dit volgens de Staatssecretaris concreet voor de Nederlandse visserij sector?

Nederland staat in principe terughoudend tegenover overheidssteun en geeft alleen steun mits dit past binnen de voorwaarden die de Nederlandse overheid hieraan stelt. De reden dat het budget voor 2014–2020 hoger is dan in de voorgaande periode is dat de financiering voor datacollectie en controle is toegevoegd aan het Visserijfonds.

Onder «verduurzaming in de visserij» versta ik dat wordt uitgegaan van de Maximale Duurzame Opbrengst (MSY), waarbij de levende biologische rijkdommen van de zee zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht (en behouden) dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. Concreet betekent dit dat innovaties worden gestimuleerd die bijvoorbeeld leiden tot selectievere vistuigen en minder bijvangsten.

De rendementsverbetering in de visserij- en aquacultuurketens is naast de aanlandplicht en verduurzaming in de visserij en aquacultuursector een speerpunt in het Operationeel Programma van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij 2014–2020 (EFMZV). Daarmee wordt niet bedoeld om grotere hoeveelheden vis te vangen, maar wel om de rendementen te verbeteren door subsidieprojecten. Te denken valt daarbij aan het verbeteren van de versheid, de verkorting van de ketens, meer vraaggestuurd dan aanbodgericht te vissen etc.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Glyfosaat

De leden van de fractie van de PvdA maken zich zorgen over de eventuele stemming van het (ambtelijk) permanente comité inzake planten dieren en voedsel (PAFF-comité) op 18 en 19 mei a.s. over de verlenging van de toelating van glyfosaat tot de Europese markt. Eerder gaf de Staatssecretaris aan een verlenging met 10 jaar voor te stellen onder de voorwaarde dat de toelating met onmiddellijke ingang zal worden ingetrokken indien het European Chemicals Agency (ECHA), dat is belast met de classificatie van de carcinogeniteit (kankerverwekkendheid) van glyfosaat, het middel als (potentieel) kankerverwekkend beoordeelt. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat stemming in het PAFF-comité over hernieuwde toelating van glyfosaat plaatsvindt op 18 en 19 mei a.s.? Wat is lidstaat Nederland voornemens te stemmen, en zal de voorwaarde (intrekking toelating) prominent onderdeel uitmaken van de Nederlandse stemming?

Hiervoor verwijs ik u naar mijn brief van 13 mei 2016 aan uw Kamer: «Verzoeken omtrent gewasbescherming»(Kamerstuk 27 858, nr. 365).

Vragen van de leden van de SP-fractie

Glyfosaat

De leden van de SP- fractie hebben kennisgenomen van de stukken. Stemt het (ambtelijke) permanente comité inzake planten dieren en voedsel (Engels: PAFF-committee) op 18 en 19 mei a.s. inderdaad over de verlenging van de toelating van het onkruidbestrijdingsmiddel glyfosaat?

De leden van de SP-fractie vinden het onacceptabel als de toelating van glyfosaat wordt verlengd voor een nieuwe periode. Is de Staatssecretaris bereid om tegen een hernieuwde toelating voor glyfosaat te stemmen? Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel waarde de regering hecht aan de mening van de Wereldgezondheidsorganisatie/Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC), dat glyfosaat als waarschijnlijk kankerverwekkend beoordeelt? Hoe gaat de regering de gezondheid van burgers, boeren en werknemers beschermen betreffende glyfosaat? De leden van de SP-fractie vragen de regering in hoeverre zij het voorzorgbeginsel toepast betreffende glyfosaat. Kan de Staatssecretaris toelichten wat het regeringsstandpunt is betreffende de toepassing van het voorzorgbeginsel bij mogelijk of waarschijnlijk kankerverwekkende stoffen in zijn algemeenheid? In hoeverre strookt dit met de plicht van de overheid om de burger te beschermen tegen vermijdbare blootstelling aan kankerverwekkende stoffen? De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris hoe hij recht gaat doen aan de motie van de leden Grashoff-Leenders (Kamerstuk 21 501-32, nr. 912). De leden van de SP fractie constateren dat de motie verzoekt de Europese Commissie te vragen om een nieuw voorstel waarin hernieuwde toelating voor maximaal twee jaar wordt toegestaan. De leden van de SP- fractie constateren dat de voorliggende voorstellen een hernieuwde toelating betreffen van 7 tot 10 jaar. De leden van de SP-fractie dringen er dan ook ten stelligste op aan om de motie uit te voeren en niet akkoord te gaan met een langjarige toelating. Gaat de Staatssecretaris tegen stemmen indien er een voorstel voor ligt om glyfosaat hernieuwd toe te laten voor een periode langer dan 2 jaar?

Medio 2017 komt het European Chemicals Agency met een nieuwe beoordeling omtrent de risico's van glyfosaat; gaat de Staatssecretaris zich er voor inzetten dat deze geen vertraging oploopt? De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is zich er voor in te zetten om deze naar voren te halen. De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris of hij onderschrijft dat glyfosaat uit de handel genomen moet worden indien het European Chemicals Agency nog geen nieuwe beoordeling heeft gegeven waaruit overtuigend blijkt dat glyfosaat niet kankerverwekkend is.

Met het oog op de aangenomen motie horen de leden van de SP-fractie graag in detail wat de inzet van de Staatssecretaris zal zijn, zowel in de rol als Voorzitter als in de rol van een stemgerechtigde lidstaat. Is de Staatssecretaris bereid de rol van Voorzitter en lidstaat te scheiden en is hij bereid als lidstaat tegen te stemmen?

Hiervoor verwijs ik u naar mijn brief van 13 mei 2016 aan uw Kamer: «Verzoeken omtrent gewasbescherming».

Actieplan dierenwelzijn

De leden van de SP-fractie hechten veel waarde aan een betere borging van dierenwelzijn en verwachten een stevige inzet van Nederland bij het actieplan dierenwelzijn.

Kan de Staatssecretaris de planning, deelnemende organisaties en organisatievorm van het platform nader toelichten?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van de vraag van de leden van de VVD-fractie.

Wat is de inzet van Nederland? Hebben de uitkomsten van de Eurobarometer tot nieuwe inzichten geleid betreffende de richting van Europees beleid en de Nederlandse inzet daartoe? Is de Staatssecretaris van plan om te gaan sturen op concrete en meetbare doelen? Is hij bereid de Kamer te informeren over de doelstellingen, de meetbaarheid ervan en de voortgang?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van de vraag van de leden van de VVD-fractie.

Uiteraard ben ik voorstander van opname van concrete stappen voorwaarts. De Europese Commissie is echter nog niet zover dat zij met de voorbereiding van een nieuw strategiedocument wil starten.

Welke drie voorstellen gaat Nederland inbrengen ter verbetering van dierenwelzijn? Is de Staatssecretaris bereid het beperken en verbeteren van diertransport in te brengen? Is de Staatssecretaris bereid bontproductie en import van bont als punt van ernstig dierenleed in te brengen? Is de Staatssecretaris bereid de discussie aan te zwengelen over systemen van dierhouderij die in voldoende mate tegemoet komen aan het natuurlijk gedrag van het dier (zoals grazen voor de koe, wroeten voor het varken en scharrelen voor de kip) en over houderijsystemen die dit geweld aan doen, zoals kooihuisvesting voor konijnen?

Naast de resultaten van de Eurobarometer wil Nederland als drie prioritaire suggesties voor onderwerpen ter behandeling in het platform noemen:

  • goede praktijken bij het uitfaseren van lichamelijke ingrepen bij dieren (bijvoorbeeld castratie en staartcouperen bij biggen, snavelbehandelen bij pluimvee);

  • tegengaan van illegale handel in huisdieren, met name puppy’s;

  • verbetering van transport en reductie van lange afstandstransporten.

Het zal in deze Raad niet mogelijk zijn om uitgebreider prioritaire punten voor discussie op te sommen. Wanneer het platform wordt ingesteld, dan zal echter zeker niet nagelaten worden om aandacht te vragen voor de ontwikkeling richting systemen die een beter leven aan de dieren bieden, met meer ruimte voor hun natuurlijke gedrag. Ook de productie van bont blijft een belangrijk punt van aandacht voor mij.

Visserijfonds

De leden van de SP-fractie onderschrijven dat het totale budget voor het visserijfonds moet worden verlaagd. De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris bij zijn inzet op innovatie in deze bereid is innovatie te koppelen aan duurzaamheid en dus in te zetten op innovaties die duurzaamheid ten goede komen en niet op innovaties die weinig of geen maatschappelijke relevantie hebben.

Innovatie gericht op verduurzaming is het speerpunt van mijn beleid. Zie hiervoor ook mijn brief aan de Kamer van 1 juli 2015 (Kamerstuk 32 201, nr. 77) waarin de budgetten van het EFMZV worden toegelicht. Ook voor een volgend Visserijfonds zal dit het speerpunt van ons beleid zijn.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Europese Investeringsbank

De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de voortdurende slechte marktsituatie op de agenda van de Raad staat. In dit kader vragen deze leden of niet nog meer gebruik zou kunnen worden gemaakt van het Europees Fonds voor Strategische Investeringen, waarover onlangs de vicevoorzitter van de EIB zich uitliet (Nieuwe Oogst, 29 april 2016). Is de Staatssecretaris in dit kader bereid om samen met de EIB, banken en de landbouwsector te kijken hoe via fondsen, omdat het minimumbedrag van leningen van het EIB voor een individuele boer te hoog ligt (op 7,5 miljoen euro), deze middelen beschikbaar kunnen worden gemaakt voor investeringen in de landbouwsector zoals in Ierland wordt gedaan samen met de Rabobank in het zogenaamde Glanbia MilkFlex Fund? Zou bijvoorbeeld ook gedacht kunnen worden aan nationale fondsen voor goedkope leningen, gefinancierd vanuit de EIB, ten behoeve van investeringen voor asbestsanering of mestverwerking?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van de vraag van de leden van de VVD-fractie.

Conferentie kwekersrecht en patenten

Wat zijn de verwachtingen over de conferentie die gehouden wordt op 18 mei aanstaande over kwekersrecht en patenten, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Welk resultaat wordt met de conferentie beoogd en welke stappen zijn al gezet om dit te realiseren?

Het verbeteren van de balans tussen kwekers- en octrooirecht is voor mij een prioritair onderwerp. Het Nederlandse voorzitterschap werkt met deze conferentie op Europees niveau aan het herstellen van de balans tussen octrooi- en kwekersrecht. Verkend zal worden welke oplossingsrichtingen voor de gesignaleerde problematiek kunnen rekenen op voldoende draagvlak onder lidstaten en stakeholders. Ter voorbereiding hiervan heeft Nederland intensief contact gehad met onder meer de Europese Commissie, Frankrijk en Duitsland.

Glyfosaat

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris of Nederland naar verwachting het voorstel van de Commissie ten aanzien van de verlenging van de toelating van glyfosaat zal steunen. Zo nee, waarom niet?

Hiervoor verwijs ik u naar mijn brief van 13 mei 2016 aan uw Kamer: «Verzoeken omtrent gewasbescherming».

Vereenvoudiging Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De leden van de CDA-fractie steunen de inzet van de Staatssecretaris om vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid te bewerkstelligen. Voor enkele specifieke punten vragen zij de aandacht van de Staatssecretaris. Wil de Staatssecretaris ervoor pleiten om de huidige middelvoorschriften gewasdiversificatie te wijzigen zodat deze aansluit bij de praktijk van gewasrotatie, in het bijzonder op zware klei? Zo nee, waarom niet? Is de Staatssecretaris bereid om te kijken hoe in sommige teelten gewerkt kan worden met een ander teeltseizoen, gezien dat niet altijd loopt van januari-december? Zo nee, waarom niet? Is de Staatssecretaris bereid om zich ervoor in te spannen om begrazing van vanggewassen toe te staan, gezien dit ook ten goede komt aan de ecologische meerwaarde van het vanggewas? Zo nee, waarom niet?

Aangezien de basisregels rond gewasdiversificatie vastliggen in de basisverordening (EU) nr. 1307/2013, die nu niet ter discussie staat, zie ik geen mogelijkheden om deze momenteel aan te passen. Wel ben ik bereid om in overleg met de sector te bezien op welke wijze – binnen de geldende kaders – er oplossingen gevonden kunnen worden voor specifieke knelpunten ten aanzien van gewasdiversificatie. Voor het Oldambt (een gebied met zware klei) heb ik vorig jaar een door LTO-Oldambt ingediende gelijkwaardige praktijk met betrekking tot gewasdiversificatie aan de Europese Commissie ter beoordeling voorgelegd. Doel van deze gelijkwaardige praktijk was om via groenbedekking in de winter een alternatief te bieden voor de eis om 3 gewassen te moeten telen (een eis die in dit gebied lastig is in te passen in de bedrijfsvoering). Zoals gemeld aan de Kamer op 30 november 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 887) heeft de Europese Commissie dit pakket niet goedgekeurd. Ik heb LTO-Oldambt gevraagd zich te beraden op een ambitieuzere gelijkwaardige praktijk die wel voldoet aan de Europese eisen.

Om te bepalen of agrariërs de eisen inzake het telen van verschillende gewassen respecteren, moeten de lidstaten een periode aanwijzen waarin sprake moet zijn van verschillende gewassen op het veld. Dat moet de periode zijn die gezien de nationale teeltpraktijk het meest relevant is. In Nederland is dat de periode van 15 mei tot 15 juli. De verordening biedt geen ruimte om meerdere teeltperiodes per lidstaat aan te wijzen.

Voor wat betreft het begrazen van vanggewassen verwijs ik naar mijn antwoord op de vraag van de VVD fractie.

Vragen van de leden van de SGP-fractie

Melkproductie

De verwachting is dat de melkprijzen richting het einde van 2016 nog verder zullen dalen, en dus nog verder onder de kostprijs uit zullen komen. De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de gevolgen hiervan voor de vitaliteit van de melkveehouderij.

Waar melkveehouders in andere EU-landen mogelijk extra staatssteun krijgen, hebben Nederlandse melkveehouders te maken met grondgebondenheidseisen, fosfaatrechten en aanscherpingen van de emissie-eisen. Hoe gaat de Staatssecretaris voorkomen dat een ongelijk speelveld ontstaat?

In hoeverre biedt artikel 219 van de Gemeenschappelijke Marktordening (1308/2013) juridisch gezien meer mogelijkheden om melkproductie en -aanbod te beperken dan nu gebeurd via de vrijwillige productiebeperking en interventie?

Kan de Staatssecretaris enig inzicht geven in de mate waarin de vrijwillige productiebeperking en de verdubbeling van de interventieplafonds naar verwachting effect zullen hebben op melkproductie, -aanbod en melkprijs?

In mijn antwoord van 8 april jl. op de vraag van de VVD-fractie (Beantwoording vragen over het persbericht van de Europese Commissie van 14 maart jl.) (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2237) heb ik aangegeven dat lidstaten onderling verschillend beleid voeren binnen de Europees vastgestelde kaders van het GLB en derhalve nationale regelingen hebben die onderling verschillen. Het is dus mogelijk dat lidstaten verschillend om gaan met de tijdelijke mogelijkheden die worden geboden voor bijvoorbeeld het verlenen van staatssteun in dit pakket. De Europese Commissie benadrukt overigens steeds dat de nieuwe staatssteunmogelijkheden alleen gelden voor maatregelen die leiden tot een productiehandhaving of -vermindering en daarmee in het belang zouden zijn van alle melkveehouders in de EU. Dat er enig effect is op de (on)gelijkheid van het speelveld heb ik afgewogen tegen het feit dat de maatregelen passen in een beleid van marktoriëntatie en de principes van de interne markt worden gerespecteerd (dus geen nieuwe quotasystemen, geen verhoging van de interventieprijzen).

De Nederlandse melkproductie dient plaats te vinden binnen de nationale milieurandvoorwaarden en tevens te voldoen aan de eisen in het kader van de EU-derogatie. Om daaraan te voldoen was de aanscherping van emissie-eisen en de introductie van fosfaatrechten onvermijdelijk. Conform de wens van uw Kamer heeft het Kabinet grondgebondenheidseisen geformuleerd aan de verdere ontwikkeling van melkveebedrijven. De melkveehouderij wordt nationaal maar ook wereldwijd geconfronteerd met een periode van lage melkprijzen. Er is mijns inziens geen sprake van een ongelijk speelveld omdat de lage prijzen een meer incidenteel karakter hebben waar de zuivelmarkt (inter)nationaal mee wordt geconfronteerd en deze ontwikkeling geheel los staat van de gestelde milieurandvoorwaarden.

De voorstellen voor vrijwillige productiebeperking bestaan uit 1) een uitvoeringsverordening (2016/559), gebaseerd op artikel 222 en 2) een gedelegeerde verordening (2016/558), gebaseerd op artikel 219, lid 1 van de Gemeenschappelijke Marktordening (1308/2013). Artikel 219 biedt in dit kader de mogelijkheid om ook andere organisaties dan de erkende producentenorganisaties, unies daarvan en erkende brancheorganisaties deel te laten nemen aan een vrijwillige productiebeperking. Zonder het inroepen van artikel 219 zouden coöperaties en andere vormen van producentenorganisaties deze mogelijkheid niet (kunnen) hebben. Leden van een producentenorganisatie of coöperatie kunnen in het kader van hun organisatie de productie onderling beperken, maar de mededingingsregels staan aanbodbeperkende afspraken tussen coöperaties en andere producentenorganisaties in de weg. Dat laatste is nu wel mogelijk als gevolg van de inzet van artikel 219 en 222.

Artikel 219 geeft aan dat de Europese Commissie bevoegd is om «gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de maatregelen die nodig zijn om die situatie op de markt te verhelpen, zulks met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit overeenkomstig het VWEU gesloten internationale overeenkomsten en mits andere in deze verordening bedoelde maatregelen niet blijken te volstaan.» Zoals aangegeven in mijn antwoord van 8 april jl. op de vraag van de VVD-fractie (Beantwoording vragen over het persbericht van de Europese Commissie van 14 maart jl.) (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2237) is de Europese Commissie in maart jl. expliciet gevraagd voor het aanvullende pakket van maatregelen, naast de juridische vereisten, een aantal essentiële uitgangspunten te respecteren. Het gaat om een herbevestiging van de gekozen weg voor marktoriëntatie in het GLB en respect voor de principes van de interne markt (dus geen nieuwe quotasystemen, geen verhoging van de interventieprijzen). Bovendien moet het nieuwe maatregelenpakket snel en makkelijk uitvoerbaar zijn en passen binnen de huidige budgettaire en juridische kaders.

Tot nu toe hebben melkveehouders in hun (erkende) producentenorganisaties, brancheorganisaties en coöperaties in de EU geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden om vrijwillig productie te beperken die de verordeningen 2016/558 en 2016/559 bieden. Daar is dan ook geen effect van te verwachten.

De verdubbeling van de interventieplafonds voor boter en mager melkpoeder d.d. 15 april 2016 (verordening 2016/591) is momenteel met name voor mager melkpoeder relevant, omdat de prijs voor mager melkpoeder tot het niveau van de openbare interventieprijs gedaald is. Er wordt van de openbare opslag voor mager melkpoeder dan ook veel gebruikt gemaakt. De openbare opslag legt een bodem in de markt en stabiliseert de prijzen. Er ligt momenteel (tot en met 1 mei) ruim 166.000 ton mager melkpoeder in interventie.

