21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 887 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 december 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan Staatssecretaris van Economische Zaken over de brief 5 november 2015 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 16 november 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 885).

De vragen en opmerkingen zijn 6 november 2015 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 12 november 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 886) zijn de vragen over de op de Raad geagendeerde onderwerpen beantwoord. Bij brief van 30 november zijn de resterende vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De adjunct-griffier van de commissie, De Vos

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II

Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

12

III

Volledige agenda

40

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben begrepen dat het Europees Parlement op woensdag 28 oktober het voorstel van de Europese Commissie om lidstaten zelf te laten bepalen of zij GGO-producten willen toestaan met 557 tegenstemmen ten opzichte van 75 vóór heeft verworpen. Zoals deze leden al eerder aangegeven hebben zijn zij ook geen voorstander van dit voorstel aangezien het in strijd is met het interne-markt principe van de Europese Unie. Hoe gaat dit proces nu verder? Zal de Commissie dit voorstel eindelijk intrekken en toegeven dat het een slechte stap was? Zo niet, wat is volgens de Staatssecretaris dan de waarde van een democratische tegenstem? Welke actie gaat de Staatssecretaris tijdens de Raad ondernemen om zich met andere EU-lidstaten sterk te maken tegen verwerping van dit voorstel?

In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad (Kamerstuk 21 501–32, nr. 884) wordt er aangegeven dat Nederland zich achter het Luxemburgs voorzitterschap heeft geschaard om, op de balans tussen het kwekersrecht en het octrooirecht, een brief te sturen naar de voorzitter van de Raad voor Concurrentievermogen. De leden van de VVD-fractie ondersteunen het belang van dit onderwerp en onderkennen de risico’s op dit onderwerp. In dit licht willen deze leden vragen of de brief met de inzet ook met de Tweede Kamer zal worden gedeeld. In het zelfde verslag staat te lezen dat tijdens de lunchbespreking veel andere lidstaten Nederland hebben gesteund op haar positie. De leden van de VVD-fractie willen vragen welke lidstaten dit zijn en hoe het krachtenveld er Europees op moment uitziet?

Deze leden begrijpen dat tijdens de Landbouwraad de eerste lezing over de voorgestelde verordening voor nieuwe voedingsmiddelen wordt besproken. Het Europees Parlement heeft op 28 oktober ingestemd met de uiteindelijke tekst. Kan de Staatssecretaris een appreciatie geven van het aangenomen standpunt van het EP op het kloonverbod? In een eerder stadium heeft de Europese Commissie al aangegeven dat een importverbod op producten afkomstig van gekloonde dieren onhaalbaar is. Verwacht de Staatssecretaris dat een verbod op alle voedsel dat afkomstig is van gekloonde dieren of hun nakomelingen na te leven is? Hoe zal controle hierop plaatsvinden? Aan het DNA is immers niet te zien of het over een gekloond dier gaat of niet. Verwacht de Staatssecretaris dat dit voorstel de eindstreep zal halen, of is hier sprake van een emotionele oproep van het Europees Parlement. Hoe verhoudt dit verbod zich tot internationale handelsafspraken? Wat is de mening van de World Trade Organization op dit onderwerp?

De leden van de VVD-fractie willen vragen wat de vorige week in het Europees Parlement aangenomen nieuwe wetgeving betekent voor de toelating van nieuwe voedingsmiddelen. Welke voordelen levert de nieuw aangenomen Europese wetgeving op voor de toelating van nieuwe voedingsmiddelen? Deze leden maken zich wel zorgen wat deze nieuwe wetgeving betekent voor voedingsmiddelen die al jaren op de Europese markt verkrijgbaar zijn, maar nu met deze wetgeving onder nieuwe voedingsmiddelen worden geschaard?

Klopt het dat bijvoorbeeld producten op basis van insecten, een bron van eiwitten, die al jaren op de Europese markt beschikbaar zijn opnieuw door een toelatingsprocedure zouden moeten? Wat betekent dit voor producenten van bijvoorbeeld insecten? Worden zij nu niet geconfronteerd met onnodige administratieve lasten en nieuwe kosten? Is de Staatssecretaris met de leden van de VVD-fractie van mening dat dit zonde zou zijn en het bedrijfsleven onnodig belemmert?

De Staatssecretaris geeft in het verslag aan dat er een compromis is bereikt op het plant- en diergezondheidspakket. Deze leden willen de Staatssecretaris vragen hoe dit compromis er uitziet en wat dit betekent voor Nederland, en Nederlandse bedrijven. Wanneer kan de Tweede Kamer de voortgangsrapportage tegemoet zien en zal er ook binnen deze voortgangsrapportage worden ingegaan op de mogelijke financiële effecten?

Tijdens het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad van 14 oktober jl. hebben deze leden gevraagd hoe het staat met gevraagde uitzonderingen op de aanlandplicht, en wanneer de Europese Commissie hier uitsluitsel over kan geven. Onlangs kwam in een krantenbericht nogmaals de urgentie naar voren1. Zelfs faillissementen dreigen, zo wordt er gesteld. Over nauwelijks twee maanden moet de platvissector aan de slag met de aanlandplicht, maar zij heeft al meerdere malen aangegeven dat zonder de gevraagde uitzonderingen, zij in de problemen komen. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer de platvissector uitsluitsel zal krijgen? En wat betekent het voor de inwerkingtreding van de aanlandplicht voor de platvissector wanneer het uitsluitsel er nog niet is vanuit de Europese Commissie op 1 januari 2016?

De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris om een reactie vragen op het bericht dat Noorwegen ons de haringoorlog heeft verklaard2. Volgens de berichtgeving wordt de Nederlandse vloot, tegen de afspraken in, direct teruggestuurd bij Spitsbergen. Dit gebeurt onder meer onder dreigement van aan de ketting legging. Deze leden willen weten of het klopt dat de Noorse autoriteiten plotseling het gebied binnen 200 zeemijl van de eilandengroep Spitsbergen exclusief Noors gebied hebben verklaard. Wat vindt de Staatssecretaris van de houding van Noorwegen? Welke gevolgen heeft deze houding van de Noorse autoriteiten voor de Nederlandse visserij? Is de Staatssecretaris bereid de Noorse collega hierop aan te spreken? Daarnaast zijn zij benieuwd hoe de onderhandelingen voor nieuwe quota verlopen en of bovenstaande hierin wordt meegenomen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie feliciteren de nieuwe staatsecretaris met zijn benoeming en kijken uit naar de debatten die volgen.

Deze leden zijn geschrokken van de uitkomsten van het onderzoek van de Europese Rekenkamer en vragen de staatsecretaris om een appreciatie van het rapport. Ook vragen zij of de uitkomsten van het rapport van de Europese Rekenkamer mogelijk effect hebben op het afsluiten van de lopende visserijcontracten. Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat er een nieuwe regeling moet komen voor de inzaaidatum van vangstgewassen. Deze leden willen dat hierbij rekening wordt gehouden met de latere oogst van verschillende gewassen, zoals soja, en het feit dat vangstgewassen die hierna geplant worden niet ontkiemen. Zij hebben begrepen dat deze nieuwe regeling inmiddels in ontwikkeling is. De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris wanneer de invoering wordt verwacht.

Deze leden begrijpen dat de verdeling van de steun van € 29,94 miljoen momenteel wordt uitgewerkt in nauw overleg met het betrokken bedrijfsleven. Zij vragen de Staatssecretaris of hier ook maatschappelijke organisaties bij betrokken zijn. Zo nee, is de Staatssecretaris bereid deze organisaties er alsnog bij te betrekken?

De leden van de PvdA-fractie hebben begrepen dat er grote aanpassingen zijn voorgesteld voor het voorstel Biologische Productie van de Europese Commissie in het verslag van de rapporteur van het Europees Parlement. Kan de Staatssecretaris aangeven wat deze aanpassingen zijn? Kan de Staatssecretaris een appreciatie geven van de voorstellen? Daarnaast vragen deze leden of Nederland een actieve rol zal vervullen in de trialogen hierover tijdens het aankomende Nederlandse EU-voorzitterschap.

Zij hebben gelezen dat de Ministers van negen EU-lidstaten (Nederland niet) samen met een aantal Europarlementariërs een brief aan Eurocommissaris Vella voor Milieu, Maritieme Zaken en Visserij en aan Eurocommissaris Timmermans hebben geschreven waarin zij de Europese Commissie oproepen om de bestaande wetgeving op het gebied van de Vogel- en Habitatrichtlijn/Natura2000 niet te wijzigen. Kunt u een appreciatie van de brief geven, evenals van de voorstellen van de Europese Commissie? De leden van de PvdA-fractie vragen daarnaast waarom de brief aan de Eurocommissarissen niet door u is ondertekend.

Voorzitterschap

Deze leden vragen de Staatssecretaris of hij zijn plannen voor het voorzitterschap kan toelichten.

Zij betreuren het dat de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijlaat pas zo laat (slechts één dag voor de deadline) beschikbaar was. De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris of deze in de toekomst eerder beschikbaar kan komen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de stukken voor de Landbouw- en Visserijraad en hebben enkele vragen en opmerkingen.

Deze leden vinden het een goed voorstel van het Europees Parlement om de rechtsgrond van de visserijprotocollen Groenland en Liberia zo te wijzigen dat het Europees Parlement om goedkeuring wordt gevraagd. Wat is het standpunt van het kabinet in deze? Gaat dit voortaan voor alle visserijprotocollen gelden? Zij vragen of de Staatssecretaris het idee heeft dat duurzaamheidsaspecten in de voorliggende protocollen afdoende zijn geborgd? Hoe wordt overbevissing voorkomen en in hoeverre zijn de data over visbestanden waar de aantallen in het protocol op gebaseerd zijn, betrouwbaar?

De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris een appreciatie kan geven van de brief die 9 lidstaten en een groot aantal Europarlementariërs schreven om te vragen de Vogel- en Habitatrichtlijn niet te wijzigen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris kan aangeven waar de verschillen in benadering zitten tussen het Europees Parlement en de Raad en welke rol Nederland zal spelen in de triloog-bijeenkomsten en hoe zij het Voorzitterschap in deze in gaat vullen. Leidt het Nederlands Voorzitterschap tot een aangepast of afgezwakt standpunt betreffende de biologische verordening? Onderschrijft de Staatssecretaris dat het voor een biologische verordening noodzakelijk is dat zij gedragen wordt door de biologische sector? Blijft de Staatssecretaris in de eerste plaats inzetten op aanpassing van de oude richtlijn in plaats van het opstellen van een nieuwe?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie maken zich ernstig zorgen over de uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) 2014–2020. Het POP is er al ruim een jaar en evengoed stellen deze leden vast dat er nog geen regeling in werking is. Zij vragen of het klopt dat nog maar twee provincies voor een deel van het POP een verordening hebben vastgesteld. Onder andere voor innovatie, samenwerking, natuur en waterbeheer is het van groot belang dat er goede subsidieregelingen komen voor het POP in de provincies. Is de Staatssecretaris het met de leden van de CDA-fractie eens dat doordat de verordeningen van de provincies zo lang op zich laten wachtten er een ophoping van het budget ontstaat? Acht de Staatssecretaris dit wenselijk? Zou de Staatssecretaris aan kunnen geven waarom de uitvoering van het POP zo lang duurt? Het kan niet zo zijn dat deze middelen voor innovatie niet op het boeren erf komen in de komende jaren. Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat ook hij daar een verantwoordelijkheid in heeft? Is hij bereid om de regie wat meer te nemen en daarbij ook de sector te betrekken? De leden van CDA-fractie willen de Staatssecretaris vragen hoe hij denkt verdere ophoping te kunnen voorkomen, en de provincies te ondersteunen waar nodig om eindelijk uitwerking te geven aan POP3? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om de rol van het POP regiebureau te versterken?

Deze leden hechten in het bijzonder veel belang aan de Jonge Boerenregeling. Daarom zijn deze leden ook zeer teleurgesteld dat ook deze regeling er maar niet komt. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat de regeling zo snel mogelijk open wordt gesteld, er duidelijkheid komt bij de betreffende autoriteiten en dit ook een positief en langdurig resultaat heeft voor de toekomst?

Wat betreft de vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) stellen de leden van de CDA-fractie vast dat er weinig vooruitgang is geboekt in het afgelopen jaar. Wat zijn de plannen van deze Staatssecretaris ten aanzien van de vereenvoudiging en hoe gaat hij deze bereiken, zo vragen deze leden. Is de Staatssecretaris bereid zich hernieuwd in te spannen om ervoor te zorgen dat het gedetailleerd management van groenbedekking als inrichting van de ecologische aandachtsgebieden vereenvoudigd wordt? Zo nee, waarom niet?

Tijdens de Landbouw- en Visserijraad zal er ook van gedachten gewisseld worden over TTIP. Ten aanzien van de onderhandelingen vragen de leden van de CDA-fractie hoe het hier mee staat. Is de Staatssecretaris bereid om zich in te spannen om ervoor te zorgen dat de import in de Europese Unie van met name vleesproducten ook zal moeten voldoen aan de Europese milieu en dierenwelzijnsstandaarden? Hoe gaat de Staatssecretaris het kabinet hiervan overtuigen?

Deze leden vragen daarnaast hoe het op dit moment staat met de uitvoering van het huidige schoolfruitprogramma in Nederland.

De leden van de CDA-fractie hebben ook zorgen over de insleep van plantenziekten. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen deze dreiging, bijvoorbeeld ten aanzien van de plantenziekte onder olijfbomen in Italië; Xylella? Hoe schat de Staatssecretaris de kans in dat deze via handelsbedrijven Nederland binnen komt? Hoeveel planmateriaal uit Italië wordt er in Nederland verhandeld?

De productie-, handelsbedrijven en tuincentra zijn een zeer grote business in Nederland, en de insleep van een plaag of ziekte, zoals in het verleden de boktor, leidt tot miljoenenverlies. Bovendien is dit zeer schadelijk voor onze export. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om regels op te stellen om de import van mogelijk bedreigend plantenmateriaal te voorkomen in productiegebieden? Zou het mogelijk zijn om bij gevaren, zoals nu bij Xylella, de import en productie gescheiden te houden? Hoe kan het tracking and tracing op Europees niveau ook daadwerkelijk inhoud krijgen? Is de Staatssecretaris bereid zich hiervoor in te spannen? Hoe zorgen we ervoor dat ook in andere landen de preventie en bedrijfshygiëne voorop staan zodat besmettingen voorkomen kunnen worden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie merken op dat de reactie van de Staatssecretaris op de Mid-Term Review van de EU 2020 Biodiversiteitsstrategie summier is. In de reactie beschreef de Staatssecretaris de inzet zonder die concreet te koppelen aan de streefdoelen uit de EU 2020 Biodiversiteitsstrategie. Deze leden zien graag alsnog een uitgebreidere reactie van de Staatssecretaris. Zij willen hem verzoeken daarbij in ieder geval per streefdoel aan te geven hoe de Nederlandse vordering is, welke aanvullende maatregelen overwogen worden en wat de Nederlandse inzet in de Raad van Ministers is om andere landen aan te sporen tot vergrote inspanningen om de streefdoelen binnen de vastgestelde termijn te bereiken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris een update kan geven van de status van de verschillende duurzaamheidscertificaten voor vergroening die Nederland aan de Commissie heeft voorgelegd.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brieven die op 26 en 27 oktober respectievelijk door de verantwoordelijke Ministers van negen lidstaten en door een aantal Europarlementariërs afkomstig uit alle grote fracties van het Europees Parlement gestuurd zijn naar de Eurocommissarissen Vella en Timmermans waarin zij de Commissie oproepen om de bestaande wetgeving op het gebied van de Vogel- en Habitatrichtlijnen (VHR) niet te wijzigen. Deze leden vragen de Staatssecretaris om een appreciatie van beide brieven. Wat is er volgens de Staatssecretaris nodig om de doelstellingen van de VHR in Nederland te halen, indien de richtlijnen zelf ongewijzigd blijven?

De Staatssecretaris geeft aan dat in de onderhandelingen sprake moet zijn van het vasthouden aan EU-normen ter bescherming van mens, dier, plant en milieu. Tegelijkertijd is er bij TTIP sprake van het wederzijds erkennen van standaarden. Hoe verhoudt het een zich tot het ander, vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Betekent dit als de EU-normen ter bescherming van mens, dier, plant en milieu op een bepaald domein hoger zijn dan de VS-normen op dat domein, dat Amerikaanse producten die naar de EU worden geëxporteerd in dat geval altijd dienen te voldoen aan de hogere EU-normen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wanneer de nationale enveloppe kan worden uitgekeerd. Dient de Europese Commissie eerst akkoord te geven aan de objectieve criteria en de maatregelen die worden genomen om concurrentieverstoring te voorkomen? Wat betreft de concurrentieverstoring, betekent dit dat de Commissie nationale cofinanciering streng zal beoordelen? Deze leden hechten eraan dat de middelen, die bedoeld zijn als noodsteun, zo spoedig mogelijk worden uitgekeerd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben nog enkele vragen over de vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. In de eerste helft van 2016 zal de Europese Commissie met vereenvoudigingsvoorstellen op het vlak van vergroening komen. Is het de inzet van de Staatssecretaris om deze zoveel mogelijk al voor 2016 van kracht te laten worden? Vanuit het bedrijfsleven zijn verschillende voorstellen gedaan. De Staatssecretaris heeft in februari jl. ook voorstellen op tafel gelegd (Kamerstuk 28 625, nr. 221). Welke acties onderneemt de Staatssecretaris om ervoor te zorgen dat deze voorstellen door de Europese Commissie overgenomen worden? In hoeverre neemt de Staatssecretaris de voorstellen vanuit de sector daarin mee? Blijft de Staatssecretaris hierover in overleg met de sector?

Is er al Europese goedkeuring voor het alternatieve vergroeningspakket van akkerbouwers uit het Oldambt in samenwerking met de Stichting Veldleeuwerik? De Europese Commissie wil bij controles en sancties een meer proportionele en risicogebaseerde aanpak. Deze leden horen in dit verband graag hoe de afgelopen jaren in de Nederlandse praktijk is omgegaan met de korting op toeslagrechten in verband met het niet voldoen aan de randvoorwaarden. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeveel gevallen in de afgelopen jaren in dat verband een waarschuwing en/of daadwerkelijke korting is gegeven? Kan de Staatssecretaris ook enig inzicht geven in de kortingspercentages waar het daarbij om ging?

Zij hebben nog enkele vragen over de invoering van de aanlandplicht. Per 1 januari 2016 wordt voor verschillende vistuigen en categorieën Noordse kreeft, schol en tong de aanlandplicht ingevoerd. Deze leden merken dat er bij visserijorganisaties en visafslagen nog heel veel vragen leven over de verdeling van de verantwoordelijkheid voor de aan- en afvoer en de verwerking van discards, registratie en kosten, over de quotumophoging en over administratieve zaken. Zij hebben meer duidelijkheid nodig. Wat is nu de stand van zaken? Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat er voor 1 januari 2016 duidelijkheid komt, dan wel dat er een werkbare situatie ontstaat?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de overige Kamerbrieven. Zij willen daar graag enkele vragen over stellen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de EU en de VS in de laatste ronde onderhandelingen over TTIP hebben aangegeven door te gaan met het bieden van meer transparantie over de onderhandelingen. Deze leden horen graag wat dat concreet gaat betekenen, aangezien er nog helemaal niets transparant aan de onderhandelingen is geweest tot nu toe. Sterker nog, het gelekte duurzaamheidshoofdstuk van de EU-onderhandelaars, wat onder andere ook ingaat op landbouw, visserij en natuur komt niet overeen met de informatie die door de Europese Commissie wordt gegeven over haar inzet. Deelt de Staatssecretaris de mening dat het hoofdstuk zoals dat nu kennelijk op de onderhandelingstafels ligt geen enkele waarborg biedt voor het handhaven van de huidige Europese regels op het gebied van milieu, natuur, voedselveiligheid, dierenwelzijn en al die andere dingen waarvan de Europese Commissie en de Staatssecretaris steeds hebben verzekerd dat vastgehouden moet worden aan EU-normen ter bescherming van mens, dier, plant en milieu? Zo ja, is de Staatssecretaris bereid in te brengen dat het hoofdstuk waar kennelijk nu over onderhandeld wordt grondig herschreven moet worden? Zo nee, waarom niet?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het standpunt van de Staatssecretaris betreffende de situatie in de zuivelmarkt. De Nederlandse zuivelsector ziet niets in ingrijpen in de markt en heeft aangegeven dat de crisisontwikkelingen binnen de zuivelmarkt te voorzien waren. De Staatssecretaris geeft aan daarom in de Raad te zullen aangeven dat Nederland vast blijft houden aan marktoriëntatie. Deze leden vragen in hoeverre de Staatssecretaris zijn beleid laat leiden door de lobby van de zuivelsector. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom Nederland dan een aanvraag heeft gedaan voor de particuliere opslag van 6.193 ton kaas? Kan de Staatssecretaris aangeven of deze aanvraag inmiddels is goedgekeurd en hoeveel deze maatregel kost?

Sinds 2011 is ruim 55% van de Nederlandse koeienbedrijven meer koeien gaan houden, zo constateren deze leden. De melkveestapel heeft zich uitgebreid met 157.000 koeien. Door deze ondoordachte uitbreiding, als gevolg van het opheffen van de melkquota, is er een nog groter overschot aan mest ontstaan en een overproductie aan zuivel. De productie melk per koe is tot een maximum omhoog geschaald wat ten koste gaat van de gezondheid en het welzijn van de melkkoeien. De melkveehouderij die altijd een redelijk positief imago had vanwege de koe in de wei, heeft zich ontwikkeld tot een mechanische en intensieve industrie waarbij meer en meer koeien levenslang opgesloten zitten. De Staatssecretaris geeft aan dat Europese maatregelen gericht moeten zijn op het stimuleren van de export. Betekent dit dat er de komende jaren een toename is van het gesleep met runderen en kalfjes vanuit Nederland? Hoe ziet de Staatssecretaris de toename van export in het kader van de kalvertransportproblemen die het Platform Landbouw, Innovatie en Samenleving heeft geconstateerd in een rapport uit 2014. Het kabinet heeft destijds aangegeven de zorgen uit dit rapport te delen. De Staatssecretaris heeft destijds de kalversector gevraagd om op korte termijn met een verduurzamings- en transitieagenda te komen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat er sindsdien geen concrete maatregel is geweest die heeft bijgedragen aan het wegnemen van de risico’s zoals die zijn geconstateerd door Platform LIS, en zij willen graag weten waarom. Is de Staatssecretaris alsnog bereid om maatregelen te nemen om de Nederlandse kalversector te regionaliseren en hier binnen Europa voor te pleiten? Regionaliseren draagt bij aan echte verduurzaming, wat volgens de begroting een kerntaak van het kabinet is. Deze leden wijzen het gebruik van Europees geld om Europese producten op de externe markt, dus buiten Europa, te promoten sterk af. Zij zijn van mening dat het landbouwbeleid gericht moet zijn op het regionaliseren van de Europese landbouw. Het gebruiken van Europees geld om meer producten af te kunnen zetten buiten de Europese grenzen is bovendien een maatregel die ten koste gaat van de positie van ontwikkelingslanden, en dat is niet acceptabel. Door onze eigen economie en voedselproductie te regionaliseren, stellen wij ontwikkelingslanden in staat dat ook te doen. We moeten onze voetafdruk verkleinen en de handel eerlijker maken. Is de Staatssecretaris het daar mee eens? Zo ja, op welke wijze wil hij daar op inzetten? Zo nee, waarom niet?

Ook vanuit de zuivelsector, onder andere door De European Milk Board3, wordt aangegeven dat de oorzaak en de oplossing van de zuivelcrisis aanbodgerelateerd is. Het is een gemiste kans voor het kabinet, de sector en diens verduurzamingsplannen als er nu geen drastische maatregelen getroffen worden aan de aanbodzijde, aldus deze leden. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris deze uitspraken van de zuivelsector en is de Staatssecretaris bereid om vanuit het steunmaatregelenpakket in te zetten om het inperken van het aanbod?

Dat het behalen van de biodiversiteitsdoelen voor Nederland noodzakelijk is, is overduidelijk voor de leden van de Partij voor de Dieren-fractie. De Nederlandse natuur staat er slecht voor: 60% van de beschermde dieren en planten en 77% van hun leefgebieden zijn in gevaar. Slechts 4% van de leefgebieden verkeert in goede staat. Deze leden zijn daarom diep teleurgesteld dat slechts een van de zes internationaal gestelde biodiversiteitsdoelen op weg is om in 2020 gehaald te worden. Het verbaast hen niet dat dit het doel «de aanpak van invasieve exoten» is, waarbij vooral verjaagd en bejaagd mag worden. Zij hebben er voortdurend op gewezen dat het kabinet zich onvoldoende inzet om verdere achteruitgang van de Nederlandse natuur een halt toe te roepen, laat staan om een verbetering te realiseren. Dit beeld wordt bevestigd in het onlangs verschenen rapport «Topsector Natuur» van bureau Ulucus. Nederland loopt ver achter op schema met het uitvoeren van de Europese regelgeving. Het aanwijzen van Natura-2000 gebieden, het opstellen van beheerplannen, het verbinden van natuurgebieden zijn taken waarmee te lang gewacht is en waar in sommige gevallen nog steeds op gewacht wordt. Het rapport bevestigd ook wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie steeds aankaarten: het terug schroeven van ambities, bezuinigingen en het afschuiven van verantwoording naar provincies, de Nederlandse biodiversiteit alles behalve geholpen heeft. Deze leden zijn blij dat de staatsecretaris erkent dat doorgaan op de huidige voet geen optie is en zich eindelijk gaat richten op de taken die allang gedaan hadden moeten worden. Kan de Staatssecretaris garanderen dat verdere vertraging van de uitvoering van de hoognodige maatregelen uitblijft? Erkent de Staatssecretaris dat het afschuiven van de verantwoording naar de provincies de natuur en biodiversiteit niet heeft geholpen en dat een sterkere regierol van de Staatssecretaris nodig is? Hoe gaat u als eindverantwoordelijke zorgdragen voor een voortvarende implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn en het tijdig halen van de internationale biodiversiteitsdoelen?

De leden van de partij voor de Dieren-fractie maken zich zorgen over de effectiviteit van de Vogel- en Habitatrichtlijn, zolang de intensivering van de landbouw en veehouderij onverminderd doorgaat. Dit zijn immers de belangrijkste veroorzakers van de slechte staat van de Nederlandse natuur. De effecten van intensieve landbouw en veehouderij zijn goed zichtbaar op het platteland, waar weidevogels in schrikbarend tempo afnemen. Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat het nieuwe aangekondigde stelsel van agrarisch natuurbeheer het herstel van de weidevogels niet zal herstellen, zolang intensivering van landbouw en veehouderij doorgaat?

Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat de PAS, welke door de Staatssecretaris is ingezet als extra maatregel tegen het biodiversiteitsverlies, onmogelijk bijdraagt tot het behalen van de biodiversiteitsdoelen in 2020, alleen al omdat de eerste 6 jaar geen verlaging van de stikstofdepositie op natuur verwacht wordt? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het voornemen om wildlife crime tegen te gaan bijdraagt aan het stoppen van het biodiversiteitsverlies in Nederland? Kunnen zij hieruit concluderen dat de Staatssecretaris niet alleen de jacht van dieren als leeuwen, tijgers en olifanten tegen zal gaan, maar ook harder zal optreden tegen ongewenste jachtpraktijken en jachttoerisme in Nederland?

De leden vragen zich af waarom de Staatssecretaris de fitnesscheck aangrijpt voor een «vereenvoudiging en meer flexibele en dynamisch invulling van de Europese regels». Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe flexibilisering van de regels bijdraagt aan het behalen van de natuurdoelen? De Europese natuurbescherming wordt alom erkend als één van de meest succesvolle natuurbeschermingsinstrumenten ter wereld. Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden dat juist trots zouden moeten zijn op deze bescherming, in plaats van deze te willen openen of afbreken.

Deelt de Staatssecretaris de mening van wetenschappers in Milieurecht van de Universiteit Tilburg4 dat Nederland niet te strikt is met de interpretatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn, maar dat Nederland juist in verhouding tot andere lidstaten helemaal niet zo veel en niet zulke grote gebieden als beschermd heeft aangewezen? Deelt de Staatssecretaris ook de mening van deze wetenschappers dat het een mythe is dat de VHR de Nederlandse economische ontwikkeling op slot zet? Deelt de Staatssecretaris de mening van het Europese Hof, dat juist het behalen van de natuurdoelen ruimte voor economische ontwikkeling creëert? Doordat op deze wijze natuur ontstaat die tegen een stootje kan en ruimte voor flexibiliteit ontstaat? Graag een reactie op deze vragen.

Waarom heeft de Staatssecretaris de brief van negen EU-lidstaten niet medeondertekend, waarin de Europese Commissie wordt oproepen de VHR niet open te breken? Is de Staatssecretaris bereid deze brief alsnog op zeer korte termijn te ondertekenen?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn de Staatssecretaris erkentelijk voor de ambitie om Nederland internationaal voorop te laten lopen tegen de illegale jacht op wilde dieren. Deze leden zijn verheugd dat de Staatssecretaris voortvarend met de aangenomen motie van deze leden aan de slag gaat en de internationale Wildlife Crime Conferentie benut om te onderzoeken hoe tot een importverbod op jachttrofeeën te komen.

Zij verzoeken de Staatssecretaris dit onderzoek niet te beperken tot de mogelijkheden van een Europees verbod, maar ook de mogelijkheden van een nationaal verbod mee te nemen. Graag een reactie. Zij zijn blij te horen dat de Staatssecretaris de mening deelt dat illegale jacht verwerpelijk is en een misdaad is die de biodiversiteit en de leefbaarheid van onze wereld bedreigd. Deelt de Staatssecretaris ook de mening van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat het verwerpelijk is dat Nederlandse jagers trofeereizen boeken om op bedreigde en beschermde diersoorten te kunnen jagen in bijvoorbeeld landen in Afrika? En deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat het fokken van leeuwen voor trofeejacht en toerisme verwerpelijk is? In de zogenaamde canned hunting maken de gefokte leeuwen geen schijn van kans omdat zij zich in een klein omheind gebied bevinden en de jager precies weet waar het dier zich bevindt.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren-fractie zijn verheugd dat een jachttrofeeverbod inzet zal zijn op CITES-conferentie 2016. Deze leden blijven graag op de hoogte van de ontwikkelingen hierom heen en zijn tevens benieuwd of de Staatssecretaris nog andere inzet heeft voor deze conferentie.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat het huidige dierenwelzijnsactieplan in 2015 afloopt. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de inzet voor Nederland is ten aanzien van het nieuwe dierenwelzijnsactieplan is wat per 2016 ingaat?

Deze leden hebben vernomen dat de Europese Commissie op korte termijn voorstelt om verwerkte dierlijke eiwitten van varkensoorsprong toe te laten in pluimveevoer en omgekeerd. Nu vissen in de kweekindustrie gedwongen zijn om hun eigen soortgenoten te eten, worden nu ook varkens gedwongen om kippen te eten en kippen gedwongen om varkens te eten terwijl dit niet tot hun natuurlijke dieet behoord. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de Nederlandse inzet hierbij is? Indien dit voorstel er gaat komen, hoe gaat de Staatssecretaris consumenten informeren die op morele of religieuze gronden geen varkensvlees eten maar dit toch indirect doen bij het eten van pluimveevlees? Graag een reactie op dit punt.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben vernomen dat de nieuwe handelsregels ten aanzien van fokdieren en fokmateriaal, zoals opgesteld door de Europese Commissie, geen doorgang hebben gevonden en dat er opnieuw onderhandeld gaat worden met de Europese Raad. Kan de Staatssecretaris een stand van zaken geven en een uiteenzetting van het verloop van het besluitvormingsproces over deze richtlijn? Kan de Staatssecretaris ook aangeven wat de Nederlandse inzet hierbij is/is geweest?

Duitsland heeft te kennen gegeven dat op zijn laatst in 2025 er definitief een einde komt aan kolonie- en kooihuisvesting? Deze leden hebben herhaaldelijk gewezen op de welzijnsproblemen van de kippen die in deze kooien leven. Nu de Staatssecretaris in een recente toespraak5 heeft aangegeven dat dieren natuurlijk gedrag moeten kunnen vertonen, willen de leden weten hoe de Staatssecretaris het natuurlijk gedrag van een kolonie-kip beoordeelt? Is de Staatssecretaris bereid om met een plan van aanpak te komen om deze dieronvriendelijke huisvesting uit te faseren? Zo nee, waarom niet?

In juli dit jaar heeft de Europese Commissie een nieuw bestrijdingsmiddel van Dow AgroSciences’s toegelaten, met de werkzame stof sulfoxaflor. Experts wijzen erop dat dit landbouwgif op dezelfde wijze werkt als neonicotinoïden doen, en dus ook dezelfde risico’s voor bijen en andere bestuivers met zich meebrengt. Ondanks dat er onvoldoende informatie is aangeleverd over de risico’s voor bijen van sulfoxaflor is de toelating echter toch verleend op Europees niveau. Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat dit in strijd is met het voorzorgbeginsel, en dat de toelating weer ingetrokken moet worden? Is de Staatssecretaris bereid de Europese Commissie hierop aan te spreken, en kan hij toezeggen dat dit middel niet toegelaten zal worden in Nederland? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris tevens de stand van zaken geven van de herbeoordeling van het tijdelijke verbod op drie neonicotinoiden en fipronil?

EFSA heeft bovendien onlangs van een groot aantal landbouwgifstoffen vastgesteld dat het een hormoonverstorend effect kan hebben. Dat geldt bijvoorbeeld voor flumioxazin, dat gebruikt wordt in mais en soja, en amitrole, dat op graspercelen wordt gebruikt. Ook het fungicide flutianil, dat vooral wordt ingezet in de groente- en aardbeienteelt heeft volgens EFSA hormoonverstorende effecten. Deze middelen kunnen dus een ernstig negatief effect op de volksgezondheid en de natuur hebben, kan de Staatssecretaris dat bevestigen? Welke van de 11 soorten landbouwgif waarvan nu is aangetoond dat ze hormoonverstorende effecten hebben worden zijn in Nederland toegelaten, en in welke hoeveelheden worden ze hier gebruikt? Is de Staatssecretaris bereid deze toelatingen zo snel mogelijk op nationaal niveau in te trekken, en om ook in Europees verband hierop aan te dringen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn zeer teleurgesteld over het voornemen van de Staatssecretaris om de komende jaren in Nederland geen onderzoek te verrichten naar het pijnloos doden van kreeften en krabben, ondanks de aangenomen motie Ouwehand (TK 28 286, nr. 94). Deze leden voelen zich gesteund door de Vissenbescherming die in hun officiële reactie uiteenzetten waarom het niet ethisch en niet te rechtvaardigen is om nog gedurende een reeks van jaren de resultaten van allerlei los van elkaar staand wetenschappelijk onderzoek in andere landen af te wachten6. Graag een reactie op deze uiteenzetting. Zij vooral benieuwd hoe het kan dat het Ierse onderzoek naar pijnbeleving van kreeften en krabben, waar de Staatssecretaris op wacht alvorens verdere stappen te ondernemen, niet dusdanig lijkt te bestaan. Graag een reactie. Is de Staatssecretaris bekend met Crustaston als methode om kreeften en krabben te doden, en zo ja wat is zijn visie op deze methode?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn benieuwd of de Europese Commissie de mogelijkheden gaat onderzoeken of en op welke wijze de EU kan optreden tegen de dolfijnslachtingen op de Faeröer-eilanden. De Staatssecretaris heeft toegezegd de Europese Commissie daartoe te verzoeken, in antwoord op Kamervragen van lid Thieme (vergaderjaar 2015–2016, aanhangsel 115).

Deze leden maken zich ernstige zorgen over het zeeleven in de Noordzee. In Europa worden 59 zeevissoorten met uitsterven bedreigd. Populaire vissoorten op het bord zoals tonijn en makreel zijn in een paar decennia met 74% gedaald. Graag ontvangen zij een reactie van de Staatssecretaris op de waarschuwing gedaan door de European Environment Agency (EEA)7 dat de huidige bescherming op zee onvoldoende is om ecosystemen in zee in stand te houden. Geconcludeerd wordt dat Europa haar beschermde mariene gebieden moet vergroten, beter met elkaar moet verbinden en beter moet beschermen, zoals via een totaalverbod op visserij. Dit is nodig om ecosystemen in zee in stand te houden. Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat Nederlandse aangewezen beschermde gebieden als postzegels los in de Noordzee liggen en dat verbinding daartussen noodzakelijk is? Welke acties is de staatsecretaris daartoe van plan om te nemen?

De leden zijn daarnaast van mening dat de Staatssecretaris naast het invoeren van de aanlandplicht weinig andere ambities heeft om de visserij te verduurzamen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Staatssecretaris daarom in ieder geval door te pakken met de aanlandplicht en niet met uitzonderingen voor de platvisvloot te komen. Deze leden maken zich zorgen dat uitzonderingen de ontwikkelingen van selectievere vistuigen belemmeren. Graag een reactie.

II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

Met deze brief beantwoord ik de vragen gesteld tijdens het Schriftelijk Overleg van 6 november jl. die geen betrekking hebben op de onderwerpen die geagendeerd stonden op de Landbouw- en Visserijraad van 16 november 2015. De beantwoording van de vragen over de op de Raad geagendeerde onderwerpen heeft u inmiddels ontvangen op 11 november jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 886)

Vragen van de VVD-fractie

Kwekersrecht en Octrooirecht

In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad (Kamerstuk 21 501-32, nr. 884) wordt er aangegeven dat Nederland zich achter het Luxemburgs voorzitterschap heeft geschaard om, op de balans tussen het kwekersrecht en het octrooirecht, een brief te sturen naar de voorzitter van de Raad voor Concurrentievermogen. De leden van de VVD-fractie ondersteunen het belang van dit onderwerp en onderkennen de risico’s op dit onderwerp. In dit licht willen deze leden vragen of de brief met de inzet ook met de Tweede Kamer zal worden gedeeld. In het zelfde verslag staat te lezen dat tijdens de lunchbespreking veel andere lidstaten Nederland hebben gesteund op haar positie. De leden van de VVD-fractie willen vragen welke lidstaten dit zijn en hoe het krachtenveld er Europees op moment uitziet?

Tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 22 oktober jl. is tijdens een informele lunchbijeenkomst gesproken over kwekersrecht en het octrooirecht (Kamerstuk 21 501-32, nr. 884). Nederland heeft daarbij het voorstel van het Luxemburgs voorzitterschap gesteund om naar aanleiding van de lunchbespreking een gezamenlijke brief vanuit de Raad te sturen aan de voorzitter van de Raad voor Concurrentievermogen met de oproep het punt over kwekersrecht daar op de agenda te zetten. Als de brief beschikbaar is, verwacht ik dat hij bij één van de komende bijeenkomsten van de Raad voor Concurrentievermogen geagendeerd zal worden. Ik zal de inhoud van deze brief met de Tweede Kamer delen, inclusief een voorgenomen standpunt van de Nederlandse regering.

Voor wat betreft het krachtenveld kan ik aangeven dat veel lidstaten Nederland hebben gesteund in het signaleren van het probleem. Een overgrote meerderheid vindt dat door de uitspraak van de Grote Kamer van Beroep van het Europees Octrooi Bureau het probleem van onbalans tussen kwekersrecht en octrooirecht vergroot wordt (mogelijkheden tot patenteren waar binnen het kwekersrecht vrije beschikbaarheid van materiaal cruciaal is) en dat daar iets aan moet worden gedaan. Goede toegang tot plantaardige diversiteit is van groot belang voor innovatie, duurzame landbouw, voedselzekerheid en tegengaan van klimaatverandering.

Over de mogelijke oplossingen voor de onbalans tussen kwekersrecht en octrooirecht lopen de meningen echter uiteen. Er is geen overeenstemming over de meest wenselijke oplossingsrichting. Een aantal landen heeft de voorkeur om de oplossing te zoeken binnen het kader van de bestaande Bio-octrooirichtlijn 98/44/EC, vanwege de mogelijke impact op andere sectoren zoals de chemische en farmaceutische industrie die ook veel gebruik maken van octrooien op biologisch materiaal. Veel landen gaven tijdens de lunchbespreking aan dat er meer informatie nodig is om de situatie en de gevolgen van eventuele aanpassingen te kunnen inschatten. De Europese Commissie heeft een expertgroep ingesteld die een rapport moet opstellen over de stand van zaken van de richtlijn 98/44/EC, waarbij ook zal worden ingegaan op de samenloop van kwekersrecht en octrooirecht. Dit rapport, dat begin 2016 zal verschijnen, kan een goede basis zijn voor vervolgstappen.

Verordening nieuwe voedingsmiddelen

Deze leden begrijpen dat tijdens de Landbouwraad de eerste lezing over de voorgestelde verordening voor nieuwe voedingsmiddelen wordt besproken. Het Europees Parlement heeft op 28 oktober ingestemd met de uiteindelijke tekst. Kan de Staatssecretaris een appreciatie geven van het aangenomen standpunt van het EP op het kloonverbod? In een eerder stadium heeft de Europese Commissie al aangegeven dat een importverbod op producten afkomstig van gekloonde dieren onhaalbaar is. Verwacht de Staatssecretaris dat een verbod op alle voedsel dat afkomstig is van gekloonde dieren of hun nakomelingen na te leven is? Hoe zal controle hierop plaatsvinden? Aan het DNA is immers niet te zien of het over een gekloond dier gaat of niet. Verwacht de Staatssecretaris dat dit voorstel de eindstreep zal halen, of is hier sprake van een emotionele oproep van het Europees Parlement. Hoe verhoudt dit verbod zich tot internationale handelsafspraken? Wat is de mening van de World Trade Organization op dit onderwerp?

De Europese Commissie heeft eind 2013 drie voorstellen gelijktijdig naar buiten gebracht die een nauwe relatie met elkaar hadden. Dit betrof voorstellen over «klonen van dieren», «voedingsmiddelen van klonen» en «nieuwe voedingsmiddelen». In het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie over de «nieuwe voedingsmiddelen» was er geen artikel opgenomen over voedingsmiddelen van klonen. Omdat de behandeling van het voorstel over «nieuwe voedingsmiddelen» voorop liep, heeft het Europees Parlement te kennen gegeven dat er ook in dit voorstel toch een artikel moest worden opgenomen over voedingsmiddelen van klonen. Hierover is onlangs in de triloog overeenstemming bereikt, dit is op de Raad van 16 november jl. als punt ter aanname geaccepteerd.

Ten aanzien van de andere twee voorstellen kan het kabinet conform de BNC-fiches instemmen (Kamerstuk 21 112, nr. 1826) met het voorgestelde (tijdelijke) verbod tot het op de Europese markt plaatsen van klonen, kloonembryo’s en voedingsmiddelen daarvan. Daarnaast heeft het kabinet, ook conform de BNC-fiches, nog opmerkingen over andere punten van het voorstel. Hierbij gaat het om het niet in de afweging meenemen van ethische overwegingen, de breedte van de grondslag van dit voorstel, de voorkeur van Nederland voor een verordening en dat de regelgeving aan internationale verplichtingen moet voldoen en uitvoerbaar en handhaafbaar moet zijn.

Het Europees Parlement wil verder gaan dan het voorstel van de Europese Commissie. Het Europees Parlement vindt dat ook nakomelingen van klonen en voedingsmiddelen daarvan niet op de Europese markt mogen komen.

Het kabinet heeft in het BNC-fiche over klonen van dieren opgenomen dat het van belang is dat het voorstel aan internationale verplichtingen moet voldoen en uitvoerbaar en handhaafbaar moet zijn. Het is de taak van de Europese Commissie om te zorgen dat de voorstellen voldoen aan de internationale handelsafspraken. De Europese Commissie voert nu een studie uit naar het etiketteren van vers rundvlees van nakomelingen van klonen die ook meegenomen zal worden in de Europese discussie. Deze studie zal volgens de Europese Commissie nog dit jaar worden afgerond. Deze zal worden betrokken bij het formuleren van het kabinetsstandpunt over nakomelingen van klonen waarover ik uw Kamer te zijner tijd zal informeren.

De leden van de VVD-fractie willen vragen wat de vorige week in het Europees Parlement aangenomen nieuwe wetgeving betekent voor de toelating van nieuwe voedingsmiddelen. Welke voordelen levert de nieuw aangenomen Europese wetgeving op voor de toelating van nieuwe voedingsmiddelen? Deze leden maken zich wel zorgen wat deze nieuwe wetgeving betekent voor voedingsmiddelen die al jaren op de Europese markt verkrijgbaar zijn, maar nu met deze wetgeving onder nieuwe voedingsmiddelen worden geschaard?

Klopt het dat bijvoorbeeld producten op basis van insecten, een bron van eiwitten, die al jaren op de Europese markt beschikbaar zijn opnieuw door een toelatingsprocedure zouden moeten? Wat betekent dit voor producenten van bijvoorbeeld insecten? Worden zij nu niet geconfronteerd met onnodige administratieve lasten en nieuwe kosten? Is de Staatssecretaris met de leden van de VVD-fractie van mening dat dit zonde zou zijn en het bedrijfsleven onnodig belemmert?

De Verordening voor nieuwe voedingsmiddelen (Novel Foods) valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van VWS. Het kabinet is van mening dat hierin, conform het oorspronkelijke Commissievoorstel, verschillende verbeteringen zijn doorgevoerd ten opzichte van de huidige Novel Food verordening:

  • De toelatingsprocedure wordt gestroomlijnd en geharmoniseerd;

  • Er wordt een snellere en vereenvoudigde toelatingsprocedure ingevoerd voor traditionele voedingsmiddelen uit derde landen;

  • De definitie van nieuwe voedingsmiddelen wordt aangepast zodat rekening wordt gehouden met onder andere technisch vervaardigde nanomaterialen voor gebruik in de voeding, en met gebruik van (gehele) insecten voor menselijke consumptie;

  • Het huidige systeem van individuele toelatingen wordt vervangen door generieke toelatingen;

  • Ook is de verordening in lijn gebracht met wetgeving voor voedings- en gezondheidsclaims met betrekking tot het beschermen van vertrouwelijke gegevens gedurende een bepaalde periode.

Met name de harmonisatie van de versnipperde toelatingsprocedures in de Europese Unie zal zorgen voor een gelijk speelveld. Dit geldt ook voor de insectenproducenten. De verordening biedt hen een overgangsperiode van 24 maanden om aan de voorschriften voor nieuwe voedingsmiddelen te kunnen voldoen.

Plant- en diergezondheidspakket

De Staatssecretaris geeft in het verslag aan dat er een compromis is bereikt op het plant- en diergezondheidspakket. Deze leden willen de Staatssecretaris vragen hoe dit compromis er uitziet en wat dit betekent voor Nederland, en Nederlandse bedrijven. Wanneer kan de Tweede Kamer de voortgangsrapportage tegemoet zien en zal er ook binnen deze voortgangsrapportage worden ingegaan op de mogelijke financiële effecten?

Er is recentelijk op één van de onderdelen van het plant- en diergezondheidspakket, het voorstel voor de Controleverordening, een compromis over de Raadsinzet voor de triloog bereikt tussen de lidstaten. Dit compromis is op 14 oktober jl. bereikt in het ambtelijke voorportaal van de Raad, het Coreper, en bevestigd in de Milieuraad van 26 oktober jl. Het Luxemburgse voorzitterschap gaat nu namens de Raad met het Europees Parlement onderhandelen in trilogen. Het voorstel bevindt zich nog in de zogenaamde eerste lezing van de gewone wetgevingsprocedure.

Het bereikte compromis over de Raadsinzet bevat veel punten van de Nederlandse inzet, zoals harmonisatie van de regelgeving door de uitbreiding van de reikwijdte met de plantgezondheidscontroles, modernisering van de regelgeving met de nadruk op efficiëntere en meer risico gebaseerde officiële controles en meer nadruk op de controle op fraude in de voedselketen.

De ambities van de Europese Commissie voor vereenvoudiging, modernisering en harmonisatie zijn niet helemaal waargemaakt vanwege de grote verschillen in manier van controleren tussen de verschillende beleidsterreinen en tussen lidstaten. U zult in de komende voortgangsrapportage over het plant- en diergezondheidspakket verder worden geïnformeerd over de inhoud van het compromis en wat dit zou betekenen voor Nederland. In de rapportage zal ook worden ingegaan op mogelijke financiële effecten. Zoals gezegd is de Controleverordening één van de onderdelen van het plant -en diergezondheidspakket. In de voortgangsrapportage zult u ook worden geïnformeerd over de stand van zaken van het voorstel voor de Diergezondheidsverordening en het voorstel voor de Plantgezondheidsverordening. U zult de voortgangsrapportage voor het einde van het jaar ontvangen.

Aanlandplicht

Tijdens het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad van 14 oktober jl. hebben deze leden gevraagd hoe het staat met gevraagde uitzonderingen op de aanlandplicht, en wanneer de Europese Commissie hier uitsluitsel over kan geven. Onlangs kwam in een krantenbericht nogmaals de urgentie naar voren8. Zelfs faillissementen dreigen, zo wordt er gesteld. Over nauwelijks twee maanden moet de platvissector aan de slag met de aanlandplicht, maar zij heeft al meerdere malen aangegeven dat zonder de gevraagde uitzonderingen, zij in de problemen komen. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer de platvissector uitsluitsel zal krijgen? En wat betekent het voor de inwerkingtreding van de aanlandplicht voor de platvissector wanneer het uitsluitsel er nog niet is vanuit de Europese Commissie op 1 januari 2016?

De Europese Commissie heeft in oktober jl. zogenaamde gedelegeerde verordeningen voor teruggooiplannen voor de Noordzee, de Noordwestelijke wateren en de Zuidwestelijke wateren vastgesteld, op basis van de regionale gemeenschappelijke aanbevelingen van de lidstaten. In deze teruggooiplannen staan, per visserijtype, de soorten die de sector in 2016 moet aanlanden. Daarnaast staat in deze plannen vermeld van welke uitzonderingen de sector gebruik kan maken. Alle uitzonderingen die Nederland in overleg met de sector heeft gevraagd, zijn toegekend. Waar de wetenschappers de informatie nog onvolledig vonden, krijgen lidstaten de kans om de gevraagde extra informatie in 2016 alsnog aan te leveren. De uitzonderingen waarop de informatie betrekking heeft zijn voor 2016 wel toegekend.

Meer informatie over de discardplannen en de stand van zaken rond de invoering van de aanlandplicht ontvangt u in de voortgangsrapportage over het Gemeenschappelijk Visserijbeleid die is toegezegd voor begin december 2015.

Visserij Noorwegen

De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris om een reactie vragen op het bericht dat Noorwegen ons de haringoorlog heeft verklaard9. Volgens de berichtgeving wordt de Nederlandse vloot, tegen de afspraken in, direct teruggestuurd bij Spitsbergen. Dit gebeurt onder meer onder dreigement van aan de ketting legging. Deze leden willen weten of het klopt dat de Noorse autoriteiten plotseling het gebied binnen 200 zeemijl van de eilandengroep Spitsbergen exclusief Noors gebied hebben verklaard. Wat vindt de Staatssecretaris van de houding van Noorwegen? Welke gevolgen heeft deze houding van de Noorse autoriteiten voor de Nederlandse visserij? Is de Staatssecretaris bereid de Noorse collega hierop aan te spreken? Daarnaast zijn zij benieuwd hoe de onderhandelingen voor nieuwe quota verlopen en of bovenstaande hierin wordt meegenomen?

De kuststaten konden in 2014 geen overeenkomst bereiken over het beheer van Atlanto Scando haring voor 2015. Dit is de haring die voorkomt in de Noorse Zee en Barentszee. De EU heeft voor 2015 een unilaterale vangsthoeveelheid vastgesteld, gebaseerd op het wetenschappelijk vangstadvies overeenkomstig het normale aandeel van de totale toegestane vangstmogelijkheid (Total Allowable Catch – TAC). Maar zonder afspraken over de vangstmogelijkheden, heeft de EU geen toegang tot de Noorse wateren om op de Atlanto Scando haring te vissen. In augustus opende Noorwegen de wateren rond Spitsbergen voor zijn eigen en de Russische vissers. Met Rusland had Noorwegen wél een akkoord over toegang bereikt. De vissers uit de EU-lidstaten kregen geen toestemming om hier te vissen.

Mijn ambtsvoorganger heeft tegen deze gang van zaken geprotesteerd bij de Europese Commissie en in de Raad. Het is aan de Europese Commissie om namens de EU-lidstaten hierin op te treden. De Juridische Dienst van de Europese Commissie heeft de situatie onderzocht en komt tot de conclusie dat de actie in strijd is met het Verdrag van Parijs (Spitsbergenverdrag) uit 1920. Dat verdrag geeft alle ondertekenaars, waaronder Nederland, gelijke rechten. De Europese Commissie heeft namens de Raad een bezwaarbrief gestuurd naar de Noorse autoriteiten. In de brief wordt aangegeven dat het uitblijven van een akkoord over de haring en toegang tot de Noorse zone geen gevolgen zou mogen hebben voor de Spitsbergen-zone. Noorwegen is opgeroepen haar wetgeving aan te passen.

Daarnaast heeft overleg met de Noorse collega over deze zaak plaatsgevonden. Noorwegen is van mening dat het Spitsbergen verdrag alleen gaat over land en de territoriale zee en niet over de hele 200 mijls Exclusieve Economische Zone die in 1977 is ingesteld. Noorwegen claimt hier autonome bevoegdheid en claimt dat in afwezigheid van een overeenkomst voor Atlanto Scando haring in de Noorse wateren, er ook geen toestemming is voor het gebied rond Spitsbergen. De Noorse autoriteiten zouden de EU al begin dit jaar op de hoogte hebben gesteld van hun positie. Er is dus sprake van een juridisch dispuut. De Europese Commissie is hierover in gesprek met de Noorse autoriteiten.

Inmiddels heeft de Raad een besluit genomen over de mogelijkheid om extra onbenutte quota over te kunnen hevelen naar volgend jaar. Dit najaar wordt opnieuw onderhandeld over de vangstmogelijkheden voor Atlanto Scando haring met de kuststaten (EU, Noorwegen, Faëoer, IJsland en Rusland). Deze zijn nog niet afgerond.

Vragen van de PvdA-fractie

Visvangst buiten de EU

Deze leden zijn geschrokken van de uitkomsten van het onderzoek van de Europese Rekenkamer en vragen de staatsecretaris om een appreciatie van het rapport. Ook vragen zij of de uitkomsten van het rapport van de Europese Rekenkamer mogelijk effect hebben op het afsluiten van de lopende visserijcontracten. Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?

Zoals uw Kamer gemeld is per brief van 22 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 884) verdient het rapport van de Europese Rekenkamer grondige bestudering. Ik zal u hierover nader informeren, in mijn reactie op uw verzoek om een kabinetsstandpunt over het rapport van de Europese Rekenkamer.

Vanggewassen

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat er een nieuwe regeling moet komen voor de inzaaidatum van vangstgewassen. Deze leden willen dat hierbij rekening wordt gehouden met de latere oogst van verschillende gewassen, zoals soja, en het feit dat vangstgewassen die hierna geplant worden niet ontkiemen. Zij hebben begrepen dat deze nieuwe regeling inmiddels in ontwikkeling is. De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris wanneer de invoering wordt verwacht.

Landbouwers die rechtstreekse Europese steun ontvangen zijn verplicht om 5% van hun bouwland in te richten als ecologisch aandachtsgebied (EFA). Daarbij kunnen landbouwers kiezen voor één of meer maatregelen uit een generieke lijst (onbeheerde akkerranden, bepaalde eiwithoudende gewassen, wilgenhakhout, vanggewassen na de teelt van vlas of vezelhennep, vanggewassen als aaltjesbestrijding en bepaalde vanggewassen volgens een lijst met voorwaarden conform de motie Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 28 625, nr. 195)). Met ingang van 2016 wordt deze lijst uitgebreid met alle soorten landschapselementen met uitzondering van sloten (Kamerstuk 28 625 nr. 226). Daarnaast hebben landbouwers de mogelijkheid om door middel van één van de twee gelijkwaardige gecertificeerde pakketten te voldoen aan al hun vergroeningsverplichtingen. Landbouwers kunnen uit deze mogelijkheden een keuze maken die het beste past bij hun bedrijfsvoering om daarmee te komen tot aanvaardbare balans tussen ecologie en economie.

Op grond van Europese regelgeving geldt voor alle vanggewassen in heel Europa een uiterste inzaaidatum van 30 september. Een voorstel van de Europese Commissie om de uiterste inzaaidatum te wijzigen is mij niet bekend. Omdat vanggewassen als doel hebben de uitspoeling van nutriënten tegen te gaan, zie ik ook geen aanleiding om voor een latere inzaaidatum te pleiten.

Biologische landbouw

De leden van de PvdA-fractie hebben begrepen dat er grote aanpassingen zijn voorgesteld voor het voorstel Biologische Productie van de Europese Commissie in het verslag van de rapporteur van het Europees Parlement. Kan de Staatssecretaris aangeven wat deze aanpassingen zijn? Kan de Staatssecretaris een appreciatie geven van de voorstellen? Daarnaast vragen deze leden of Nederland een actieve rol zal vervullen in de trialogen hierover tijdens het aankomende Nederlandse EU-voorzitterschap.

Het Luxemburgs voorzitterschap heeft de politieke en technische verschilpunten tussen het Europese Parlement en de Raad geïnventariseerd. Verschilpunten liggen er op de volgende onderwerpen: controles, import, definitie van een groep marktdeelnemers, de residuen, definitie van regio bij veevoer, het milieubeheersysteem, gedetailleerde productieregels, toepasselijkheid verordening op cateringbedrijven en substraatteelt. Nederland houdt vast aan de algemene oriëntatie die in de Raad van 16 juni jl. bereikt is (Kamerstuk 21501–32, nr. 847). Het voorzitterschap neemt nu het voortouw bij het opstarten van de triloog. Mocht dit dossier niet afgerond zijn voor het einde van dit jaar, dan zal Nederland als voorzitter van de Raad tijdens de eerste helft van 2016 hier een actieve rol in gaan spelen. Ik ben van mening dat de verordening gedragen moet worden door de biologische sector. Inzetten op de aanpassing van de oude verordening is niet meer aan de orde, aangezien Nederland heeft ingestemd met het Raadscompromis.

Vogel- en Habitatrichtlijnen/Natura2000

Zij hebben gelezen dat de Ministers van negen EU-lidstaten (Nederland niet) samen met een aantal Europarlementariërs een brief aan Eurocommissaris Vella voor Milieu, Maritieme Zaken en Visserij en aan Eurocommissaris Timmermans hebben geschreven waarin zij de Europese Commissie oproepen om de bestaande wetgeving op het gebied van de Vogel- en Habitatrichtlijn/Natura2000 niet te wijzigen. Kunt u een appreciatie van de brief geven, evenals van de voorstellen van de Europese Commissie? De leden van de PvdA-fractie vragen daarnaast waarom de brief aan de Eurocommissarissen niet door u is ondertekend.

Negen lidstaten, waaronder Duitsland, Frankrijk, Spanje en Polen, hebben een brief aan de Europese Commissie gestuurd met de oproep de Vogel- en Habitatrichtlijnen (VHR) niet te wijzigen. De ondertekenaars willen de aandacht richten op de implementatie en zijn bereid mee te werken aan verbetering van de praktische uitvoering. Een brief met een soortgelijke oproep is aan de Europese Commissie gezonden door de EP-rapporteur en de schaduwrapporteurs over de tussentijdse evaluatie van de Biodiversiteitsstrategie.

Deze oproepen komen vóór de afronding van het Fitness Check onderzoek naar de VHR en lopen vooruit op de inhoudelijke discussie over hoe om te gaan met ondervonden knelpunten, waarmee deze oproepen voor mij voorbarig zijn. Op 20 november jl. hebben de onderzoekers de resultaten van het Fitness Check onderzoek in concept gepresenteerd en eind december 2015 volgt het eindrapport. Zoals nu voorzien zal de Europese Commissie op de resultaten reageren met een working document in het voorjaar van 2016.

Voorzitterschap

Deze leden vragen de Staatssecretaris of hij zijn plannen voor het voorzitterschap kan toelichten.

Ik zal u in de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 14 en 15 december aanstaande nader informeren over mijn plannen voor het Nederlandse voorzitterschap.

Vragen van de SP-fractie

Visserijprotocollen Groenland en Liberia

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de stukken voor de Landbouw- en Visserijraad en hebben enkele vragen en opmerkingen.

Deze leden vinden het een goed voorstel van het Europees Parlement om de rechtsgrond van de visserijprotocollen Groenland en Liberia zo te wijzigen dat het Europees Parlement om goedkeuring wordt gevraagd. Wat is het standpunt van het kabinet in deze? Gaat dit voortaan voor alle visserijprotocollen gelden? Zij vragen of de Staatssecretaris het idee heeft dat duurzaamheidsaspecten in de voorliggende protocollen afdoende zijn geborgd? Hoe wordt overbevissing voorkomen en in hoeverre zijn de data over visbestanden waar de aantallen in het protocol op gebaseerd zijn, betrouwbaar?

Het EP heeft bij het afsluiten van partnerschapsovereenkomsten en de bijbehorende protocollen instemmingsrecht. Dit staat niet ter discussie. Blijft instemming van het EP uit, dan wordt een visserijpartnerschapsovereenkomst of nieuw protocol niet van kracht. De wijziging van de rechtsgrondslag waaraan wordt gerefereerd, heeft slechts betrekking op de procedure rond het vaststellen van de vangstmogelijkheden. Anders dan het instemmingsrecht van het EP met de overeenkomst zelf, is de Raad van mening dat het EP volgens het EU-Werkingsverdrag, geen medebeslissingsrecht heeft op de vaststelling van vangstmogelijkheden binnen het protocol. Die bevoegdheid is in het Verdrag aan de Raad toegekend. Ik deel de visie van de Raad.

De voorliggende protocollen tussen de EU en derde landen zijn in overeenstemming met de principes van het hervormde Gemeenschappelijke Visserijbeleid (GVB), waarbinnen het realiseren van zowel sociale- als ecologische duurzaamheid kerndoelstellingen zijn.

De EU-visserijpartnerschapsovereenkomsten met derde landen hebben tot doel om in de partnerlanden een duurzame visserijsector te ontwikkelen. De overeenkomsten bevatten sociale duurzaamheidsaspecten die bijdragen aan de stimulering van de lokale economie via het creëren van werkgelegenheid voor vissers en in de visverwerkende sector. Daarnaast dragen de overeenkomsten mogelijk bij aan de voedselbevoorrading in de partnerlanden. De vangstmogelijkheden van de EU-vaartuigen moeten duurzaam zijn en uitsluitend betrekking hebben op het surplus: het deel van de visserijmogelijkheden dat niet door de lokale bevolking wordt benut.

De vaststelling van de visserijmogelijkheden moet bij alle visserijpartnerschappen passen binnen de best beschikbare wetenschappelijke adviezen van de betrokken regionale organisaties voor visserijbeheer (RVO’s). De wetenschappelijke comités van deze RVO’s voeren regelmatig bestandbeoordelingen uit van de doelsoorten binnen hun verdragsterrein, om zo de status van de bestanden te beoordelen en de duurzame vangst van de doelsoorten te waarborgen. Daarom staan betrouwbare data bovenaan de prioriteitenlijst van iedere RVO en wordt er voortdurend gewerkt aan het optimaliseren van de hoeveelheid en de betrouwbaarheid van data over visbestanden.

Vogel- en Habitatrichtlijn

De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris een appreciatie kan geven van de brief die 9 lidstaten en een groot aantal Europarlementariërs schreven om te vragen de Vogel- en Habitatrichtlijn niet te wijzigen.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de vraag hierover van de fractie van de PvdA.

Biologische landbouw

Deze leden vragen of de Staatssecretaris kan aangeven waar de verschillen in benadering zitten tussen het Europees Parlement en de Raad en welke rol Nederland zal spelen in de triloog-bijeenkomsten en hoe zij het Voorzitterschap in deze in gaat vullen. Leidt het Nederlands Voorzitterschap tot een aangepast of afgezwakt standpunt betreffende de biologische verordening? Onderschrijft de Staatssecretaris dat het voor een biologische verordening noodzakelijk is dat zij gedragen wordt door de biologische sector? Blijft de Staatssecretaris in de eerste plaats inzetten op aanpassing van de oude richtlijn in plaats van het opstellen van een nieuwe?

Graag verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de PvdA-fractie.

Vragen van de CDA-fractie

Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP)

De leden van de CDA-fractie maken zich ernstig zorgen over de uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) 2014–2020. Het POP is er al ruim een jaar en evengoed stellen deze leden vast dat er nog geen regeling in werking is. Zij vragen of het klopt dat nog maar twee provincies voor een deel van het POP een verordening hebben vastgesteld. Onder andere voor innovatie, samenwerking, natuur en waterbeheer is het van groot belang dat er goede subsidieregelingen komen voor het POP in de provincies. Is de Staatssecretaris het met de leden van de CDA-fractie eens dat doordat de verordeningen van de provincies zo lang op zich laten wachtten er een ophoping van het budget ontstaat? Acht de Staatssecretaris dit wenselijk? Zou de Staatssecretaris aan kunnen geven waarom de uitvoering van het POP zo lang duurt? Het kan niet zo zijn dat deze middelen voor innovatie niet op het boeren erf komen in de komende jaren. Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat ook hij daar een verantwoordelijkheid in heeft? Is hij bereid om de regie wat meer te nemen en daarbij ook de sector te betrekken? De leden van CDA-fractie willen de Staatssecretaris vragen hoe hij denkt verdere ophoping te kunnen voorkomen, en de provincies te ondersteunen waar nodig om eindelijk uitwerking te geven aan POP3? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om de rol van het POP regiebureau te versterken?

Het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) is in februari dit jaar goedgekeurd. Daarvóór al is met de provincies een implementatietraject POP3 gestart, met onder meer het opstellen van een modelverordening.

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van POP3 is duidelijk anders dan bij POP2: voor de meeste maatregelen zijn de twaalf provincies gedelegeerd Beheerautoriteit. Voor de implementatie van het programma betekent dit twaalf bestuursorganen met een eigen verantwoordelijkheid, werkwijze en cultuur. Bij het eerste en tweede Plattelandsontwikkelingsprogramma had het Rijk een leidende rol. Bij POP3 wordt veel meer van provincies verwacht.

Begin november van dit jaar heeft de provincie Noord-Brabant de eerste openstelling POP3 gedaan. Ik hoop en verwacht dat de andere provincies spoedig zullen volgen.

Op 21 september jl. heeft mijn ambtsvoorganger bestuurlijk overleg gevoerd met de provincies over de implementatie van POP3. Als belangrijk obstakel voor de voortgang werd genoemd dat de onderhandelingen tussen provincies en RVO.nl over de kosten van de uitvoering nog niet naar tevredenheid zijn afgerond. In het bestuurlijk overleg is verder gesproken over de door de provincies open te stellen regeling voor jonge landbouwers. Over genoemde onderwerpen zijn afspraken gemaakt om zo snel mogelijk tot een werkbare oplossing te komen.

Begin volgend jaar heb ik een bestuurlijk overleg met de provincies over de voortgang van de afspraken.

Ik ben voornemens om begin 2016, in samenwerking met het Regiebureau POP en RVO.nl, aan provincies een traject aan te bieden om de kennis en deskundigheid op het gebied van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) bij de provincies te vergroten.

Het Regiebureau POP voert de door de EU voorgeschreven taken van de (gedelegeerd) Beheerautoriteit uit. Tevens ondersteunt, faciliteert en adviseert het Regiebureau POP het Rijk en de provincies bij alle werkzaamheden die nodig zijn voor een goede uitvoering van het programma. Zo vervult het Regiebureau POP nu al een grote rol binnen de uitvoering van het POP3.

Jonge boerenregeling

Deze leden hechten in het bijzonder veel belang aan de Jonge Boerenregeling. Daarom zijn deze leden ook zeer teleurgesteld dat ook deze regeling er maar niet komt. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat de regeling zo snel mogelijk open wordt gesteld, er duidelijkheid komt bij de betreffende autoriteiten en dit ook een positief en langdurig resultaat heeft voor de toekomst?

Met een vertegenwoordiging van de provincies, die verantwoordelijk zijn voor de regeling voor jonge landbouwers, heeft mijn ambtsvoorganger in september jl. een bestuurlijk overleg gevoerd. De provincies hebben daar aangegeven dat de openstelling van de subsidieregeling voor jonge landbouwers meer tijd in beslag nam dan voorzien. Mijn ambtsvoorganger heeft in dat kader toegezegd te willen faciliteren bij een uniforme regeling, zodat deze nog in 2015, met een uitloop naar eerste kwartaal 2016, opengesteld kan worden. Inmiddels heb ik nader overleg gehad met de provincies en ik verwacht dat op korte termijn openstelling kan plaatsvinden.

Plantgezondheid

De leden van de CDA fractie hebben ook zorgen over de insleep van plantenziekten. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen deze dreiging, bijvoorbeeld ten aanzien van de plantenziekte onder olijfbomen in Italië Xylella?

Nederland importeert en exporteert wereldwijd plantmateriaal en plantaardige producten. Dit brengt risico's op uitbraken van plantenziekten met zich mee. Een uitbraak heeft over het algemeen als gevolg dat de handel in plantmateriaal en plantaardige producten wordt verstoord. Nederland is ten algemene voor proportionele maatregelen om te voorkomen dat plantenziekten worden geïntroduceerd en verspreid en daarbij te zorgen dat de handel zo weinig mogelijk last van de maatregelen ondervindt. Iedere EU-lidstaat heeft de verantwoordelijkheid dat schadelijke plantenziektes worden geweerd, bestreden en niet verder worden verspreid. De NVWA voert in Nederland de Europese fytorichtlijn (2000/29/EG), waarin deze schadelijke quarantaine organismen gereguleerd zijn, uit. Dit doen zij onder andere door middel van surveillance, inspectie en ruiming van besmet materiaal.

De uitbraak van Xylella fastidiosa onder olijfbomen in Italië is uitermate zorgelijk voor de lidstaten in de Europese Unie. Deze plantenziekte vormt een bedreiging voor de olijventeelt en andere gewassen, zoals druif, citrus en steenvruchten, in voornamelijk de zuidelijke lidstaten. De insleep van Xylella fastidiosa zou ook voor de Nederlandse teelt en export nadelige gevolgen kunnen hebben. Nederland spant zich in om te voorkomen dat de plantenziekte hier wordt geïntroduceerd, door strikte naleving van het uitvoeringsbesluit van de Europese Commissie (2015/789/EU) dat op 18 mei 2015 van kracht is geworden.

Introductie van Xylella fastidiosa in Nederland zal impact hebben op de teelt, omdat telers bij een uitbraak geen planten kunnen verhandelen die vatbaar zijn voor de bacterie Xylella fastidiosa, tenzij geteeld onder zeer strikte condities. De facto is handel vanuit bedrijven in een straal van 10 kilometer rond een vondst vrijwel onmogelijk voor een zeer grote lijst aan planten. Alle planten die gevoelig zijn voor de plantenziekte in een straal van 100 meter moeten vernietigd worden. Daarnaast heeft een uitbraak een negatief effect op de export van planten naar landen buiten de Europese Unie, omdat aan de fytosanitaire vereisten van importerende landen voldaan zal moeten worden. In Nederlandse teelt is Xylella fastidiosa tot op heden niet aangetroffen.

Hoe schat de Staatssecretaris de kans in dat deze via handelsbedrijven Nederland binnen komt? Hoeveel planmateriaal uit Italië wordt er in Nederland verhandeld?

De productie-, handelsbedrijven en tuincentra zijn een zeer grote business in Nederland, en de insleep van een plaag of ziekte, zoals in het verleden de boktor, leidt tot miljoenenverlies. Bovendien is dit zeer schadelijk voor onze export. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om regels op te stellen de import van mogelijk bedreigend plantenmateriaal te voorkomen in productie gebieden?

Wet- en regelgeving betreffende de import van planten en plantmateriaal op Europees grondgebied is een communautaire aangelegenheid. De Europese Commissie en de lidstaten werken aan geharmoniseerde wetgeving om de insleep en verspreiding van plantenziekten te voorkomen.

Met betrekking tot de plantenziekte Xylella fastidiosa zijn Europees geharmoniseerde maatregelen ingesteld die verspreiding en insleep van Xylella fastidiosa in de EU moeten voorkomen. Dit zal de kans dat Xylella fastidiosa via de import van planten de Europese Unie binnenkomt, verminderen.

De Europese Commissie beschouwt dit dossier als het belangrijkste fytosanitaire dossier van dit moment. Het uitvoeringsbesluit van de Europese Commissie van mei 2015 kent een lange lijst van plantensoorten, die bekend zijn als waardplant van Xylella fastidiosa. Deze waardplanten mogen niet verhandeld worden als zij uit besmette gebieden komen. De noodmaatregelen zijn binnen twee jaar drie maal aangepast naar aanleiding van nieuwe feiten over besmette planten in Italië en onlangs op Corsica. Vanwege de recente vondsten op Corsica worden de noodmaatregelen de komende maand opnieuw met spoed aangepast door de Europese Commissie.

In het uitvoeringsbesluit betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Europese Unie van Xylella Fastidiosa te voorkomen (2015/789/EU), zijn niet alleen maatregelen getroffen om insleep van de plantenziekte uit landen buiten de EU te voorkomen. Het betreft hier ook maatregelen over het verkeer van waardplanten van Xylella fastidiosa vanuit de besmette gebieden in Italië naar de rest van de EU.

De totale export van plantmateriaal uit Italië naar Nederland had in 2014 een omvang van 30.000 ton (bron Eurostat, 2014), waarvan een deel waardplanten van Xylella fastidiosa was.

Hoe kan het tracking and tracing op Europees niveau ook daadwerkelijk inhoud krijgen? Is de Staatssecretaris bereid zich hiervoor in te spannen?

Voor import vanuit derde landen geldt dat planten geïnspecteerd moeten worden op erkende inspectielocaties. De planten worden vrijgegeven, indien na inspectie geen schadelijke organismen zijn gevonden. De planten hebben daarna toegang tot alle lidstaten. Voor verkeer van plantmateriaal binnen de Europese Unie kennen we een systeem van afgifte van plantenpaspoorten. Het plantenpaspoort, een officieel document, is vereist om een partij stekken, zaden, jonge planten of bomen fytosanitair vrij te geven en binnen de lidstaten van de EU te kunnen verhandelen. Materiaal van een groot aantal gewassen is plantenpaspoortplichtig. Afgifte van een plantenpaspoort wordt gedaan door de NVWA (gedelegeerd naar keuringsdiensten) en is uiteraard alleen mogelijk als het plantmateriaal geheel vrij is bevonden van quarantaineziekten. Mocht er een quarantaine-organisme gevonden worden, dan zijn, door middel van het plantenpaspoort in combinatie met een goede achterliggende administratie van het exporterende bedrijf, partijen eenvoudig te traceren. Voor de langere termijn werkt de Europese Commissie aan een ontwikkeltraject waarbij import en verkeer van gereguleerd plantmateriaal gevolgd kunnen worden via elektronische systemen.

In het uitvoeringsbesluit Xylella fastidiosa wordt op korte termijn de plantenpaspoortplicht voor waardplanten van Xylella fastidiosa in Europa aangescherpt. In de maatregelen staat dat alle bedrijven in een afgebakend gebied geregistreerd moeten zijn. De impact van deze maatregelen wordt momenteel ook verkend samen met het Nederlandse bedrijfsleven. Deze maatregelen zorgen ervoor dat de fytosanitaire garanties worden vergroot.

Zou het mogelijk zijn om bij gevaren, zoals nu bij Xylella, de import en productie gescheiden te houden? Hoe zorgen we ervoor dat ook in andere landen de preventie en bedrijfshygiëne voorop staan zodat besmettingen voorkomen kunnen worden?

De Nederlandse handel in plantmateriaal en plantaardige producten is complex. Bedrijven die planten importeren kunnen in dezelfde gebieden gevestigd zijn als de bedrijven die planten produceren. En uiteraard is het mogelijk dat bedrijven die plantmateriaal of plantaardige producten importeren, ook zelf planten produceren.

Grote import- en exportstromen van plantmateriaal en plantaardige producten brengen zoals gezegd risico’s mee op uitbraken van plantenziekten. Aan de Europees geharmoniseerde noodmaatregelen ter voorkoming van verspreiding van met Xylella fastidiosa besmet plantmateriaal dienen alle lidstaten uitvoering te geven. De Europese Commissie houdt scherp toezicht op de naleving van de noodmaatregelen in de lidstaten met uitbraken van Xylella fastidiosa. De Nederlandse sector heeft hierin ook een eigen verantwoordelijkheid.

De sector zal zich goed moeten organiseren en preventieve maatregelen moeten nemen, zeker wanneer er sprake is van import en export op één bedrijf of in één regio. Daarnaast kan het bedrijfsleven in de keten nagaan of officiële fytosanitaire garanties zijn afgegeven, bijvoorbeeld door de afgifte van een plantenpaspoort. Tevens kunnen afspraken tussen koper en verkoper worden gemaakt over preventie op de plaats van productie, de feitelijke herkomst van het materiaal en maatregelen tijdens transport.

Mijn ambtsvoorganger heeft een intentieverklaring met de plantaardige sectoren getekend om te komen tot afspraken over fytosanitaire preventie door de sector zelf (Staatscourant 2014, nr. 11543, 17 april 2014). Dit is een aanvulling op de blijvende hoge inzet van de NVWA en plantaardige keuringsdiensten om de insleep en verspreiding van plantenziekten te voorkomen. Als de sector robuuste en concrete stappen zet, wil ik die initiatieven steunen.

Vragen van de D66-fractie

Biodiversiteitsstrategie

De leden van de D66-fractie merken op dat de reactie van de Staatssecretaris op de Mid-Term Review van de EU 2020 Biodiversiteitsstrategie summier is. In de reactie beschreef de Staatssecretaris de inzet zonder die concreet te koppelen aan de streefdoelen uit de EU 2020 Biodiversiteitsstrategie. Deze leden zien graag alsnog een uitgebreidere reactie van de Staatssecretaris. Zij willen hem verzoeken daarbij in ieder geval per streefdoel aan te geven hoe de Nederlandse vordering is, welke aanvullende maatregelen overwogen worden en wat de Nederlandse inzet in de Raad van Ministers is om andere landen aan te sporen tot vergrote inspanningen om de streefdoelen binnen de vastgestelde termijn te bereiken.

De EU-Biodiversiteitsstrategie bevat zes subdoelen waarvoor acties zijn benoemd. Per subdoel ga ik in op de belangrijkste acties waarbij inzet van de lidstaten aan de orde is.

Subdoel 1 betreft de volledige implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn. De richtlijnen zijn in Nederland al geruime tijd geïmplementeerd in nationale wetgeving. Verder zijn er van de alle 160 aangemelde Natura 2000-gebieden inmiddels 154 aangewezen en zullen voor deze gebieden ook de beheerplannen worden vastgesteld. Het aanwijzen en beheren van gebieden betekent niet dat daarmee meteen de instandhoudingsdoelen voor soorten en habitats zijn bereikt. In een aantal gebieden worden (herstel)maatregelen uitgevoerd en soorten en habitats hebben tijd nodig, soms vele jaren, om zich te kunnen herstellen.

Subdoel 2 betreft het behoud en herstel van ecosystemen en de diensten daarvan. Dat wordt deels opgepakt via het beleid en de bijbehorende maatregelen voor Natura 2000-gebieden, maar ook op andere manieren zoals de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland. Maar ook initiatieven zoals de Markerwadden en Natuurherstel Haringvliet zijn hierbij van belang. Er vindt onderzoek plaats naar mogelijkheden voor het beter functioneren en benutten van ecosysteemdiensten (TEEB (The Economics of Ecosystems and Biodiversity)-studies, Natuurlijk Kapitaal Nederland) en het verzamelen en beschikbaar stellen van informatie daarover via de Atlas Natuurlijk Kapitaal.

Subdoel 3 betreft de bijdrage die landbouw en bosbouw kunnen leveren aan de biodiversiteit. Landbouw is hierbij voor Nederland van belang. De meeste bossen hebben in Nederland een natuurfunctie. Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), met name de onderdelen agrarisch natuurbeheer en vergroening, is in dit verband voor Nederland een belangrijk instrument. Met het nieuwe collectieve stelsel van agrarisch natuurbeheer per 2016 wordt een extra impuls gegeven voor de weidevogels. De vergroening van de eerste pijler van het GLB wordt in 2016 door de Europese Commissie geëvalueerd onder meer op de bijdrage van landbouw aan de biodiversiteit. In internationaal verband zet ik mij in voor een verdere verduurzaming van een klimaatslimme landbouw.

Subdoel 4 betreft de instandhouding van duurzame visbestanden. Alhoewel ook onderdeel van de biodiversiteitstrategie, gaat het hier vooral om maatregelen uit het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) om schade aan de zeebodem en ongewenste bijvangsten te verminderen. Met het GVB zijn hiertoe al forse stappen gezet.

Subdoel 5 betreft de bestrijding van invasieve uitheemse soorten. De acties zijn gericht op het realiseren van een EU-beleidskader om maatregelen te kunnen nemen. Met de EU-verordening inzake de bestrijding van invasieve uitheemse soorten is dit beleidskader gerealiseerd. Het gaat er nu om de lijst met te bestrijden soorten vast te stellen en dat de lidstaten de uitvoering van maatregelen ter hand nemen.

