21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 491 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2018

Hierbij ontvangt u het verslag van Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 21 juni 2018.

VERSLAG RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 21 JUNI 2018

Verordening 883/2004 coördinatie sociale zekerheid

De Raad is tot een algemene oriëntatie gekomen over de herziening van Verordening 883/2004.

In de laatste fase van de onderhandelingen is het niet gelukt om de door Nederland gewenste aanpassingen tot stand te brengen in het hoofdstuk werkloosheid. De wachtperiode voordat buitenlandse tijdvakken van verzekering worden samengeteld bij de opening van het recht op uitkering is niet verlengd en is één maand gebleven conform de tekst van het voorzitterschap. De overgang van woonland- naar werklandbeginsel van onder meer grensarbeiders geschiedt reeds na drie maanden. Ook is het niet gelukt om een evaluatieclausule over indexatie van gezinsbijslagen in de Verordening op te nemen. Wel is de basis-exporttermijn gehandhaafd op drie maanden. De lidstaten behouden daarbij de bevoegdheid om deze termijn al dan niet te verlengen. De algemene oriëntatie is tijdens de Raad vastgesteld conform het akkoord dat eerder in Coreper was bereikt.

Hoewel de herziening op het gebied van toepasselijke wetgeving, detachering en A1 verklaringen en systematische gegevensuitwisseling verbeteringen bevat, is mijn eindoordeel over de totale herziening negatief. Dat is dan ook de reden waarom Nederland tegen de General Approach heeft gestemd. Ook Oostenrijk, Duitsland, Malta en Denemarken stemden tegen. België, Luxemburg en Cyprus onthielden zich van stemming. Nederland heeft samen met België, Denemarken, Duitsland, Cyprus, Luxemburg en Malta een gezamenlijke verklaring uitgebracht waarin de bezwaren tegen de herziening van het werkloosheidshoofdstuk zijn verwoord (zie bijlage)1. Deze verklaring is van belang omdat daarmee ook voor het Europees Parlement duidelijk is waar onze bezwaren liggen. Tevens heeft Nederland samen met Duitsland, Oostenrijk en Ierland een brief over het belang van indexatie van gezinsbijslagen gezonden aan het voorzitterschap, de Europese Commissie en aan alle lidstaten (zie bijlage)2.

De herziening van de Verordening is nu een nieuwe fase ingegaan. Het Europees Parlement (EP) moet nog komen met haar eigen reactie op het voorstel van de Commissie. In het EP zijn de onderhandelingen nog gaande. De EP-commissie EMPL gaat waarschijnlijk in oktober hierover stemmen. Als ook het EP haar standpunt heeft bepaald, starten de trilogen tussen voorzitterschap, EP en de Commissie, waarin onderhandeld wordt over de uiteindelijke tekst. Mijn inzet zal ook tijdens deze nieuwe fase erop gericht zijn de door Nederland gewenste aanpassingen, door onder meer contacten met het EP, te realiseren. Conform afspraken met uw Kamer zal ik u informeren over de voortgang van deze trilogen bij elke Geannoteerde Agenda voor een Raad WSBVC of eerder indien zich relevante ontwikkelingen voordoen.

Richtlijn Transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden

De Raad is tot een algemene oriëntatie over dit richtlijnvoorstel gekomen. Nederland heeft ingestemd met het voorstel. Duitsland, Oostenrijk en België onthielden zich van stemming.

Het richtlijnvoorstel leidt ertoe dat de informatie die de werkgever aan werknemers moet verstrekken over hun rechtspositie en arbeidsvoorwaarden wordt uitgebreid. De informatietermijn, die nu twee maanden bedraagt wordt bekort: de kerninformatie moet binnen één week worden verstrekt, de rest binnen één maand. Daarnaast krijgen werknemers een aantal inhoudelijke minimumrechten, zoals een maximale proeftijdduur, het recht op een minimale voorspelbaarheid van hun werkrooster en op het combineren van meerdere banen en recht op gratis opleidingen wanneer die volgens wetgeving en/of cao verplicht zijn. Bij cao kan van de bepalingen over inhoudelijke minimumrechten worden afgeweken, mits het algemene beschermingsniveau niet verlaagd wordt.

Eerder bevatte het richtlijnvoorstel een definitie van «de werknemer», gebaseerd op Europese jurisprudentie en een daaraan ontleende werkgeversdefinitie. Omdat veel lidstaten hier tegenstander van waren zijn de definities geschrapt en wordt nu alleen in een overweging verwezen naar de Europese jurisprudentie, waaraan de lidstaten zich nu ook al moeten houden.

Het pleidooi van Zweden tijdens de EPSCO Raad om bij de trilogen uitdrukkelijk meer rekening te houden met sociale partner-akkoorden kreeg brede steun.

Het richtlijnvoorstel transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden is nu een nieuwe fase ingegaan. De EP-commissie EMPL gaat waarschijnlijk in oktober hierover stemmen. Als het EP haar standpunt heeft bepaald, starten de trilogen tussen voorzitterschap, EP en de Commissie, waarin onderhandeld wordt over de uiteindelijke tekst.

Richtlijn Werk-privebalans

De Raad is gekomen tot een algemene oriëntatie inzake het voorstel tot wijziging van de Richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU. Nederland en Denemarken stemden niet in met de algemene oriëntatie, Hongarije en Polen onthielden zich van stemming. Samen met enkele resterende gelijkgestemde lidstaten heeft Nederland niet kunnen voorkomen dat de algemene oriëntatie enige vorm van verplichte betaling voor de verschillende verlofvormen bevat. Het niveau van betaling moet adequaat zijn. Wat adequaat is mag wel bepaald worden door lidstaten, zo gewenst in samenspraak met sociale partners. De overeengekomen tekst van de algemene oriëntatie bevat de volgende elementen:

  • 10 dagen betaald verlof voor zorgdoeleinden voor vaders of gelijkgestelde partner bij de geboorte, met een adequaat niveau van betaling te bepalen door lidstaten en/of sociale partners;

  • 4 maanden ouderschapsverlof waarvan 2 maanden niet-overdraagbaar op de andere ouder. Van deze 2 maanden dient er tenminste 1,5 maand betaald te worden op adequaat niveau vast te stellen door de lidstaten en/of sociale partners. Het initiële voorstel ging uit van betaling gedurende 4 maanden op het wettelijke betalingsniveau bij ziekte;

  • lidstaten mogen zelf bepalen of de betaling tijdens deze verlofvormen door werkgevers, de overheid of een combinatie geschiedt;

  • zorgverlof voor mantelzorg, zonder betalingsvereiste en lidstaten mogen de duur en eventuele betaling van dit verlof zelf bepalen. In het initiële voorstel was betaling vastgesteld op het wettelijke betalingsniveau bij ziekte en was de duur van het verlof 5 dagen per jaar. Lidstaten mogen tevens bepalen bij welke relatie tussen verlofnemer en hulpbehoevende en bij welke hulpbehoevendheid er verlof mag worden opgenomen (bijv. terminale ziekte of specifieke hulpbehoevendheid). Eerdere versies van het voorstel bevatten wel een Europese regeling ten aanzien van deze voorwaarden voor opname van zorgverlof;

  • calamiteitenverlof bij dringende gezinsomstandigheden in geval van ziekte of ongeval in de familie;

  • lidstaten mogen van werknemers eisen dat het opgenomen verlof wordt gebruikt voor de zorg voor een kind of een zorgbehoevende en niet voor andere doeleinden wordt ingezet;

  • de mogelijkheid voor de werknemer om te verzoeken om permanent of tijdelijk de contractuele arbeidsduur, het werkrooster of de werkplaats aan te passen.

De overeengekomen tekst bevat ook een aantal niet-wetgevende maatregelen die o.a. zijn gericht op het stimuleren van verlof en flexibele werkregelingen en een gelijke benutting van deze instrumenten door mannen en vrouwen. Deze maatregelen zijn gelijk gebleven aan het originele voorstel van de Commissie.

Het voorstel gaat nu de fase in van de trilogen met het EP en de Europese Commissie. Deze zullen dit najaar onder Oostenrijks voorzitterschap starten. het standpunt van het EP wordt naar verwachting medio juli vastgesteld. De exacte onderhandelingspositie van de Commissie zal moeten blijken uit de eerste triloogsessies. Mijn inzet zal ook tijdens deze nieuwe fase erop gericht zijn de door Nederland gewenste aanpassingen, door onder meer contacten met het EP, verder te brengen. Conform afspraken met uw Kamer zal ik u informeren over de voortgang van deze trilogen bij elke Geannoteerde Agenda voor een Raad WSBVC of eerder indien zich relevante ontwikkelingen voordoen.

Verordening Europese Arbeidsautoriteit

De Raad heeft kennis genomen van een voortgangsrapportage ten aanzien van de onderhandelingen over Verordening Europese Arbeidsautoriteit (ELA).

Richtlijn gelijke behandeling buiten arbeid

De raad heeft kennis genomen van de voortgangsrapportage van het Bulgaars voorzitterschap over dit voorstel.

Europees Semester 2018

De Raad heeft van gedachten gewisseld over de concept Raadsaanbevelingen over de Nationale Hervormingsprogramma’s 2018 aan elke lidstaat en heeft politieke overeenstemming over deze documenten bereikt. Daarnaast is er gesproken over een analyse van de 2018 Landenspecifieke aanbevelingen (lsa’s) en de implementatie van de 2017 lsa’s (opinies Werkgelegenheidscomité en Sociaal Beschermingscomité).

Raadsconclusies Toekomst van Werk

Tijdens deze Raad zijn Raadsconclusies aangenomen over de toekomst van werk.

Raadsconclusies «Free Movement of Workers – the fundamental freedom ensured but better targeting of EU funds would aid worker mobility» (CoA SR No 6/2018)

De Raad heeft Raadsconclusies aangenomen over een rapport van de Europese Rekenkamer (ERK) de wijze waarop de Europese Commissie het vrije verkeer van werknemers waarborgt, alsmede de doeltreffendheid van de EU-maatregelen ter bevordering van de arbeidsmobiliteit.

Raadsconclusies early childhood development

Er zijn Raadsconclusies aangenomen over de ontwikkeling van de vroege kinderjaren.

Investeren in jeugdwerkgelegenheid: Implementatie van de Jeugdgarantie

De Raad heeft ingestemd met aanname van de boodschappen van het Werkgelegenheidscomité (EMCO) over de voortgang van de implementatie van de Jeugdgarantie.

SPC en Commissie Conclusies: 2018 Pension Adequacy Report

De Raad heeft de SPC en Commissie Conclusies over het «2018 Pension Adequacy Report» aangenomen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven