21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 899 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 maart 2016

Met deze brief informeer ik u over de onderwerpen die geagendeerd staan op de Landbouw- en Visserijraad van 14 maart aanstaande. Daarnaast geef ik uitvoering aan mijn toezegging uit het Algemeen Overleg van 11 februari jongstleden over visserijprotocollen.

Geagendeerde onderwerpen op de Raad

Marktsituatie

Informatie van het voorzitterschap en gedachtewisseling

Tijdens de vorige Landbouw- en Visserijraad van 15 februari jl. is tijdens een lunchbijeenkomst stilgestaan bij de slechte marktsituatie in met name de zuivel- en varkensvleessector. Hierover bent u geïnformeerd in het verslag van deze Raad dat u recentelijk heeft ontvangen. De lidstaten konden tot uiterlijk 25 februari jl. met vernieuwende oplossingsrichtingen komen passend binnen de bestaande wettelijke en financiële kaders. Het Nederlandse voorzitterschap heeft deze voorstellen samengevat in een document (ST 6284/16) en zal tijdens de Raad een toelichting geven op dit document waarna er een gedachtewisseling plaats zal vinden. De Europese Commissie zal worden gevraagd te reageren op de voorstellen van de lidstaten en in te gaan op het effect van de steunmaatregelen die zij in het najaar van 2015 heeft ingesteld (Kamerstuk 21 501-32, nr. 874).

Voor het Nederlandse standpunt verwijs ik graag naar mijn eerdere correspondentie (Kamerstuk 21 501-32, nr. 891). De ontvangen voorstellen vallen grofweg in vijf categorieën:

  • Uitbreiding of opnieuw instellen van bestaande maatregelen zoals opslag.

  • Flexibiliteit in implementatie van de huidige wetgeving, zoals het opleggen van sancties.

  • Versnellen van al genomen initiatieven, zoals de oneerlijke praktijken in de voedseltoeleveringsketen.

  • Ondersteunende acties zoals onderzoek en het instellen van observatoria/toezichthoudende instanties.

  • Nieuwe maatregelen, zoals het belonen van producenten die vrijwillig hun melkproductie terugschroeven.

Er zijn ook voorstellen gedaan die betrekking hebben op maatregelen voor de groenten- en fruitsector. De moeilijke marktomstandigheden voor sommige producten in deze sector lijken echter van andere aard dan in de zuivel- en varkensvleessector.

Ik heb zowel met Eurocommissaris Hogan als verschillende lidstaten intensief contact om te bezien op welke wijze de marktproblemen verder kunnen worden opgepakt. Mijn inzet is om daar in de komende Raad conclusies over te trekken. Een en ander hangt natuurlijk af van de concrete voorstellen van de Europese Commissie. Deze zijn thans nog niet bekend.

Gebruik van financiële instrumenten in de landbouwsector

Presentatie door de Europese Commissie en gedachtewisseling

In de Raad zal de Europese Commissie een presentatie houden en er zal aan de hand daarvan een gedachtewisseling plaatsvinden over het gebruik van financiële instrumenten in de landbouwsector. Er is geen achtergronddocument beschikbaar. Financiële instrumenten (FI’s = leningen, garanties, rentesubsidies) inzetten is een speerpunt van de Europese Commissie. De Europese Commissie spoort lidstaten hiertoe aan in het kader van hun Plattelandsontwikkelingsprogramma’s (POP). De Europese Commissie beoogt de landbouwsector minder afhankelijk te maken van subsidies en meer marktgericht te maken. Zij heeft met FI-Compass, een adviesplatform voor de Europese Structuur en Investeringsfondsen in samenwerking met de Europese Investeringsbank, in juni en oktober vorig jaar seminars hierover georganiseerd in Dublin, Wenen en Riga. De Europese Commissie biedt handreikingen om nationale plattelandsprogramma’s relatief snel te wijzigen ten behoeve van FI’s.

Nederland heeft al FI’s voor de landbouwsector: de Garantstelling Landbouw, met specifieke modules voor starters en/of overnemers en voor duurzame stallen- en kassenbouw. In het kader van het Nederlandse POP3 wordt de Garantstelling Marktintroductie Innovaties (GMI) ontwikkeld: voor duurzame systeeminnovaties waarmee onderscheidende producten met meer toegevoegde waarde in de markt worden gebracht. Op twee FI-Compass events (genoemd seminar Wenen en een ander event in Den Haag) is deze als voorbeeld gepresenteerd. Nederland heeft geen plannen voor een wijziging van het POP 2014–2020 ten behoeve meer FI’s.

Concept Raadsconclusies over rapport van de Europese Rekenkamer over bestrijding illegale houtkap

Aannemen Raadsconclusies

Op 22 oktober jl. heeft de Europese Rekenkamer (ERK) een rapport uitgebracht over de doeltreffendheid van EU-steun aan houtproducerende landen in het kader van het FLEGT-actieplan (Speciaal Rapport van de Europese Rekenkamer No 13/2015: EU-steun aan houtproducerende landen in het kader van het FLEGT-actieplan). U bent hierover reeds per brief geïnformeerd op 30 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 884).

Het FLEGT-actieplan uit 2003 betreft het EU-beleid inzake wetshandhaving, goed bestuur en handel in de bosbouw (Forest Law Enforcement, Governance and Trade, FLEGT). De belangrijkste onderdelen van het actieplan zijn steun voor beter bestuur in houtproducerende ontwikkelingslanden en een vergunningensysteem om te garanderen dat alleen legaal hout de EU binnenkomt. Later is het plan versterkt met een wettelijke maatregel: de EU-Houtverordening1.

De ERK heeft zich vooral gericht op de inzet van financiële middelen van de Europese Commissie in houtproducerende ontwikkelingslanden en doet een aantal aanbevelingen om de doeltreffendheid daarvan te verbeteren. Daarnaast spreekt de Rekenkamer zich ook uit over de aanpak in de EU; alle lidstaten moeten de Houtverordening implementeren en handhaven.

De Europese Commissie heeft op 18 februari jl. de evaluatie van de EU-houtverordening gepubliceerd. De Europese Commissie is ook bezig met een brede evaluatie van het FLEGT-actieplan; deze zal naar verwachting in mei 2016 gepubliceerd worden. Het ERK-rapport kan niet los gezien worden van deze twee evaluaties. De Raadsconclusies inzake het ERK-rapport zijn daarom tot de hoofdlijnen beperkt. Later dit jaar zullen het brede FLEGT-actieplan en de EU-Houtverordening uitgebreid aan de orde komen in de Landbouw- en Visserijraad naar aanleiding van de evaluaties.

De Raadsconclusies onderschrijven veel van de aanbevelingen van de ERK. In de voorgestelde conclusies onderstreept dat de Raad dat het FLEGT-actieplan een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van Europese Commissie en lidstaten. Daarnaast wordt in de voorgestelde conclusies ook benadrukt dat er veel bereikt is in houtproducerende ontwikkelingslanden, ook al is er nog geen hout met een FLEGT-vergunning op de markt; de capaciteiten van overheden en bedrijfsleven in deze landen om het bos in overeenstemming met nationale wettelijke voorschriften te beheren, zijn versterkt.

In de voorgestelde Raadsconclusies worden de volgende aanbevelingen van de ERK omgezet in verbeterpunten:

  • De Europese Commissie wordt gevraagd door te gaan met het verbeteren van de synergiën, efficiency en effectiviteit bij het verlenen van steun aan houtproducerende ontwikkelingslanden.

  • De EU moet zich sterker inspannen om de EU-Houtverordening te implementeren en handhaven, om zo een «level playing field» op de interne markt te garanderen.

  • De Europese Commissie wordt verzocht de planning van en verantwoording over de verschillende componenten van het FLEGT-actieplan te verbeteren.

Concept Raadsconclusies over rapport van de Europese Rekenkamer over visserijpartnerschapsovereenkomsten

Aannemen Raadsconclusies

Naar aanleiding van de aanbevelingen van de ERK over visserijpartnerschapsovereenkomsten heeft de Raad onder Nederlandse voorzitterschap Raadsconclusies geformuleerd (ST 6258/16). Het Nederlandse voorzitterschap streeft naar het aannemen van Raadsconclusies in deze Raad.

Tijdens het algemeen overleg van 11 februari jl. heeft uw Kamer gevraagd om toe te lichten hoe de Europese Commissie de verbeterpunten uit het rapport van de ERK met betrekking tot de partnerschapsovereenkomsten oppakt. Ik zal dat hieronder uiteenzetten.

De voorgestelde conclusies onderschrijven de aanbevelingen van de ERK en bevatten concrete verbeterpunten waarmee de Europese Commissie aan de slag moet. De Raad is betrokken bij het opstellen van de onderhandelingsmandaten, het goedkeuren van de protocollen en de voorbereiding van de gemengde comités.

In de voorgestelde conclusies wordt allereerst geconstateerd dat een aantal door de ERK genoemde verbeterpunten reeds zijn benoemd in de Raadsconclusies over de externe dimensie van het nieuwe Gemeenschappelijke Visserijbeleid (ST 7086/12) en dat hier reeds vooruitgang is geboekt. Het gaat dan om de analyse van de wetenschappelijke data met betrekking tot het beschikbare surplus, het respecteren van mensenrechten en democratische principes, het verminderen van het EU-budget door het verhogen van de sectorbijdrage, het ontkoppelen van de sectorale steun van de vergoeding die wordt betaald voor toegang tot de wateren van het partnerland, en om het ontwikkelen van een kader voor monitoring van de sectorale steun.

Daarbij moet worden opgemerkt dat Europa verbeteringen in het kader van het nieuwe Gemeenschappelijke Visserijbeleid niet alleen kan doorvoeren. Het gaat immers om overeenkomsten met derde landen. Die overeenkomsten of de protocollen waarmee er invulling aan wordt gegeven moeten veranderen. Wijzigingen zijn een resultaat van een onderhandelingsproces met de partnerlanden. De EU zal haar wensen en eisen bij iedere vernieuwing van een protocol opnieuw op tafel moeten leggen en waar nodig verouderde partnerschapsovereenkomsten aan moeten passen.

In de voorgestelde Raadsconclusies worden de volgende verbeterpunten genoemd:

  • De Europese Commissie moet de sectorale steun onderwerpen aan een strak kader van planning en jaarlijkse monitoring. Hiervoor heeft de Europese Commissie een kader ontwikkeld. Daarbij wordt van te voren in een matrix aangegeven aan welke projecten het geld wordt besteed en welke resultaten worden verwacht, inclusief indicatoren om dit te beoordelen. Jaarlijks wordt de voortgang hiervan in het Gemengde Comité (het overleg tussen de EU en het partnerland) besproken. Dit Raad ziet dit als een geschikt instrument. Verder moet de steun die in het kader van de partnerschapsovereenkomsten wordt gegeven coherent zijn met de steun die de EU geeft in het kader van het Europees Ontwikkelingsfonds.

  • De toepassing van het begrip surplus moet worden verbeterd door samenwerking op regionaal niveau binnen de regionale management organisatie en door bilaterale steun voor datacollectie. Verder moet de EU meer transparantie vragen van haar partnerlanden over de totale visserijinspanning en vangsten in hun wateren.

  • Een aantal verbeterpunten van de Rekenkamer gaat over het dagelijkse beheer van de overeenkomsten door de Europese Commissie, zoals het beheren van de door de lidstaten aangeleverde vangstdata. Hiertoe heeft de Europese Commissie reeds een nieuw systeem in gebruik genomen.

  • Ook het proces van de aanvraag en afgifte van licenties is door de Europese Rekenkamer genoemd als verbeterpunt. De Rekenkamer geeft aan dat de doorloop van de procedure beter moet worden gemonitord. De procedure van afgifte en de verdeling van de verantwoordelijkheid tussen lidstaat en de Europese Commissie inclusief reactietermijnen is vastgelegd in het voorstel voor een nieuwe verordening voor het beheer van de externe vloot. Over deze verordening bent u geïnformeerd in mijn brief van 5 februari jl. (Kamerstuk 21 501-32 nr. 893) en in het BNC-fiche dat op 9 februari jl. (Kamerstuk 22 112, nr. 2061) naar uw Kamer is gestuurd. Een deel van de aanbevelingen is dus in het recente voorstel van de Europese Commissie al omgezet in wetgeving.

  • De evaluaties moeten worden verbeterd en de methode voor evaluaties moet worden geharmoniseerd. De Raad is met de ERK van mening dat de partnerschapovereenkomsten een passend economische rendement moeten opleveren. Om hierover een oordeel te kunnen vellen moeten de onafhankelijke evaluaties op dit punt een consistente en onderling vergelijkbare economische analyse bevatten.

  • Wat betreft de constatering van de Europese Rekenkamer dat de visserijmogelijkheden deels onbenut blijven, stelt de Raad vast dat bij sterk migrerende soorten als tonijn moeilijk te voorspellen is waar de vangstmogelijkheden zich zullen voordoen. Het gebruik van de vangstmogelijkheden in het verleden is volgens de Raad niet de enige factor die bepalend moet zijn voor afspraken over nieuwe vangstmogelijkheden. De EU moet ook rekening houden met het strategisch belang van de overeenkomst voor het realiseren van doelen op het gebied van duurzaam beheer.

  • De Raad onderschrijft de aanbeveling van de Europese Rekenkamer om te streven naar coherente regionale netwerken van overeenkomsten. Een goede strategie op dit punt draagt niet alleen bij aan de legale zekerheid voor de EU-vloot met betrekking tot toegang tot de wateren, maar moet ook de regionale samenwerking tussen partnerlanden bevorderen en daarmee een bijdrage leveren aan een beter visserijbeheer en de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij.

Het volledig implementeren van de aanbevelingen is een proces dat een aantal jaren in beslag neemt. Het is van belang dat de Europese Commissie deze implementatie oppakt bij de vernieuwing van ieder protocol of bij het afsluiten van een nieuwe overeenkomst en dat de Raad erop toeziet dat het gebeurt. Over het verloop van dit proces houd ik uw Kamer op de hoogte.

Tot slot is het goed op te merken dat waar vaartuigen buiten dit netwerk van partnerschapsovereenkomsten private overeenkomsten afsluiten, dit in de toekomst ook aan strengere voorwaarden wordt gebonden. Op deze wijze ontstaat er een level playing field tussen vaartuigen die in het kader van een overeenkomst vissen en de vaartuigen die dit niet doen. Dit is althans de strekking van het voorstel voor de nieuwe verordening voor het beheer van de externe vloot, waarover het kabinet uw Kamer door een BNC-fiche heeft geïnformeerd (Kamerstuk 22 112, nr. 2061). Ook dan zal moeten worden beoordeeld of er sprake is van een surplus in het derde land. Verder is het van belang dat het derde land lid is van de regionale beheerorganisatie of in ieder geval als meewerkende partij van de beheerorganisatie geregistreerd staat.

Vangstmogelijkheden zandspiering voor 2016

Politiek akkoord

De Europese Commissie zal mogelijk een voorstel voor de aanpassing van de verordening vangstmogelijkheden 2016 (Total Allowable Catch, TAC) presenteren. Het betreft aanpassingen als gevolg van overeenkomsten met derde landen, tekstuele correcties en een voorstel voor een zandspiering TAC op basis van het onlangs verschenen wetenschappelijke advies. Op dit moment is het voorstel voor de aanpassing nog niet door de Europese Commissie beschikbaar gesteld.

Voor Denemarken is het van belang dat de Raad hierover snel een besluit neemt, aangezien het visseizoen voor zandspiering al op 1 april a.s. start. Door Nederlandse vissers wordt niet op zandspiering gevist. De International Council for the Exploration of the Sea (ICES) adviseert op basis van de MSY (Maximale Duurzame Opbrengst)-benadering een TAC voor zandspiering in de Noordzee van 123.135 ton, een reductie met 58% ten opzichte van 2015. Daarnaast is het voor Nederland van belang dat een tekstuele fout in de zeedagen wordt hersteld.

Diversenpunten op de Raad

Stoplichtsysteem voedseletikettering

Informatie van de Italiaanse delegatie

Italië wil op de Raad van gedachten wisselen over het hybride voedseletiketteringssysteem, ook wel het etiketteringsstoplichtsysteem genoemd, dat is ingevoerd door het Verenigd Koninkrijk (ST 6585/16). Het systeem is ingevoerd om consumenten aan de hand van één van de drie kleuren op het etiket zelf per nutriënt te laten zien of levensmiddelen meer of minder gezond zijn. Het Verenigd Koninkrijk ziet dit systeem als een vorm van vrijwillige etikettering en acht het daarom niet noodzakelijk dat het systeem moet worden genotificeerd bij de Europese Commissie. Het Verenigd Koninkrijk verwijst daarbij naar de etiketteringsverordening (EU)1169/2011 artikel 35 (national schemes) en Richtlijn 98/34/EC. Italië is het daar niet mee eens. Italië is van mening dat dit systeem wel moet worden genotificeerd. Italië zal bij een dergelijke notificatie aandragen dat het informatiesysteem in strijd is met het vrije handelsverkeer binnen de EU. De Italiaanse voedingsmiddelenindustrie ervaart nadelen van het door het Verenigd Koninkrijk ingevoerde etiketteringssysteem, dit geldt vooral voor de chocoladeproducenten.

Ook willen de Italianen de lijst met geografische beschermingen buiten het stoplichtensysteem houden. Onder geografische beschermingen (Verordening EU 1151/2012) vallen de volgende aanduidingen: Beschermde Geografische Aanduiding (BGA), Beschermde Oorsprong Benaming (BOB) en Gegarandeerde Traditionele Specialiteit (GTS). Dit zijn kwaliteitsaanduidingen die geaccepteerd zijn in de gehele EU en waarvoor geen belemmeringen zijn ten aanzien van het vrij handelsverkeer binnen de EU. Italië heeft veel producten onder Verordening 1151/2012 erkend. Deze producten zullen, gezien hun samenstelling, veelal een rood label krijgen en daarmee ondanks hun erkende beschermde geografische status op basis van het stoplichtensysteem belemmeringen ervaren.

Het stoplichtensysteem is echter een indeling gebaseerd op gezondheidsoverwegingen. Deze indeling geeft alleen aan hoe een product past binnen een gezond dieet.

Italië is in zijn standpunt eerder gesteund door enkele lidstaten. Het verzoek om dit punt opnieuw te agenderen als diversenpunt op de Landbouwraad wordt gesteund door Cyprus, Griekenland, Portugal en Spanje.

Nederland heeft in deze langlopende discussie geen formele positie ingenomen. Nederland heeft in de onderhandeling over de etiketteringsverordening (EU)1169/2011 samen met het Verenigd Koninkrijk opgetrokken om in de verordening het artikel over vrijwillige etikettering (national schemes) toegelaten te krijgen. De Nederlandse voedingsmiddelenindustrie heeft geen bezwaar aangetekend tegen het Hybrid Nutrition Labelling system. Producenten zijn ook niet verplicht dit systeem te gebruiken.

Zelf heeft Nederland wel het eigen vrijwillige etiketteringssysteem genotificeerd («het Vinkje»), maar dit is gebeurd onder de Claimsverordening (artikel 28, EG 1924/2006). Het Ministerie van VWS is voor deze etiketteringszaak de eerstverantwoordelijke, aangezien het gaat om consumenteninformatie in relatie tot gezondheid. Het Ministerie van Economische Zaken is eerst verantwoordelijke voor de geografische beschermingen BOB, BGA en GTS en het vrije handelsverkeer hierin.

Nederland heeft op 22 en 23 februari jl. een Europese conferentie over productverbetering van levensmiddelen georganiseerd. Daarbij lag de nadruk op het verminderen van zout, verzadigd vet en suikers in levensmiddelen. De conferentie heeft geresulteerd in een Roadmap for Action on Food Product Improvement, waarin lidstaten afspreken zich in te zetten voor verbetering van voedselproducten.

Terugkoppeling bijeenkomst over Afrikaanse varkenspest

Informatie van de Estse delegatie

Estland zal in de Raad een terugkoppeling geven van de high-level meeting over Afrikaanse varkenspest, die op 26 februari 2016 in Tallinn heeft plaatsgevonden. Verschillende lidstaten die te kampen hebben met de ziekte waren bij elkaar gekomen om te spreken over het belang van een Europese aanpak en om wetenschappelijke samenwerking te bevorderen. Eurocommissaris Andriukaitis van gezondheid en voedselveiligheid was namens de Europese Commissie aanwezig bij de bijeenkomst.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen.

Naar boven