Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 augustus 2015
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister-President en de Ministers van Financiën
en Economische Zaken, de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Europese
Zaken van 10 juli 2015 inzake het «Five Presidents» Report» over de EMU.
Zoals door de Minister-President en de Minister van Financiën in debat met uw Kamer
aangegeven, geeft de aan uw Kamer gezonden kabinetsappreciatie d.d. 23 juni jl. (Kamerstuk
21 501–20, nr. 996) reeds het standpunt van het kabinet weer ten aanzien van het «Five Presidents» Report».
De Europese Commissie heeft aangekondigd dat zij de komende periode voorstellen zal
presenteren op onderdelen van de eerste fase binnen het rapport. Men noemt daarbij
onder meer voorstellen in het kader van het stroomlijnen van het Europees Semester,
het vervolmaken van de bankenunie en de externe representatie van de eurozone. Nederland
staat middenin dit debat en het kabinet zal uw Kamer dan ook via de gebruikelijke
kanalen blijven informeren over verdere ontwikkelingen en de nadere standpuntbepaling
bij concrete voorstellen.
Uw commissie verzoekt naast de verschafte appreciatie om aanvullende toelichting op
de politiek-institutionele consequenties van de in het rapport geschetste visie. Zoals
in de eerdergenoemde brief uiteengezet, is de korte termijn focus van het «Five Presidents»
Report» in lijn met de Nederlandse inzet. Het kabinet hecht zeer aan versterking van
democratische legitimiteit en acht het van belang dat eventuele nieuwe modaliteiten
binnen het bestaande EMU raamwerk tegemoetkomen aan de wensen van nationale parlementen.
Daarbij biedt de Europese interparlementaire week, volgens het rapport, wellicht mogelijkheden
om de samenwerking tussen nationale en Europese actoren verder te versterken (Aanhangsel
Handelingen II 2014/15, nr. 3204). De vorm van versterking van de parlementaire dimensie van de EMU is wat het kabinet
betreft afhankelijk van de richting waarin de eurozone zich verder ontwikkelt. Daarbij
wil het kabinet erop toezien dat het subsidiariteitsbeginsel geborgd blijft en nationale
parlementen verantwoordelijk blijven voor nationaal beleid. Ook hiervoor geldt dat
de uiteindelijke appreciatie van het kabinet afhangt van concrete voorstellen van
de Commissie.
Uw commissie verzoekt tevens om in te gaan op de wenselijkheid en vormgeving van een
eurozone thesaurie. Zoals in de kabinetsappreciatie aangegeven maakt het rapport niet
duidelijk wat de precieze bedoeling is van een eurozone thesaurie.
De Minister van Financiën heeft gedurende het AO Ecofin van 2 juli jl. toegelicht
dat een eurozone thesaurie op verschillende manieren vorm kan krijgen (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1290). Wat het kabinet betreft wordt de bestaande praktijk voortgezet, gebaseerd op een
centrale rol van de Eurogroep bij de coördinatie van het budgettaire beleid van de
eurolanden.
Het rapport onderstreept verder het belang van versterking van de externe vertegenwoordiging
van de EMU, om zodoende de vertegenwoordiging in internationale fora aan te sluiten
op het integratieproces. De eerste stappen hiervoor zouden in de periode 2015–2017
gezet moeten worden. Waar een gedeeld belang is, vindt er momenteel reeds coördinatie
plaats van de posities van EU en eurozone landen in de internationale financiële instellingen.
Dit geldt vooral voor het IMF, waar de EU landen op bepaalde onderwerpen een gezamenlijke
inzet voor in de IMF Raad van het Bestuur overeenkomen. Een voorbeeld hiervan is de
discussie over de governance van het IMF. Het kabinet hecht belang aan coördinatie
tussen de EU- en eurozonelanden. Dit zorgt er namelijk voor dat de vertegenwoordiging
van de EMU effectiever wordt en gaat fragmentatie tegen.
Volgens het rapport zou er over de lange termijn toegewerkt moeten worden naar één
vertegenwoordiging. Het kabinet verwacht dat de Commissie dit najaar met een eerste
voorstel hierover komt en zal dit dan beoordelen. Op de lange termijn ziet het kabinet
de meerwaarde van versterkte externe vertegenwoordiging. Op de korte termijn acht
het kabinet vooral goede coördinatie tussen de EU- en eurozonelanden van belang.
In het rapport wordt tevens voorgesteld het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie
en bestuur, relevante onderdelen van het Euro Plus-Pact en de intergouvernementele
overeenkomst over het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds in te bedden in de EU-structuren.
Op de langere termijn zou dit ook met het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) het
geval moeten zijn. Bij de totstandkoming van een aantal van deze verdragen zijn afspraken
gemaakt om tot inbedding te komen in de bestaande communautaire structuren. Het kabinet
is van mening dat dit bij gelegenheid moet worden bezien in het licht van bestaande
afspraken, ook omdat verdragswijziging hiervoor noodzakelijk is.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
A.G. Koenders