21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1099 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2018

Met deze brief informeer ik u over de onderwerpen die naar verwachting geagendeerd zullen worden voor de Landbouw- en Visserijraad die 16 april a.s. plaatsvindt in Luxemburg (CM2110/18). Tot op heden is er geen definitieve agenda beschikbaar.

Daarnaast geef ik u informatie over de mogelijkheid om bij de uitwerking van de nieuwe Controleverordening de controlekosten te verlagen voor ketens die goed georganiseerd zijn. Ook geef ik de stand van zaken van de rechtstreekse betalingen door RVO.nl in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Tot slot reageer ik op het verzoek van uw Kamer om aan te geven of ik voornemens ben na het uitkomen van de wetgevingsvoorstellen voor het nieuwe GLB een impact assessment uit te voeren.

Geagendeerde onderwerpen op de Raad

Verordening meerjarenplan Westelijke Wateren

Presentatie door de Europese Commissie en gedachtewisseling

De Europese Commissie zal de Raad (voor eerste lezing) een voorstel1 aanbieden voor een Verordening voor een meerjarenplan voor demersale vissoorten in de wateren ten westen van Portugal, Spanje, Frankrijk, België, Ierland, Wales, Engeland en Schotland. Tijdens de Raad zal er gelegenheid zijn een eerste reactie te geven. Er is nog geen achtergronddocument voor de gedachtewisseling beschikbaar.

De voorgestelde tekst komt vrijwel geheel overeen met de compromistekst van het meerjarenplan voor de Noordzee. Nederland heeft geringe belangen in de visserij in de Westelijke Wateren (vnl. in het Kanaal).

Dit meerjarenplan vormt het vijfde meerjarenplan na de plannen voor de Oostzee, de Noordzee, de Adriatische Zee en de Westelijke Middellandse Zee. Het Oostzeeplan is definitief vastgesteld, de plannen voor de Adriatische Zee en de Westelijke Middellandse Zee zijn in behandeling en het Noordzeeplan zal naar verwachting op korte termijn formeel worden vastgesteld.

Ik ben voornemens bij de beoordeling van het meerjarenplan mijn aandacht met name te richten op de vergelijking met de eerdere meerjarenplannen. Hierbij streef ik naar een gelijke behandeling in gelijke gevallen om geen onterechte verschillen tussen visserijregio’s te laten ontstaan. Het doel moet in alle gevallen een duurzaam beheer van de visbestanden zijn.

Voedselverliezen en -verspilling: voortgang bij de uitvoering van de Raadsconclusies van juni 2016

Informatie van het voorzitterschap en de Europese Commissie en gedachtewisseling

Het voorzitterschap zal de Raad uitnodigen om zich uit te spreken over de mate van voortgang die is geboekt bij het implementeren van de Raadsconclusies van juni 2016 – die onder Nederlands voorzitterschap tot stand zijn gekomen – om voedselverliezen en -verspilling tegen te gaan. In de Raadsconclusies worden zowel de lidstaten (punten 18.1–18.8) als de Europese Commissie (punten 19.1–19.7) opgeroepen tot actie. Het voorzitterschap heeft op basis van de inbreng van de meeste lidstaten en de Europese Commissie een rapportage opgesteld met de stand van zaken (doc. 6453/18).

Ik ben voornemens in te brengen dat de Raadsconclusies ertoe hebben geleid dat het onderwerp internationaal op de kaart is gezet en tot concrete invulling van de acties heeft geleid bij zowel de lidstaten als de Europese Commissie. Dit blijkt ook uit de voortgangsrapportage. Als één van de voortrekkers in het voorkomen van voedselverliezen en -verspilling heeft Nederland zich ingespannen om invulling te geven aan de (implementatie van de) Raadsconclusies. Ondanks deze inspanningen is verdere intensivering nodig, omdat het weerbarstige en complexe problematiek betreft. Ik heb u op 20 maart jl. geïnformeerd over mijn inzet in de strijd tegen voedselverspilling (Kamerstuk 31 532, nr. 190). In Nederland hebben we de krachten gebundeld in de Taskforce Circular Economy in Food waarin bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen samenwerken om een halvering van voedselverspilling te realiseren in 2030, conform Sustainable Development Goal 12.3. Daarnaast zie ik mogelijkheden om verspilling aan te pakken door meer eenduidigheid en helderheid te verschaffen aan het bedrijfsleven, maar ook aan consumenten over de houdbaarheidsdata («tenminste houdbaar tot» en «te gebruiken tot»). Ik ben daarom blij met het initiatief van de Europese Commissie om een werkgroep in te stellen die alle mogelijkheden gaat onderzoeken om tot een actieplan te komen voor alle stakeholders. Ik heb hierover eerder gesproken met Commissaris Andriukaitis tijdens zijn bezoek eind vorig jaar aan de Verspillingsfabriek in Veghel.

Richtlijn oneerlijke handelspraktijken in de levensmiddelenketen

Presentatie door de Europese Commissie

De Europese Commissie zal op 11 april a.s. naar verwachting haar voorstel voor een richtlijn voor oneerlijke handelspraktijken in betrekkingen tussen bedrijven in de voedselketen publiceren. De Commissie zal het voorstel in de Raad presenteren. Naar verwachting zullen lidstaten de kans krijgen een eerste reactie te geven en vragen te stellen.

Nederland zal het voorstel beoordelen mede tegen de achtergrond van de bepalingen in het Regeerakkoord over oneerlijke handelspraktijken.

Diversen: High-level Conferentie over Afrikaanse varkenspest

Informatie van de Poolse delegatie

Polen zal een terugkoppeling geven van de vierde ministeriële conferentie over Afrikaanse Varkenspest (AVP) die op 26 maart jl. plaatsvond in Warschau, Polen.

Op de conferentie hebben EU-lidstaten, en aan de EU grenzende landen waar AVP voorkomt de situatie rondom de ziekte in hun land uiteengezet. De Europese Commissie ging in op samenwerking tussen landen, haar inspanningen om de landen te ondersteunen bij de ziektebestrijding en mogelijke financiële ondersteuning van wetenschappelijk onderzoek. Deelnemers aan de conferentie hebben aan het eind een gezamenlijke verklaring2 ondertekend over onder andere samenwerking tussen landen, onderzoek, het opvoeren van grenscontroles en bewustwordingscampagnes en mogelijke financiële ondersteuning. Nederland heeft de verklaring medeondertekend.

Diversen: TAIEX-workshop «De rol van in het wild levende dieren in het beheer van de diergezondheid»

Informatie van het voorzitterschap

Het voorzitterschap en het bureau voor (beleids)technische bijstand en informatie-uitwisseling (Technical Assistance and Information Exchange, TAIEX) van de Europese Commissie hebben op 8 en 9 maart jl. in Sofia een workshop georganiseerd over de rol van wilde fauna in diergezondheidsmanagement.

Aanleiding was dat er steeds meer aandacht komt voor de rol van wilde fauna bij de verspreiding van dierziekten en zoönosen die gevolgen kunnen hebben voor de veehouderij, de volksgezondheid en de economische situatie van de Europese Unie. Aan de workshop namen deskundigen deel op het gebied van diergezondheid, jagers en faunadeskundigen uit de EU-lidstaten en uit een aantal omliggende landen. Tevens waren er vertegenwoordigers van een aantal internationale organisaties, waaronder de Wereldorganisatie voor Diergezondheid. Doel was om kennis en ervaring te delen over de rol van in het wild levende dieren in de verspreiding van dierziekten en zoönosen, over populatiebeheer en eventuele maatregelen en om samenwerking op regionaal niveau tussen EU-lidstaten en buurlanden te versterken.

Nederland heeft tijdens de workshop de vogelgriepsituatie en de bestrijding ervan in Nederland uiteengezet. Daarnaast is gesproken over de rol van in het wild levende dieren bij andere dierziekten, waaronder Afrikaanse varkenspest.

Aan het eind van de workshop zijn gezamenlijke conclusies getrokken over onder andere versterking van de samenwerking, mogelijkheden voor onderzoek en een geïntegreerde aanpak van ziekten onder in het wild levende dieren. Het voorzitterschap zal een terugkoppeling geven van deze bijeenkomst en de belangrijkste conclusies delen.

Beperking controlekosten bij nieuwe Controleverordening

Tijdens het Algemeen Overleg NVWA van 8 februari jl. heeft het lid De Groot gevraagd of het mogelijk is om bij het uitwerken van de nieuwe Controleverordening af te wegen of voor goed georganiseerde ketens de controlekosten beperkt kunnen worden (Kamerstuk 33 835, nr. 76).

Goed georganiseerde ketens bieden primair voordeel aan de bedrijven in de keten, maar kunnen ook effect hebben op het toezicht. Het versterken van ketens via kwaliteitssystemen kan meer waarborgen bieden tussen leveranciers en afnemers en daarmee bijvoorbeeld de voedselveiligheid beter borgen of de kwaliteit van producten beter bewaken. De borging van de kwaliteit in de keten is het primaire doel hierbij, en de verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij het bedrijfsleven.

Indien bedrijven in ketens goed georganiseerd zijn kan dit vervolgens effect hebben op het toegepaste toezicht. De door de NVWA geaccepteerde kwaliteitssystemen worden door de Stichting Ketenborging (met een bestuur uit het bedrijfsleven) gepubliceerd op www.ketenborging.nl.

Na acceptatie van een systeem kan de NVWA bij het uitvoeren van officiële controles hiermee rekening gaan houden. Indien via een systeem meer informatie beschikbaar komt kan deze gebruikt worden bij het maken van bijvoorbeeld risico- en doelgroep-analyses. Het toezichtbeeld zal met de informatie verbeteren. Op basis hiervan kan de NVWA het fysieke toezicht aanpassen. Dit zorgt voor een efficiëntere handhaving. Het aangepaste toezicht kan betekenen dat bedrijven, waarbij het mogelijk wordt geacht, met een lagere frequentie gecontroleerd worden. Met name zal aangepast toezicht betekenen dat door de extra borging vanuit de kwaliteitssystemen onderdelen van het toezicht niet meer standaard door de NVWA worden uitgevoerd tijdens audits of inspecties. Het gevolg hiervan is dat kosten die verband houden met het uitvoeren van officiële controles worden beperkt.

In de nieuwe Controleverordening (Verordening (EU) 2017/625) blijft het op deze wijze invullen van risicogebaseerd toezicht mogelijk.

De NVWA borgt het systeem door de prestaties van de private kwaliteitssystemen te blijven monitoren en evalueren en het contact te onderhouden over mogelijke verbeterstappen met de schema-eigenaar. Waar nodig wordt op basis hiervan het risicogebaseerd toezicht aangepast.

Stand van zaken betaling BBR en ANLB

RVO.nl heeft per eind maart 97,6% van de aanvragers een besluit gestuurd in het kader van de Basisbetalingsregeling (BBR), waarvan het overgrote deel een toekenning van de betaling betrof. De betalingen lopen hiermee op het schema dat in de brief van 24 oktober jl. (Kamerstuk 2 625, nr. 251) aan uw Kamer is gepresenteerd. Het aantal bezwaren is beperkt en wordt grotendeels binnen de wettelijke termijn afgehandeld. De ruim 6.500 afgehandelde bezwaren over de BBR in regelingsjaar 2015 hebben geleid tot ca. 600 beroepszaken. Op dit moment zijn er nog een kleine 300 beroepszaken aanhangig bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). De betalingen voor de graasdierpremie zijn inmiddels opgestart en de betalingen voor het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLB) zijn afgerond.

Effectbeoordeling wetgevingsvoorstellen GLB

Uw Kamer heeft mij op 29 maart jl. verzocht aan te geven of ik voornemens ben na het uitkomen van de wetgevingsvoorstellen voor het nieuwe GLB een impact assessment uit te voeren. De Europese Commissie laat voor alle wetgevingsvoorstellen die ze presenteert een effectbeoordeling uitvoeren. Zo ook voor de voorstellen voor het toekomstige GLB. In de beoordeling die de Europese Commissie tegelijk met de GLB-wetgevingsvoorstellen zal presenteren, zal een onderbouwing worden gegeven van de verwachte economische en sociale effecten van de wetgevingsvoorstellen en die op klimaat, natuur en milieu. Ik heb daarom niet het voornemen om daarop vooruitlopend zelf ook een effectanalyse te laten uitvoeren.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven