21 501-08 Milieuraad

Nr. 472 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2013

Zoals aangekondigd in mijn brief van 11 juni 2013 betreffende Cohesiebeleid 2014–2020 (Kamerstuk 21 501–08, nr. 470), heb ik op 19 juni jl. met de landsdelen gesproken over de invulling van de programma’s voor het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling (EFRO) in de periode 2014–2020. Met deze brief informeer ik u, zoals toegezegd, over de inzet van de regio’s. Tevens geef ik een actualisatie van de voortgang van de onderhandelingen betreffende het Cohesiebeleid 2014–2020.

Inhoudelijke basis gelegd

Medio mei liet ik u weten binnen welke Europese kaders de landsdelen Noord, Oost, Zuid en West de programma’s voor de nieuwe EFRO-periode (2014–2020) moeten opstellen (Kamerstuk 21 501-08, nr. 461). Tussen Rijk en regio werd afgesproken dat binnen deze kaders «innovatie» en «koolstofarme economie» de hoofddoelen zijn.

Tot mijn genoegen hebben de landsdelen kwalitatief goede conceptprogramma’s bij mij aangeleverd. De conceptprogramma’s hebben een ambitieuze toonzetting en er is focus aangebracht binnen de overeengekomen thema’s innovatie en koolstofarme economie. Hiermee sluiten de conceptprogramma’s goed aan bij de doelstellingen van Nederland in het kader van de Europa 2020-strategie zoals verwoord in het Nationale Hervormingsprogramma (NHP). Centrale doelgroep in de programma’s is het midden- en kleinbedrijf (mkb) met het accent op valorisatie: de fase van productontwikkeling en het naar de markt brengen van producten. Ook wordt een relatie gelegd met maatschappelijke uitdagingen en de manier waarop EFRO kan bijdragen aan oplossingen daarvoor.

De conceptprogramma’s zoomen in op de regionale sterktes en behoeften, mede gebaseerd op de eerder opgestelde «slimme specialisatie strategieën». In alle programma’s wordt nadrukkelijk aansluiting gezocht bij de (innovatie)agenda’s van de topsectoren. Hierbij is ook aandacht voor het belang van «menselijk kapitaal» bij het realiseren van innovaties in onder meer het mkb. Uit alle conceptprogramma’s spreekt dat er bij de totstandkoming nauw is samengewerkt met regionale en lokale partners uit de «gouden driehoek». Deze betrokkenheid van partners is voor de Europese Commissie een hoofdpunt.

De inhoudelijke basis is nu gelegd. De komende maanden worden benut voor het aanscherpen en uitwerken van de programma’s. Dit is nodig om te voldoen aan de (concept-) Europese regelgeving, met betrekking tot een logische opbouw en onderbouwing van de gekozen thema’s en doelen (zgn. interventielogica). Deze logische opbouw moet onder andere resulteren in een nauwkeurige beschrijving van de (tussentijdse) resultaten. Bij achterblijvende resultaten kan een financiële maatregel volgen van de Europese Commissie (niet uitkeren van de tussentijdse prestatiereserve of een financiële correctie aan het einde van de programmaperiode). Dit vraagt om indicatoren die zowel ambitieus als realistisch zijn. De in de conceptprogramma’s genoemde indicatoren vragen op dit punt meer uitwerking. Tenslotte is een blijvend punt van aandacht de aansluiting van de EFRO-programma’s op lopend nationaal en regionaal beleid.

Synergie door samenwerking

De Europese Commissie verlangt van lidstaat Nederland een samenhangende inzet van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen, nationaal beleid en andere Europese fondsen zoals Horizon 2020. Om dit handen en voeten te geven heeft het ministerie van Economische Zaken samen met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de EFRO-landsdelen op 4 juni jl. de werkconferentie «Partnerschap voor Europese Fondsen; meerwaarde van synergie, meerwaarde voor groei» georganiseerd. Een zeer succesvolle dag waarin ruim 200 relevante partners actief hebben meegedacht over nieuwe, maar vooral inventieve vormen van samenwerking tussen de fondsen. Dit betreft EFRO, het Europees Sociaal Fonds (ESF), Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO/ POP3) en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV/ Visserij).

Op dit moment verkent landsdeel West de mogelijkheid van programmatische samenwerking tussen EFRO en ESF, in de vorm van een gebiedsgerichte investering van beide fondsen in elk van de vier grote steden. Bij die samenwerking kan EFRO zorgen voor werkgelegenheid en ESF voor toeleiding van werkzoekend arbeidsaanbod.

Het belang van synergie en samenwerking is nogmaals onderstreept in mijn overleg met de bestuurders van de decentrale overheden op 19 juni. Ons gezamenlijke doel is om de fondsen in de nieuwe MFK-periode 2014–2020, binnen de Europese kaders, zo toegankelijk mogelijk te houden voor de eindbegunstigden. Dit mede met het oog op de administratieve lasten en uitvoeringskosten. Onze afspraken moeten uiteindelijk hun beslag krijgen in de zogenaamde «Partnerschapsovereenkomst».

Voortgang onderhandelingen

In mijn eerder genoemde brief van 11 juni jl. heb ik u geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen betreffende het Cohesiebeleid 2014–2020. In de Ecofin van 26 en 27 juni heeft het Ierse voorzitterschap verslag uitgebracht van de voortgang van de onderhandelingen met het Europees parlement over het cohesiepakket. Het voorzitterschap heeft aangegeven dat voorlopige overeenstemming is bereikt over de onderdelen strategisch programmeren, Gemeenschappelijk Strategisch Kader, territoriale ontwikkeling, informatie & communicatie, subsidiabiliteit en monitoring & evaluatie. In mijn brief van 11 juni jl. heb ik reeds aangegeven over welke punten, onder Litouws voorzitterschap, nog discussie met het Europees Parlement zal worden gevoerd en de kabinetsappreciatie van deze discussiepunten.

Er zijn momenteel geen concept gemeenschappelijke standpunten van de Raad. Deze worden opgesteld en ter besluitvorming aan de Raad voorgelegd na afloop van de (informele) trialoog tussen de Raad, de Europese Commissie en het Europees Parlement. Zoals eerder gemeld, zal ik uw Kamer informeren wanneer een concept gemeenschappelijk standpunt over de cohesieverordeningen beschikbaar is, vergezeld met een kabinetsinzet ten behoeve van discussie in de Raad.

Afsluitend

Ik heb er vertrouwen in dat de landsdelen succesvol verder bouwen op het stevige en breed gedragen fundament van de conceptprogramma’s. De definitieve financiële uitwerking van de vier programma’s zal plaatsvinden nadat de besluitvorming over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 is afgerond.

Naar verwachting worden de Europese structuurfondsenverordeningen in de tweede helft van 2013 aangenomen door de Europese Raad en het Europees Parlement. Daarna kunnen de EFRO-programma’s 2014–2020 van de vier landsdelen voor goedkeuring aan de Europese Commissie worden aangeboden. Voordat ik dit doe zal ik u in het najaar, als het proces verder gevorderd is, opnieuw inlichten over de inhoud van de programma’s en de financiële uitwerking. Het streven is om begin 2014 de EFRO-programma’s open te stellen voor aanvragen.

De programma’s voor Europese Territoriale Samenwerking (Interreg) zijn onderdeel van het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling, maar volgen een apart traject in samenspraak met de andere lidstaten. Over de uitwerking van de Interreg-programma’s waarbij Nederland betrokken is, zal ik u later dit jaar informeren.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven