21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 893 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2016

Bijgaand treft u de geannoteerde agenda aan van de Landbouw- en Visserijraad die op 15 februari a.s. in Brussel plaatsvindt (CM 1272/16). Nederland zal deze Raad voorzitten.

In deze brief geef ik tevens een stand van zaken van de motie van het lid Ouwehand over biodiversiteitswinst bij vergroening (Kamerstuk 28 625, nr. 202) en de motie van het lid van Dijk over labelingsplicht voor cisgenese (Kamerstuk 27 428, nr. 323). Daarnaast geef ik uitvoering aan twee toezeggingen over transporten en omgang met paarden op het Amerikaanse continent.

Tot slot informeer ik uw Kamer over de stand van zaken van de visserijpartnerschapsovereenkomst met de Comoren.

Op de Raad geagendeerde onderwerpen

Werkprogramma Voorzitterschap

Presentatie van het voorzitterschap

Tijdens deze eerste Landbouw- en Visserijraad onder Nederlands voorzitterschap zal ik allereerst mijn werkprogramma presenteren. Ik heb mijn plannen voor het voorzitterschap eerder toegelicht in de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 14 en 15 december 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 889). Het centrale thema van mijn werkprogramma is «Food of the Future – the Future of Food» waarbij wereld-voedselzekerheid en goede voeding belangrijke elementen vormen. Tijdens de informele Landbouwraad op 29–31 mei dit jaar wil ik met mijn collega-bewindspersonen van de Raad de discussie aangaan over de toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Er zal dan van gedachten worden gewisseld hoe het GLB nog meer kan worden ingezet om ontwikkelingen te stimuleren die noodzakelijk zijn om tot een innovatieve, duurzame en concurrerende landbouwsector te komen waar producenten een eerlijke prijs voor producten krijgen en consumenten kwalitatief goede producten.

Dierenwelzijn

Presentatie van een position paper van Denemarken, Duitsland, Zweden en Nederland over een EU-platform en presentatie van de Europese Commissie

Duitsland, Denemarken, Zweden en Nederland hebben een position paper opgesteld met suggesties aan de Europese Commissie voor de oprichting van een EU-platform voor dierenwelzijn.

Dit betreft een vervolg op de oproep aan de Europese Commissie uit de gezamenlijke Dierenwelzijnsverklaring van Vught in december 2014 om een platform voor dierenwelzijn op te richten voor stakeholderorganisaties en lidstaten, teneinde momentum en focus te creëren voor de dierenwelzijnsuitdagingen van de Europese Unie (Kamerstuk 28 286, nr. 776).

Het beoogde platform kan discussies met lidstaten en belanghebbende organisaties faciliteren en zou kunnen bijdragen aan uitwisseling van ervaringen en goede praktijken, netwerken, gecoördineerde acties, versterking van partnerschappen en toewijding van belanghebbenden om te werken aan bevordering van dierenwelzijn. Tevens kan het platform zorgen voor discussie ter versterking en aanscherping van dierenwelzijnsstandaarden en verbetering van wetgeving.

De Europese Commissie en de lidstaten worden in de vergadering om hun oordeel gevraagd over de doelstellingen en structuur van het platform (ST 5708/16). Het idee voor de opzet van het platform is gebaseerd op dat van het bestaande EU-actieplatform op het gebied van voeding, lichaamsbeweging en gezondheid.

De Europese Commissie is zeer geïnteresseerd in de suggestie een EU-platform voor dierenwelzijn op te richten en wil de interesse bij belanghebbendenorganisaties hiervoor op korte termijn tijdens een bijeenkomst met dergelijke organisaties gaan peilen. Ook vertegenwoordigers van de lidstaten worden bij vervolgoverleg betrokken.

Internationale handel in landbouwproducten

Presentatie van de Europese Commissie

De Europese Commissie zal een presentatie geven over de stand van zaken van de werkzaamheden in internationale handel in landbouwproducten. Waarschijnlijk zal er in het bijzonder aandacht zijn voor de uitkomsten van de 10e Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie, die in december jongstleden plaatsvond in Nairobi. Hier zijn onder andere afspraken gemaakt over het afschaffen van exportsubsidies en het beperken van andere vormen van verstorende steun in de landbouw.

De Europese Commissie zoekt actief naar alternatieve markten en bestemmingen voor Europese landbouwproducten, net zoals het kabinet zich inspant voor markttoegang, -uitbreiding en -behoud voor Nederlandse landbouwproducten. Sinds december 2015 is een nieuw Europees promotiebeleid van kracht. Ook spant de Europese Commissie zich in om non-tarifaire belemmeringen te beslechten. Zo is de afgelopen tijd voortgang geboekt in de markttoegang voor Europees hardfruit (appel en peer) bij zowel de VS als bij India.

Eurocommissaris Hogan gaat daarnaast de komende maanden naar verschillende landen op handelsmissie.

De Europese Commissie zal waarschijnlijk ook de voortgang bij onderhandelingen over andere handelsakkoorden belichten die momenteel spelen, waaronder de onderhandelingen met Japan, de verkenning van mogelijkheden voor vrijhandelsverdragen met Australië en Nieuw Zeeland, en overige plannen voor verdragen zoals omschreven in de Mededeling «Handel voor Iedereen» (COM (2015) 497). De handelsvertegenwoordiger van de Verenigde Staten Froman en Eurocommissaris Malmström hebben op 11 december 2015 gesproken over het «Transatlantic Trade & Investment Partnership» (TTIP). De volgende TTIP-onderhandelingsronde vindt plaats in Brussel van 22 tot 26 februari 2016. Het kabinet en de Europese Commissie hebben meerdere malen aangegeven dat zij onze normen ter bescherming van mens, dier, plant en milieu niet zullen verlagen als gevolg van TTIP en de beleidsvrijheid willen behouden om zelf wetgeving daarvoor vast te stellen.

Lange termijn strategie voor landbouwonderzoek

Presentatie door de Europese Commissie en gedachtewisseling

De Europese Commissie zal haar «Strategische EU-benadering van onderzoek en innovatie in de landbouw» presenteren en een terugkoppeling geven van de conferentie die zij heeft georganiseerd over dit onderwerp die 27 en 28 januari jl. in Brussel heeft plaatsgevonden. De Europese Commissie zal de Raad informeren over de aanpak voor een duidelijker en consistentere aanpak van het landbouwkundig onderzoek, zoals dat met de middelen van het Europese Kaderprogramma voor Onderzoek en Innovatie, Horizon 2020, wordt uitgevoerd. De lidstaten krijgen vervolgens de kans om te reageren op deze presentatie.

In principe ben ik blij dat de Europese Commissie deze strategie ontwikkelt en ik kan mij vinden in de gepresenteerde argumentatie en voorgestelde intenties: meer strategische planning, meer wederzijdse versterking van de activiteiten van lidstaten en van de EU, ontwikkelen van internationale samenwerking, versterking van interactieve innovatie en meer publiek-private samenwerking.

Toch zijn er zeker mogelijkheden om de strategie te verbeteren. De strategie is nu slechts beperkt tot grondgebonden landbouw en bosbouw. Vooral is het belangrijk dat de strategie beter wordt ingebed in een totale visie op de bioeconomie, die ook grondstoffen uit zee, zoetwater en aquacultuur, en uit afvalstromen nodig heeft ten behoeve van consumptie door álle eindgebruikers van onder meer voeding, nieuwe chemicaliën, bouwmaterialen, papier, energie, etc.

Verder breekt de strategie wel een lans voor beter gebruik van ICT, maar schuwt ervoor om te spreken over andere ondersteunende technieken die voor maatschappelijke ontwikkelingen relevant zijn («enabling technologies»), zoals nieuwe veredelingstechnieken. Ook dat beschouw ik nog als een omissie.

Duurzaam beheer externe vloot

Presentatie door de Europese Commissie en gedachtewisseling

Tijdens de Raad presenteert de Europese Commissie het voorstel voor een nieuwe verordening voor het duurzaam beheer van de externe vloot (ST 5609/16). Over deze verordening wordt uw Kamer begin februari geïnformeerd middels een BNC-fiche.

Met het voorstel geeft de Europese Commissie invulling aan de externe dimensie van het nieuwe Gemeenschappelijke Visserijbeleid. Ook sluit het voorstel beter aan op de controleverordening en op de verordening om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te bestrijden. Het algemene doel van het voorstel is een beter beheer en een betere controle van de activiteiten van de externe vloot, ongeacht waar deze actief is en ongeacht het rechtskader waarbinnen deze vloot opereert: in de wateren van derde landen of in de internationale wateren, in het kader van een partnerschapsovereenkomst of middels een private overeenkomst met een derde land. In al deze situaties moet de duurzaamheid van de vangstmogelijkheden worden gegarandeerd.

De grootste verandering voor lidstaten is dat ze meer informatie moeten opvragen wanneer vaartuigen onder hun vlag middels een private overeenkomst in een derde land gaan vissen. Alvorens hiertoe een machtiging af te geven moet informatie opgevraagd worden over de vangstmogelijkheden. Daarmee wordt het verschil tussen visserij onder private overeenkomsten en visserij in het kader van een partnerschapovereenkomst kleiner. In beide gevallen moeten de vangstmogelijkheden duurzaam zijn.

Het voorstel moet ook de transparantie met betrekking tot de externe vloot vergroten. Hiertoe wil de Europese Commissie een elektronisch register opzetten met daarin alle afgegeven vismachtigingen. Dit register krijgt zowel een besloten als een publiek deel.

Het voorstel omvat ook regels over omvlaggen. Deze regels hebben tot doel misbruik tegen te gaan. Een vaartuig dat de EU-vloot voor een relatief korte periode (minder dan twee jaar) verlaat, moet bij terugkeer aantonen dat het niet betrokken is geweest bij illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij.

Tot slot regelt het voorstel een aantal zaken met betrekking tot de partnerschapsovereenkomsten. Het belangrijkste daarvan is een voorstel om vangstmogelijkheden te herverdelen over lidstaten in het geval van onderbenutting. Daarnaast is het artikel geschrapt dat het onder bepaalde voorwaarden mogelijk maakte de periode te overbruggen tussen de afloop van een oud protocol en de voorlopige inwerkingtreding van een nieuw protocol. Volgens het onlangs verschenen rapport van de Europese Rekenkamer was dit artikel strijdig met de exclusiviteitsclausule; de bepaling dat EU-vaartuigen niet buiten de kaders van een partnerschapsovereenkomst in de wateren van een derde land mogen vissen.

Diversen

«One Health»-conferentie over antimicrobiële resistentie (AMR)

Informatie van het voorzitterschap

De aanpak van antibioticaresistentie is een van de speerpunten van het kabinet voor het Nederlandse EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016. De inzet is om te komen tot een Europees politiek draagvlak voor een versterking van de aanpak op het niveau van de Europese Unie en de lidstaten.

Nederland streeft naar een «One Health benadering», waarin nauwe samenwerking is tussen humane gezondheid, diergezondheid en milieu, naar voorbeeld van hoe in Nederland de bewindspersonen van VWS, EZ en IenM samenwerken op dit onderwerp.

Daarnaast zet Nederland in op een nieuw ambitieus EU-actieplan antibioticaresistentie (als opvolger van het huidige actieplan dat afloopt) en afspraken over inzet van EU-lidstaten om voor 2017 de nationale actieplannen antibioticaresistentie op EU-niveau te bespreken en elkaar aan te spreken op de implementatie van stevige doelen en concrete acties. Tenslotte kaart Nederland het wettelijk verankeren van zorgvuldig gebruik van antibiotica bij dieren aan.

Om Europees draagvlak voor deze inzet te krijgen en hierover afspraken te maken, organiseert het Nederlandse EU-voorzitterschap op 9 en 10 februari 2016 in Amsterdam een ministeriële conferentie waarvoor de EU-ministers van volksgezondheid en landbouw zijn uitgenodigd. Ik zal u over de uitkomsten van deze conferentie nader informeren.

Afrikaanse varkenspest

Informatie van de Poolse delegatie

Polen heeft een diversenpunt aangevraagd over de recente verzwaring van beperkende maatregelen naar aanleiding van enkele gevallen van Afrikaanse varkenspest (AVP) (ST 5664/16). Daarnaast vraagt Polen aandacht voor de AVP-situatie in Oekraïne en de risico’s van insleep van de ziekte naar de Europese Unie.

Vanwege de vondst van twee besmette wilde zwijnen in Polen in december 2015 zijn in een bepaalde regio in Polen de beperkende maatregelen verzwaard. Dit heeft volgens Polen ernstige economische gevolgen voor het betreffende gebied. Het Standing Committee on Plant, Animals Food and Feed (SCoPAFF) van januari 2016 stemde met een ruime gekwalificeerde meerderheid voor de verzwaring van de maatregelen, conform het voorstel van de Europese Commissie. Polen heeft als enige lidstaat tegengestemd. Polen is van mening dat de AVP-situatie stabiel is, dat het aantal AVP-gevallen bij wilde zwijnen afneemt en dat met het monitoringsprogramma besmettingen snel worden gedetecteerd. Volgens de Europese Commissie kan niet worden uitgesloten dat er nog besmette wilde zwijnen zijn, en is het niet duidelijk hoe de situatie zich zal ontwikkelen. Zij vreest dat AVP door wilde zwijnen verder wordt verspreid.

Daarnaast zal Polen aandacht vragen voor de AVP-situatie in Oekraïne. Polen is bang voor insleep van de ziekte uit dit land. De Europese Commissie heeft Oekraïne hulp toegezegd, maar wil eerst een goed plan van aanpak van Oekraïne zien. Polen verzoekt om steun van de lidstaten om de Europese Commissie aan te sporen om activiteiten te ondernemen.

Nederland heeft in de aanpak van AVP tot nu toe altijd de voorstellen van de Europese Commissie ondersteund. Nederland is van mening dat de indeling in regio’s verdedigbaar moet zijn en gebaseerd moet zijn op risico-inschatting en de actuele situatie, ook gelet op de doorlopende discussie met Rusland over een oplossing voor de al twee jaar durende handelsbelemmering van Rusland voor varkensvlees(-producten) uit de Europese Unie. Een nadere analyse van de AVP-situatie in Polen zou kunnen bijdragen aan een verdere onderbouwing van het besluit tot heroverweging van het eerder genomen besluit van het ScoPAFF.

Nederland staat positief tegenover het voorstel van Polen om de Europese Commissie te vragen Oekraïne te steunen, maar pas nadat Oekraïne met een plan van aanpak komt, zoals afgesproken in het SCoPAFF in november 2015.

Marktsituatie zuivel en varkensvlees

Informatie van de Poolse en Spaanse delegatie

Onder diversen zal Polen, waarschijnlijk gesteund door meerdere lidstaten, waaronder Spanje en Frankrijk, de situatie op de zuivel- en de varkensvleesmarkt aan de orde stellen. Ook de Spaanse delegatie heeft het voorzitterschap verzocht de marktsituatie op de agenda te zetten. De precieze inhoud van het diversenpunt van Spanje is op dit moment niet bekend.

In september 2015 heeft de Europese Commissie een pakket steunmaatregelen beschikbaar gesteld om het hoofd te bieden aan de zorgelijke marktsituatie in met name de veehouderij en zuivelsector. De Europese Commissie stelde in totaal 500 miljoen euro beschikbaar voor de dierlijke sectoren zoals de melkvee- en varkenshouderij die te kampen hebben met grote marktproblemen. Hiervan werd 420 miljoen euro via nationale enveloppen verdeeld onder de lidstaten. Het budget is afkomstig uit de beschikbare begrotingsmarge, met gebruikmaking van de bestemmingsontvangsten, en niet uit de landbouwcrisisreserve. Daarmee worden de maatregelen gefinancierd binnen de bestaande kaders voor landbouwuitgaven in het meerjarig financieel kader.

Daarnaast heeft de Europese Commissie geld beschikbaar gesteld voor onder andere Europese opslagregelingen voor magere melkpoeder, kaas en varkensvlees en voor Europese regelingen voor exportpromotie en afzetbevordering van zuivel en varkensvlees.

Het is nog te vroeg om de effecten van het steunpakket te beoordelen. De Europese Commissie verwacht in april aanstaande met een evaluatie van de steunmaatregelen te komen.

De zuivelmarktsituatie is sinds begin 2015 moeizaam; de prijzen blijven onder druk staan. Lidstaten zullen mogelijk in de Raad aangeven dat het huidige steunmaatregelenpakket niet voldoende is en dat aanvullend ingrijpen in de markt nodig is, bijvoorbeeld via herintroductie van exportrestituties, het verhogen van de interventieprijs van magere melkpoeder of maatregelen ter stabilisatie van het inkomen. Ook in Nederland staan de prijzen onder druk. Volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en het Landbouw Economisch Instituut (LEI) zijn de vooruitzichten op de middellange en lange termijn nog steeds goed.

Ook de varkensvleesprijs en de biggenprijs staan al enige tijd onder druk. De prijzen liggen onder het 5-jarig gemiddelde. De aanhoudend slechte marktsituatie is met name het gevolg van een toename van productie bij een structureel dalende vraag.

De Europese Commissie heeft op 4 januari jl. de particuliere opslagregeling voor varkensvlees geopend, maar deze op 3 februari jl. gesloten. De Europese Commissie gaf als reden onder andere aan dat het effect van de opslagregeling niet voldoende was terug te vinden in de prijzen.

Het Nederlandse standpunt heb ik u laatstelijk medegedeeld in mijn brief aan uw Kamer met het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 14 en 15 december jongstleden (Kamerstuk 21 501-32, nr. 891).

Tijdens de Raad zal er tevens een ministeriele lunchbespreking zijn om de marktsituatie verder te bespreken.

Overige onderwerpen

Biodiversiteitswinst vergroening Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Bij deze informeer ik u over de stand van zaken van de motie van het lid Ouwehand die de regering verzoekt de ambities met betrekking tot de biodiversiteitswinst van de vergroening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid om te zetten in meetbare en afrekenbare doelen en de Kamer jaarlijks te rapporteren over de voortgang van het behalen van deze doelen (Kamerstuk 28 625, nr. 202).

Er is een monitoring van de effecten van vergroening opgezet en een nul-meting gedaan door Alterra Wageningen UR. Dit is aan uw Kamer gemeld op 29 mei 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 843). Ik verwacht dat ik de eerste jaarlijkse rapportage van de resultaten van de monitoring in het vierde kwartaal van 2016 aan uw Kamer kan sturen.

Motie labeling cisgenese

Bij dezen informeer ik u ook over de stand van zaken van de aangenomen motie van het lid Van Dijk (Kamerstuk 27 428, nr. 323) om een labelingsplicht voor cisgenese vóór eind januari onder de aandacht te brengen bij de Europese Commissie alsmede in de eerstvolgende landbouwraad en milieuraad.

In de brief van januari 2015 (Kamerstuk 27 428, nr. 298) heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens mij, aangegeven dat als uit de juridische analyse van de Europese Commissie volgt dat producten van cisgenese niet onder de regelgeving voor genetisch gemodificeerde gewassen vallen of worden vrijgesteld van de regelgeving, er geen labelingsplicht meer geldt voor deze producten.

Er zijn signalen dat de Europese Commissie nog begin dit jaar met de juridische analyse komt. Nadat duidelijk is hoe de Europese Commissie oordeelt over cisgenese kan het kabinet bezien hoe zij uitvoering kan geven aan de motie.

Op dit moment geldt een labelingsplicht voor producten gemaakt met cisgenese omdat deze producten onder de wetgeving voor genetisch gemodificeerde gewassen vallen.

Passage over transporten en omgang met paarden op het Amerikaans continent

Tijdens het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad van 9 december 2015 heb ik uw Kamer toegezegd terug te komen op de stand van zaken met betrekking tot transporten en omgang met paarden op het Amerikaanse continent.

Najaar 2014 heeft de Europese Commissie een besluit genomen om de import van paardenvlees uit Mexico niet meer toe te staan. Dit besluit was gebaseerd op de intrekking van de goedkeuring van het Mexicaanse residumonitoringsprogramma voor paardenvlees. De invoer van paardenvlees uit Mexico is nog steeds verboden.

In relatie tot de situatie in Canada heeft de Europese Commissie (op basis van advies van de EU-lidstaten) in september 2015 besloten dat paarden minstens 6 maanden onder toezicht van de autoriteiten van het exporterende land van de voedselketen moeten worden uitgesloten na gebruik van diverse medicaties. Gedurende deze 6 maanden is er toezicht op de eis dat in de EU verboden stoffen niet mogen worden toegediend. De voedselveiligheid van paardenvlees uit derde landen is met dit besluit beter geborgd. Verder heeft Nederland de Europese Commissie gevraagd een voorstel uit te werken dat de invoer uit Canada (en mogelijk andere derde landen) op termijn volledig in lijn brengt met de Europese regelgeving op het gebied van verboden stoffen.

Voor wat betreft het welzijn van de paarden heeft Nederland, conform de toezegging in de brief over paardenvlees van 2 juni 2015 (Kamerstuk 28 286, nr. 814) de Europese Commissie verzocht bij landen op het Amerikaanse continent, zoals Canada, onder de aandacht te brengen dat ze geacht worden de relevante OIE-dierenwelzijnsstandaarden na te leven, waaronder die voor transport. Dit is punt van aandacht bij een overleggroep van de EU en Canada in het kader van de veterinaire overeenkomst met Canada.

Visserijpartnerschapsovereenkomst Comoren

De Europese Commissie heeft de Raad een mandaat gevraagd om de onderhandelingen te starten met de Comoren over een nieuw protocol in het kader van de visserijpartnerschapsovereenkomst. Nederland heeft in 2013 ingestemd met het huidige protocol, dat eind december 2016 afloopt.

De overeenkomst met de Comoren maakt deel uit van een keten van tonijnovereenkomsten in de Indische Oceaan. Vaartuigen uit vier lidstaten, Frankrijk, Spanje, Portugal en Italië, hebben de overeenkomst de afgelopen jaren gebruikt.

Het evaluatierapport geeft een positieve aanbeveling voor een nieuw protocol. Daarbij wordt aanbevolen de vangstmogelijkheden te baseren op het gebruik van het protocol in de laatste vijf jaar. Het gaat daarbij overigens om een inschatting van het deel van de EU-vangsten in de wateren van de Comoren. De totale vangsten van de EU-vloot in de Indische Oceaan moeten passen binnen de regels van de Indian Oceaan Tuna Commission (IOTC).

De afgelopen jaren ging het relatief goed met de tonijnsoorten in de Indische Oceaan. Dit kwam doordat de visserijdruk door de piraterij drastisch was verminderd. Hierdoor werden de soorten in de praktijk bevist op een duurzaam niveau. Door de afname van de dreiging van piraterij zijn de vangsten weer toegenomen en het is noodzakelijk beheermaatregelen te nemen. Hieraan wordt gewerkt binnen de IOTC, maar dit gaat erg traag. Ook het gebrek aan goede data is een probleem. De data die worden gebruikt voor de wetenschappelijke analyses zijn met name afkomstig van de EU-vloot en de Japanse vloot. Veel data van kuststaten ontbreekt. De EU zet zich in de IOTC en binnen het kader van de partnerschapovereenkomsten in voor passende beheermaatregelen en verbetering van de datacollectie.

Aandachtspunt in de regio is de strijd tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde Visserij (IOO). In dit kader is het van belang te melden dat de EU een dialoog is gestart met de Comoren over de verplichtingen als vlaggenstaat, kuststaat, havenstaat en marktstaat. Het gaat met name om het toezicht op vaartuigen die de vlag van de Comoren voeren. De precieze inhoud van deze dialoog is vertrouwelijk. Het uitblijven van verbeteringen kan er uiteindelijk toe leiden dat de Comoren door de EU op de lijst met niet meewerkende landen wordt geplaatst, maar zover is het nog niet.

Daarom is het van belang dat ook de onderhandeling over een nieuw protocol al wel gestart wordt. Beide discussies met de Comoren moeten goed op elkaar worden afgestemd. Nederland zal zijn rol als voorzitter aanwenden om te zorgen dat dit goed gebeurt. Voor de inhoud van het onderhandelingsmandaat heeft dit geen consequenties.

Het mandaat is in overeenstemming met de eisen van de externe dimensie van het gemeenschappelijke visserijbeleid. Dat betekent onder meer dat de vangstmogelijkheden duurzaam moeten zijn en aangepast moeten kunnen worden wanneer dit vanuit oogpunt van duurzaamheid noodzakelijk is, dat de lokale bevolking mede moet profiteren van de overeenkomst en dat de overeenkomst kan worden opgezegd wanneer er sprake is van schendingen van mensenrechten of democratische principes.

Ik ben daarom voornemens in te stemmen met het mandaat. Over het resultaat van de onderhandelingen en de wijze waarop dit past binnen de vangstmogelijkheden in de regio en eventuele maatregelen van de IOTC zal ik te zijner tijd een apart oordeel vellen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven