21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 802 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 september 2014

Met deze brief informeer ik u over de onderwerpen op de agenda van de informele Landbouwraad die op 29 en 30 september a.s. in Milaan plaatsvindt.

Het Italiaanse voorzitterschap heeft voedselzekerheid als thema gekozen voor de informele Landbouwraad. Het thema voedselveiligheid sluit aan bij het thema van de Milaan Expo «Feeding the planet, energy for life». Zoals ik u heb laten weten in het verslag van de extra Landbouw- en Visserijraad van 5 september jongstleden (Kamerstuk 21 501-32, nr. 803) zal het voorzitterschap tijdens de informele Landbouwraad ook stilstaan bij de actuele situatie rondom de Russische importstop op EU-landbouwproducten.

Met deze brief informeer ik u eveneens over mijn standpunt met betrekking tot het nieuwe protocol bij de visserijovereenkomst tussen de EU en Senegal.

Voedselzekerheid

Het voorzitterschap wil in de gedachtewisseling inzake voedselzekerheid een relatie leggen met de twee grote internationale trajecten op dit vlak: de Second International Conference on Nutrition die in november in Rome zal plaatsvinden en de nieuwe (post-2015) ontwikkelingsagenda van de Verenigde Naties (VN) die in september 2015 moet worden aangenomen.

Nederland zal aan deze discussie deelnemen door te wijzen op onze prioriteiten zoals onder andere verwoord in de brief «Uitwerking voedselzekerheidsbeleid» (Kamerstuk 32 605, nr. 54), de nota «Wat de wereld verdient» (Kamerstuk 33 625, nr. 1), de brief «Internationaal Landbouwbeleid» (Kamerstuk 31 532, nr. 132) en de «Uitvoeringsagenda Natuurlijk Kapitaal» (Kamerstuk 26 407, nr. 85).

De prioriteiten staan ook nadrukkelijk op de agenda voor de vorming van de post-2015 ontwikkelingsagenda. Het betreft onder andere een inzet om de landbouw wereldwijd duurzamer, klimaatslimmer en eco-efficiënt te maken.

Daarbij werkt Nederland vanuit drie samenhangende hoofddoelen:

  • bestrijden van honger en ondervoeding;

  • inclusieve economische groei in de landbouw en op het platteland;

  • duurzame voedselproductie in relatie tot bodem, water, klimaat en biodiversiteit.

Nederland wil en kan hier aan bijdragen door een breed scala aan initiatieven.

Belangrijk daarin is de internationalisering van het Nederlandse agrobedrijfsleven, dat op basis van de ervaringen en kennis die in Nederland zijn opgedaan innovatieve en duurzame oplossingen kan aanbieden in de rest van de wereld.

Verder zal ik aandacht vragen voor het onderwerp klimaatslimme landbouw, een speerpunt van de Nederlandse regering vanuit het oogpunt van verhoging van de duurzame voedselproductie om te komen tot voedselzekerheid voor 9 miljard mensen in 2050. Nederland maakt zich mondiaal sterk voor klimaatslimme landbouw en heeft de wereld op dat punt veel te bieden (private bedrijven, Wageningen UR, kennis). Samen met de Wereldbank en de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) heeft Nederland een grote rol gespeeld bij de drie «Global Conferences on Agriculture, Food Security and Climate Change». Als vervolg hierop werkt Nederland samen met de FAO en de Wereldbank al enige tijd aan de ontwikkeling van een Alliantie voor klimaatslimme landbouw, die later deze maand zal worden gelanceerd. De Alliantie richt zich op duurzame verhoging van de landbouwproductie, weerbaar maken van de landbouw tegen effecten van klimaatsverandering en terugdringen van de broeikasgasuitstoot van de landbouwsector.

Ook het aanpakken van voedselverliezen en voedselverspilling, waarover Nederland begin 2015 een actiegerichte internationale conferentie zal organiseren, maakt onderdeel uit van de post-2015 ontwikkelingsagenda. Nederland zal hier tijdens de informele Landbouwraad nadrukkelijk aandacht voor vragen.

Situatie Russische importstop EU-landbouwproducten

Tijdens het Algemeen Overleg extra Landbouw- en Visserijraad, dat op 2 september jongstleden plaatsvond, heb ik uw Kamer enkele toezeggingen gedaan. Daar ga ik hieronder op in.

Nederlandse agrarische handel

Een toezegging betrof het informeren van uw Kamer over Nederlandse agrarische handelscijfers. De Nederlandse agrarische handel liet in 2013, net als in beide voorgaande jaren, opnieuw een forse groei zien. Zowel de totale invoerwaarde als de totale uitvoerwaarde van agrarische producten stegen ten opzichte van 2012 met respectievelijk 9% en 10,6%.

De totale Nederlandse goedereninvoer (incl. agrarische producten) daalde met resp. 0,7% en de totale Nederlandse goederenuitvoer steeg met 0,8%. Doordat de totale importen daalden en de totale uitvoer licht steeg, stijgt het totale handelsoverschot van Nederland in 2013 zeer sterk met € 6,4 miljard (+16%). Het totale agrarische handelsoverschot droeg hieraan, met een toename van € 3,1 miljard, fors bij.

Het Nederlandse agrarische handelsoverschot steeg van € 24,3 miljard in 2012 tot € 27,4 miljard in 2013. Dit agrarische handelsoverschot komt tot stand uit de handel met EU-landen. Met de niet-EU-landen heeft Nederland namelijk een handelstekort voor agrarische producten. De importen uit de niet-EU-landen bestaan vooral uit oliezaden, veevoedergrondstoffen, (tropisch) fruit, koffie- en cacaobonen. Bij de export naar niet-EU-landen betreft het hoofdzakelijk bewerkte producten zoals zuivel, dranken, koffie, thee, cacao(-producten) en sierteeltproducten. Een deel van de Nederlandse agrarische export bestaat uit wederuitvoer van producten die eerst in Nederland zijn geïmporteerd, zoals bijvoorbeeld seizoensgebonden groenten en fruit.

De Nederlandse agrarische handel speelt zich vooral af met onze buurlanden, waarbij zowel bij invoer als bij uitvoer Duitsland onze belangrijkste handelspartner is. Van de Nederlandse agrarische export gaat in 2013 27,5% naar Duitsland, terwijl van onze agrarische importen bijna 18,5% uit Duitsland komt. Bij de export naar Duitsland gaat het vooral om groenten en fruit, sierteelt, zuivel, eieren en vlees. De belangrijkste producten bij onze invoer uit Duitsland zijn zuivel, vlees, granen en graanbereidingen. Bij de zuivelinvoer gaat het vooral om onverwerkte melk, wei en mager melkpoeder. Deze producten worden gebruikt als grondstof in de voedings- en genotsmiddelenindustrie.

Naast Duitsland zijn vooral België, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk belangrijke partners in de Nederlandse agrarische handel. De 27 landen van de Europese Unie hebben samen een aandeel van een kleine 80% in de Nederlandse agrarische exporten en 56% in de agrarische importen van Nederland. Het aandeel van de agrarische importen vanuit de EU-landen loopt over de jaren heen terug.

Van de landen buiten de EU is China (inclusief Hong Kong) onze belangrijkste exportmarkt, gevolgd door de VS en Rusland. Deze drie landen hebben een aandeel van 20% van de Nederlandse agrarische export buiten de EU.

Overige toezeggingen

Verder heb ik toegezegd uw Kamer te blijven informeren over het effect van de Russische boycot en de nu getroffen maatregelen.

De prijzen in de groenten- en fruitsector lijken zich te stabiliseren, met als voornaamste uitzondering de paprikaprijs, die inmiddels onder de interventieprijs gedaald is. Ook de prijzen van Elstarappels dalen.

In de zuivelsector is een duidelijke prijsdaling opgetreden. Recent lijkt de prijs zich wel te stabiliseren. Bij pluimvee- en varkensvlees is sprake van een licht dalende tendens van de opbrengstprijzen.

Ik blijf de markt- en prijsontwikkelingen in de diverse sectoren nauwgezet monitoren en zal bij de Europese Commissie aandringen op aanvullende maatregelen mocht dit nodig blijken. Ook blijf ik mij, in nationaal en Europees verband, inspannen als het gaat om toegang tot alternatieve afzetmarkten.

Tenslotte heb ik uw Kamer toegezegd haar te informeren over de voortgang van mijn gesprekken met de Europese Commissie over de garantstelling werkkapitaal en het steunkader in algemene zin. Ik hoop u daar binnenkort meer over te kunnen melden.

Visserijovereenkomst en protocol Senegal

In mijn brief van 9 december jongstleden (Kamerstuk 21 501-32, nr. 757) heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn standpunt over het onderhandelingsmandaat voor de Europese Commissie om de slapende visserijovereenkomst tussen de EU en Senegal nieuw leven in te blazen. Sinds 2007 was er geen geldig protocol meer bij deze overeenkomst. De Europese Commissie heeft nu een nieuw protocol en een vernieuwde partnerschapsovereenkomst voorgelegd aan de Raad.

Aanpassing van de oude kaderovereenkomst uit 1979 was nodig om deze in lijn te brengen met de conclusies van de Raad van 19 maart 2012 betreffende de mededeling van de Europese Commissie van 13 juli 2011 inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid. In de overeenkomst is een mensenrechten-clausule opgenomen, zodat het protocol kan worden opgeschort bij schendingen van mensenrechten of democratische principes.

Het nieuwe protocol heeft een looptijd van vijf jaar en betreft uitsluitend tonijn en heek. De Europese Commissie heeft conform de wetenschappelijke aanbevelingen en beleidslijnen geen toegang voor EU-vaartuigen onderhandeld voor kleine pelagische soorten, demersale soorten en diepzeegarnalen. De kleine pelagische soorten zijn gereserveerd voor de artisanale visserij vanwege hun belang voor de voedselzekerheid en als een bron van inkomsten.

De EU betaalt over een periode van vijf jaar in totaal € 4.940.000 voor toegang tot de wateren van Senegal. Daarnaast is jaarlijks een bedrag van € 750.000 beschikbaar voor de versterking van de visserijsector in Senegal. De EU en Senegal hebben in het kader hiervan afgesproken samen te werken aan de versterking van de controlecapaciteit van Senegal, de bestrijding van illegale visserij, het ondersteunen van ambachtelijke visserij en de bescherming van kwetsbare ecosystemen.

Ik heb het protocol kritisch bezien. Positief vind ik de afspraken om samen te werken op het gebied van onder meer de bestrijding van de illegale visserij en versterking van de controlecapaciteit. Illegale visserij vormt in deze regio een groot probleem.

In mijn brief van 9 december jl. heb ik aangegeven dat ik op dit moment een uitbreiding van vangstmogelijkheden voor skipjack tonijn langs de West-Afrikaanse kust niet wenselijk vind en liever de bestandbeoordeling voor deze soort in de Atlantische Oceaan afwacht. Op verzoek van Nederland vindt dit jaar in het kader van ICCAT een bestandbeoordeling van skipjack plaats. Dit kan mogelijk leiden tot beheermaatregelen vanaf 2015. Ik erken dat er voorafgaand aan de bestandbeoordeling van de skipjack weinig ruimte is voor beheermaatregelen voor dit bestand. In het protocol is opgenomen dat vangstmogelijkheden en de bijbehorende financiële vergoeding kunnen worden aangepast op basis van aanbevelingen en resoluties van de regionale beheerorganisaties, de International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT) en de Fishery Committee for the Eastern Central Atlantic (CECAF).

Naar mijn mening voldoen de in het protocol overeengekomen vangsthoeveelheden en het feit dat indien benodigd deze kunnen worden aangepast aan de voorwaarden van ICCAT en is het overeenkomstig het door de Raad verstrekte onderhandelingsmandaat. Ik ben daarom, alles overwegende, voornemens in te stemmen met de vernieuwde visserijovereenkomst en het protocol en zal hierbij een stemverklaring afgeven.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven