21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 499 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 november 2018

Op 6 december aanstaande vindt de Raad WSBVC te Brussel plaats.

Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda voor deze Raad toe.

Conform de vastgestelde afspraken1 informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van de onderhandelingen inzake de onderhandelingen over de herziening van de Coördinatie verordening Sociale Zekerheid, de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel Evenwicht tussen Werk en Privéleven en de onderhandelingen over het voorstel tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit. Ook informeer ik u met deze Geannoteerde Agenda over het bereikte trilogenakkoord op de tweede batch met grenswaarden voor kankerverwekkende stoffen in het kader van de aanpassing van de carcinogenenrichtlijn.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 6 DECEMBER 2018

Voortgangsrapportage Wijziging coördinatieverordening sociale zekerheidsstelsels

Op 20 november zal het Europees Parlement stemmen over haar positie ten aanzien van dit voorstel. In de Raad hebben er op dit dossier geen noemenswaardige ontwikkelingen voorgedaan sinds de kwartaalrapportage EU voorstellen welke uw Kamer begin november ontving.2

Voortgangsrapportage Richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers

Sinds 8 oktober zijn de triloogonderhandelingen tussen de Raad van Ministers, het Europees Parlement en de Europese Commissie over het richtlijnvoorstel, gaande. Zoals bekend lopen de standpunten van de drie onderhandelingspartijen sterk uiteen. Uitgangspunt voor de Raad van Ministers in deze onderhandelingen is de algemene oriëntatie die is bereikt op 21 juni 2018.3 Zoals bekend stemden Nederland en Denemarken niet in met de algemene oriëntatie, Hongarije en Polen onthielden zich van stemming. Deze algemene oriëntatie geldt als mandaat voor het Oostenrijkse voorzitterschap dat namens de Raad de onderhandelingen voert.

Op 14 november jl. zijn de lidstaten overeengekomen om het Oostenrijks voorzitterschap een ruimer mandaat te geven ten aanzien van de betaling van het vaderschapsverlof. Een betaling tijdens het vaderschapsverlof op het niveau van wat men bij ziekte zou krijgen zou dan voor de Raad van Ministers aanvaardbaar zijn. Nederland draagt conform de motie Wiersma c.s. uit dat de richtlijn geen inbreuk mag plegen op de Nederlandse sociale zekerheid, hetgeen o.a. impliceert dat de richtlijn geen betalingsvereisten mag bevatten.4 Nederland zet ook in deze fase van de onderhandelingen in op een zo beperkt mogelijke impact voor het Nederlandse stelsel. In de praktijk heeft dit nieuwe mandaat voor Nederland geen gevolgen, omdat dit past binnen het betalingsvereiste van de WIEG.5 De lidstaten hebben op 14 november jl. tevens besloten om het mandaat (6 weken betaald ouderschapsverlof waarbij de hoogte van de betaling wordt bepaald door de lidstaten) ten aanzien van het ouderschapsverlof níet te verruimen. Daarnaast is besloten tot een beperkte verruiming van het mandaat met betrekking tot zorgverlof. De Raad zou kunnen instemmen met 5 dagen zorgverlof. In Nederland geldt kortdurend zorgverlof voor 2 weken. Ook deze verruiming van het mandaat heeft geen gevolgen voor Nederland. Aan de hand van dit mandaat zal er de komende periode verder onderhandeld worden.

Politiek akkoord tweede batch aanpassing carcinogenenrichtlijn

Tijdens de triloogonderhandelingen is overeenstemming bereikt over de tweede wijziging van de carcinogenenrichtlijn (Richtlijn 2004/32/EG, 2e batch). Laatste struikelblok werd gevormd door de wens van het Europees Parlement om een grenswaarde voor dieselmotoremissies toe te voegen aan het voorstel. Nederland ondersteunde deze wens van het Europees Parlement en heeft hier ook actief voor gepleit. In het huidige door de drie partijen akkoord bevonden compromis is nu een grenswaarde vastgesteld op 0,05 mg/m3. Voor Nederland vormt dit een goede eerste stap. Op de langere termijn wordt wat Nederland betreft onderhandeld over een verdere aanscherping van deze grenswaarde.

Er is een overgangstermijn met betrekking tot dieselmotoremissies overeengekomen voor alle sectoren van 2 jaar en voor de tunnel- en mijnsector van 5 jaar. Voor Nederland waren deze termijnen niet noodzakelijk, maar in het kader van het compromis is hiermee ingestemd.

Naast de grenswaarde voor diesel voorziet het akkoord in het onder de werking van de carcinogenenrichtlijn brengen van het proces waarbij sprake is van blootstelling aan minerale oliën die gebruikt zijn in interne verbrandingsmotoren of die zijn gebruikt om bewegende delen in motoren te smeren of af te koelen. Het omvat verder toevoeging van 5 stoffen met grenswaarden. Aan deze stoffen wordt ook een huidnotatie6 toegevoegd. De grenswaarden voor deze stoffen zijn gebaseerd op opinies van het tripartiete (sociale partners en overheden) Europese Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de werkplek.

De vastgestelde grenswaarden zijn zogenaamde Binding Occupational Exposure Limits (BOELs). Dat betekent dat lidstaten verplicht worden voor deze stoffen een grenswaarde vast te stellen. De grenswaarde mag wel strenger, maar niet soepeler zijn dan de waarde van de BOEL.

Door het akkoord wordt de bescherming van de gezondheid van werknemers verbeterd: de blootstelling aan carcinogene stoffen op de werkplek vermindert. In de tweede plaats wordt meer duidelijkheid verschaft aan werkgevers en werknemers en het Europese speelveld voor het bedrijfsleven gelijker gemaakt.

Het politiek akkoord zal nu vervat worden in een definitieve tekst.

Agendapunt: Europese Arbeidsautoriteit

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Afhankelijk van de discussie op ambtelijk niveau wordt dit dossier geagendeerd als een voortgangsrapportage of een algemene oriëntatie. Ik zal u gedurende het Algemeen Overleg op 27 november aanstaande een laatste stand van zaken geven.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De bespreking bevinden zich in de fase waarin toegewerkt wordt naar een algemene oriëntatie op ambtelijk niveau. De verwachting is dat deze op 6 december in de raad behaald zou moeten kunnen worden, waarna de triloogfase met het Europees Parlement start.

Daarnaast is het voorstel onderwerp van gesprek in een ambtelijke ELA adviesgroep. De adviesgroep haalt ten behoeve van de verschillende taken van de ELA best practices op, zodat de ELA daarmee een vliegende start kan maken. De groep beperkt zich tot het geven van adviezen aan de Commissie.

Inhoud voorstel

De Europese Commissie heeft op 14 maart 2018 een voorstel tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit uitgebracht. De ELA beoogt een samenwerkingsverband te zijn van de lidstaten, waarin de samenwerking op de handhavende activiteiten van de nationale (arbeids)inspecties wordt gefaciliteerd. De Autoriteit richt zich op het brede terrein van de Europese arbeidsmarkt en sociale politiek, specifiek gericht op grensoverschrijdende aspecten zoals vrij verkeer en detachering van werknemers en mobiele dienstverlening. De ELA zal een aantal bestaande platforms en comités gaan opnemen, wat de synergie en bureaucratie kan verminderen.

De Arbeidsautoriteit heeft de volgende kenmerken en taken:

  • Het ondersteunen van de lidstaten en de Commissie in zaken gerelateerd aan eerlijke grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit en sociale zekerheid.

  • Het bevorderen van toegang voor individuele burgers en werkgever tot informatie over hun rechten en plichten bij grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit;

  • Het ondersteunen van de samenwerking tussen lidstaten bij de grensoverschrijdende handhaving van de Europese regels, en het faciliteren van gezamenlijke inspecties.

  • Het verrichten van risicoanalyses en capacity building van inspecties op grensoverschrijdend gebied, het verbeteren van informatiesystemen en gegevensuitwisseling tussen nationale autoriteiten.

  • Het bemiddelen bij twistpunten tussen nationale autoriteiten, op vrijwillige basis.

Inzet Nederland

Nederland staat positief tegenover dit initiatief, aangezien het aansluit bij de inzet van het kabinet in het Regeerakkoord, waarin het belang van goede internationale afspraken over handhaving wordt benadrukt.

Van een zelfstandige Europese structuur die samenwerking bij de handhaving van grensoverschrijdende regelingen zal ondersteunen gaat een krachtig signaal uit dat fraudebestrijding serieus wordt aangepakt.

De inzet van nationale handhavende instellingen blijft een primaire bevoegdheid van de lidstaten. Door de positionering van de Arbeidsautoriteit zal deze op grensoverschrijdende arbeid meer kunnen bereiken dan nationale instanties apart. De Arbeidsautoriteit onderneemt alleen acties op basis van verzoeken van één of meer lidstaten en de lidstaten zijn niet verplicht daaraan mee te doen. Nederland heeft de subsidiariteit en proportionaliteit van het voorstel positief beoordeeld.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Op dit moment wordt nog op ambtelijk niveau onderhandeld over een algemene oriëntatie. Alle lidstaten ondersteunen het voorstel op hoofdlijnen. Op onderdelen moet een compromis gevonden worden, alvorens aan de triloogfase met het Europees Parlement begonnen kan worden. Het lijkt erop dat op het niveau van de Raad geen wezenlijke wijzigingen ten aanzien van het voorstel zullen worden aangebracht. Er zijn met name verduidelijkingen aangebracht in artikelen die nog niet voldoende helderheid gaven. Verder is kritisch gekeken naar de toegevoegde waarde van de verschillende aspecten van de toekomstige ELA. Voor een aantal specifieke punten verwijs ik u naar de antwoorden op de gemaakte informatieafspraken hieronder.

Het Europees Parlement zal op 20 november stemmen over hun onderhandelingsmandaat. De verwachting is dat ook het Europees Parlement geen ingrijpende voorstellen zal doen die het karakter en doel van het voorstel zouden schaden. Dat geeft hoop op een snelle afwikkeling van de triloogfase.

Aanvullende informatie conform informatie afspraken

  • Het mandaat en het takenpakket van de Europese Arbeidsautoriteit en het gewicht dat de verschillende taken krijgen;

  • Het karakter van de Europese Arbeidsautoriteit als uitvoerend orgaan;

  • In het kader van het takenpakket, de bevoegdheden die de Europese Arbeidsautoriteit krijgt in relatie tot de lidstaten en hun nationale arbeidsinspecties;

    De meerderheid van lidstaten voorstander is van een focus van het agentschap op handhaving. Daarbij is ook brede consensus dat eenduidige informatievoorziening richting werknemers van belang is om mensen op de hoogte te stellen van hun rechten en plichten. Het karakter van de ELA is uitvoerend en wordt een agentschap dat aan de behoeftes van lidstaten moet gaan voldoen. Lidstaten zitten in het bestuur van het agentschap en zien toe op het mandaat en het takenpakket van het agentschap.

  • Het budget en de stafcapaciteit van de Europese Arbeidsautoriteit;

    Er is meer duidelijk geworden over de budgettaire invulling van de ELA. De Commissie heeft aangegeven de middelen voor de ELA te vinden in de huidige begroting van het Directoraat-Generaal voor Employment, waarbij het budget van de bestaande organen die opgaan in de ELA ook zijn meegenomen. Dit is in lijn met de wens van het kabinet dat het opzetten van het agentschap moet gebeuren door het gebruik van al bestaande middelen.

  • De administratieve verplichtingen die voortvloeien uit invoering van de Europese Arbeidsautoriteit;

    De inschatting is dat deze minimaal zullen zijn. De activiteiten van het agentschap worden veelal uitgevoerd wanneer een lidstaat hierom vraagt. Vaak in het licht van de noodzaak van betere handhaving. Dat betekent dat lidstaten zelf de administratieve verplichtingen in de hand kunnen houden.

Agendapunt: Voorstel voor het Europees Globaliseringsfonds (EGF)

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Aanhoren voortgangsrapportage/2018/0202 (COD)

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De Raad zal kennis nemen van de voortgangsrapportage van het Oostenrijkse voorzitterschap. Momenteel wordt het voorstel op ambtelijk niveau door de Raad besproken. De discussies gaan met name over de uitbreiding van de doelstelling van het EGF, het verlagen van de minimumdrempel van het aantal ontslagen en het beperkt houden van de administratieve lasten van lidstaten.

Inhoud voorstel

De Europese Commissie heeft eind mei 2018 een voorstel uitgebracht voor het EGF voor na 2021. Hoewel het EGF buiten de plafonds van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) staat, moet dit voorstel wel worden bezien in de context van de onderhandelingen over een nieuw MFK. Het EGF is oorspronkelijk opgericht om de EU een instrument te verschaffen om steun te verlenen aan werknemers die werkloos zijn geworden als gevolg van de door de globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen en van wie gedwongen ontslagen een significant negatief effect hebben op de regionale of lokale economie. Deze doelstelling is, naar aanleiding van de financiële en economische crisis, vervolgens uitgebreid met het verlenen van steun bij onverwachte crises die tot ernstige ontwrichting van de lokale, regionale of nationale economie leiden. Voor de periode 2021–2027 stelt de Commissie voor om deze doelstelling te verbreden naar het verlenen van steun wanneer een herstructurering een zeer grote impact heeft. Tegelijkertijd stelt de Europese Commissie voor om de minimumdrempel voor aanvragen te verlagen van 500 ontslagen werknemers naar 250 ontslagen werknemers.

Inzet Nederland

Nederland zal de voortgangsrapportage aanhoren. In de ambtelijke onderhandelingen heeft Nederland haar negatieve oordeel ten aanzien van de subsidiariteit van het voorstel geuit. Ook heeft Nederland vragen gesteld ten aanzien van de verbreding van de doelstelling en het verlagen van de minimumdrempel. Door het uitbreiden van de scope van het EGF bestaat er veel overlap met het ESF+ en er bestaat al een uitzonderingsbepaling in de huidige verordening waardoor aanvragen mogelijk zijn bij minder dan 500 ontslagen werknemers als deze een grote impact op de regio hebben.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Over het algemeen kan worden gesteld dat het merendeel van de lidstaten positief is over de voorgestelde wijzigingen in het EGF. De lidstaten die, net als Nederland, kritisch zijn, lijken op dit moment in de minderheid te zijn.

Agendapunt: Aanpassing van de Carcinogenenrichtlijn (derde batch met grenswaarden voor kankerverwekkende stoffen)

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Algemene oriëntatie/voortgangsrapportage

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

In de Raad zal een algemene oriëntatie worden aangenomen over de derde uitbreidingsset met grenswaarden voor stoffen in het kader van de Carcinogenenrichtlijn. Daarna zullen de triloogonderhandelingen tussen Raad, Commissie en Europees Parlement van start gaan.

Inhoud voorstel

Het doel van het wijzigingsvoorstel is tweeledig. In de eerste plaats wordt de blootstelling aan carcinogene stoffen op de werkplek verminderd. In de tweede plaats geeft het voorstel werkgevers meer duidelijkheid over veiligheidseisen ten aanzien van carcinogene stoffen op de werkplek en leidt het tot een gelijker Europees speelveld voor het bedrijfsleven.

Het huidige voorstel omvat de toevoeging van vijf stoffen met grenswaarden en stelt een huidnotatie vast voor 4,4»-methyleen-bis(2-chlooraniline («MOCA») en een notatie voor sensibilisatie7 voor formaldehyde en beryllium. Voor cadmium en beryllium (alle sectoren) en arseen in de kopersmeltsector worden overgangstermijnen voorgesteld van respectievelijk 7, 5 en 2 jaar.

Op dit moment vinden nog besprekingen plaats over de grenswaarde voor cadmium. Nederland is met een groep andere lidstaten voorstander van het vaststellen van 2 grenswaarden voor cadmium in plaats van 1. Dit is tevens conform het advies van het Europees Wetenschappelijk Comité grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia (SCOEL) en het Europees Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de werkplek.

Inzet Nederland

Nederland is voorstander van dit voorstel en heeft de afgelopen jaren, samen met andere lidstaten en Nederlandse werkgevers- en werknemersvertegenwoordiging, herhaaldelijk verzocht om een substantiële uitbreiding van het aantal stoffen met grenswaarden in de richtlijn.

De inzet is, wat betreft cadmium, erop gericht om opties voor 2 grenswaarden vastgesteld te krijgen met daarbij de nodige flexibiliteit in de implementatiewijze voor de lidstaten. Er is echter een meerderheid van de lidstaten voor het huidige voorzitterschapsvoorstel dat voorziet in 1 grenswaarde voor cadmium.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Het voorstel voor 2 grenswaarden voor cadmium kan vooralsnog niet rekenen op een meerderheid in de Raad. Het voorzitterschapsvoorstel wordt gesteund door een meerderheid van de lidstaten.

Het Europees Parlement is voorstander van uitbreiding van het aantal stoffen met grenswaarden in deze richtlijn. Ten aanzien van cadmium is haar positie vooralsnog onbekend.

Agendapunt: Richtlijn gelijke behandeling buiten arbeid

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Voortgangsrapportage/COM (2008) 426

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De Raad zal kennis nemen van de voortgangsrapportage van het Oostenrijks voorzitterschap over het voorstel. Om de richtlijn tot stand te brengen is unanimiteit vereist. Omdat enkele lidstaten (principieel) tegen het richtlijnvoorstel zijn om redenen van subsidiariteit, ligt het voorstel geblokkeerd. Tijdens het Oostenrijks voorzitterschap is er geen verandering gekomen in de opstelling van betreffende lidstaten.

Inhoud voorstel

Op 2 juli 2008 heeft de Europese Commissie dit richtlijnvoorstel gepubliceerd voor gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. De richtlijn is van toepassing buiten de arbeid. Het voorstel schept een kader voor het verbod van discriminatie op de hierboven genoemde gronden. Het vormt een aanvulling op het sinds 2000 bestaande communautaire rechtskader dat discriminatie op grond van godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd en seksuele gerichtheid verbiedt in arbeid, beroep en beroepsopleiding. Voor de gronden ras en geslacht bestaat het communautair rechtskader voor zowel binnen als buiten arbeid reeds sinds 2000, respectievelijk 2004. Het onderhavige richtlijnvoorstel wordt dan ook beschouwd als het sluitstuk van de EU-gelijkebehandelingswetgeving. Het voorstel bevat een verbod op discriminatie in zowel de overheidssector als in de particuliere sector ten aanzien van sociale bescherming (met inbegrip van sociale zekerheid en gezondheidszorg), sociale voordelen, onderwijs en toegang tot en het aanbod van goederen en diensten die voor het publiek beschikbaar zijn, met inbegrip van huisvesting. Voor privépersonen geldt de richtlijn uitsluitend voor zover zij een professionele of commerciële activiteit uitoefenen.

Inzet Nederland

Nederland zal de voortgangsrapportage aanhoren. Nederland heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de totstandkoming van een richtlijnvoorstel op dit gebied. Nederland hecht grote waarde aan de bescherming van fundamentele rechten, waaronder het recht op gelijke behandeling. Het oorspronkelijke Commissievoorstel voor de richtlijn bevat echter veel onduidelijkheden, met name met betrekking tot de reikwijdte, de terminologie en de financiële en administratieve lasten. Nederland heeft sinds de ratificatie van het VN-verdrag Handicap (UNCRPD) in 2016 nagenoeg alle onderwerpen van het richtlijnvoorstel al op nationaal niveau geregeld. Nederland wil de richtlijn daarom zo veel mogelijk laten aansluiten op de nationale beleidskeuzen en, daar waar dat niet mogelijk is, voldoende ruimte creëren voor lidstaten om eigen afwegingen te maken bij de wijze waarop de verplichtingen uit de richtlijn worden geïmplementeerd. Daarbij is in het bijzonder een juiste verhouding tussen de verplichtingen uit het richtlijnvoorstel en het VN-Verdrag Handicap (UNCRPD) voor Nederland van belang. Voorts pleit Nederland voor een expliciete en duidelijke afbakening van de werkingssfeer van de richtlijn met inachtneming van de bevoegdheidsverdeling tussen de lidstaten en de EU, alsmede voor een verduidelijking van de gehanteerde terminologie en de financiële en administratieve impact.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Verschillende lidstaten hebben bezwaren tegen het voorstel vanwege de subsidiariteit. Omdat voor het voorstel unanimiteit van de Raad is vereist, kan het voorstel niet worden aangenomen. De meerderheid van het Europees Parlement is voorstander van de richtlijn en heeft de Raad in 2015 opgeroepen voortgang te boeken op dit dossier.

Agendapunt: Europees Semester 2019

De stukken ten aanzien van het Europees Semester 2019 zijn ten tijde van het schrijven van deze geannoteerde agenda nog niet verspreid, derhalve kan er niet op worden gereflecteerd.

Agendapunt: Raadsaanbeveling «Toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen»

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Politieke overeenstemming/EU-extranetnummer 13705/18

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De Raad zal streven naar het aannemen van de aanbeveling op basis van unanimiteit.

De Europese Commissie heeft op 13 maart 2018 een voorstel gedaan voor een Raadsaanbeveling «Toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen». De aanbeveling is onder Oostenrijks voorzitterschap besproken op ambtelijk niveau. De onderhandelingen zijn ingewikkeld en lijken in een impasse te zitten omdat lidstaten zeer verschillende sociale zekerheidsstelsels hebben en van daaruit onderhandelen. Het Oostenrijks voorzitterschap heeft ervoor gekozen om de aanbeveling te agenderen voor deze Raad ten einde tot een doorbraak te komen. Tot de Raad zal er op ambtelijk niveau worden door onderhandeld.

Inhoud voorstel

Het voorstel voor de Raadsaanbeveling heeft als doel naast werknemers ook alle zelfstandigen en niet-standaard werknemers8 te beschermen die, vanwege hun contract of arbeidsmarktstatus, niet voldoende beschermd zijn door socialezekerheidsregelingen. Het gaat hierbij om bescherming m.b.t. werkloosheid, ziekte, moederschap of vaderschap, arbeidsongevallen en beroepsziekten, invaliditeit en ouderdom.

Het voorstel roept lidstaten op om zeker te stellen dat minimumnormen worden vastgesteld voor deze groepen en wil daarmee het volgende waarborgen voor werknemers en zelfstandigen: formele dekking van sociale bescherming; effectieve dekking, adequaatheid en overdraagbaarheid van sociale bescherming; transparantie van rechten op sociale bescherming. Een Raadsaanbeveling is een niet-bindende gezamenlijke verklaring van de Raad.

Inzet Nederland

Nederland is kritisch over het voorstel. Onder andere omdat het voorstel volgens Nederland verder gaat dan noodzakelijk en lidstaten onvoldoende ruimte geeft om zaken zo te regelen dat het voor hen het beste past. Daarbij betwijfelt Nederland of het voorstel niet in gaat tegen Artikel 153 (4) VWEU waarin staat dat het recht van de lidstaten om fundamentele beginselen van hun sociale zekerheidsstelsel vast te stellen, onverlet wordt gelaten.

Zo kent Nederland de regeling dienstverlening aan huis. Mensen die werken onder deze regeling vallen niet onder de werknemersverzekeringen. Nederland zet daarom in op aanpassing van het artikel waarin staat dat alle werkenden toegang zouden moeten krijgen tot bepaalde verzekeringen. Daarnaast heeft Nederland geen verplichte verzekeringen voor zelfstandigen. Nederland heeft de verantwoordelijkheid voor het regelen van aanvullende sociale bescherming (dus naast de Volksverzekeringen en Bijstand) bij zelfstandigen zelf neergelegd.

Ook heeft Nederland problemen met de eisen in het voorstel rondom het behoud, de accumulatie en de overdraagbaarheid van rechten. Dit heeft voornamelijk te maken met het onderscheid in Nederland tussen werknemers en zelfstandigen, maar ook met het feit dat pensioen niet overdraagbaar is van de tweede naar de derde pijler en vice versa.

In de onderhandelingen heeft Nederland bovenstaande bezwaren ingebracht en zal dat in de aanloop naar de Raad blijven doen.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Het krachtenveld is verdeeld. Belangrijkste reden is dat lidstaten verschillende sociale zekerheidssystemen hebben en daarmee andere posities in de discussie. Een deel van de lidstaten is zeer tevreden met dit voorstel en wil zoveel mogelijk ambitie. Een ander deel van de lidstaten is kritischer en vindt het voorstel juist te ambitieus. Op verschillende onderdelen van de aanbeveling hebben zich verschillende coalities van lidstaten gevormd.

Agendapunt: Raadsconclusies «gender, jeugd en digitalisering»

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Aanname van Raadsconclusies/13859/18

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Tijdens de Raad zullen naar verwachting Raadsconclusies worden aangenomen over de relatie tussen gender, jeugd en digitalisering9 naar aanleiding van een rapport van EIGE, het Europese Instituut voor Gendergelijkheid.

Inhoud voorstel

In de Trio Presidency Declararation van Estland, Bulgarije en Oostenrijk is gendergelijkheid binnen alle beleidsterreinen als prioriteit benoemd. Op verzoek van het Oostenrijks voorzitterschap heeft EIGE een rapport uitgebracht over gendergelijkheid, jeugd en de kansen en risico’s van digitalisering.

In de concept-Raadsconclusies is opgenomen dat digitalisering geen genderneutraal proces is en dat, hoewel digitalisering veel kansen brengt, het ook risico’s voor de jeugd met zich mee brengt, met name voor meisjes. Digitalisering kan genderongelijkheid en stereotypen bestendigen. Daarnaast hebben meisjes en jonge vrouwen de neiging om minder vertrouwen in hun digitale vaardigheden te hebben wat het minder waarschijnlijk maakt dat ze voor een digitale baan kiezen. De concept-Raadsconclusies roepen, onder andere, op tot het ondersteunen van een inclusieve, veilige en niet-discriminerende online omgeving voor iedereen door het bevorderen van digitale competenties van de jeugd, met name kwetsbare jongeren.

Inzet Nederland

Nederland kan instemmen met de ontwerp Raadsconclusies. Nederland vindt het positief dat de concept-Raadsconclusies expliciet spreken over de rol van NGO’s en het maatschappelijk middenveld, dat aandacht voor LGTBIQ specifiek wordt benoemd en het belang van een intersectorale aanpak wordt benadrukt.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

De concept-Raadsconclusies worden door een meerderheid van de lidstaten positief ontvangen en zullen naar verwachting worden aangenomen. Enkele lidstaten hebben nog bezwaren tegen de concept-Raadsconclusies, over deze bezwaren zal komende periode worden gesproken.


X Noot
1

Kamerstuk 34 439, nr. 3, van 14 april 2016, Kamerstuk 34 655, nr. 2, van 13 februari 2017, de brief van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Kamerstuk en Kamerstuk 34 924, nr. 5 van 16 mei 2018.

X Noot
2

Kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingsdossiers op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bijlage bij Kamerstuk 21 501-31, nr. 498.

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-31, nr. 491.

X Noot
4

Kamerstuk 34 719, nr. 6.

X Noot
5

Kamerstuk 34 967, nr. 2.

X Noot
6

Een indicatie dat een substantieel deel van de interne belasting van het lichaam veroorzaakt wordt door huidblootstelling, en dat daarom bescherming van de huid noodzakelijk is.

X Noot
7

Een indicatie dat de stof overgevoeligheid kan veroorzaken van de huid en/of de luchtwegen.

X Noot
8

Tijdelijke of kortlopende contracten, deeltijd- en on demand-werkzaamheden, evenals arbeidsbetrekkingen tussen meer dan twee partijen worden doorgaans beschouwd als niet-standaard of atypische vormen van werkgelegenheid. Een standaard arbeidsrelatie, daarentegen, verwijst naar voltijdwerk op basis van een vast contract. Een vast contract is een contract voor onbepaalde tijd. Zelfstandigen vallen niet onder één van deze twee groepen.

X Noot
9

Processen gerelateerd aan innovaties als robotisering, kunstmatige intelligentie, automatisering en «industrie 4.0».

Naar boven