21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 492 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juli 2018)

Op 19 en 20 juli aanstaande vindt de Informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, in Wenen, Oostenrijk plaats. Bijgaand treft u de Geannoteerde Agenda voor deze Raad.

Conform de vastgestelde afspraken1 informeer ik u middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatie verordening Sociale Zekerheid, het richtlijnvoorstel Evenwicht tussen Werk en Privéleven en de verordening Europese Arbeidsautoriteit.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 19 EN 20 JULI 2018

Voortgangsrapportage verordening coördinatie Sociale Zekerheidsstelsels

Er hebben zich op dit dossier sinds het verslag van de Raad WSBVC op 21 juni (Kamerstuk 21 501-31, nr. 491) geen meldenswaardige ontwikkelingen voorgedaan.

Voortgangsrapportage richtlijnvoorstel Evenwicht tussen Werk en Privéleven

Er hebben zich op dit dossier sinds het verslag van de Raad WSBVC op 21 juni (Kamerstuk 21 501-31, nr. 491) geen meldenswaardige ontwikkelingen voorgedaan.

Voortgangsrapportage verordening Europese Arbeidsautoriteit

Er hebben zich op dit dossier sinds het verslag van de Raad WSBVC op 21 juni (Kamerstuk 21 501-31, nr. 491) geen meldenswaardige ontwikkelingen voorgedaan.

Informele Raad WSBVC te Wenen, Oostenrijk

Deze Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal beleid onder Oostenrijks Voorzitterschap zal in het teken staan van de digitalisering van werk. Zoals gebruikelijk bij Informele Raden zullen er geen lopende Europese wetgevende trajecten behandeld worden. Er zal ook geen besluitvorming plaatsvinden.

De Raad start met een gedachtewisseling over het ontstaan van nieuwe vormen van werk. Hierbij gaat specifiek aandacht uit naar platformwerk en de daarmee samenhangende sociale en arbeidsrechtelijke aspecten.

Nederland zal in zijn interventie tijdens deze sessie de resultaten van het recente SEO onderzoek naar platformwerk en de kabinetsreactie daarop met de Raad delen2. Uit het onderzoek blijkt dat platformwerk voor zowel consumenten als werkers veel kansen biedt. Het verhoogt het gebruiksgemak en verlaagt de kosten voor consumenten, voor werkers verlaagt het de drempel om aan de slag te gaan en biedt het vaak directe of snelle uitbetaling van werk. Platforms die op deze wijze de markt beter laten functioneren helpen onze arbeidsmarkt en economie en moeten daarom de ruimte krijgen. Het onderzoek biedt geen aanleiding voor een specifiek beleid op platformwerk. Wel blijkt uit het onderzoek ook dat veel platformbedrijven de grenzen van het arbeidsrecht opzoeken of over lijken te gaan als het gaat om de relatie werknemer-werkgever. Dit vraagt in ieder geval om een versterkte aanpak van schijnzelfstandigheid en oneigenlijke concurrentie. Het roept ook de vraag op of door de toename van verschillende arbeidsrelaties, onder andere door platformwerk, de wijze waarop risico’s worden verdeeld en bescherming wordt georganiseerd herziening behoeft. Het kabinet gaat een adviescommissie instellen die zich over deze vraag zal buigen.

Vervolgens zal er gesproken worden over de impact van robotisering op de kwaliteit en kwantiteit van werk. Hier wil het Voorzitterschap graag kijken hoe de lidstaten de verminderde werklast door robotica ervaren, evenals bespreken welke uitdagingen en effecten op de kwaliteit van werk dit proces met zich meebrengt.

Nederland zal in deze discussie inbrengen dat de macro-omstandigheden voor robotisering in ons land goed zijn, wij hebben een relatief hoogopgeleide beroepsbevolking, een goede digitale infrastructuur en een innovatieve diensteneconomie. Robotisering biedt in Nederland zowel kansen als uitdagingen, fysiek zwaar werk wordt gemakkelijker gemaakt en werk kan uitdagender worden. Ook ligt het risico van baanpolarisatie op de loer. De makkelijker te automatiseren banen in het middensegment lopen de meeste kans hinder te ondervinden van de robotisering. Om baanpolarisatie en eventuele negatieve gevolgen van robotisering tegen te gaan, is het van groot belang dat werkenden zich gedurende hun gehele carrière bijscholen om flexibel te kunnen opereren op de arbeidsmarkt en om hun loopbaanmobiliteit te vergroten. Om dit te faciliteren zet het kabinet in op Leven Lang Ontwikkelen3. De inzet richt zich op een brede aanpak om een positieve leercultuur te stimuleren, samen met sociale partners, onderwijsinstellingen en veldpartijen. In de interventie zal Nederland tevens enkele maatregelen van deze aanpak uitlichten.


X Noot
1

Kamerstuk 34 439, nr. 3, van 14 april 2016 en Kamerstuk 34 655, nr. 2, van 13 februari 2017

X Noot
2

Reactie op SEO-onderzoek naar platformwerk, 22 juni 2018, Kamerstukken 29 544 en 33 009, nr. 837

X Noot
3

Leven lang ontwikkelen, 12 maart 2018, Kamerstuk 30 012, nr. 77

Naar boven