21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1800 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2021

Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 8 en 9 november 2021 te Brussel.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Verslag Eurogroep en Ecofinraad 8 en 9 november 2021

Eurogroep

Reguliere samenstelling

Macro-economische ontwikkelingen, inflatie en beleidsimplicaties voor de eurozone en terugkoppeling internationale vergaderingen

De Europese Commissie heeft een presentatie geven over de inflatieontwikkelingen in de eurozone en de Europese Unie sinds mei 2021. In oktober jl. was de inflatie in de eurozone met 4,1% het hoogst in tien jaar tijd. De Europese Commissie en de Europese Centrale Bank benadrukten de tijdelijke aard van de relatief hoge inflatie, die voornamelijk gedreven lijkt te worden door de hoge energieprijzen en factoren die te maken hebben met de pandemie, zoals de opleving van de economie na de lockdown.

Tevens is gesproken over de macro-economische ontwikkelingen en de beleidsimplicaties voor de eurozone. Veel lidstaten benoemden de (vaak beter dan verwachte) economische groei, de hoge energieprijzen en logistieke verstoringen in de handelsketen die de inflatie de komende tijd mogelijk hoog kan houden.

Daarnaast heeft de voorzitter van de Eurogroep een terugkoppeling gegeven van de G20-bijeenkomst voor Ministers van Financiën en presidenten van centrale banken, en de IMF- en Wereldbank-jaarvergaderingen die dit jaar in hybride vorm plaatsvonden in de week van 11 tot 15 oktober jl. in Washington D.C. Het hoofdthema van deze vergaderingen was de divergentie in (economisch) herstel van de COVID-19 pandemie.

Op 13 oktober jl. vond de vierde G20-vergadering van Ministers van Financiën en presidenten van centrale banken onder het Italiaanse voorzitterschap van de G20 plaats. Tijdens het Italiaanse voorzitterschap stond de crisisrespons en de gezamenlijke uitdaging voor een duurzaam en inclusief economisch herstel na de COVID-19-crisis centraal. Bij de G20-vergadering in oktober jl. is onder andere aandacht besteed aan de verschillen tussen landen in hun economisch herstel, steun aan kwetsbare landen, de mondiale gezondheids- en financieringsarchitectuur, belastingheffing in een digitaliserende economie en duurzame financiering. Op het gebied van belastingheffing in een digitaliserende economie heeft de G20 het politieke akkoord bekrachtigd over een nieuw raamwerk en een implementatieplan met een concreet tijdpad. Om de energietransitie te ondersteunen, onderkende de G20 dat verschillende maatregelen nodig zijn, inclusief een carbon price indien gepast. Daarbij is afgesproken om gesprekken en technisch werk voort te zetten. Met het oog op de schuldsituatie van ontwikkelingslanden hebben G20-landen zich gecommitteerd aan een tijdige en gecoördineerde implementatie van het Common Framework.

Op 14 oktober jl. kwam de International Monetary and Financial Committee (IMFC) bijeen. Ook hier stonden de uitdagingen voor een duurzaam en inclusief economisch herstel centraal, inclusief het belang van mondiale vaccinatie ten behoeve van breed economisch herstel. Een belangrijk thema tijdens de jaarvergadering en voor de komende maanden is het op vrijwillige basis doorlenen van gealloceerde speciale trekkingsrechten (Special Drawing Rights, SDR’s) door ontwikkelde landen naar de landen die dat het meest nodig hebben om van de pandemie te herstellen. Er was brede steun voor het doorlenen van SDR’s aan de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT), waarmee lage-inkomenslanden op concessionele basis bij het IMF kunnen lenen. Aanvullend is tijdens de jaarvergadering opgeroepen tot de oprichting van een Resilience and Sustainability Trust door het IMF. Dit fonds is bedoeld voor lange termijn financiering aan een specifieke groep landen die hervormingen doorvoeren om risico’s van onder meer klimaatverandering en pandemieën te mitigeren en tevens stabiliteit van de betalingsbalans in de toekomst te borgen.

Digitale euro – beleidsdoelstellingen en gebruik van een digitale euro

De Eurogroep heeft van gedachten gewisseld over de digitale euro. Dit was de eerste in een serie van vier besprekingen1, waarbij de Eurogroep de belangrijkste politieke dimensies van de digitale euro zal bediscussiëren. Deze bespreking stond in het teken van mogelijke beleidsdoelstellingen van een digitale euro. Het vinden van consensus over de beoogde beleidsdoelstellingen is van belang, omdat deze doelstellingen later sturend dienen te zijn bij de ontwerpkeuzes van een digitale euro. De ontwerpkeuzes zelf waren geen onderwerp van de bespreking in deze Eurogroep.

De digitale euro kan eraan bijdragen dat voor burgers en bedrijven een publiek alternatief beschikbaar blijft in de context van afnemend gebruik van chartaal geld. Een digitale euro kan daarnaast bijdragen aan innovatie en diversiteit in de financiële sector. Tot slot kan de digitale euro mogelijk de afhankelijkheid van buitenlandse en/of private partijen in de financiële infrastructuur verminderen en daarmee eraan bijdragen de autonomie van de eurozone beter te waarborgen. Naast potentiële voordelen, gaat een mogelijke introductie van een digitale euro ook gepaard met risico’s. Gewaakt moet worden voor de financiële stabiliteit en voorkomen moet worden dat de private sector wordt weggedrukt («crowding out»). Dit vergt het vinden van de juiste balans. Een te beperkt ontwerp kan leiden tot geringe adoptie, waarbij ondanks de in dit project gestoken energie en kosten de beoogde doelen verder uit het zicht raken. Een te zwaar ontwerp kan leiden tot effectuering van hierboven beschreven risico’s

Door veel lidstaten, waaronder Nederland, werd benoemd dat zij (nog steeds) achter het verkennen van de mogelijke introductie van een digitale euro staan. Meerdere lidstaten gaven aan dat het van belang is om de kansen en risico’s goed in beeld te krijgen, met name in relatie tot de behoeftes van consumenten. Nederland heeft benadrukt dat er in de lopende «investigation phase» ook gekeken dient te worden naar bredere en meer fundamentele doelstellingen voor de digitale euro. Het is belangrijk dat de doelstellingen niet bij voorbaat te nauw worden ingekaderd, maar dat met een brede blik alle voor- en nadelen in kaart worden gebracht zodat later een gedegen afweging kan worden gemaakt en in het ontwerp de juiste balans kan worden gevonden tussen aantrekkelijkheid voor gebruikers en het beperken van risico’s.

Inclusieve samenstelling

Herziening van het Stabiliteits- en Groeipact, eurozone dimensie

In de Eurogroep in inclusieve samenstelling is gesproken over de toekomst van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en de Macro-Economische Onevenwichtighedenprocedure (MEOP). Op 5 februari 2020 heeft de Europese Commissie een evaluatie van het SGP en de MEOP gepubliceerd2, waarna de consultaties over de mogelijke herziening van het six-pack en two-pack zouden plaatsvinden. De consultaties zijn echter destijds uitgesteld vanwege de COVID-19-crisis. De Europese Commissie heeft op 19 oktober jl. een mededeling gepubliceerd3 die als hernieuwd startschot dient voor de consultaties.

Het SGP en de MEOP zijn voor de hele Europese Unie van toepassing en worden daarom ook in de Ecofinraad besproken. Een sterke Europese Unie vergt gezonde en veerkrachtige nationale economieën, met houdbare overheidsfinanciën. Voor de muntunie zijn houdbare overheidsfinanciën en het voorkomen van onevenwichtigheden in het bijzonder van belang met het oog op de stabiliteit van de gezamenlijke munt en het voorkomen van negatieve spillover effecten tussen landen. Om die reden zijn enkele regels binnen het SGP alleen van toepassing op eurolanden4 en wordt de discussie over de eventuele hervorming van het SGP ook in de Eurogroep gevoerd.

In de Eurogroep is gesproken over de betrokkenheid van de Eurogroep bij de discussie over het SGP en is een werkprogramma overeengekomen.5 Daarnaast is er gesproken over de noodzakelijke balans die gevonden moet worden tussen het terugbrengen van de opgelopen schulden en het vergroten van publieke investeringen in de komende jaren. Sommige lidstaten benadrukten het belang van een tijdige herziening van de regels, terwijl andere lidstaten van mening waren dat de kwaliteit van de herziening, zeker gezien het belang en de complexiteit van de begrotingsregels, prioriteit heeft. Tijdens deze eerste gedachtewisseling is ook stilgestaan bij het belang van het vereenvoudigen van de regels en het vergroten van nationaal «ownership», hetgeen bij kan dragen aan het vergroten van de naleving van de regels. Door sommige lidstaten werd benoemd dat er (extra) ruimte moet komen voor (groene) investeringen in de regels. Nederland heeft gewezen op het belang van houdbaarheid van overheidsfinanciën ten behoeve van stabiliteit en duurzame economische groei. Daarnaast heeft Nederland aangegeven dat (het verbeteren van) handhaving en naleving van de regels al in een vroeg stadium in de consultatiesessies moet worden besproken, vanwege het belang van dit thema. De regels zijn immers alleen effectief als deze gehandhaafd worden. Ook heeft Nederland aangegeven dat het op dit moment nog te vroeg is om lessen te trekken uit de RRF.

Werkplan Bankenunie

In de Eurogroep in inclusieve samenstelling is gesproken over de ontwikkelingen rondom het vervolmaken van de Bankenunie en de voortgang van het werkplan. Op basis van een mandaat van de Eurotop uit december 2020 is door de High Level Working Group (HLWG) het eerste half jaar van 2021 gewerkt aan een werkplan om richting te geven aan de vervolgstappen op de vier werkstromen binnen het bankenuniedossier: het Europees depositogarantiestelsel (EDIS), de herziening van het crisisraamwerk voor falende banken, omgang met grensoverschrijdende banken en de weging van staatsobligaties (RTSE). Alhoewel er voortgang is geboekt, is het niet gelukt om afgelopen zomer tot een akkoord te komen met betrekking tot het werkplan. Er is afgesproken om meer tijd te nemen om tot een werkplan te komen, waarbij wordt gericht op eind 2021. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, hebben aangegeven voorstander te zijn van een holistische benadering met betrekking tot de bankenunie (voortgang op alle vier werkstromen).

Daarnaast is in de Eurogroep het tweejaarlijkse risicoreductierapport van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en de Single Resolution Board gepresenteerd.6 Dit rapport dient als input voor de besluitvorming over de gemeenschappelijke achtervang van het gemeenschappelijke resolutiefonds. Het rapport is verwelkomd door de Eurogroep. De belangrijkste boodschappen uit het rapport zijn dat de kapitaal- en leverageratio’s van banken stabiel zijn en liquiditeitsposities zijn verbeterd. Het aantal niet-presterende leningen (NPLs) bleef dalen, al is de impact van de COVID-19-pandemie mogelijk nog niet geheel zichtbaar in de bankbalansen omdat steunmaatregelen nog niet allemaal zijn afgebouwd. MREL-tekorten bij banken namen daarnaast verder af. Al met al is het beeld van de Europese bankensector dat deze weerbaar is gebleken en risico’s zelfs tijdens de COVID-19-pandemie verder zijn afgebouwd.

Ondanks dat besluitvorming over de gemeenschappelijke achtervang voor het resolutiefonds nu bijna achter de rug is, spraken veel lidstaten, waaronder Nederland, zich uit voor het voorzetten van het halfjaarlijkse risicoreductierapport. Mogelijk kan er meer granulariteit (op bank-niveau) in de data worden opgenomen.

Stand van zaken van de invoering van de gemeenschappelijke achtervang voor het gemeenschappelijke afwikkelingsfonds

De Eurogroep in inclusieve samenstelling heeft een update gekregen over de voortgang ten aanzien van het ratificatieproces betreffende de wijzigingsovereenkomsten voor het ESM-verdrag en de overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (de IGA). Op 30 november 2020 is de Eurogroep tot een akkoord gekomen om ratificatie van beide genoemde verdragen te starten en de gemeenschappelijke achtervang begin 2022 in te voeren.7

In diverse landen zijn de wijzigingsovereenkomsten inmiddels geratificeerd. In Duitsland is het constitutionele hof gevraagd naar een oordeel of het verdrag met een juiste meerderheid door de Bundestag is goedgekeurd. Het tijdstip waarop het hof een oordeel velt heeft invloed op het moment waarop de ratificatie kan worden afgerond. In Nederland zijn beide wijzigingsovereenkomsten inmiddels door de Staten-Generaal goedgekeurd. Naar verwachting zullen uiterlijk begin 2022 beide wijzigingsovereenkomsten door alle lidstaten geratificeerd zijn en kan de gemeenschappelijke achtervang worden geactiveerd.

EFTA-bijeenkomst

Op 9 november vond de jaarlijkse bijeenkomst plaats met de Ministers van Financiën van de EFTA (European Free Trade Association). Bij deze bespreking waren de Ministers van Financiën van Noorwegen, Liechtenstein, IJsland en Zwitserland uitgenodigd om in gesprek te gaan met de Ecofinraad. Het thema dat deze keer centraal stond was het herstel na de COVID-19-pandemie en de daarbij horende uitdagingen en kansen. De Ministers van Financiën van de EFTA-landen hebben een toelichting gegeven op de economische ontwikkelingen in hun land en daarbij aangegeven vergelijkbare uitdagingen te hebben als de Europese Unie, waaronder het mitigeren van de impact van COVID-19, klimaatverandering en inflatie.

Ecofinraad

Bazel III implementatie

Tijdens de Ecofinraad heeft de Europese Commissie haar voorstel voor de wijziging van de kapitaaleisenverordening en -richtlijn voor banken van 27 oktober jl. gepresenteerd.8 Met dit voorstel wil de Commissie bijdragen aan de financiële stabiliteit en de financiering van de economie in de nasleep van de COVID-19 crisis waarborgen.

Het eerste deel van het voorstel bestaat uit de implementatie van de internationale finale Bazel III-standaarden (ook wel Bazel 3.5 of Bazel 4 standaarden genoemd) in de Europese Unie. In december 2017 heeft het Bazelcomité een akkoord bereikt over deze finale Bazel III-standaarden. Het belangrijkste doel van deze standaarden is om de variabiliteit tussen de risicomodellen van banken te beperken en deze onderling beter vergelijkbaar te maken. Het voorstel van de Europese Commissie bevat naast de implementatie van de finale Bazel III-standaarden, ook de wijziging van de kapitaaleisenverordening en -richtlijn ten aanzien van de prudentiële behandeling van derde landen bijkantoren in de Unie, ESG-risico’s (environmental, social en governance) en resolutie.

Tijdens de discussie in de Ecofinraad gaf een aantal lidstaten aan flexibel met de implementatie van de Bazel III-standaarden om te willen gaan om de impact op de Europese bankensector te beperken. Andere lidstaten, waaronder Nederland, hebben gepleit voor een zo volledig mogelijke implementatie van de Bazel III-standaarden om de financiële stabiliteit te versterken. Hierbij heeft Nederland aangegeven geen voorstander te zijn van permanente uitzonderingen ten aanzien van de Bazel III-standaarden. Ook gaven verschillende lidstaten aan kritisch te zijn ten opzichte van de gevolgen voor landen waarin voornamelijk dochterondernemingen van Europese banken gevestigd zijn (de zogeheten host landen). Diverse lidstaten hebben zorgen dat de eisen voor deze dochterondernemingen minder prudent zijn dan de eisen voor de moederbank, met name door de eisen ten aanzien van het niveau van toepassing van de kapitaalvloer.

Stand van zaken financiële diensten dossiers

Het voorzitterschap van de Raad heeft de Ecofinraad geïnformeerd over de lopende wetgevingsvoorstellen op het terrein van financiële diensten.9

De Europese economie na COVID-19: implicaties voor het economisch raamwerk

De Ecofinraad heeft van gedachten gewisseld over de toekomst van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en de Macro-Economische Onevenwichtighedenprocedure (MEOP). Op 5 februari 2020 heeft de Europese Commissie een evaluatie van het SGP en de MEOP gepubliceerd10, waarna de consultaties over de mogelijke herziening van het six-pack en two-pack zouden plaatsvinden. De consultaties zijn destijds uitgesteld vanwege de COVID-19-crisis. De Europese Commissie heeft op 19 oktober jl. een mededeling gepubliceerd11 die als hernieuwd startschot dient voor de consultaties.

De Europese Commissie heeft tijdens de Ecofinraad de mededeling gepresenteerd. De Europese Commissie stelt in de mededeling dat de conclusies van de evaluatie van het SGP en de MEOP van februari 2020 nog steeds relevant zijn. Daarnaast worden de belangrijkste gevolgen van de COVID-19-crisis omschreven, zoals de economische schok die deze teweeg heeft gebracht, de nationale en Europese crisisinstrumenten die hierop volgden en de hierdoor verder opgelopen publieke schulden in lidstaten.

In de Ecofinraad werd door veel lidstaten een eerste reactie gegeven op de mededeling van de Europese Commissie en enkele prioriteiten genoemd voor de eventuele herziening van het SGP. Veel lidstaten benadrukten het belang van effectieve, simpele en transparante regels. Hierbij werd vaak genoemd dat de handhaving van de regels verbetering behoeft, waaronder door het versterken van nationaal «ownership». Daarnaast noemden meerdere lidstaten het belang van het beschermen en stimuleren van publieke investeringen en het niet schaden van economische groei in de komende jaren. Ook waren lidstaten van mening dat de houdbaarheid van de overheidsfinanciën moeten worden gewaarborgd en schulden moeten worden afgebouwd. Nederland heeft gewezen op het belang van houdbaarheid van overheidsfinanciën ten behoeve van stabiliteit en duurzame economische groei. Daarnaast heeft Nederland aangegeven dat (het verbeteren van) handhaving en naleving van de regels al in een vroeg stadium in de consultatiesessies moet worden besproken, vanwege het belang van dit thema. De regels zijn immers alleen effectief als deze gehandhaafd worden. Ook heeft Nederland aangegeven dat het op dit moment nog te vroeg is om lessen te trekken uit de RRF.

Economisch herstel in Europa; a) Implementatie van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF); b) Financiering van Next Generation EU (NGEU)

Tijdens de Ecofinraad is stilgestaan bij de stand van zaken ten aanzien van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (Recovery and Resilience Facility, RRF). De Europese Commissie gaf aan dat de Raad reeds ingestemd heeft met 22 uitvoeringsbesluiten. Tijdens deze Ecofinraad zijn geen nieuwe uitvoeringsbesluiten besproken. De Raad is nog in afwachting van Commissievoorstellen voor uitvoeringsbesluiten voor Zweden, Polen, Hongarije en Bulgarije. Nederland heeft nog geen herstelplan ingediend.

Daarnaast is stilgestaan bij de stand van zaken ten aanzien van de financiering van Next Generation EU. Voor Nederland is het van belang dat de Europese Commissie binnen het mandaat opereert dat in het Eigenmiddelenbesluit en relevante verordeningen wordt gegeven.

Energieprijzen, inflatie en beleidsimplicaties

In de Ecofinraad is gesproken over de hoge energieprijzen, de inflatie en de implicaties die dit heeft voor het beleid. Er is sinds de recente piek in de energieprijzen in verschillende Europese gremia gesproken over de gevolgen van de hoge energieprijzen, waaronder de Ecofinraad van 5 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1787), de Europese Raad van 21–22 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1742) en de buitengewone Energieraad van 26 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-33, nr. 881)

De Europese Commissie heeft op 13 oktober jl. een mededeling gepubliceerd met een analyse van de hoge energieprijzen en een gereedschapskist. De Europese Commissie geeft in haar analyse aan dat de huidige hoge energieprijzen worden veroorzaakt door mondiale marktfactoren en een tijdelijk karakter hebben. In de gereedschapskist geeft de Commissie onder andere aan welke maatregelen lidstaten op nationaal niveau kunnen nemen om de gevolgen van gestegen energieprijzen te verzachten.

Door meerdere lidstaten werd gereflecteerd op de hoge energieprijzen. Over het algemeen werd steun uitgesproken voor de mededeling van de Europese Commissie en de daarbij behorende gereedschapskist met mogelijke maatregelen, maar een aantal lidstaten vond dat er ook gekeken moet worden naar verdergaande maatregelen. Ook werd door verscheidene lidstaten benoemd dat de hoge energieprijzen de klimaatagenda niet dient te beïnvloeden. Daarnaast werd door een aantal lidstaten de discussie aangegrepen om in te gaan op de taxonomie en specifiek over het mogelijk toevoegen van kernenergie en energie uit aardgas als transitieactiviteiten.

Raadsconclusies over de toekomst van het Europees Semester in de context van de faciliteit voor herstel en veerkracht

De Ecofinraad heeft Raadsconclusies aangenomen over de toekomst van het Europees Semester in de context van de Recovery and Resilience Facility (RRF).12 In de Raadsconclusies wordt onder andere opgeroepen tot de terugkeer van de kernelementen van het Europees Semester, waaronder de landenrapporten, landspecifieke aanbevelingen en de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP). Dubbele administratieve lasten die ontstaan door de overlap tussen de RRF en het Semester dienen zoveel als mogelijk voorkomen te worden. Tot slot worden ook de mogelijke voordelen benoemd van meerjarige landspecifieke aanbevelingen gecombineerd met een jaarlijkse beoordeling.

Terugkoppeling G20-vergadering van Ministers van financiën en presidenten van centrale banken en de IMF-jaarvergadering

Het voorzitterschap van de Raad en de Europese Commissie hebben een korte terugkoppeling gegeven van de G20-bijeenkomst voor Ministers van Financiën en presidenten van centrale banken, en van de IMF- en Wereldbank-jaarvergaderingen die dit jaar in hybride vorm plaatsvonden in de week van 11 tot 15 oktober jl. in Washington D.C. Het hoofdthema van deze vergaderingen was de divergentie in (economisch) herstel van de COVID-19-pandemie.

Op 13 oktober jl. vond de vierde G20-vergadering van Ministers van Financiën en presidenten van centrale banken onder het Italiaanse voorzitterschap van de G20 plaats. Tijdens het Italiaanse voorzitterschap stond de crisisrespons en de gezamenlijke uitdaging voor een duurzaam en inclusief economisch herstel na de COVID-19-crisis centraal. Bij de G20-vergadering in oktober jl. is onder andere aandacht besteed aan de verschillen tussen landen in hun economisch herstel, steun aan kwetsbare landen, de mondiale gezondheids- en financieringsarchitectuur, belastingheffing in een digitaliserende economie en duurzame financiering. Op het gebied van belastingheffing in een digitaliserende economie heeft de G20 het politieke akkoord bekrachtigd over een nieuw raamwerk en een implementatieplan met een concreet tijdpad. Om de energietransitie te ondersteunen, onderkende de G20 dat verschillende maatregelen nodig zijn, inclusief een carbon price indien gepast. Daarbij is afgesproken om gesprekken en technisch werk voort te zetten. Met het oog op de schuldsituatie van ontwikkelingslanden hebben G20-landen zich gecommitteerd aan een tijdige en gecoördineerde implementatie van het Common Framework.

Op 14 oktober jl. kwam de International Monetary and Financial Committee (IMFC) bijeen. Ook hier stonden de uitdagingen voor een duurzaam en inclusief economisch herstel centraal, inclusief het belang van mondiale vaccinatie ten behoeve van breed economisch herstel. Een belangrijk thema tijdens de jaarvergadering en voor de komende maanden is het op vrijwillige basis doorlenen van gealloceerde speciale trekkingsrechten (Special Drawing Rights, SDR’s) door ontwikkelde landen naar de landen die dat het meest nodig hebben om van de pandemie te herstellen. Er was brede steun voor het doorlenen van SDR’s aan de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT), waarmee lage-inkomenslanden op concessionele basis bij het IMF kunnen lenen. Aanvullend is tijdens de jaarvergadering opgeroepen tot de oprichting van een Resilience and Sustainability Trust door het IMF. Dit fonds is bedoeld voor lange termijn financiering aan een specifieke groep landen die hervormingen doorvoeren om risico’s van onder meer klimaatverandering en pandemieën te mitigeren en tevens stabiliteit van de betalingsbalans in de toekomst te borgen.

