21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 445 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 november 2018

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen aan die op 29 en 30 november in Brussel plaats zal vinden.

Op 29 november zal de Raad conclusies aannemen over het Europees industriebeleid. Daarnaast zal de Raad bij de «competitiveness «checkup»» – een vast onderdeel van de agenda van de Raad – van gedachten wisselen over de toekomst van de interne markt.

Ook zal de Raad algemene oriëntaties aannemen bij de voorstellen «Platform-to-Business relations» en de verordening «Goedkeuringseisen voor de algemene veiligheid van voertuigen, inzittenden en kwetsbare verkeersdeelnemers». Verder zal de Raad een gedeeltelijke algemene oriëntatie aannemen op de verordening over het Interne Markt Programma. Daarnaast is er een informatiepunt voorzien over het voorstel tot de «export waiver aan de verordening voor aanvullende beschermingscertificaten».

Tijdens een informele lunch over het industriedeel van de Raad zal worden stilgestaan bij het Europees industriebeleid.

Op het onderdeel markt en industrie staan de volgende diversenpunten op het programma:

  • het functioneren van de EU bij bepaalde categorieën van horizontale steun;

  • het rapport van het SME-afgevaardigden Netwerk;

  • de evaluatie van het REACH verificatie-systeem in het licht van industrieel concurrentievermogen;

  • het rapport van Copenhagen Economics over diensten op de interne markt;

  • het werkprogramma van het aanstaande Roemeense voorzitterschap.

Tijdens het ruimtevaartdeel op 30 november spreekt de Raad over een voortgangsrapportage van het EU-ruimtevaartprogramma. Daarnaast is er een diversenpunt voorzien over een conferentie in Graz met betrekking tot het Europees ruimtevaartbeleid.

Voor het onderdeel onderzoek staat slechts één diverse punt op het programma, namelijk het agendapunt over het programma van het aanstaande Roemeense voorzitterschap.

Tijdens een informele lunch van het onderzoeksdeel van de Raad zal waarschijnlijk worden stilgestaan bij de budget verdeling over de verschillende pijlers van Horizon Europe.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

BIJLAGE

Toekomst Interne Markt

Gedachtewisseling

De Raad zal spreken over de toekomst van de Europese Interne Markt, mede met als doel om input te genereren voor de Europese Raad van december en de agenda voor de nieuwe Commissieperiode. Een goedwerkende interne markt is essentieel voor het mondiale concurrentievermogen van de EU. Nederland zet voor de toekomst van de interne markt in op een nieuwe aanpak. De interne markt moet ten eerste toegerust zijn op het digitale tijdperk, waarbij geen onnodige verschillen ontstaan tussen online en offline. Het kabinet bepleit hier een integrale aanpak, waarin het toerusten van de interne markt op digitale ontwikkelingen opgepakt wordt als onderdeel van een agenda die de bredere uitdagingen op het gebied van Europees digitaal beleid adresseert. Nederland wil door sterke en gefocuste Europese samenwerking komen tot het adequaat borgen van publieke belangen en het voorkomen van fragmentatie in regelgeving en beleid, om zo de kansen van nieuwe technologieën optimaal te benutten.

Ten tweede wil Nederland internemarktbeleid in de nieuwe Commissieperiode richten op het daadwerkelijk adresseren van kansen en belemmeringen die ondernemers en consumenten in diverse sectoren ervaren, door middel van een maatwerkaanpak. Een derde prioriteit voor Nederland is een verbeterde en meer uniforme implementatie, toepassing en handhaving van internemarktregelgeving. Kortom, Nederland bepleit voor wat betreft het vrij verkeer van goederen en diensten een nieuwe aanpak die, op basis van gedegen onderzoek, directer aansluit bij de ervaringen van ondernemers en de dagelijkse praktijk. Hierover heb ik uw Kamer op 19 oktober jl. per brief geïnformeerd (Kamerstuk 22 112, nr. 2703).

Naar verwachting zal de Commissie tijdens de Raad een mededeling over kansen en belemmeringen binnen de interne markt presenteren. Deze mededeling geeft gevolg aan de conclusies van de Europese Raad van maart 2018, waarin de Commissie werd uitgenodigd om voor de ER van december a.s. met een analyse te komen over belemmeringen en kansen op de interne markt, alsmede de stand van zaken bij implementatie, toepassing en handhaving. De mededeling moet wat Nederland betreft dienen als solide basis voor een gesprek over de toekomst van de interne markt.

In aanloop naar de Raad voor Concurrentievermogen en de Europese Raad wordt actief samengewerkt met een brede groep lidstaten, ook buiten de traditionele gelijkgestemde lidstaten. Tot nu toe lijkt er breder steun te zijn voor de Nederlandse benadering.

Europees Industriebeleid

Aanname Raadsconclusies

De Raad zal naar verwachting Raadsconclusies aannemen waarin het belang wordt aangehaald van industrie en gerelateerde dienstverlening voor groei, werkgelegenheid en innovatie.

In de conclusies wordt herinnerd aan de oproep aan de Europese Commissie om op zijn laatst per het begin van de volgende EU cyclus een samenhangende en lange termijn industriële beleidsstrategie beschikbaar te hebben (Kamerstuk 21 501-30, nrs. 406, 417 en 428). Om tot een integrale industriebeleidsstrategie te komen is er behoefte aan synergie tussen Europese, nationale en regionale programma’s. Deze dient gericht te zijn op bedrijven van elke omvang en in het bijzonder het middelgrote en kleine bedrijfsleven (mkb). Om deze waardeketens te ondersteunen kan IPCEI (belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang – Kamerstuk 22 112, nr. 2411) een relevant instrument zijn.

Het is van belang dat het concurrentievermogen van de industrie binnen alle strategische EU initiatieven wordt meegenomen en dat betere regelgevingsprincipes en -richtlijnen consistent worden toegepast.

Een monitoringsmechanisme en indicatoren, die het Europese concurrentievermogen van de industrie op wereldniveau vergelijken, dragen daaraan bij. Er wordt opgeroepen deze verder te ontwikkelen en dan ook te gaan toepassen. Daarnaast is er behoefte aan een duidelijke, effectieve en transparante governance structuur op hoog niveau om de industriebeleidsstrategie te ontwikkelen, uit te voeren, af te dwingen en te monitoren. Er wordt opgeroepen de bestaande structuur onder de loep te houden.

Nederland steunt deze raadsconclusies. We moeten verder bouwen aan de vitale rol die de industrie en gerelateerde dienstverlening speelt voor een Europa van de toekomst. Daarbij staan voor wat Nederland betreft focus en urgentie centraal om de grote transities, zoals de verduurzaming en de verdere digitalisering van de industrie, versneld aan te pakken. Deze conclusies dragen daaraan bij.

Voorstel relatie platforms-bedrijven

Algemene oriëntatie

Naar verwachting zal er een algemene oriëntatie bereikt worden over het voorstel over de relatie tussen platforms en bedrijven [Verordening ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten]. Nederland kan een algemene oriëntatie steunen.

Het voorstel ziet op de relatie tussen platforms en ondernemers die via het platform goederen of diensten aanbieden. Het doel van de verordening is te zorgen voor een eerlijke en voorspelbare bedrijfsomgeving voor (kleine) ondernemers die platforms gebruiken om hun goederen of diensten aan te bieden. De verordening beoogt dit te bereiken aan de hand van twee pijlers. Allereerst legt het voorstel verschillende transparantievereisten op. Deze gaan onder andere over de algemene voorwaarden, de volgorde van zoekresultaten en de wijze waarop een platform een ondernemer van een platform mag verwijderen. De tweede pijler ziet op het waarborgen van effectieve geschilbeslechting tussen platforms en ondernemers, via een verplicht intern systeem voor de afhandeling van klachten, de mogelijkheid tot externe bemiddeling en de introductie van collectieve actie.

Nederland heeft zich positief getoond over het voorstel (Kamerstuk 22 112, nr. 2579). Nederland hecht veel waarde aan een gelijk speelveld en erkent het belang van eerlijke en transparante handel. Daarbij is het belangrijk om oog te hebben voor de gevolgen voor kleine platforms. Daarnaast heeft Nederland aangegeven dat de voordelen van platforms voor zowel consumenten als ondernemers niet teniet gedaan moeten worden door teveel regeldruk op te leggen. Ik heb me hier dan ook sterk voor gemaakt tijdens de onderhandelingen. Naar verwachting zal een belangrijk deel van de Nederlandse inzet in de algemene oriëntatie gerealiseerd worden. Zo verwacht ik:

  • i) dat het voorstel een basisniveau van transparantie zal voorschrijven, en er geen te gedetailleerde eisen met hoge uitvoeringskosten worden opgelegd;

  • ii) dat kleine platforms uitgezonderd zullen worden van de verplichting om externe bemiddelaars aan te wijzen, bovenop de uitzondering voor het opzetten van een intern klachtenafhandelingssysteem;

  • iii) dat platforms niet per definitie veroordeeld worden tot het dragen van minimaal de helft van de kosten van bemiddeling;

  • iv) dat er geen sectorspecifieke bepalingen in het voorstel worden opgenomen.

Voor de Raad vindt nog ambtelijk overleg plaats over de laatste openstaande punten. Een belangrijk openstaand punt is de vraag of er publiek toezicht ingericht dient te worden om de naleving van dit voorstel nader te waarborgen. Nederland heeft aangegeven dat een intern systeem voor de afhandeling van klachten, het introduceren van een mogelijkheid tot externe bemiddeling en het mogelijk maken van collectieve geschilbeslechting een scala aan nieuwe mogelijkheden geeft voor zakelijke gebruikers om hun recht te halen. Daarbovenop ook publiek toezicht inrichten, zou een verregaande stap zijn. Nederland geeft daarom voorkeur aan de aanpak die de Commissie heeft voorgesteld, en heeft opgeroepen vast te houden aan privaatrechtelijke handhaving en dit punt expliciet te adresseren in de evaluatie. Tegen die tijd kan onderbouwd besloten worden of publiek toezicht noodzakelijk is.

Meerjarig Financieel Kader – Programma voor de interne markt

Gedeeltelijke algemene oriëntatie

Naar verwachting wordt er een gedeeltelijke algemene oriëntatie bereikt tijdens COREPER op 14 november 2018 over Verordening van het Europees parlement en de Raad tot vaststelling van het programma voor de eengemaakte markt, het concurrentievermogen van ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen en Europese statistieken (COM (2018) 441) en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 99/2013, (EU) nr. 1287/2013, (EU) nr. 254/2014, (EU) nr. 258/2014, (EU) nr. 652/2014 en (EU) 2017/826. Deze Verordening is onderdeel van het pakket aan voorstellen van de Europese Commissie voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027. Uw Kamer heeft van het kabinet de beoordeling van dit pakket (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1349) en specifiek van deze Verordening (Kamerstuk 22 112, nr. 2647) ontvangen.

Het programma voor de interne markt is onderdeel van het pakket Commissievoorstellen voor het volgende MFK. Het voorgestelde programma heeft tot doel de werking van de interne markt te verbeteren. Nederland steunt de Europese Commissie in haar doelstellingen om 1) de interne markt beter te laten functioneren, 2) het concurrentievermogen van het bedrijfsleven te verbeteren, 3) bij te dragen aan normontwikkeling via normalisatie, 4) het belang van consumenten te bevorderen, 5) bij te dragen aan hoog niveau van gezondheid voor mens, dier en plant in de voedselketen en 6) te komen tot hoogwaardige Europese statistieken. Daarnaast steunt Nederland de Europese Commissie daar waar het gaat om – tegen de achtergrond van budgettaire beperkingen – het zoeken naar synergiën en voorkomen van overlapping en versnippering binnen en flexibeler en soepeler financieel kader.

Nederland steunt de gedeeltelijke algemene oriëntatie die het voorzitterschap en de Raad proberen te bereiken. Voor het kabinet is het hierbij van belang dat de beleidsmatige inzet van Nederland op dit programma voor de interne markt de Nederlandse inzet op een gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK, zoals toegelicht in Kamerstuk 21 501-20, nr. 1349, ondersteunt.

De onderhandelingen over het programma voor de interne markt zijn voorspoedig verlopen onder het Oostenrijkse voorzitterschap. Naar verwachting zullen de andere lidstaten de gedeeltelijke algemene oriëntatie tevens steunen.

ABC Waiver

Informatiepunt

Tijdens de Raad zal een voortgangsrapportage worden gepresenteerd over de toevoeging van een export waiver aan de verordening voor aanvullende beschermingscertificaten (ABC’s). Het voorstel heeft tot doel een concurrentienadeel van Europese generieke producenten van medicijnen ten opzichte van bedrijven buiten Europa op de markten van derde landen op te heffen. Nederland is voorstander van dit voorstel. Onderwerpen van discussie zijn nog onder meer de reikwijdte van het voorstel, de waarborgen tegen misbruik van deze mogelijkheid en de vraag voor welke ABC’s de export waiver zal gaan gelden. Een transitieperiode van enkele jaren zal in ieder geval onderdeel uitmaken van het voorstel, maar het is nog niet duidelijk hoe lang deze zal zijn. De Commissie hoopt dat de onderhandelingen snel kunnen worden afgerond, zodat het voorstel nog in de huidige periode kan worden aangenomen en hoopt voor het einde van dit jaar een compromisvoorstel te hebben dat richting de Raad en het parlement kan. Nog niet duidelijk is hoe het Europees parlement zal oordelen over het voorstel. De uitgebreide Nederlandse inzet op dit voorstel is te vinden in het BNC-fiche Kamerstuk 22 112, nr. 2659.

Goedkeuringseisen voor de algemene veiligheid van voertuigen, inzittenden en kwetsbare verkeersdeelnemers

Algemene oriëntatie

De Raad zal naar verwachting tot een algemene oriëntatie komen over het voorstel voor voertuigvoorschriften voor de algemene veiligheid van voertuigen, inzittenden en kwetsbare weggebruikers. Het voorstel dat nieuwe verkeersveiligheidssystemen in voertuigen verplicht is onderdeel van het derde mobiliteitspakket.

Het kabinet vindt de stijging van het aantal ernstige verkeersgewonden en de stagnatie van het aantal dodelijke slachtoffers zorgwekkend en onacceptabel. Nederland streeft er dan ook naar zo snel mogelijk de verkeersveiligheid in Nederland en de EU te verbeteren. Het Commissievoorstel voor nieuwe voertuigveiligheidsvoorschriften ziet Nederland als een belangrijke pijler om het aantal ongevallen en slachtoffers terug te dringen middels het verplichten van systemen voor het veiliger maken voertuigen. Het kabinet is er voorstander van het voorstel zo ambitieus en snel mogelijk af te ronden en waardeert de inspanningen van het Oostenrijkse voorzitterschap voor een voortvarende aanpak.

Over het algemeen is Nederland positief over het voorliggende onderhandelingsmandaat en kan hiermee instemmen. T.a.v. de «Intelligente Snelheid Assistent» (ISA) is het kabinet echter van mening dat sterkere specificaties vastgesteld kunnen worden om te zorgen dat deze systemen effectief zijn om bestuurders aan de maximumsnelheidslimieten te houden. Tijdens de Raad zal Nederland dit nogmaals benadrukken. Ook vindt het kabinet het van belang dat data die, in geval van ongelukken, uit «Event Data Recorder» systemen worden gehaald gebruikt kunnen worden voor strafrechtelijk onderzoek en vervolging.

Uw Kamer heeft daar ook om verzocht in de motie Von Martels/Sienot (Kamerstuk 29 398, nr. 602) en de Minister van Justitie en Veiligheid heeft ook in zijn brief van 17 september (Kamerstuk 29 398, nr. 608) aangegeven dat het kabinet voorstander is van een verplichte EDR in auto’s en van het door fabrikanten technisch mogelijk maken van het uitlezen van de EDR bij een strafrechtelijk onderzoek, waaronder bij zware verkeersongevallen. Nederland zal zich in de Raad en in de verdere onderhandelingen blijven inzetten om deze ruimte in de verordening te behouden.

Informele lunch

informele gedachtewisseling over governance van het Europees industriebeleid

Tijdens de lunch op 29 november zal een informele gedachtewisseling plaatsvinden over de governance van het Europese industriebeleid. Hiertoe zal de heer Philippe Citroën namens de Industry4Europe alliantie een inleidende presentatie geven. Industry4Europe is een samenwerkingsverband van meer dan 100 Europese brancheorganisaties. Eerder had dit samenwerkingsverband, evenals als alle lidstaten, de Europese Commissie opgeroepen om met een middel- en langetermijnstrategie te komen. Nu roept Industry4Europe op om dit vergezeld te laten gaan van een hervormd governance model voor het Europese industriebeleid. Zij stellen daarbij onder andere voor dat er een continue dialoog gaat plaatsvinden met alle relevante stakeholders.

Nederland heeft een positief kritische houding ten aanzien van voorstellen om de governance structuur voor het Europees industriebeleid te verbeteren. Nederland juicht die discussies toe die ertoe bijdragen dat het Europese industriebeleid daadwerkelijk waarde toevoegt voor het Nederlandse bedrijfsleven. Ieder voorstel dat om extra overleggen vraagt en dat tot bestuurlijke drukte leidt, zal daarbij kritisch worden getoetst op de verwachte en aanwijsbare meerwaarde.

Verordening ter oprichting van het EU-Ruimtevaartprogramma (eerste lezing), voortgangsverslag

Gedachtewisseling

Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen Space zal worden gesproken over de voortgang in de onderhandelingen over de verordening ter oprichting van het EU-Ruimtevaartprogramma 2021–2027. Het Oostenrijks voorzitterschap zal een voortgangsrapportage voorbereiden.

In het Commissie voorstel worden de bestaande ruimtevaartprogramma’s Galileo (satellietnavigatie) en Copernicus (aardobservatie) opgenomen als programmacomponenten onder één EU-ruimtevaartprogramma. Daarnaast worden twee nieuwe programmacomponenten voorzien: een component ter monitoring van de ruimte (Space Situational Awareness) en een component voor veilige satellietcommunicatie voor overheden (GOVernmental SATellite COMmunication). Bovendien zijn er onder het programma activiteiten voorzien op het gebied van autonome toegang tot de ruimte en het stimuleren van de innovatiekracht van de ruimtevaartsector. Het bestaande agentschap voor Galileo (GSA) krijgt meer taken en wordt omgedoopt tot het European Space Programmes Agency (EUSPA). Tenslotte stelt de Commissie voor een nieuwe samenwerkingsovereenkomst te sluiten met het Europees Ruimtevaart Agentschap (ESA) middels een Financial Framework Partnership Agreement (FFPA).

Sinds de start van het Oostenrijks voorzitterschap is de ruimtevaartverordening intensief besproken. Het voorstel wordt door veel lidstaten en het Europees parlement met een positieve grondhouding ontvangen, ook door Nederland. EU-ruimtevaartactiviteiten zijn belangrijk voor Nederland vanwege de bijdrage aan innovatie, digitalisering, veiligheid en klimaat. Veel lidstaten, waaronder Nederland, hebben voorstellen gedaan om de betrokkenheid van lidstaten en gebruikers op het gebied van veiligheid, budgetten en werkprogramma’s te vergroten. Veel aandacht is uitgegaan naar de taakverdeling tussen de ESA, EUSPA en Commissie, waarbij Nederland heeft ingezet op een efficiënte uitvoering, het vermijden van overlap in capaciteit en het tijdig overeenkomen van de samenwerkingsovereenkomst (FFPA) met ESA. Tenslotte is er discussie over de wenselijkheid van de nieuwe programmacomponenten en welke activiteiten door de EU moeten worden ondernomen op het gebied van toegang tot de ruimte. De prioriteit ligt voor Nederland bij het continueren en moderniseren van Galileo en Copernicus. Nederland staat kritisch tegenover een EU-rol op het van het ontwikkelen van draagrakketten en lanceerinfrastructuur, omdat dit een ESA-verantwoordelijkheid is. Nederland zal tijdens de interventie de Nederlandse inzet op bovenstaande onderwerpen toelichten.

ONDERZOEKSDEEL

Verordening inclusief regels voor deelname en specifiek programma Horizon Europe 2021–2027

Partiële algemene oriëntatie/ voortgangsrapportage en beleidsdebat

De Raad zal debatteren over de verordening, inclusief de regels voor deelname en het specifiek programma voor Horizon Europe 2021–2027. De verordening regelt de algehele uitgangspunten van het kaderprogramma en het specifiek programma geeft de hoofdlijnen op programmaniveau weer. Het voorzitterschap beoogt in de Raad tot een deelakkoord te komen over de verordening en een gedeelte van het specifiek programma. De onderhandelingen lopen tot vlak voor de Raad door, waardoor pas op het laatste moment duidelijk zal zijn of dat haalbaar is, of dat het voorzitterschap een voortgangsrapportage zal presenteren ten aanzien van het specifiek programma.

De door het voorzitterschap voorgestelde wijzigingen en tekstsuggesties zijn op hoofdlijnen in lijn met het Nederlandse kabinetsstandpunt, zoals vastgelegd in het BNC-fiche.1 Naar verwachting zal Nederland zich dan ook kunnen vinden in een deelakkoord op de verordening voor Horizon Europe.

Het belangrijkste punt in de onderhandelingen, en naar verwachting ook op de Raad, betreft het thema widening.2 Tijdens de Raad van 28 september jl. bleken lidstaten ook vooral hierover van mening te verschillen.3 Het Oostenrijkse voorzitterschap zoekt manieren om de «EU-13» tegemoet te komen in hun wens om meer deel te kunnen nemen aan het kaderprogramma, maar tegelijkertijd excellentie als uitgangspunt te behouden. Nederland blijft zich in deze discussie hard maken voor behoud van excellentie en impact als leidende principes in Horizon Europe. Maatregelen om widening te adresseren kunnen volgens Nederland in Horizon Europe enkel worden gevonden binnen het afgebakende programmaonderdeel sharing excellence and strengthening the European Research Area. Het doel van het kaderprogramma is immers de wetenschappelijke en technologische basis van de Unie te versterken en de economische en maatschappelijke impact van investeringen in onderzoek en innovatie te vergroten. Andere mogelijkheden om widening tegen te gaan zijn de synergiën met andere EU-programma’s.

Een belangrijk deel van het specifiek programma bestaat uit een nadere uitwerking van de clusters van de pijler voor Global Challenges and Industrial Competitiveness. Hierbij benadrukt Nederland het belang van multidisciplinair onderzoek bij het aanpakken van mondiale uitdagingen (bijvoorbeeld klimaat) en van sleuteltechnologieën. Met de besluitvorming in de Raad van 28 september jl. maakt het strategisch plan, en daarmee de inhoudelijke gebieden voor missies en institutionele partnerschappen, ook onderdeel uit van het specifiek programma. De hierin opgenomen eerste gebieden voor missies en institutionele partnerschappen sluiten goed aan bij de Nederlandse uitdagingen en de kennis die beschikbaar is om deze te adresseren.

Europese Onderzoeksruimte

Aanname Raadsconclusies

De Raad beoogt Raadsconclusies aan te nemen over de inrichting van de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Het Voorzitterschap geeft daarmee uitvoering aan de oproep van de Raad uit december 2015, waarin gevraagd werd om de ERA-adviesstructuur te herzien en er daarmee voor te zorgen dat de ERA nog effectiever en efficiënter tot stand kan komen.

De concept Raadsconclusies richten zich hoofdzakelijk op de zeven groepen waarin alle EU-lidstaten en geassocieerde landen bij elkaar komen om de hoofdthema’s van de Europese Onderzoeksruimte te ontwikkelen, zoals grootschalige onderzoeksfaciliteiten, HRM-beleid en mobiliteit van onderzoekers en open science. Met de gegroeide aandacht voor het hervormen van partnerschappen, vraagt de Raad bijvoorbeeld om te bezien of de huidige High Level Group for Joint Programming (GPC) daar een rol bij kan spelen. Ook vraagt de Raad de groepen om goed samen te werken. De zeven hoofdlijnen van de ERA kunnen elkaar immers ook versterken, bijvoorbeeld wanneer de HRM-experts worden geadviseerd over hoe open science deel kan uitmaken van een onderzoekscarrière. De groepen worden opgeroepen om de gevraagde aanpassingen door te voeren en hun mandaten waar nodig te herzien.

Nederland steunt de concept Raadsconclusies. Nederland vindt het van groot belang dat we streven naar een kwalitatief sterke Europese Onderzoeksruimte door sterke nationale systemen en optimale circulatie van onderzoekers, kennis en technologie. Nederland geeft hier op het nationale niveau invulling aan door bijvoorbeeld de Nationale Wetenschapsagenda en het topsectorenbeleid. Een herziene adviesstructuur zal daar nog beter aan bij kunnen dragen.


X Noot
1

Kamerstuk 22 112, nr. 2648

X Noot
2

Met name Centraal- en Oost Europese landen pleiten voor geografische spreiding van middelen binnen Horizon Europe, aangezien zij minder geld halen uit het kaderprogramma. Dit in tegenstelling tot de andere lidstaten en de Europese Commissie die excellentie en impact als leidend criteria willen behouden.

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-30, nr. 444

Naar boven