De prijzen voor boter liggen voorlopig nog boven de openbare interventieprijs. Er wordt tot op heden dan ook geen gebruik gemaakt van openbare interventie van boter.

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

Verordening datacollectie visserij

Aquacultuur in afgescheiden stukken open water is geen duurzaam alternatief voor het leegvissen van de oceanen. Hormonen, antibiotica en resistente bacteriën komen in de natuur terecht, en ontsnapte kweekvis kruist zich met vissen uit het wild. De gevolgen hiervan, met name voor de biodiversiteit, dienen zorgvuldig inzichtelijk te worden gemaakt. De leden betreuren, net als de Europese Commissie, dat met het compromis Verordening datacollectie visserij het verzamelen van gegevens van de aquacultuur slechts een optionele keuze voor lidstaten is geworden. Belangrijke informatie over de negatieve impact van aquacultuur zal daardoor uitblijven.

Ondanks de negatieve effecten van aquacultuur en het ontbreken van gegevens hierover, is de EU voornemens om de aquacultuur flink te subsidiëren. Deelt de Staatssecretaris de mening dat de EU hiermee een nieuwe vorm van bioindustrie subsidieert? Deelt de Staatssecretaris de mening dat het onverantwoord is om subsidies te geven aan een industrie waarvan gegevens over de negatieve impact ontbreken? Kan de Staatssecretaris aangeven wat zijn positie is geweest tijdens de onderhandelingen?

Consultatie Europees Visserijfonds

De leden van de PvdD-fractie hebben met enige verbazing het standpunt van de Nederlandse regering over het Europees Visserijfonds gelezen. Zo lezen deze leden dat de regering staat voor financiële steun aan de visserij- en aquacultuur voor het creëren van economische groei. De oceanen en zeeën verkeren in kritieke toestand; het leven is er de afgelopen veertig jaar gehalveerd en het lukt vissers al twintig jaar niet om hun visvangst op peil te houden. Een oneindige economische groei is onmogelijk; een drastische verlaging van de visvangst is onvermijdelijk. Het is de taak van de regering om de oceanen en zeeën, die de basis van ons bestaan vormen, te beschermen. Graag ontvangen deze leden hierop een reactie.

Viskweek kan, mits dat op een duurzame wijze gebeurt, bijdragen aan mondiale voedselvoorziening. Nederland staat voor een duurzame ontwikkeling van de viskweek en wil daar ook aan bijdragen. De afgelopen periode zijn verschillende onderzoeken en innovaties gedaan om de duurzaamheid in de viskweek te verbeteren. Momenteel wordt bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar verbetering van de waterkwaliteit in recirculatiesystemen. Ook wordt er Europees onderzoek gedaan naar mogelijkheden om op verschillende terreinen in de aquacultuur, zoals voer en dierziekte, verder te verduurzamen. Door steeds meer innovaties en expertise zal de viskweek naar mijn mening steeds duurzamer worden. Vanuit dit uitgangspunt heeft de Nederlandse regering ook in het Operationele Programma van het EFMZV budget gereserveerd voor aquacultuur.

Voor het antwoord op de vraag op een reactie op de inzet voor steun aan de visserij- en aquacultuursector voor het creëren van economische groei, verwijs ik naar de vraag van de VVD-fractie op ditzelfde onderwerp.


X Noot
1

«I accept that this is a global crisis that is affecting EU markets as well and which demands a comprehensive response, to supplement the considerable measures already introduced by the Commission, which in two years has mobilised more than € 1 billion in additional money to support the European agricultural sector.» Speech van Commissaris Hogan, Brussel, 14 maart 2016, http://ec.europa.eu/agriculture/commissioner-speeches/index_en.htm

X Noot
2

Cijfers van de Europese Commissie d.d. mei 2016.

X Noot
3

Land Use, Land Use Change and Forestry.

Naar boven