Raadsconclusies over EU-statistieken

De Ecofinraad heeft Raadsconclusies aangenomen over ontwikkelingen op het terrein van de statistiek in de Europese Unie.13 De Raad heeft dit keer vooral gekeken naar de bijdrage vanuit de statistiek aan het leveren van gegevens over het verloop van de COVID-19-pandemie. Verder heeft de Raad aandacht voor de vooruitgang bij informatievereisten voor de EMU, de statistieken voor de procedure bij buitensporige tekorten, de statistieken over macro-economische onevenwichtigheden, de meting van woonlasten en inflatie en bevolkingsstatistieken.

De Raad verwelkomt de snelle reactie van het Europees Statistisch Systeem en het Europees Systeem van Centrale Banken op gevolgen voor de statistiek vanwege de COVID-19-pandemie. Gebruikers konden daardoor beschikken over tijdig gepubliceerde kernstatistieken zoals het European Statistical Recovery Dashboard. Dit dashboard wordt op maandbasis gepubliceerd en bevat indicatoren die relevant zijn voor het vaststellen van economische en sociale trends tijdens de coronapandemie. Het gebruik van nieuwe databronnen en nieuwe statistische technieken was hierbij van fundamenteel belang.

Ook verwelkomt de Raad de ontwikkelingen bij statistieken op velerlei terreinen zoals globalisering, bedrijfsleven, woonlasten en inflatie, sociale zekerheid, onroerend goed, demografie en bevolkingsprognoses. De Raad erkent de noodzaak ervoor te zorgen dat personele en financiële middelen toereikend zijn om nieuwe gegevensbronnen en digitale technologieën verder te ontsluiten.

Over statistische informatie in de EMU is in het verleden afgesproken een kwaliteitsslag te maken bij vooral het tijdig beschikbaar komen van de benodigde data relevant voor de EMU en de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP). Op beide terreinen is (wederom) vooruitgang te melden. Zo is vooruitgang is te melden van toegenomen beschikbaarheid van ESA2010 gegevens en van korte-termijn indicatoren (onder meer de publicatie op kwartaalbasis van een indicator over verkoop van woningen).

Jaarverslag van de EU-begroting 2020 door de Europese Rekenkamer

De Europese Rekenkamer (ERK) heeft in de Ecofinraad het jaarverslag over de EU-begroting 2020 gepresenteerd. De presentatie van het jaarverslag met de bevindingen van de ERK is voor de Raad het startpunt van de dechargeprocedure.

Op basis van het jaarverslag stelt de Raad ieder jaar Raadsaanbevelingen op aan het Europees Parlement, dat decharge verleent aan de Commissie over de uitvoering van de Europese begroting. In januari 2022 starten de inhoudelijke en technische besprekingen in het ambtelijke Begrotingscomité, die resulteren in een dechargeadvies van de Raad. De Ecofinraad beslist, waarschijnlijk in februari of maart, met gekwalificeerde meerderheid over het dechargeadvies.

De ERK gaf aan dat het instituut over het verslagjaar 2020 een afkeurende verklaring t.a.v. de uitgaven van de EU-begroting heeft afgegeven (hetzelfde als vorig jaar). Het gemiddelde foutenpercentage (onrechtmatigheden) schat de ERK in op 2,7%, gelijk aan het foutenpercentage over het verslagjaar 2019. De tolerantiegrens is maximaal 2%. Met name uitgaven waarbij sprake is van vergoedingen op basis van declaraties (ten opzichte van bijvoorbeeld het toekennen van subsidies) kennen een relatief hoog foutenpercentage van 4% (2019: 4,9%). Dergelijke uitgaven zijn vaak omgeven door complexe regels voor het ontvangen en aanvragen van deze vergoedingen. De ERK heeft een goedkeurende verklaring afgegeven over de betrouwbaarheid van de financiële overzichten, zoals de balans en kasstroomoverzichten. Ook de ontvangsten bevatten geen fouten van materieel belang.


X Noot
1

De volgende besprekingen zullen volgens het werkprogramma gericht zijn op afruilen tussen privacy en andere beleidsdoelstellingen, de mogelijke effecten op het financiële stelsel en de rolverdeling tussen publieke en private actoren. Zie: Kamerstuk 27 863, nr. 95

X Noot
4

Voor meer informatie over de regels uit het SGP die specifiek op de eurolanden van toepassing zijn, zie pagina 2 van: Kamerstuk 21 501-07, nr. 1791

Naar boven