Subdoel 6 beoogt de bijdrage van de EU aan het afwenden van het wereldwijde biodiversiteitverlies te verhogen. Dit betreft het terugdringen van indirecte oorzaken van biodiversiteitverlies, financiële bijdragen voor projecten in ontwikkelingslanden en wetgeving. Zo zal Nederland conform planning in 2015 het Nagoya Protocol ratificeren, betreffende de toegang tot genetische bronnen en de billijke en eerlijke verdeling van de baten die voortvloeien uit het gebruik ervan. Nederland draagt verder bij via het verduurzamen van handelsketens en productieprocessen en projecten om de illegale handel in beschermde soorten en hun producten te bestrijden (Wildlife crime). Zo organiseert Nederland in maart 2016 een internationaal congres hierover (Kamerstuk 28 286, nr. 846)

Op alle zes subdoelen van de EU biodiversiteitsstrategie is Nederland actief en loopt in de pas met andere lidstaten. EU-breed en ook in Nederland is wel geconstateerd dat de afgesproken acties nog niet tot de gewenste verbetering hebben geleid. Het Luxemburgs EU-Voorzitterschap stuurt aan op Raadsconclusies die de Europese Commissie en lidstaten oproepen om de uitvoering van alle afgesproken acties ter hand te nemen. Nederland ondersteunt die oproep.

Tegelijkertijd, zoals ook verwoord in Kamerstuk 26 407, nr. 100, laten de evaluaties zien dat de bovengenoemde maatregelen onder de subdoelen, die veelal door de overheid worden uitgevoerd, onvoldoende zijn om het Europese en mondiale biodiversiteitsverlies tegen te gaan. Samen met burgers, ondernemers, andere overheden en maatschappelijke organisaties is het belangrijk om meer natuur-inclusief te handelen. Dit is voor Nederland uitgewerkt in de Natuurvisie (Kamerstuk 33 576, nr. 1) en de daaruit volgende Maatschappelijke Uitvoeringsagenda (Kamerstuk 33 576, nr. 41). In EU-verband wordt deze visie ook uitgedragen. Tevens wil het kabinet bij de Raadsbehandeling van de tussentijdse evaluatie van de biodiversiteitsstrategie een koppeling leggen tussen de duurzame benutting van biodiversiteit en natuurlijk kapitaal enerzijds en circulaire economie anderzijds.

Vragen van de Christen Unie-Fractie

Duurzaamheidscertificaten vergroening

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris een update kan geven van de status van de verschillende duurzaamheidscertificaten voor vergroening die Nederland aan de Commissie heeft voorgelegd.

De Europese Commissie heeft een eerste beoordeling gegeven van de gewijzigde en nieuwe duurzaamheidscertificaten die Nederland eerder dit jaar aan haar heeft voorgelegd. De Europese Commissie heeft daarbij de Nederlandse autoriteiten in de gelegenheid gesteld nadere informatie te verstrekken. Een definitief oordeel moet de Europese Commissie geven voor 1 februari 2016.

De Europese Commissie heeft mij laten weten dat de module voor het Oldambt binnen het certificaat Veldleeuwerik geschrapt moet worden omdat deze niet voldoet aan de Europese eisen inzake gelijkwaardige praktijken. In de «Oldambt-module» zijn wintergraan en koolzaad als bodembedekking in de winter aangemerkt als gelijkwaardige praktijk voor gewasdiversificatie. De Europese Commissie ziet het certificaat als een vrijstelling van de verplichting tot gewasdiversificatie op grond van de ligging van de landbouwbedrijven. Dergelijke afwijkingen zijn volgens haar niet mogelijk. Ook maakt zij bezwaar tegen het feit dat de bodembedekking in de winter maar op 75% van het areaal wordt toegepast. Daarnaast ziet de Europese Commissie bodembedekking in de winter in de vorm van wintergraan en koolzaad niet als een gelijkwaardige praktijk. Weliswaar biedt de verordening de gelegenheid om bodembedekking in de winter aan te merken als een gelijkwaardige praktijk, maar dan moet er wel sprake zijn van een nieuwe groenbedekking waarmee de normale opeenvolging van gewassen wordt onderbroken. Bij de voorgestelde praktijk in het certificaat is daarvan geen sprake.

Voor wat betreft het certificaat vezelhennep, heb ik slechts één verduidelijkende vraag ontvangen. De Europese Commissie vroeg Nederland de wegingsfactor van 0,7, die in dit certificaat wordt gehanteerd voor de teelt van vezelhennep, nader toe te lichten. De nadere onderbouwing is inmiddels verstrekt. Over het Biodiversiteitsplus-certificaat hebben is een aantal verduidelijkende vragen beantwoord.

Nederland is nog in gesprek met de Europese Commissie over de minimale teeltperiode van 8 weken die in het certificaat Veldleeuwerik wordt gehanteerd voor de teelt van vanggewassen. Voor de vanggewassen in het generieke pakket geldt in Nederland een minimale teeltperiode van 10 weken (conform motie Dik-Faber c.s., Kamerstuk 28 625, nr. 195). De afwijkende teeltperiode in het certificaat Veldleeuwerik heeft vragen over de gelijkwaardigheid opgeroepen bij de Europese Commissie. Nederland is van mening dat een afwijking van de 10 weken-periode mogelijk is, zolang daar afdoende corrigerende maatregelen tegenover staan die het totale certificaat minimaal gelijkwaardig maken voor wat betreft de meerwaarde voor biodiversiteit en milieu.

Vogel- en Habitatrichtlijnen

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brieven die op 26 en 27 oktober respectievelijk door de verantwoordelijke Ministers van negen lidstaten en door een aantal Europarlementariërs afkomstig uit alle grote fracties van het Europees Parlement gestuurd zijn naar de Eurocommissarissen Vella en Timmermans waarin zij de Commissie oproepen om de bestaande wetgeving op het gebied van de Vogel- en Habitatrichtlijnen (VHR) niet te wijzigen. Deze leden vragen de Staatssecretaris om een appreciatie van beide brieven. Wat is er volgens de Staatssecretaris nodig om de doelstellingen van de VHR in Nederland te halen, indien de richtlijnen zelf ongewijzigd blijven?

Met betrekking tot de appreciatie van de genoemde brieven verwijs ik naar het antwoord op de vraag hierover van de fractie van de PvdA. Met betrekking tot de vraag over het behalen van de doelstellingen van de VHR verwijs ik naar mijn antwoord aan de fractie van D66.

Vragen van de SGP-fractie

Vergroeningspakket

Is er al Europese goedkeuring voor het alternatieve vergroeningspakket van akkerbouwers uit het Oldambt in samenwerking met de Stichting Veldleeuwerik? De Europese Commissie wil bij controles en sancties een meer proportionele en risicogebaseerde aanpak. Deze leden horen in dit verband graag hoe de afgelopen jaren in de Nederlandse praktijk is omgegaan met de korting op toeslagrechten in verband met het niet voldoen aan de randvoorwaarden. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeveel gevallen in de afgelopen jaren in dat verband een waarschuwing en/of daadwerkelijke korting is gegeven? Kan de Staatssecretaris ook enig inzicht geven in de kortingspercentages waar het daarbij om ging?

Nee, de Europese Commissie heeft Nederland verzocht de module voor het Oldambt te schrappen (zie ook mijn antwoord op de vraag van de CU-fractie over dit onderwerp).

Bij het kortingenbeleid voor de randvoorwaarden wordt op basis van de Europese regelgeving rekening gehouden met de ernst, de omvang en het permanente karakter van een overtreding. Het is een proportioneel beleid waarbij er een goede balans moet zijn tussen de zwaarte van een overtreding en het preventieve effect van de kortingen. Er geldt in principe een kortingspercentage van 3%, tenzij er sprake is van verlichtende (1%) of verzwarende omstandigheden (5%) of een opzettelijke overtreding (20%). Daarnaast zijn er bepaalde kleine overtredingen die niet (direct) leiden tot een korting. Met ingang van 2015 geldt voor deze kleine overtredingen het zogenaamde waarschuwingenstelsel. Er wordt dan pas een korting opgelegd, als er binnen drie jaar een herhaling van deze overtreding wordt geconstateerd.

In 2014 werd er aan 881 relaties een randvoorwaardenkorting opgelegd en werd bij 578 relaties een kleine overtreding geconstateerd waarvoor geen korting is opgelegd. In 2013 werd aan 856 relaties een randvoorwaardenkorting opgelegd en werd bij 709 relaties een kleine overtreding geconstateerd waarvoor geen korting is opgelegd.

De afhandeling van het jaar 2015 is nog volop gaande. De controlegegevens van de NVWA zijn nog niet volledig door het betaalorgaan RVO.nl verwerkt. Inmiddels is ongeveer 50% van de controlegegevens bekend en dat geeft als voorlopig beeld dat er 366 relaties een overtreding hebben begaan die zal leiden tot een randvoorwaardenkorting, tegenover 470 relaties die een waarschuwing hebben ontvangen.

Onderstaande tabel geeft inzicht in de hoogte van de opgelegde kortingen in 2013 en 2014.

Tabel: Relatief aandeel van de opgelegde kortingspercentages (per begunstigde).

Kortings-percentage

2013

2014

1%

10%

7%

3%

69%

72%

5%

10%

10%

20%

3%

2%

Overig

8%

9%

Aanlandplicht

Zij hebben nog enkele vragen over de invoering van de aanlandplicht. Per 1 januari 2016 wordt voor verschillende vistuigen en categorieën Noordse kreeft, schol en tong de aanlandplicht ingevoerd. Deze leden merken dat er bij visserijorganisaties en visafslagen nog heel veel vragen leven over de verdeling van de verantwoordelijkheid voor de aan- en afvoer en de verwerking van discards, registratie en kosten, over de quotumophoging en over administratieve zaken. Zij hebben meer duidelijkheid nodig. Wat is nu de stand van zaken? Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat er voor 1 januari 2016 duidelijkheid komt, dan wel dat er een werkbare situatie ontstaat?

Met de publicatie van de discardplannen, de aan te landen soorten en de uitzonderingen, is er gelukkig veel duidelijkheid gekomen. De discardplannen bevatten overigens geen onverwachte elementen. De Europese Commissie heeft, zoals verwacht, de adviezen die de regionale groepen afgelopen voorjaar hebben opgesteld overgenomen. De Nederlandse inzet in die regionale groepen is van te voren met de sector afgestemd.

Het is juist dat er nog vragen zijn over onderdelen zoals de quotumophoging maar ook de mogelijke toepassingen van de ondermaatse bijvangsten. Dat is een van de redenen waarom we kiezen voor een gefaseerde invoering, waarbij in 2016 slechts een klein deel van de bijvangsten aangeland hoeft te worden. Zo kunnen vissers en verwerkers aan wal ervaring opdoen met het aanlanden en verwerken van ondermaatse bijvangsten.

Op veel vragen, zoals over de administratie en regels rond de aan- en afvoer van discards, kunnen we al wel antwoord geven. Hiervoor wordt een document met vragen en antwoorden opgesteld, dat online beschikbaar zal komen. Eind november en begin december 2015 zijn er informatiebijeenkomsten voor vissers in Stellendam, Urk en Den Helder. Ik wil er verder nog op wijzen dat ook nu al ondermaatse vis wordt aangeland op de afslagen door invoering van de aanlandplicht voor de pelagische sector en door de aanlandplicht in de Oostzee.

Vragen van de PvdD-fractie

Kalverentransport

Hoe ziet de Staatssecretaris de toename van export in het kader van de kalvertransportproblemen die het Platform Landbouw, Innovatie en Samenleving heeft geconstateerd in een rapport uit 2014. Het kabinet heeft destijds aangegeven de zorgen uit dit rapport te delen. De Staatssecretaris heeft destijds de kalversector gevraagd om op korte termijn met een verduurzamings- en transitieagenda te komen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat er sindsdien geen concrete maatregel is geweest die heeft bijgedragen aan het wegnemen van de risico’s zoals die zijn geconstateerd door Platform LIS, en zij willen graag weten waarom. Is de Staatssecretaris alsnog bereid om maatregelen te nemen om de Nederlandse kalversector te regionaliseren en hier binnen Europa voor te pleiten?

De verantwoordelijkheid voor de oplossing van knelpunten bij kalverentransport ligt primair bij de sector. Zoals door de leden van de PvdD al is aangegeven, heeft mijn ambtsvoorganger de kalversector vorig jaar gevraagd om met een verduurzamings- en transitieagenda te komen. Binnenkort zal ik overleg voeren met de kalversector over deze agenda.

Regionalisering

Regionaliseren draagt bij aan echte verduurzaming, wat volgens de begroting een kerntaak van het kabinet is. Deze leden wijzen het gebruik van Europees geld om Europese producten op de externe markt, dus buiten Europa, te promoten sterk af. Zij zijn van mening dat het landbouwbeleid gericht moet zijn op het regionaliseren van de Europese landbouw. Het gebruiken van Europees geld om meer producten af te kunnen zetten buiten de Europese grenzen is bovendien een maatregel die ten koste gaat van de positie van ontwikkelingslanden, en dat is niet acceptabel. Door onze eigen economie en voedselproductie te regionaliseren, stellen wij ontwikkelingslanden in staat dat ook te doen. We moeten onze voetafdruk verkleinen en de handel eerlijker maken. Is de Staatssecretaris het daar mee eens? Zo ja, op welke wijze wil hij daar op inzetten? Zo nee, waarom niet?

Het kabinet zet in op verduurzaming van de voedselproductie en consumptie (Kamerstuk 31 532, nr. 156) en staat daarom ook voor het verkleinen van de ecologische voetafdruk en het bevorderen van eerlijke handel. Het kabinet heeft de ambitie om bij te dragen aan het uitbannen van honger en ondervoeding. De Nederlandse agrofoodsector kan een bijdrage leveren aan de mondiale opgaven op het gebied van voedsel. Het beperken van de internationale handel werkt hierin contraproductief.

Biodiversiteit

Dat het behalen van de biodiversiteitsdoelen voor Nederland noodzakelijk is, is overduidelijk voor de leden van de Partij voor de Dieren-fractie. De Nederlandse natuur staat er slecht voor: 60% van de beschermde dieren en planten en 77% van hun leefgebieden zijn in gevaar. Slechts 4% van de leefgebieden verkeert in goede staat. Deze leden zijn daarom diep teleurgesteld dat slechts een van de zes internationaal gestelde biodiversiteitsdoelen op weg is om in 2020 gehaald te worden. Het verbaast hen niet dat dit het doel «de aanpak van invasieve exoten» is, waarbij vooral verjaagd en bejaagd mag worden. Zij hebben er voortdurend op gewezen dat het kabinet zich onvoldoende inzet om verdere achteruitgang van de Nederlandse natuur een halt toe te roepen, laat staan om een verbetering te realiseren. Dit beeld wordt bevestigd in het onlangs verschenen rapport «Topsector Natuur» van bureau Ulucus. Nederland loopt ver achter op schema met het uitvoeren van de Europese regelgeving. Het aanwijzen van Natura-2000 gebieden, het opstellen van beheerplannen, het verbinden van natuurgebieden zijn taken waarmee te lang gewacht is en waar in sommige gevallen nog steeds op gewacht wordt. Het rapport bevestigd ook wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie steeds aankaarten: het terug schroeven van ambities, bezuinigingen en het afschuiven van verantwoording naar provincies, de Nederlandse biodiversiteit alles behalve geholpen heeft. Deze leden zijn blij dat de staatsecretaris erkent dat doorgaan op de huidige voet geen optie is en zich eindelijk gaat richten op de taken die allang gedaan hadden moeten worden. Kan de Staatssecretaris garanderen dat verdere vertraging van de uitvoering van de hoognodige maatregelen uitblijft? Erkent de Staatssecretaris dat het afschuiven van de verantwoording naar de provincies de natuur en biodiversiteit niet heeft geholpen en dat een sterkere regierol van de Staatssecretaris nodig is? Hoe gaat u als eindverantwoordelijke zorgdragen voor een voortvarende implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn en het tijdig halen van de internationale biodiversiteitsdoelen?

Nederland loopt goed in de pas met de uitvoering van de afgesproken acties uit de EU-Biodiversiteitsstrategie. Die positie wil ik ook handhaven en daar geef ik samen met provincies invulling aan. Ik zie geen aanleiding om daar verandering in te brengen. De Vogel- en Habitatrichtlijn is geïmplementeerd, de aanwijzing van Natura 2000-gebieden is bijna afgerond en de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) is in werking getreden. Europees onderzoek en Europese rapportages laten zien dat in de EU en ook in Nederland, de gewenste effecten nog niet zijn gerealiseerd. Dat vraagt meer tijd dan voorzien en doorgaan met de afgesproken maatregelen. Verder verwijs ik graag naar het antwoord op de vragen van de leden van de D66-fractie over de Mid term review.

Weidevogels

De leden van de partij voor de Dieren-fractie maken zich zorgen over de effectiviteit van de Vogel- en Habitatrichtlijn, zolang de intensivering van de landbouw en veehouderij onverminderd doorgaat. Dit zijn immers de belangrijkste veroorzakers van de slechte staat van de Nederlandse natuur. De effecten van intensieve landbouw en veehouderij zijn goed zichtbaar op het platteland, waar weidevogels in schrikbarend tempo afnemen. Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat het nieuwe aangekondigde stelsel van agrarisch natuurbeheer het herstel van de weidevogels niet zal herstellen, zolang intensivering van landbouw en veehouderij doorgaat?

De achteruitgang van de weidevogels wordt veroorzaakt door verschillende factoren, waarvan de intensiteit van het gebruik van grasland er één is. Het herstel van de populaties van weidevogels vergt daarom ook een aanpak op meerdere fronten. Het nieuwe stelsel voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer is een belangrijke stap om te komen tot herstel van de populaties van weidevogels. Door de collectieve aanpak worden beheermaatregelen van boeren in zogenoemde kerngebieden in samenhang genomen, waardoor ze effectiever zijn. Zoals toegezegd in het Algemeen Overleg Natuurbeleid van 24 september jl., informeer ik uw Kamer voor de begrotingsbehandeling nader over de uitvoering van de motie Grashoff-Leenders (Kamerstuk 33 348, nr. 130), die vraagt om een landsdekkende aanpak van de problematiek van de weidevogels.

Programmatische Aanpak Stikstof

Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat de PAS, welke door de Staatssecretaris is ingezet als extra maatregel tegen het biodiversiteitsverlies, onmogelijk bijdraagt tot het behalen van de biodiversiteitsdoelen in 2020, alleen al omdat de eerste 6 jaar geen verlaging van de stikstofdepositie op natuur verwacht wordt?

De generieke bronmaatregelen en de herstelmaatregelen van de PAS dragen bij aan het behalen van de biodiversiteitsdoelen in 2020.

In de PAS zijn generieke brongerichte maatregelen opgenomen. Deze maatregelen hebben als doel het probleem van de overbelasting van stikstofdepositie bij de bron aan te pakken door de emissie van ammoniak door de landbouwsector te reduceren. Hierdoor zal de stikstofdepositie op de natuur in 2020 lager zijn dan zonder het PAS.

Daarnaast voorziet het programma in gebiedsspecifieke maatregelen om de instandhoudingsdoelstellingen voor de voor stikstof gevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten in Natura 2000-gebieden op termijn te verwezenlijken en om intussen verslechtering van de kwaliteit van de habitattypen en leefgebieden van soorten te voorkomen. Deze zogenoemde herstelmaatregelen zijn gericht op het bestendiger maken van de natuur tegen een overbelasting van stikstof. Zij dragen daarmee bij aan het behalen van de biodiversiteitsdoelen.

Wildlife Crime

Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het voornemen om wildlife crime tegen te gaan bijdraagt aan het stoppen van het biodiversiteitsverlies in Nederland? Kunnen zij hieruit concluderen dat de Staatssecretaris niet alleen de jacht van dieren als leeuwen, tijgers en olifanten tegen zal gaan, maar ook harder zal optreden tegen ongewenste jachtpraktijken en jachttoerisme in Nederland?

Wildlife crime heeft vergaande gevolgen. Zo heeft bijvoorbeeld het vergiftigen van olifanten voor hun ivoor grootschalige gevolgen voor migrerende vogels die dit vergif binnen krijgen. Dit heeft weer gevolgen voor de Nederlandse biodiversiteit, aangezien deze vogels, waaronder de bruine kiekendief, normaal gesproken naar Nederland migreren.

De jacht in Nederland is aan regels gebonden. De politie en de NVWA houden als bevoegde instanties toezicht op de uitoefening van de jacht in Nederland. In geval van ongewenste praktijken treden zij daartegen op. Ten aanzien van jachttoerisme in Nederland zijn recent vragen gesteld door uw Kamer. De antwoorden daarop zullen u binnenkort bereiken.

Vogel- en Habitatrichtlijnen

De leden vragen zich af waarom de Staatssecretaris de fitnesscheck aangrijpt voor een «vereenvoudiging en meer flexibele en dynamisch invulling van de Europese regels». Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe flexibilisering van de regels bijdraagt aan het behalen van de natuurdoelen? De Europese natuurbescherming wordt alom erkend als één van de meest succesvolle natuurbeschermingsinstrumenten ter wereld. Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden dat juist trots zouden moeten zijn op deze bescherming, in plaats van deze te willen openen of afbreken.

De Europese natuurdoelen staan voor mij niet ter discussie. Mede dankzij de inzet van de Vogel- en Habitatrichtlijnen (VHR) is de neergang van de biodiversiteit in algemene zin gestopt. Wel moeten er verdere stappen gezet worden, zoals ook blijkt uit verschillende rapporten die in de afgelopen maanden zijn uitgekomen over de staat van de natuur. In de Rijksnatuurvisie is aangegeven dat bijvoorbeeld koppeling van natuurontwikkeling en -verbetering aan andere maatschappelijke opgaven zoals waterbeheer, kan bijdragen aan een betere natuur. Gezien wordt nu dat deze koppeling niet altijd goed uitgevoerd kan worden. De uitvoering van de VHR zal dit beter mogelijk moeten maken, waarbij ik dit bij voorkeur zie binnen de bestaande Richtlijnen.

Deelt de Staatssecretaris de mening van wetenschappers in Milieurecht van de Universiteit Tilburg10 dat Nederland niet te strikt is met de interpretatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn, maar dat Nederland juist in verhouding tot andere lidstaten helemaal niet zo veel en niet zulke grote gebieden als beschermd heeft aangewezen? Deelt de Staatssecretaris ook de mening van deze wetenschappers dat het een mythe is dat de VHR de Nederlandse economische ontwikkeling op slot zet? Deelt de Staatssecretaris de mening van het Europese Hof, dat juist het behalen van de natuurdoelen ruimte voor economische ontwikkeling creëert? Doordat op deze wijze natuur ontstaat die tegen een stootje kan en ruimte voor flexibiliteit ontstaat? Graag een reactie op deze vragen.

Uit de zogenaamde Natura 2000-barometer blijkt dat Nederland voor wat betreft het aangewezen landareaal als Natura 2000-gebied zich in de middenmoot bevindt. In vergelijking met de buurlanden heeft Nederland relatief grote Natura 2000-gebieden aangewezen volgens het rapport «Natura 2000 in Nederland» (PBL, 2011). De VHR zet Nederland niet op slot, ook omdat bij het behalen van de natuurdoelen ruimte ontstaat voor economische ontwikkeling. Wel zou ik graag meer mogelijkheden voor flexibiliteit zien, zie daarvoor het antwoord op de vorige vraag. Zoals in de Rijksnatuurvisie is aangegeven is het een kans voor de natuur als natuurontwikkeling meer en beter gekoppeld kan worden aan economische ontwikkeling (en aan andere maatschappelijke opgaven) en streef ik naar robuuste natuur die tegen een stootje kan.

Waarom heeft de Staatssecretaris de brief van negen EU-lidstaten niet medeondertekend, waarin de Europese Commissie wordt oproepen de VHR niet open te breken? Is de Staatssecretaris bereid deze brief alsnog op zeer korte termijn te ondertekenen?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de vraag hierover van de fractie van de PvdA.

Jacht wilde dieren

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn de Staatssecretaris erkentelijk voor de ambitie om Nederland internationaal voorop te laten lopen tegen de illegale jacht op wilde dieren. Deze leden zijn verheugd dat de Staatssecretaris voortvarend met de aangenomen motie van deze leden aan de slag gaat en de internationale Wildlife Crime Conferentie benut om te onderzoeken hoe tot een importverbod op jachttrofeeën te komen.

Zij verzoeken de Staatssecretaris dit onderzoek niet te beperken tot de mogelijkheden van een Europees verbod, maar ook de mogelijkheden van een nationaal verbod mee te nemen. Graag een reactie. Zij zijn blij te horen dat de Staatssecretaris de mening deelt dat illegale jacht verwerpelijk is en een misdaad is die de biodiversiteit en de leefbaarheid van onze wereld bedreigd. Deelt de Staatssecretaris ook de mening van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat het verwerpelijk is dat Nederlandse jagers trofeereizen boeken om op bedreigde en beschermde diersoorten te kunnen jagen in bijvoorbeeld landen in Afrika? En deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat het fokken van leeuwen voor trofeejacht en toerisme verwerpelijk is? In de zogenaamde canned hunting maken de gefokte leeuwen geen schijn van kans omdat zij zich in een klein omheind gebied bevinden en de jager precies weet waar het dier zich bevindt.

Organisaties die zich specialiseren in trofeejacht vind ik verwerpelijk. Ik zal mij inspannen om dit verschijnsel tegen te gaan. Met de organisatie van de internationale conferentie over wildlife crime in Nederland hoop ik een krachtige internationale inzet te krijgen voor effectieve nieuwe maatregelen die een bijdrage zullen leveren aan het wereldwijd behoud van wildlife. Ik onderzoek op dit moment de mogelijkheden om invulling te geven aan de motie van de leden Thieme (PvdD) en Rudmer Heerema (VVD), die verzoekt om de import van jachttrofeeën aan te pakken (Kamerstuk 33 348, nr. 140).

CITES

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren-fractie zijn verheugd dat een jachttrofeeverbod inzet zal zijn op CITES-conferentie 2016. Deze leden blijven graag op de hoogte van de ontwikkelingen hierom heen en zijn tevens benieuwd of de Staatssecretaris nog andere inzet heeft voor deze conferentie.

Zodra de agenda van de Conferentie van Partijen bekend is, medio april 2016, zal ik de inzet van Nederland aan de Kamer sturen. Daarin zal ik uiteraard ingaan op het beleid ten aanzien van jachttrofeeën.

Dierenwelzijnsactieplan

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat het huidige dierenwelzijnsactieplan in 2015 afloopt. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de inzet voor Nederland is ten aanzien van het nieuwe dierenwelzijnsactieplan is wat per 2016 ingaat?

De EU-strategie dierenwelzijn 2012–2015 beslaat inderdaad in principe de periode tot en met 2015. Een aantal acties uit de EU-strategie is echter nog niet afgerond. De Europese Commissie is voornemens deze alsnog af te ronden (deels in 2016) en is nog niet zo ver dat zij reeds met een nieuw strategiedocument wil komen. Een aanzienlijk deel van de EU-lidstaten, inclusief Nederland, heeft de Europese Commissie hier wel toe opgeroepen. De Europese Commissie heeft deze oproep in beraad. De inzet van Nederland in EU-verband zijn opgenomen in de gezamenlijke dierenwelzijnsverklaring van Vught en de gezamenlijke position papers met betrekking tot transport (Kamerstuk 28 286, nr. 776) respectievelijk het welzijn van varkens (Kamerstuk 21 501-32, nr. 843), met de lidstaten Denemarken, Duitsland en Zweden.

Diervoeder

Deze leden hebben vernomen dat de Europese Commissie op korte termijn voorstelt om verwerkte dierlijke eiwitten van varkensoorsprong toe te laten in pluimveevoer en omgekeerd. Nu vissen in de kweekindustrie gedwongen zijn om hun eigen soortgenoten te eten, worden nu ook varkens gedwongen om kippen te eten en kippen gedwongen om varkens te eten terwijl dit niet tot hun natuurlijke dieet behoord. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de Nederlandse inzet hierbij is? Indien dit voorstel er gaat komen, hoe gaat de Staatssecretaris consumenten informeren die op morele of religieuze gronden geen varkensvlees eten maar dit toch indirect doen bij het eten van pluimveevlees? Graag een reactie op dit punt.

Het kabinet onderschrijft de wenselijkheid om waar dat mogelijk en verantwoord is, diermeel toe te staan in diervoeders. Daarom steunt het in beginsel het voornemen van de Europese Commissie om «verwerkte eiwitten» op basis van slachtafvallen van goedgekeurd slachtpluimvee in varkensvoeders en omgekeerd toe te staan.

Het voornemen van de Europese Commissie is onderdeel van de geleidelijke versoepeling van de Europese BSE-maatregelen zoals overeengekomen met het EP. Belangrijk is op te merken dat het huidige verbod op diermeel in diervoeders, EU-import van aanzienlijke hoeveelheden soja ter vervanging van diermeel tot gevolg heeft.

Fokdieren

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben vernomen dat de nieuwe handelsregels ten aanzien van fokdieren en fokmateriaal, zoals opgesteld door de Europese Commissie, geen doorgang hebben gevonden en dat er opnieuw onderhandeld gaat worden met de Europese Raad. Kan de Staatssecretaris een stand van zaken geven en een uiteenzetting van het verloop van het besluitvormingsproces over deze richtlijn? Kan de Staatssecretaris ook aangeven wat de Nederlandse inzet hierbij is/is geweest?

De behandeling van het voorstel van de Europese Commissie van 11 februari 2014 voor een fokkerijverordening loopt nog. De onderhandelingen in de Raadswerkgroep zijn in maart 2014 gestart en deze zijn onlangs afgerond. In Coreper, een voorportaal van de Raad, is op 11 november 2015 mandaat gegeven aan het Luxemburgse voorzitterschap om de (triloog)onderhandelingen met het EP te starten. Het Luxemburgse voorzitterschap streeft ernaar om de onderhandelingen nog voor het einde van dit jaar af te ronden. De Nederlandse inzet is weergegeven in het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 1815).

Kooihuisvesting kippen

Duitsland heeft te kennen gegeven dat op zijn laatst in 2025 er definitief een einde komt aan kolonie- en kooihuisvesting? Deze leden hebben herhaaldelijk gewezen op de welzijnsproblemen van de kippen die in deze kooien leven. Nu de Staatssecretaris in een recente toespraak11 heeft aangegeven dat dieren natuurlijk gedrag moeten kunnen vertonen, willen de leden weten hoe de Staatssecretaris het natuurlijk gedrag van een kolonie-kip beoordeelt? Is de Staatssecretaris bereid om met een plan van aanpak te komen om deze dieronvriendelijke huisvesting uit te faseren? Zo nee, waarom niet?

De bepalingen uit de Europese legkippenrichtlijn (1999/74/EG) bevatten uit oogpunt van de bescherming van het welzijn van legkippen minimumeisen voor het houden van deze dieren. Deze eisen zien op het houden van legkippen zowel in kooien als in alternatieve huisvestingssystemen. De koloniehuisvesting zoals neergelegd in artikel 2.71 van het besluit Houders van dieren betreft in feite een variant van de Europees toegestane aangepaste kooi (in Nederland ook wel aangeduid als verrijkte kooi). Ten opzichte van deze klassieke verrijkte kooi gelden voor de koloniehuisvesting strengere normen, zoals een grotere bruikbare oppervlakte per legkip, een groter totaaloppervlak van de kooi en een gegarandeerd minimum-oppervlak van de met strooisel bedekte ruimte. Ook gelden er extra eisen voor het nest en de zitstokken. Uit onderzoeken van het Landbouw Economisch Instituut en de Animal Sciences Group van Wageningen UR kan worden geconcludeerd dat als gevolg van deze extra eisen legkippen meer mogelijkheden hebben tot het uiten van soortspecifiek gedrag. Dat neemt niet weg dat het qua dierenwelzijn nog altijd onderdoet voor bijvoorbeeld vrije uitloop-, rondeel- en biologische huisvesting. Mijn ambitie is, net als die van mijn voorganger, om dieren zoveel mogelijk in staat te stellen hun natuurlijke gedrag te vertonen. Daarvoor maak ik nu geen gebruik van regulering vanuit het oogpunt van een level playing field. Mijn inzet is gericht op de aanmoediging en stimulering van meer diervriendelijke oplossingen. Duurzame stallen worden gestimuleerd door fiscale regelingen milieu-investeringsaftrek (MIA) en willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAmil) op basis van de Maatlat Duurzame Veehouderij. Ook consumenten kunnen door hun koopgedrag hun wensen voor wat betreft huisvesting kenbaar maken, mits ze zich bewust zijn van de tot stand koming van producten die ze kopen. Het is aan de markt en houder hierop in te spelen. Dit alles laat onverlet dat ik de ontwikkelingen in Duitsland met interesse volg en bekijk wat dit voor de Nederlandse situatie kan betekenen.

Gewasbescherming

In juli dit jaar heeft de Europese Commissie een nieuw bestrijdingsmiddel van Dow AgroSciences’s toegelaten, met de werkzame stof sulfoxaflor. Experts wijzen erop dat dit landbouwgif op dezelfde wijze werkt als neonicotinoïden doen, en dus ook dezelfde risico’s voor bijen en andere bestuivers met zich meebrengt. Ondanks dat er onvoldoende informatie is aangeleverd over de risico’s voor bijen van sulfoxaflor is de toelating echter toch verleend op Europees niveau. Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat dit in strijd is met het voorzorgbeginsel, en dat de toelating weer ingetrokken moet worden? Is de Staatssecretaris bereid de Europese Commissie hierop aan te spreken, en kan hij toezeggen dat dit middel niet toegelaten zal worden in Nederland? Zo nee, waarom niet?

Nee. De Europese Commissie heeft de werkzame stof sulfoxaflor toegelaten op basis van de conclusies van de European Food Safety Authority (EFSA), een beoordelingsrapport van één van de lidstaten en een intensief peer review-proces tussen lidstaten. Uiteindelijk is de stof na stemming in het Permanent Comité voor planten, dieren, voedsel en diervoerders goedgekeurd voor plaatsing. Wat betreft een mogelijke toelating van sulfoxaflor in Nederland: het is aan de aanvrager om een aanvraag voor de toelating van een middel op basis van de werkzame stof sulfoxaflor al of niet in te dienen in Nederland. De lidstaat waar de aanvraag uiteindelijk wordt ingediend zal deze op een op Europees niveau geharmoniseerde wijze beoordelen op risico’s voor mens, dier en milieu. Hierbij worden ook de risico’s voor bijen en andere bestuivers meegenomen.

Kan de Staatssecretaris tevens de stand van zaken geven van de herbeoordeling van het tijdelijke verbod op drie neonicotinoiden en fipronil?

In 2013 heeft EFSA een herbeoordeling gepubliceerd inzake de risico’s van het gebruik van drie neonicotinoiden en fipronil voor de gezondheid van bijen. Naar aanleiding van deze herbeoordeling is op Europees niveau besloten om restricties op te leggen aan het gebruik van deze drie neonicotinoïden en fipronil. Hierop heeft het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) meerdere toelatingen ingetrokken of gewijzigd.

Bij de instelling van de Europese restricties is tevens besloten na twee jaar een nieuwe herbeoordeling uit te voeren, waarbij alle nieuwe wetenschappelijke informatie zal worden meegenomen. De huidige restricties lopen echter niet af en blijven in stand, totdat Europees anders wordt besloten.

EFSA is inmiddels begonnen met het verzamelen van informatie voor de nieuwe herbeoordeling. Nederland heeft hier actief aan bijgedragen. De verwachting is dat EFSA de herbeoordeling in 2016 geheel zal afronden.

EFSA heeft bovendien onlangs van een groot aantal landbouwgifstoffen vastgesteld dat het een hormoonverstorend effect kan hebben. Dat geldt bijvoorbeeld voor flumioxazin, dat gebruikt wordt in mais en soja, en amitrole, dat op graspercelen wordt gebruikt. Ook het fungicide flutianil, dat vooral wordt ingezet in de groente- en aardbeienteelt heeft volgens EFSA hormoonverstorende effecten. Deze middelen kunnen dus een ernstig negatief effect op de volksgezondheid en de natuur hebben, kan de Staatssecretaris dat bevestigen? Welke van de 11 soorten landbouwgif waarvan nu is aangetoond dat ze hormoonverstorende effecten hebben worden zijn in Nederland toegelaten, en in welke hoeveelheden worden ze hier gebruikt? Is de Staatssecretaris bereid deze toelatingen zo snel mogelijk op nationaal niveau in te trekken, en om ook in Europees verband hierop aan te dringen? Zo nee, waarom niet?

Het Ctgb laat weten dat de classificatie van een werkzame stof als mogelijk hormoonverstorend niet meteen betekent dat er ook sprake is van een risico als deze stof in een gewasbeschermingsmiddel wordt verwerkt. Een daadwerkelijk risico wordt bepaald door de mate van blootstelling aan de stof.

Een gewasbeschermingsmiddel kan alleen worden toegelaten als blootstelling bij toepassing onder de norm blijft: dus veilig voor mens, dier en milieu. Bij de nu in Nederland toegelaten middelen heeft het Ctgb dit ook getoetst. Het Ctgb laat mij weten dat, voor de werkzame stoffen en middelen die nu al op de markt zijn, noch de Europese Commissie noch het Ctgb aanleiding zien om op dit moment in te grijpen in de huidige toelatingen.

De EFSA heeft van 15 werkzame stoffen geconcludeerd dat deze mogelijk hormoonverstorend zijn. Er zijn toegelaten middelen beschikbaar in Nederland van de werkzame stoffen 2,4-D, acibenzolar-S-methyl, amitrol, bentazon, flumioxazin, flupyrsulfuron-methyl, isoproturon, lambda-cyhalothrin, pymetrozine en thifensulfuron-methyl. Er zijn geen toegelaten middelen beschikbaar in Nederland van de werkzame stoffen benzovindiflupyr, flutianil, iprovalicarb, terpenoid blend QRD-460 en tricyclazole.

Er is volgens StatLine (www.cbs.nl) in 2012 in Nederland bijna 5,8 miljoen kg werkzame stof gebruikt in de landbouw. Hiervan werd 2.585 kg 2,4-D gebruikt, 9.401 kg amitrol, 13.583 kg bentazon, 18.333 kg isoproturon, 1.944 kg lambda-cyhalothrin en 4.973 kg pymetrozine. Er zijn geen gegevens van de werkzame stoffen acibenzolar-S-methyl, flumioxazin, flupyrsulfuron-methyl en thifensulfuron-methyl omdat er in 2012 nog geen toegelaten middelen beschikbaar waren in Nederland van deze stoffen.

Pijnbeleving bij krabben en kreeften

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn zeer teleurgesteld over het voornemen van de Staatssecretaris om de komende jaren in Nederland geen onderzoek te verrichten naar het pijnloos doden van kreeften en krabben, ondanks de aangenomen motie Ouwehand (TK 28 286, nr. 94). Deze leden voelen zich gesteund door de Vissenbescherming die in hun officiële reactie uiteenzetten waarom het niet ethisch en niet te rechtvaardigen is om nog gedurende een reeks van jaren de resultaten van allerlei los van elkaar staand wetenschappelijk onderzoek in andere landen af te wachten12. Graag een reactie op deze uiteenzetting. Zij vooral benieuwd hoe het kan dat het Ierse onderzoek naar pijnbeleving van kreeften en krabben, waar de Staatssecretaris op wacht alvorens verdere stappen te ondernemen, niet dusdanig lijkt te bestaan. Graag een reactie. Is de Staatssecretaris bekend met Crustaston als methode om kreeften en krabben te doden, en zo ja wat is zijn visie op deze methode?

Nederland loopt voorop als het gaat om ontwikkeling van bedwelmingsapparaten voor aquatische dieren. Voor de belangrijkste vissoorten die in Nederland worden gekweekt zijn reeds bedwelmingsapparaten beschikbaar. Momenteel wordt onderzoek gedaan naar een goede methode om enkele platvissoorten aan boord van vaartuigen te bedwelmen.

In Nederland worden verschillende soorten krabben en kreeften in relatief beperkte hoeveelheden gevangen. Zoals aangegeven in eerdere brieven (Kamerstuk 21 501-32, nr. 875, 848 en 849) komt uit de studie van Imares-WUR, waarin alle beschikbare literatuur is meegenomen, naar voren dat niet te concluderen is dat het ervaren van pijn door kreeften en krabben mogelijk of juist onmogelijk is. De studie maakt ook duidelijk dat kennis van één soort niet zomaar kan worden geëxtrapoleerd naar andere soorten. Dat betekent dat onderzoek soort specifiek zal moeten zijn en dat is kostbaar. De Crustastun waar de leden van de Partij voor de Dieren naar vragen, is eveneens in de studie meegenomen. Hieruit blijkt dat de metingen bij het onderzoek naar de Crustastun niet op de juiste wijze zijn uitgevoerd. Uit dit onderzoek is namelijk niet duidelijk geworden of er sprake was van het onmiddellijk intreden van (een vorm van) bewusteloosheid als gevolg van elektrisch verdoven. Bovendien is dit onderzoek bij één krabsoort en één kreeftsoort gedaan.

Het onderzoek waar ik in bovenstaande brieven naar verwees, betreft een Noord-Iers onderzoek. Zeer recent is bekend geworden dat de hoogleraar van het onderzoek in Noord-Ierland met pensioen is. Imares-WUR heeft via het bij hen beschikbare netwerk geen duidelijkheid kunnen verkrijgen over het vervolg van het onderzoek.

Als er op termijn een goede wetenschappelijke onderbouwing van pijnervaring is, zal ik dat meenemen in mijn overwegingen met betrekking tot het ontwikkelen van bedwelmingsapparaten.

Dolfijnslachtingen

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn benieuwd of de Europese Commissie de mogelijkheden gaat onderzoeken of en op welke wijze de EU kan optreden tegen de dolfijnslachtingen op de Faeröer-eilanden. De Staatssecretaris heeft toegezegd de Europese Commissie daartoe te verzoeken, in antwoord op Kamervragen van lid Thieme (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 115 ).

Het kabinet is van mening dat het doden van dolfijnen niet acceptabel is en dat alle walvisjacht verboden zou moeten zijn, ook walvisjacht voor wetenschappelijke doeleinden. De dolfijnslachtingen op de Faeröer eilanden hebben om die reden mijn aandacht. Ik ben voornemens de Europese Commissie opnieuw te verzoeken om te onderzoeken op welke wijze de EU hiertegen kan optreden. Ik zal u hierover informeren vóór het zomerreces 2016.

Noordzee

Deze leden maken zich ernstige zorgen over het zeeleven in de Noordzee. In Europa worden 59 zeevissoorten met uitsterven bedreigd. Populaire vissoorten op het bord zoals tonijn en makreel zijn in een paar decennia met 74% gedaald. Graag ontvangen zij een reactie van de Staatssecretaris op de waarschuwing gedaan door de European Environment Agency (EEA)13 dat de huidige bescherming op zee onvoldoende is om ecosystemen in zee in stand te houden. Geconcludeerd wordt dat Europa haar beschermde mariene gebieden moet vergroten, beter met elkaar moet verbinden en beter moet beschermen, zoals via een totaalverbod op visserij. Dit is nodig om ecosystemen in zee in stand te houden. Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat Nederlandse aangewezen beschermde gebieden als postzegels los in de Noordzee liggen en dat verbinding daartussen noodzakelijk is? Welke acties is de staatsecretaris daartoe van plan om te nemen?

Mijn inzet in de Raad is er consequent op gericht om, conform het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, te richten op een (ecologisch) duurzame visserij. Die duurzame visserij kan bereikt worden door de activiteiten en vangsten in overeenstemming te brengen met de wetenschappelijke adviezen van de «International Council for the Exploration of the Sea» (ICES). De adviezen zijn gebaseerd op de voorzorgs- en de ecosysteembenaderingen. Naast beperkende vangstmogelijkheden kunnen flankerende technische maatregelen nodig zijn, denk aan netvoorschriften, gesloten seizoenen en gebieden.

Visserij is overigens niet de enige factor met een negatieve invloed op de bestanden. ICES neemt ook andere factoren mee in zijn modellen om de maximale vangst te berekenen. In de Noordzee worden de vangstmogelijkheden al langer vastgesteld aan de ICES adviezen en met resultaat. De platvis-bestanden die zich enkele jaren terug in kritieke toestand bevonden hebben zich hersteld.

Gebiedsbescherming is onderdeel van het totaalpakket van verduurzaming van gebruik, bescherming van soorten en de meest kwetsbare en waardevolle gebieden en ecosysteemherstel indien mogelijk. Het kabinet heeft de ambitie dat vanaf 2020 op 10–15% van het Nederlandse deel van de Noordzee de bodem niet noemenswaardig wordt beroerd. Dit is een ecologische doelstelling die wordt ingevuld met bescherming van de meest waardevolle gebieden.

De mariene gebieden in de Nederlandse Exclusieve Economische Zone zijn geselecteerd en begrensd op basis van de criteria van de Vogel- en Habitatrichtlijnen en dragen bij aan het Natura 2000-netwerk. Nederland voldoet met het aanwijzen van deze gebieden aan beide richtlijnen. Ik wil de aanwijzing van de resterende mariene Natura 2000-gebieden spoedig afronden.

Met het voornemen van het onderbrengen van nog eens twee bodembeschermingsgebieden (Friese Front en Centrale Oestergronden) bij de Kaderrichtlijn Mariene Strategie, vult het kabinet het mariene Natura 2000-netwerk aan met andere ecologisch waardevolle gebieden. Uw Kamer is in het overleg van 24 juni 2015 (Kamerstuk 31 710, nr. 43) door de Minister van Infrastructuur en Milieu geïnformeerd dat er in het kader van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie een eerste evaluatie van de ecologische samenhang en representativiteit van het bestaande netwerk van beschermde gebieden zal plaats vinden. Op basis van de uitkomsten van de evaluatie wordt dan bezien of er wijzigingen of aanvullingen noodzakelijk zijn. Die evaluatie komt in uiterlijk 2018 beschikbaar.

Voor de goede orde merk ik op dat naast het netwerk van mariene beschermde gebieden (Natura 2000 en Kaderrichtlijn Mariene Strategie) de EU op basis van het hervormde Gemeenschappelijk Visserijbeleid reeds gebieden kan aanwijzen, die bijdragen aan de instandhouding van kwetsbare vissoorten door de bescherming van ondermaatse en paaiende vis.

Aanlandplicht

De leden zijn daarnaast van mening dat de Staatssecretaris naast het invoeren van de aanlandplicht weinig andere ambities heeft om de visserij te verduurzamen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Staatssecretaris daarom in ieder geval door te pakken met de aanlandplicht en niet met uitzonderingen voor de platvisvloot te komen. Deze leden maken zich zorgen dat uitzonderingen de ontwikkelingen van selectievere vistuigen belemmeren. Graag een reactie.

De invoering van de aanlandplicht is een grote uitdaging voor de visserijsector. De uitdaging is voor de tongvisserij groot omdat er veel bijvangst is van ondermaatse schol en schar, die grotendeels niet vermeden kan worden. Het is belangrijk om hier de juiste balans te vinden tussen enerzijds haalbaarheid voor de sector en anderzijds het houden van voldoende stimulans voor de platvissector om de selectiviteit en overleving te verbeteren. Om die reden is met de sector het stappenplan voor de invoering van de aanlandplicht in de Nederlandse demersale visserij in de Noordzee en het Kanaal (Kamerstuk 29 675, nr. 180) afgesproken.

III Volledige agenda

Kamerstuk 21 501-32, nr. 885 – Brief regering d.d. 05-11-2015. Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam – Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 16 november 2015.

Kamerstuk 21 501-32, nr. 884 – Brief regering d.d. 30-10-2015. Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Verslag Landbouw- en Visserijraad 22 oktober 2015.

Kamerstuk 28 625, nr. 229 – Brief regering d.d. 02-10-2015. Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Uitstel uiterste inzaaidatum vanggewassen vergroening.

Kamerstuk 22 112, nr. 2003 – Brief regering d.d. 02-10-2015. Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders – Fiche: Verordening vangstmogelijkheden Oostzee 2016.

Kamerstuk 33 037, nr.162 – Brief regering d.d. 13-10-2015. Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Boerenforum.

Kamerstuk 28 625, nr. 230 – Brief regering d.d. 20-10-2015, Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Voorschot Directe Betalingen GLB.

Kamerstuk 21 501-32, nr. 881 – Brief regering d.d. 19-10-2015, Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Toezegging over de stand van zaken met betrekking tot de vereenvoudiging van pluimveeregistraties ten aanzien van Identificatie en Registratie (I&R) en voetzoollaesies in het kader van de uitvoering van het Vleeskuikenbesluit.

Kamerstuk 26 407, nr. 100 – Brief regering d.d. 19-10-2015. Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Reactie op de tussentijdse evaluatie van de EU 2020 Biodiversiteitsstrategie.

Kamerstuk 28 286, nr. 846 Brief regering d.d. 26-10-2015. Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Aankondiging internationale Wildlife Crime Conferentie van 1 tot en met 3 maart 2016.

Kamerstuk 21 501-32, nr. 880 – Brief regering d.d. 13-10-2015, Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Stand van zaken inzake EU-visserijbeleid.


X Noot
4

Uitspraken gedaan tijdens Masterclass Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijnen, 26 oktober 2015.

X Noot
10

Uitspraken gedaan tijdens Masterclass Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijnen, 26 oktober 2015.

Naar boven