21 501-08 Milieuraad

Nr. 493 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 november 2013

Met deze brief wil ik u informeren over het compromis dat de Raad, de Europese Commissie en het Europees Parlement recentelijk in de informele triloog hebben bereikt. De compromistekst is op 20 november jl. behandeld en goedgekeurd door het Europees Parlement. Dezelfde compromistekst wordt voorgelegd aan de Raad, naar verwachting de Raad Algemene Zaken van 17 december a.s.

Tijdens het AO behandelvoorbehoud op 16 november 2011 is toegezegd dat het kabinet uw Kamer zal informeren over de voortgang van de onderhandelingen over het cohesiebeleid voor de periode 2014–2020. In deze brief zal ik eerst ingaan op de inhoud van het compromis, met name de Nederlandse speerpunten bij de onderhandelingen en vervolgens op het Europese proces.

Algemene appreciatie bereikte compromis

De vier speerpunten van de Nederlandse inzet bij de onderhandelingen over de inhoud van het cohesiebeleid (Kamerstuk 21 501-08, nr. 392) zijn:

  • 1. Het cohesiebeleid leidt tot goede projecten die bijdragen aan economische groei en werkgelegenheid. Focus op een beperkt aantal doelen en concrete en meetbare resultaten.

  • 2. Goede verantwoording van de besteding van de fondsen en het borgen van de rechtmatigheid (minimaliseren van fraude en fouten).

  • 3. Het terugdringen van administratieve lasten voor bedrijven en uitvoeringskosten voor overheden.

  • 4. Daarnaast acht het kabinet het van groot belang dat de afspraken over budgettaire discipline worden nagekomen. Het kabinet verwelkomt in dit licht de voorstellen voor macro-economische conditionaliteiten.

De volledige Nederlandse inzet vindt u in het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 1246). Het bereikte compromis komt grotendeels overeen met de Nederlandse inzet.

Speerpunt 1. Focus op een beperkt aantal doelen en concrete en meetbare resultaten

Ten aanzien van het eerste speerpunt ben ik zeer tevreden over het bereikte compromis. Door de thematische concentratie (het richten van de middelen op 11 thema’s van de Europa2020-strategie) krijgen de EFRO-programma’s meer focus. Hierdoor zal in de EU een kritische massa ontstaan voor belangrijke Europese doelen als innovatie en een koolstofarme economie.

Op dit punt is er een compromis met het Europees Parlement gesloten. Raad en Commissie wilden dat minimaal 80% van de EFRO-middelen aan een of meer van de doelen innovatie, ICT, MKB en koolstofarme economie wordt besteed. Zoals gemeld in mijn brief van 11 juni jl. (Kamerstuk 21501–08, nr. 470) wilde het Europees Parlement dat er in elk EFRO-programma minimaal drie thematische doelen gekozen zouden worden. Dit was voor Nederland niet acceptabel, aangezien Nederland focus wil en de Nederlandse regio’s voor de landsdelige EFRO-programma’s twee doelen hebben gekozen (innovatie en koolstofarme economie). Het compromis tussen Europees Parlement, Raad en Commissie is nu dat er minimaal twee thematische doelen gekozen worden. Dit is voor Nederland een goed compromis.

Het cohesiebeleid zal zich in de nieuwe periode meer richten op concrete en meetbare resultaten. Programma’s worden beloond voor het behalen van vooraf gestelde doelen via de prestatiereserve. De middelen van deze reserve ontvangt het programma alleen als de doelen zijn behaald. De Europese Commissie stelde een prestatiereserve van 7% voor, het Europees Parlement wilde deze reserve niet of voor maximaal 5%. Het compromis is een prestatiereserve van 6% geworden. Nederland steunde de prestatiereserve en steunt het compromis. Het kabinet ziet ook een verbetering in het verplicht stellen van zogenaamde Slimme Specialisatiestrategieën, zoals aangegeven in de brief van 3 juli jl. (Kamerstuk 21 501-08, nr. 472). Deze brede innovatiestrategieën zetten in op de sterke punten en het innovatiepotentieel van de specifieke regio. Dit ondersteun ik van harte.

Speerpunt 2. Goede verantwoording en het borgen van de rechtmatigheid

In de toekomstige periode worden de regels voor verantwoording en goed financieel beheer verder aangescherpt, zoals ook door Nederland bepleit. Zo worden de uitvoerende overheidsinstanties verplicht om, in lijn met het nieuwe Financieel Reglement van de EU-begroting, een beheersverklaring op te stellen met een onafhankelijke audit opinie. Een positief resultaat in de onderhandelingen, mede door Nederland behaald, is de toepassing van meer proportionele, op risicoanalyse gebaseerde audits door de lidstaat en de Commissie. Door extra controle inspanningen te richten op de landen en regio’s waar zich problemen en fouten voordoen worden meer rechtmatigheid en lagere kosten bereikt. Al met al kan het kabinet zich vinden in de nieuwe regelgeving over verantwoording en goed financieel beheer.

Speerpunt 3. Het terugdringen van administratieve lasten voor bedrijven en uitvoeringskosten voor overheden

Ten aanzien van dit speerpunt ben ik van mening dat het voorliggende compromis het maximaal haalbare is. Nederland heeft enkele concrete voorstellen gedaan om de lasten nog verder terug te brengen. Deze voorstellen konden echter niet rekenen op voldoende steun van andere lidstaten. Het is nu zaak de lasten voor het bedrijfsleven in de praktijk zo veel mogelijk te verlagen, door zelf geen extra eisen te stellen («goldplating»), door goede begeleiding en waar mogelijk het overnemen van lasten door overheden.

Ik verwacht dat de administratieve lasten voor begunstigden (bedrijven) in de nieuwe periode licht dalen ten opzichte van de huidige periode en de uitvoeringslasten voor betrokken overheden licht toenemen. In het compromis zijn enkele bepalingen opgenomen die de administratieve lasten voor bedrijven verminderen, zoals minder werken met bonnetjes en meer werken met standaardbedragen. Ook is er op verzoek van het Europees Parlement in het compromis opgenomen dat begunstigden binnen 90 dagen na ontvangst van de declaratie betaald moeten worden. Dit is positief voor begunstigden, maar dit betekent een administratieve last en extra kosten voor de uitvoerende instanties. De uitvoeringslasten voor betrokken overheden nemen licht toe, omdat de overheden meer informatie moeten aanleveren, onder meer voor de audits.

Dit leidt naar verwachting wel tot verbetering van de verantwoording.

In 2012 heeft het kabinet onderzoek laten uitvoeren naar de administratieve lasten en uitvoeringskosten van de Europese Structuurfondsen in Nederland (Kamerstuk 21 501-08, nr. 431). De conclusies van dit onderzoek zijn nog steeds relevant. Het onderzoek concludeerde dat de administratieve lasten en uitvoeringskosten in de periode 2014–2020 slechts beperkt verschillen van de periode 2007–2013 en geeft daarbij twee oorzaken aan. Ten eerste verandert er relatief weinig in de structuurfondsenverordeningen en ten tweede vloeien een deel van de administratieve lasten en uitvoeringskosten voort uit andere (Europese) regelgeving dan de verordeningen.

Speerpunt 4. Macro-economische conditionaliteit

Het bereikte compromis ten aanzien van het vierde speerpunt komt grotendeels overeen met de inzet van het kabinet. Het kabinet hecht eraan dat de afspraken over budgettaire discipline en macro-economische coördinatie worden nagekomen en verwelkomt daarom de macro-economische conditionaliteit. Het Europees Parlement en een deel van de lidstaten wilden deze conditionaliteit geheel schrappen. Nederland en gelijkgestemde lidstaten hebben gedurende de onderhandelingen steeds ingezet op behoud van de macro-economische conditionaliteit, in het bijzonder op twee elementen: 1) het automatisch stilleggen van de mogelijkheid tot het starten van nieuwe projecten en 2) het opschorten van betalingen. In het uiteindelijke akkoord zijn beide aspecten blijven staan. Overeengekomen is dat maximaal 50% van de betalingen opgeschort kan worden. Dit geeft lidstaten een sterke prikkel om te voldoen aan de eisen van het Stabiliteits- en Groeipact.

Proces

  • In de afgelopen twee jaar hebben Raad, Europese Commissie en Europees Parlement onderhandeld over het cohesiebeleid voor de periode 2014–2020. De Raad heeft sindsdien op de diverse onderdelen van het cohesiebeleid deelakkoorden gesloten. Voorafgaand aan iedere Raad is uw Kamer, zoals toegezegd, over de stand van zaken geïnformeerd door middel van de Geannoteerde Agenda’s van de Raad Algemene Zaken (Kamerstukken 21 501-02, nrs. 1146, 1161, 1184, 1192, 1215).

  • Aanvullend is uw Kamer, zoals toegezegd, geïnformeerd bij substantiële wijzigingen van de voorstellen en wijzigingen van de Nederlandse inzet geïnformeerd (Kamerstukken 21 501-08 nrs. 392, 423, 441 en 470).

  • Op basis van de deelakkoorden van de Raad voert het voorzitterschap van de Raad de onderhandelingen met het Europees Parlement en de Europese Commissie, de zogenaamde informele triloog. Op 11 juni jl. (Kamerstuk 21 501-08, nr. 470) is uw Kamer geïnformeerd over de tussenstand van de onderhandelingen in de informele triloog. In deze brief heb ik, zoals toegezegd, aangegeven wat de belangrijkste discussiepunten tussen Raad en Europees Parlement waren en wat mijn reactie was op de standpunten van het Europees Parlement.

  • Op alle discussiepunten is tussen Raad, Europees Parlement en Europese Commissie een compromis bereikt dat voor Nederland acceptabel is. De finale compromistekst kan dan ook op instemming rekenen van het kabinet. Zoals ook aangegeven in antwoord op de vragen van de VVD-fractie van 19 september jl., worden de uitkomsten van de trilogen als één pakket voorgelegd aan achtereenvolgens het Europees Parlement en de Raad. De compromistekst is 20 november jl. door het Europees Parlement goedgekeurd en zal naar verwachting 17 december ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Raad Algemene Zaken.

  • Tijdens het AO behandelvoorbehoud op 16 november 2011 is toegezegd u de gemeenschappelijke standpunten van de Raad in eerste en tweede lezing te sturen. Aangezien er een compromis in eerste lezing bereikt is, zal de Raad geen gemeenschappelijk standpunten opstellen maar worden aan de Raad de compromisteksten voorgelegd. Dit zijn letterlijk dezelfde teksten als de teksten die op 20 november jl. behandeld en goedgekeurd zijn door het Europees Parlement. Zoals toegezegd, stuur ik u hierbij een link naar deze teksten, die te vinden zijn op de website van het Europees Parlement.1

  • Tot slot is ook aan de overige toezeggingen van het AO behandelvoorbehoud op 16 november 2011 voldaan, zoals het opnemen van cohesiebeleid in de kwartaalrapportages inzake het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020, het toezenden van het rapport over Administratieve lastendruk aan uw Kamer, alsmede het toezenden aan uw Kamer van informatie over de verdere aanpak van de uitvoering inzake de regionale fondsen (Kamerstukken 21 501-08, nrs. 423, 461, 470, 472, 489 en 490).

Afsluiting

Terugkijkend op de onderhandelingen ben ik tevreden over het bereikte compromis. De afgelopen twee jaar is er tegelijkertijd gewerkt aan het onderhandelen over de Europese kaders en aan het opstellen van operationele programma’s voor zowel Nederlandse als grensoverschrijdende programma’s. Begin 2014 zal ik de Partnerschapsovereenkomst en aansluitend, namens de vier landsdelen de landsdelige EFRO-programma’s, voor goedkeuring indienen bij de Commissie. Daarna kunnen we voortvarend starten met de uitvoering van de programma’s gericht op het stimuleren van innovatie en duurzame energie.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Gemeenschappelijke Bepalingen-verordening (regelgeving voor alle Europese Structuur & Investeringsfondsen) vindt u op http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//NONSGML+TA+20131120+SIT-02+DOC+WORD+V0//NL&language=NL .

De verordeningen specifiek over ESF, EFRO, Europese territoriale samenwerking («Interreg»), cohesiefonds en Europese groepering voor territoriale samenwerking vindt u op http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//NONSGML+TA+20131120+SIT-03+DOC+WORD+V0//NL&language=NL .

Naar boven