21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2485 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 mei 2022

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 16 mei 2022 over de geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken van 23 mei 2022 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2484), over de brief van 15 april 2022 over het verslag van de Raad Algemene Zaken van 12 april 2022 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2481) en over de brief van 8 april 2022 over het fiche: Verordeningen besluitvormingsprocedure Europese Unie en Euratom bij instellen autonome maatregelen onder de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst en het Terugtrekkingsakkoord EU-VK (Kamerstuk 22 112, nr. 3414).

De vragen en opmerkingen zijn op 19 mei 2022 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 23 mei 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Bromet

De adjunct-griffier van de commissie, De Vrij

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda ten behoeve van de Raad Algemene Zaken d.d. 22 mei 2022. De leden hebben een aantal aanvullende vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en zijn teleurgesteld dat de Minister de agenda pas een dag voor de ingeplande datum van het debat heeft gedeeld met de Kamer, tevens gezien er bij meerdere agendapunten ook nog eens wordt verwezen naar nog te versturen kamerbrieven. Graag attenderen de aan het woord zijnde leden de Minister op de gemaakte informatievoorzieningsafspraken met de vaste Kamercommissie Europese Zaken.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor de geannoteerde agenda en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de GroenLinks- en de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda van de Raad Algemene Zaken in Brussel. De voornoemde leden hebben nog een aantal vragen en opmerkingen om mee te geven aan het kabinet.

De leden van de SP-fractie hebben de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 23 mei gelezen. De leden hebben hier nog een aantal vragen over.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 23 mei 2022.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda en overige stukken voor de Raad Algemene Zaken van 23 mei. Volgens hen is de overkoepelende vraag: hoe kan de Europese Unie de eenheid in verscheidenheid bewaren? Deze leden erkennen namelijk dat inzake zekere, afgebakende en fundamentele normen en (Unie)waarden, en tegenover grensoverschrijdende uitdagingen en bedreigingen, de eenheid in de EU bewaard dient te worden. Maar zij onderstrepen tegelijk het fundamentele belang van het blijven waarderen en tolereren van diversiteit tussen de lidstaten in de EU.

De leden van de DENK-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 23 mei 2022.

De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

Geannoteerde agenda informele Raad Algemene Zaken d.d. 23 mei 2022

Voorbereiding van de buitengewone Europese Raad van 30 en 31 mei 2022

Oekraïne

De leden van de CDA-fractie vinden dat het belang om bij te gaan dragen aan de wederopbouw niet alleen via Nederland, maar ook via Europa en multilaterale initiatieven groot is. Het kabinet haalt aan dat het zich inzet voor een tijdige voorbereiding van de wederopbouw en een coördinerende rol binnen de EU in samenwerking met andere actoren. Ook de brief d.d. 17 mei over Wederopbouw Oekraïne geeft inzicht in de inzet van het kabinet. De leden zijn erg tevreden om te zien dat Nederland zich aan het voorbereiden is om te ondersteunen in de wederopbouw en hier een voortrekkersrol in te nemen. De leden vragen aan de Minister hoe de samenwerking met andere landen verloopt binnen Europa. Welke stappen zijn er al genomen en kunnen er nog genomen worden voordat de oorlog eindigt? Welke behoeften zijn er nu al aangegeven vanuit Oekraïne? Waar wilt Oekraïne onze hulp bij?

1. Antwoord van het kabinet:

De Oekraïense overheid verzoekt om de wederopbouw al te starten voor het einde van de oorlog. Oekraïne heeft op dit moment nog niet concreet aangegeven waar de hulp exact bij benodigd is. Zij hebben Nederland wel gevraagd om een stad of regio te adopteren en te ondersteunen bij de wederopbouw. Binnen de EU lopen de voorbereidingen; zo publiceerde de Europese Commissie op 18 mei een mededeling1 waarin de eerste uitgangspunten voor de internationale samenwerking rondom de wederopbouw van Oekraïne worden geschetst.

De leden van de GroenLinks- en de PvdA-fractie merken op dat de Europese Unie via een fonds tot op heden 2 miljard euro beschikbaar heeft gesteld aan Oekraïne, terwijl de Europese Unie sinds het begin van de oorlog tientallen miljarden euro’s aan Russisch gas en olie heeft geïmporteerd. Kortgezegd, zolang Europese landen massaal Russisch gas (en olie) importeren financieren wij de agressor. Is de Minister er bekend mee dat de Amerikaanse Minister van Financiën, Janet Yellen, Europese landen oproept om extra financiële steun te leveren aan Oekraïne? Is de Minister er tevens van op de hoogte dat de Amerikanen van plan zijn 40 miljard dollar aan steun te leveren aan Oekraïne? Gezien het voorgaande, vragen de voornoemde leden zich af of het kabinet zich proactief wil inzetten voor het verhogen van het reeds aangekondigde solidariteitsfonds? Tevens merken de voornoemde leden op dat het kabinet voornemens is zich in te zetten voor een «coördinerende rol van de EU bij de wederopbouw van Oekraïne». Wat verstaat het kabinet precies met een coördinerende rol? Betreft dit ook financiële garanties en toezeggingen?

2. Antwoord van het kabinet:

Gezien de gaande oorlog in Oekraïne is het nog niet mogelijk een inschatting te maken noch een grondige needs assessment te geven van de wederopbouwnoden. In haar mededeling Ukraine Relief and Reconstruction van 18 mei benoemt de Commissie daarom nog geen concrete cijfers bij de eerste schets van de Europese bijdrage aan de wederopbouw van Oekraïne. De precieze rol van de EU zal verder besproken moeten worden en is mede afhankelijk van de noden van Oekraïne en rol van betrokken internationale actoren zoals de Wereldbank en G7-leden. Daarbij is duidelijk dat een substantiële Europese financiële bijdrage aan de wederopbouw van Oekraïne van belang is, maar dat tegelijkertijd de Europese begroting niet is voorbereid op dergelijke nieuwe uitgaven. Er zal daarom onder meer gekeken worden naar mogelijkheden voor financiële garanties vanuit de lidstaten, ook voor liquiditeitssteun aan Oekraïne op de korte termijn.

Bent u verder bereid om na te gaan of bevroren tegoeden van gesanctioneerde Russen in de nabije toekomst kunnen worden geconfisqueerd om zodoende bij te dragen aan de wederopbouw van Oekraïne, en deze optie met uw Europese collega’s te bespreken?

3. Antwoord van het kabinet:

Ja. Overigens bestaan daarbij grote juridische hordes gelet op de sterke verankering van het eigendomsrecht in de rechtsordes van de lidstaten en de EU. Nederland neemt actief deel aan de door de Commissie opgezette Seize & Freeze Taskforce om opties hiertoe te verkennen. Op dit moment is het niet mogelijk om op basis van sancties tegoeden te confisqueren. Tegoeden van personen en entiteiten kunnen enkel op strafvorderlijke titel in beslag worden genomen. Enkel het feit dat een persoon of entiteit op een sanctielijst staat is hiervoor niet voldoende.

Met betrekking tot de olieboycot, onderstrepen de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie het belang om er zo snel mogelijk uit te komen en vragen derhalve naar de stand van zaken van de voortdurende onderhandelingen. Wat is de reactie van de Minister op de uitspraak van de Hongaarse Minister van Buitenlandse Zaken dat het tussen de 15 en 18 miljard euro zal vergen om hun veto op te geven? Hoeveel ruimte en tijd wil de Minister samen met bondgenoten Hongarije bieden om akkoord te gaan met de boycot?

4. Antwoord van het kabinet:

Op het moment van schrijven zijn de onderhandelingen over het zesde EU sanctie-pakket nog bezig. Als onderdeel van de onderhandelingen wordt gekeken naar het opnemen van overgangstermijnen voordat een importverbod op Russische olie van kracht wordt. Hiermee krijgen Europese bedrijven en landen de tijd zich aan te passen aan het embargo. Een dergelijke maatregel is bijvoorbeeld ook onderdeel van het importverbod op kolen uit Rusland. Het kabinet deelt de mening van de Groenlinks- en PvdA-fractie dat het van groot belang is om hier zo snel mogelijk overeenstemming over te bereiken en zet zich hier actief voor in. Bij het aannemen van sanctie-pakketten dient oog gehouden te worden voor de energieleveringszekerheid en behoud van EU eenheid. Omdat een embargo op de import van Russische olie kan raken aan de economische fundamenten van lidstaten die voor hun energieleveringszekerheid van oudsher sterk afhankelijk zijn van de import van Russische olie, kost de aanname van dit pakket meer tijd. De Commissie gebruikt die tijd om met alle lidstaten in gesprek te gaan over technische oplossingen, op basis van objectieve criteria, wat spoedige aanname van het zesde pakket mogelijk moet maken.

De leden van de DENK-fractie ondersteunen de inzet van het kabinet om zo stevig mogelijke maatregelen tegen Rusland te nemen en zo veel mogelijk steun voor Oekraïne te bieden, zowel bilateraal als vanuit de EU en in nauwe samenwerking met andere internationale partners en organisaties. Het kabinet zet gedurende de oorlog in Oekraïne al in op tijdige voorbereiding van de wederopbouw. De leden van de DENK-fractie zijn benieuwd naar de concrete vormgeving van de Nederlandse betrokkenheid alsmede coördinerende rol bij de wederopbouw van Oekraïne. Kan de Minister uiteenzetten hoe het kabinet dit voor zich ziet? Is er tevens een plan van aanpak met betrekking tot motie met Kamerstuk 36 045, nr. 53 van het lid Kuzu om een bijdrage te leveren aan het wederopbouwen van een Oekraïense stad na de oorlog?

5. Antwoord van het kabinet:

Nederland steunt in Europees verband de tijdige voorbereidingen van de wederopbouw en verwelkomt in dit kader de mededeling van de Commissie Ukraine Relief and Reconstruction van 18 mei. Voor een nadere toelichting op de rol van de Europese Unie verwijs ik u graag naar het antwoord op vraag 2.

Het kabinet wil de mogelijkheden voor samenwerking met Oekraïne om een stad of regio te helpen herbouwen nader verkennen, waarbij de primaire verantwoordelijkheid ligt bij de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Van concrete plannen voor een bijdrage aan de wederopbouw van een Oekraïense stad na de oorlog is nu echter nog geen sprake. De wederopbouwbehoeften zijn door Oekraïne zelf ook nog niet in kaart gebracht.

De leden van de Volt-fractie lezen dat de Europese Raad op 30 en 31 mei ook stilstaat bij de toekomstige steun aan Oekraïne vanuit de EU, zowel op de korte termijn als in het kader van de wederopbouw van een democratisch Oekraïne. De leden lezen ook dat het kabinet zich inzet voor een tijdige voorbereiding van de wederopbouw en voor een coördinerende rol van de EU bij de wederopbouw van Oekraïne. Wat bedoelt de Minister precies met tijdig? Welke acties worden er nu al ondernomen? Is er binnen de coördinerende rol van de EU ook ruimte voor de stedenverbanden waar president Zelensky om vroeg in zijn speech voor de Kamer?

6. Antwoord van het kabinet:

Hoewel de oorlog nog in alle hevigheid woedt, is het van belang dat wordt nagedacht over de vormgeving van de wederopbouw zodat, wanneer mogelijk, spoedig kan worden gestart met de implementatie. Het kabinet waardeert in dit kader de door de Commissie uitgebrachte mededeling van 18 mei met hierin een schets van de eerste uitgangspunten voor de vormgeving van de Europese steun aan de wederopbouw. Binnen de discussies in opvolging van deze mededeling zal moeten worden bezien of het van toegevoegde waarde is dat de EU een coördinerende rol op zich neemt bij de totstandkoming van stedenverbanden.

Defensie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de gisteren gepresenteerde voorstellen voor betere defensiesamenwerking. Kan het kabinet de Kamer een appreciatie van deze voorstellen sturen, inclusief een inschatting van het krachtenveld in de EU en de opvattingen hierover van belangrijke NAVO-partners die niet in de EU zitten? Kan de Minister tevens aangeven wanneer besluitvorming voorligt en toezeggen dat de Kamer voorafgaand hieraan nader wordt geïnformeerd?

7. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet onderschrijft de probleemanalyse van de Commissie en de EU Hoge Vertegenwoordiger en ziet het nut van meer gezamenlijke aanschaf van defensiecapaciteiten. In het coalitieakkoord sprak het kabinet reeds de ambitie uit meer in te zetten op gezamenlijke aanschaf van defensiecapaciteiten, zoals Nederland dat doet met onder meer België en Duitsland. Uw Kamer ontvangt middels de reguliere BNC-procedure een kabinetsappreciatie van de Gezamenlijke Mededeling van de Commissie en de HV.

De voorstellen worden naar verwachting op hoofdlijnen gesteund door de lidstaten, die de noodzaak van een gezamenlijke aanpak zien, waarbij lidstaten wel zelf blijven beslissen over hun defensie investeringen. De Ministers van defensie zullen zich in een later stadium buigen over de verder uitgewerkte voorstellen.

De leden van de SP-fractie vragen op welke manier het tegemoetkomen aan de NAVO-norm van twee procent de vrede in de wereld dichterbij zal brengen? Heeft de Minister het idee dat Nederland kwetsbaar is op het moment dat deze norm niet gehaald wordt? Waren zaken de afgelopen maanden anders gelopen als Nederland al voldeed aan deze NAVO-norm?

8. Antwoord van het kabinet:

De terugkeer van oorlog op het Europese continent alsook toenemende instabiliteit aan de buitengrenzen hebben onze kwetsbaarheid ontegenzeggelijk vergroot. Extra investeringen in veiligheid en defensie zijn dan ook noodzakelijk om, in nauwe samenwerking met partners, onze slagkracht en weerbaarheid te vergroten. Daarover bestaat overeenstemming binnen de NAVO en de EU.

De leden van de SGP-fractie zijn blij dat NAVO-lidstaten die ook EU-lid zijn hun defensiebudget eindelijk fors verhogen. Ook Nederland zal, in lijn de aangenomen motie van het lid Sjoerdsma c.s.2, over de brug moeten komen. Toch blijven deze leden bezorgd dat de EU als instituut, en daarbinnen de Europese Commissie, zichzelf te veel taken en bevoegdheden zal toe-eigenen, omdat de NAVO al expliciet is ingericht op veiligheidsbeleid. De leden van de SGP-fractie hebben hierover de volgende vragen. Hoe verhouden de nieuwe Commissie-analyses inzake bijvoorbeeld gereedheid en ambitieniveau zich tot bestaande NAVO-analyses en feedbackmechanismen? Blijft de NAVO op dit punt leidend? Daarnaast vragen zij of Nederland tegen voorstellen voor gezamenlijke leningen voor investeringen in defensie en energieonafhankelijkheid zal blijven stemmen? En blijft Nederland ook rond plannen voor energiereductie oog houden voor haalbaarheid en betaalbaarheid voor gewone huishoudens, zo vragen de leden van de SGP-fractie.

9. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet vindt het van groot belang dat de voorstellen van de Commissie en de HV op het gebied van capaciteitsversterking complementair zijn aan bestaande EU-methoden en aan capaciteitsdoelstellingen en standaarden binnen de NAVO. Op die manier versterkt een slagvaardiger EU op defensiegebied ook de NAVO.

De voorstellen van de Commissie en de HV zijn erop gericht samenwerking tussen EU-lidstaten te bevorderen en te stimuleren. Het aangaan van gezamenlijke leningen voor defensie-investeringen maakt geen onderdeel uit van de EU-voorstellen. Het kabinet is daar geen voorstander van.

De leden van de Volt-fractie lezen dat ook het «Defense-EU» plan van de Commissie op de agenda van deze buitengewone Europese Raad zal staan. In de geannoteerde agenda voor de RAZ lezen de leden dat «de precieze voorstellen van de Commissie voor de verdere versterking van de Europese technologische en industriële defensiebasis op hun merites beoordeeld zullen worden». Welke visie heeft de Minister zelf voor de versterking van de Europese technologische en industriële defensiebasis? Wat ziet hij graag gebeuren op dit gebied? Wat is na het lezen van het op 18 mei verschenen «Defense-EU» plan zijn beoordeling van de voorstellen van de Commissie voor de verdere versterking van de Europese technologische en industriële defensiebasis?

10. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwelkomt de voorstellen van de Commissie en de HV, en onderschrijft het belang van verbeterde samenwerkingsvormen voor gezamenlijke aanschaf van defensiecapaciteiten. Deze moeten leiden tot minder fragmentatie, betere interoperabiliteit en schaalvoordelen, hetgeen de gezamenlijke militaire slagkracht vergroot. Daarbij is het goed om de Europese defensiesector te versterken, waarbij het kabinet nadrukkelijk ook de optie behoudt om capaciteiten elders te kunnen blijven kopen. Uw Kamer ontvangt middels de reguliere BNC-procedure een meer uitgebreide kabinetsappreciatie van de Gezamenlijke Mededeling van de Commissie en de HV.

Energie

De leden van de VVD-fractie merken op dat de Europese Commissie een flink aantal voorstellen doet, en dat er erg weinig tijd tussen die presentatie en de bespreking in de Kamer zit. Bovendien is er nog geen appreciatie. Zij vragen het kabinet dan ook om een appreciatie van beide voorstellen met daarbij een overzicht van alle maatregelen die voorliggen inclusief de gevolgen, beoogde financiering, en een inschatting van het krachtenveld, zodat de Kamer een integrale weging kan maken. Hierbij vragen de leden van de VVD-fractie ook om een tijdpad te schetsen. Kan het kabinet rond RePowerUkraine ook alternatieven meenemen voor de governance structuur (onder andere de betrokkenheid van de Raad), de positie van andere instellingen zoals het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Wereldbank en de Europese Investeringsbank (EIB), alsook de constructies voor financiering? Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie het kabinet geen onomkeerbare stappen te zetten voordat de appreciatie met de Kamer is besproken. Kan de Minister dit toezeggen?

11. Antwoord van het kabinet:

Uw Kamer heeft een eerste beoordeling ontvangen van de voorstellen in de geannoteerde agenda van de Europese Raad, waar geen besluitvorming is voorzien die leidt tot onomkeerbare stappen. Een tijdspad van verdere besluitvorming is nog niet bekend. De voorstellen ten aanzien van steun aan Oekraïne worden beschreven in de mededeling Ukraine Relief and Reconstruction). Het kabinet vindt het belangrijk dat de genoemde internationale actoren een rol hebben bij de wederopbouw van Oekraïne. Uw Kamer zal zo snel mogelijk nader over de beoordeling van het kabinet van deze voorstellen worden geïnformeerd.

Wat de leden van de D66-fractie betreft stoppen we zo snel mogelijk met alle vormen van fossiele import uit Rusland, hoe gaat de Minister zich hard maken voor dit doel? Klopt het dat Hongarije als enige EU-land nog dwarsligt en zelfs een veto inzet? Wat is het oordeel van de Minister daarover? Bent u bereid te bepleiten dat de EU ook alles in het werk stelt om het onmogelijk te maken om Russische olietankers te verzekeren? Dat zou behulpzaam kunnen zijn bij het voorkomen dat Rusland alternatieve afzetmarkten vindt voor zijn olie.

12. Antwoord van het kabinet:

In de Kamerbrief van 22 april jl.3 hebben de Minister voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris Mijnbouw uitgebreid toegelicht welke maatregelen worden getroffen in het kader van het onafhankelijk worden van Russisch gas met behoud van leveringszekerheid.

Op het moment van schrijven zijn de onderhandelingen over het zesde EU sanctie-pakket nog bezig. Als onderdeel van de onderhandelingen wordt gekeken naar het opnemen van overgangstermijnen voordat een importverbod op Russische olie van kracht wordt. Hiermee krijgen Europese bedrijven en landen de tijd zich aan te passen aan het embargo. Een dergelijke maatregel is bijvoorbeeld ook onderdeel van het importverbod op kolen uit Rusland. Het kabinet deelt de mening van de D66 fractie dat het van groot belang is om hier zo snel mogelijk overeenstemming over te bereiken en zet zich hier actief voor in. Bij het aannemen van sanctie-pakketten dient oog gehouden te worden voor de energieleveringszekerheid en behoud van EU eenheid. Omdat een embargo op de import van Russische olie kan raken aan de economische fundamenten van lidstaten die voor hun energieleveringszekerheid van oudsher sterk afhankelijk zijn van de import van Russische olie, kost de aanname van dit pakket meer tijd. De Commissie gebruikt die tijd om met alle lidstaten in gesprek te gaan over technische oplossingen, op basis van objectieve criteria, wat spoedige aanname van het zesde pakket mogelijk moet maken.

Het kabinet is voorstander van het verbod op verzekeringen van vervoer van Russische olie. Dit vergt coördinatie met sleutelpartners, zoals het VK en de VS. Hier blijft Nederland toe oproepen in de Raad.

De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat het onafhankelijk worden van Russische energieleveringen wordt versneld door de oorlog. Ook het kabinet zet zich in op het vinden van energie welke niet uit Rusland komt en er wordt door veel bedrijven gewed op LNG als de oplossing. Zo heeft de Gasunie een tweede LNG-terminal gehuurd. Echter zijn er ook veel zorgen dat LNG niet het tekort door te stoppen met Russisch gas op kan vangen omdat de markt is verkrapt en met al het LNG wat nog beschikbaar is en niet onder korte termijn contracten valt, het aandeel van Rusland niet kan vervangen. Kan de Minister nader ingaan op welke manier de gasopslagen voor komende winter alsnog goed genoeg gevuld kunnen worden om zo de leveringszekerheid binnen de lidstaten te waarborgen?

13. Antwoord van het kabinet:

In de Kamerbrief van 22 april jl.4 hebben de Minister voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris Mijnbouw uitgebreid toegelicht welke maatregelen worden getroffen in het kader van het onafhankelijk worden van Russisch gas met behoud van leveringszekerheid. Hierbij is ook toegelicht welke maatregelen worden getroffen zodat de gasopslagen worden gevuld.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister in de geannoteerde agenda aangeeft dat het kabinet geen voorstander is voor het instellen van maximumprijzen omdat dit de werking van de interne markt zal ondermijnen. Echter is deze week bekend gemaakt dat de Europese Commissie Spanje en Portugal toestaan om maximum gasprijzen in te stellen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of verwacht wordt dat andere landen hierin gaan volgen. En wat wordt de insteek van Nederland als andere volgen? Wat voor impact gaat dit hebben op eerlijke concurrentie op de Europese energiemarkt als er in andere lidstaten een duidelijk flankerend beleid gevoerd wordt? Kan de Minister hier duiding aan geven hoe het kabinet dit ziet en het ongelijk speelveld erkent?

14. Antwoord van het kabinet:

De Europese Raad van maart besloot ruimte te creëren voor tijdelijke noodmaatregelen om de prijzen in de elektriciteitsmarkt te beperken. De Commissie toetst of deze maatregelen daadwerkelijk bijdragen aan het verlagen van prijzen en niet tegen het gemeenschappelijk belang ingaan. Daarbij wordt door de Commissie gekeken naar de mate van verbinding van de betreffende lidstaat met de interne elektriciteitsmarkt. Die is voor Portugal en Spanje beperkt. De Commissie ziet ook toe op een gelijk speelveld middels het staatssteunkader.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hameren op het verduurzamen van onze energievoorziening. De voornoemde leden zijn van mening dat de urgentie voor een snelle transitie gigantisch is, aangezien de opbrengsten van Russisch gas en olie direct de staatskas spekt van de Russische oorlogsmachine. Het is goed dat dat de Europese Commissie en de lidstaten het belang inzien van energieonafhankelijkheid van Rusland. De voornoemde leden maken zich echter zorgen dat een grootdeel van de gelden betreffende RePowerEU bestaat uit de diversificatie van gas in plaats van investeringen in hernieuwbare energie en energiebesparing. Is het kabinet bereid zich in te zetten dat het budget voor diversificatie van gas gemaximeerd wordt? Zo ja, welk percentage acht het kabinet redelijk? Deelt het kabinet de opvatting van voornoemde leden dat zo waar kan lidstaten over moeten gaan tot afbouwen van fossiele energie en moeten investeren in hernieuwbare energie?

15. Antwoord van het kabinet:

Om de afhankelijkheid van gas zo snel mogelijk af te bouwen, pleit het kabinet voor een versterkte inzet op hernieuwbare energie en energiebesparing. Vergroten van de LNG importcapaciteit is noodzakelijk om een alternatief voor Russische pijpleidingen te ontwikkelen. Het kabinet zet er op in dat nieuwe investeringen in gas-infrastructuur de overgang naar waterstof kunnen faciliteren en dat lock-ins zoveel mogelijk worden voorkomen. De EU broeikasgasreductiedoelstellingen van 55% in 2030 en klimaatneutraal in 2050 zijn vastgelegd in de Europese klimaatwet en moeten worden bereikt via implementatie van het Fit-For-55 pakket. Het kabinet zal de Kamer nader informeren over het RepowerEU-pakket, inclusief de financiële onderdelen en welke voorwaarden er aan deze financiering worden gesteld.

Voedselzekerheid

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie willen het kabinet meegeven dat zij zich ernstig zorgen maken over de toegenomen voedselprijzen. De Food Price Index van FAO (VN) is nog nooit zo geweest. In april lag deze index dertig procent hoger dan in dezelfde maand een jaar daarvoor. Vanwege deze prijsstijgingen neemt het aantal mensen met honger en armoede toe in lage inkomenslanden. Het behalen van de Sustainable Development Goals (SDGs) komt steeds verder uit het zicht. De voornoemde leden merken op dat de hyperinflatie ook invloed heeft op de politieke stabiliteit van verschillende (derde) landen. Tevens ontstaat in verschillende (derde) landen een hardnekkig beeld dat de toegenomen (voedsel)prijzen niet aan de Russische inval in Oekraïne te danken zijn, maar aan de Europese Unie. Wat is het kabinet concreet van plan om de toenemende voedselprijzen in met name lage inkomenslanden te beteugelen? Wat voor rol ziet het kabinet weggelegd voor zowel de Europese Commissie, de Europese lidstaten als Nederland zelf om hier werk van te maken? Welke (afrekenbare) doelstellingen hanteert het kabinet en de Europese Commissie? En welke (soft) diplomacy activiteiten worden ondernomen om derde landen erop te wijzen dat de hoge inflatie en voedselprijzen te wijten zijn aan de inval van agressor Rusland in Oekraïne?

16. Antwoord van het kabinet:

Belangrijkste maatregel tegen verdere stijging van voedselprijzen is het voorkomen van handelsbelemmerende maatregelen. Belangrijkste maatregelen om de effecten op voedselzekerheid in lage inkomenslanden te mitigeren zijn het ondersteunen van de meest kwetsbare consumenten en het stimuleren van de lokale productie en distributie van voedsel. Dit vraagt om een internationaal gecoördineerde inzet. De VN neemt het voortouw middels de Global Crisis Response Group on Food, Energy and Finance. De Europese Commissie en lidstaten intensiveren en coördineren hun diplomatieke inspanningen en concrete investeringen in wereldwijde voedselzekerheid binnen de VN-kaders en voortbouwend op de uitkomsten van de VN Voedseltop van vorig jaar. Doelstelling is en blijft het realiseren van SDG 2: zero hunger in 2030. Waar mogelijk wordt in bilateraal en multilateraal verband benadrukt wat de werkelijke oorzaken van de hoge voedselprijzen zijn, en hoe de Russische inval in Oekraïne die verder aanjaagt.

Bespreking geannoteerde agenda Europese Raad van 23 en 24 juni 2022

De leden van de Volt-fractie lezen dat de Europese Raad in juni in het teken zal staan van EU-lidmaatschapsaanvraag Oekraïne. President Zelensky vraagt of Oekraïne de kandidaat-lidstaat status versneld toegekend kan krijgen. Veel lidstaten in Oost-Europa (waaronder Bulgarije, Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Polen, Slowakije en Slovenië) pleiten voor het direct toekennen van de kandidaat-lidstaat status aan Oekraïne. Maar Nederland ligt (samen met Frankrijk, Duitsland, Denemarken en Spanje) dwars. Is dit een politieke keuze richting de Nederlandse kiezer? Het toekennen van kandidaat-lidstaat status is namelijk slechts een kleine stap in het proces en biedt nog geen enkele garantie voor de uitkomst. De volgende fase, de onderhandelingen, kan niet versneld worden. Deze fase zal zorgvuldig uitgevoerd moeten worden. Volt verzoekt de Minister om de eerste stap, toekenning van de kandidaat-lidstaat status, niet onnodig te vertragen, want er is volgens de Eurobarometer voldoende draagvlak onder de EU-bevolking om dit proces te starten. Graag een reactie van de Minister hierop.

17. Antwoord van het kabinet:

Op 28 februari jl. heeft de president van Oekraïne met het beroep op het recht van Oekraïne om zijn eigen toekomst te bepalen, het verzoek van Oekraïne om lid te worden van de Europese Unie ingediend. Op voorstel van het Franse voorzitterschap werd op 7 maart jl. door middel van een schriftelijke procedure door de Raad besloten de aanvraag van Oekraïne door te sturen naar de Commissie met het verzoek om een opinie. De regeringsleiders en staatshoofden hebben de Europese aspiraties en de Europese keuze van Oekraïne, zoals verklaard in de associatieovereenkomst, in Versailles in maart erkend5. Zij benadrukten tevens dat Oekraïne tot de Europese familie behoort. De Europese Commissie heeft aangegeven ernaar te streven om in juni haar opinie te publiceren inzake de EU-lidmaatschapsaanvraag van Oekraïne. Nederland zal hier met een open blik naar kijken. Zodra de Commissie de opinie heeft gepubliceerd zal de kabinetsinzet met uw Kamer gedeeld worden. Hierop vooruit lopen zou geen recht doen aan de strikt, fair en betrokken benadering van het kabinet ten aanzien van EU-uitbreiding.

De leden van de DENK-fractie lezen dat naar verwachting er tijdens de Europese Raad van 23 en 24 juni zal worden gesproken over de vraag hoe de toekomstige relatie met Oekraïne moet worden vormgegeven. Heeft het kabinet hier al een mening over gevormd? Zo ja, wat zijn hierbij de voordelen alsmede nadelen volgens de Minister? Zo nee, waarom niet?

18. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat Oekraïne tot de Europese familie behoort en dat in de toekomstige relatie tussen de EU en Oekraïne de focus moet liggen op het bieden van concrete steun aan Oekraïne en het vergroten van de weerbaarheid van het land. Het voordeel van deze inzet is dat er binnen de bestaande associatie- en vrijhandelsakkoorden ruime mogelijkheden zijn voor het aanhalen van de banden. Het nadeel is dat er binnen de bestaande afspraken niet veel mogelijkheden zijn voor noodhulp en wederopbouw. Om deze reden zijn hier alternatieve trajecten voor opgezet.

Waarden van de Unie en Hongarije: artikel 7, paragraaf 1, Verdrag van de Europese Unie

De leden van de VVD-fractie spreken hun steun uit voor de stappen die gezet worden richting Hongarije, zowel het inroepen van het MFK-rechtsstaatmechanisme als de art. 7-procedure. Kan de Minister meer inzicht geven in de tijdlijn van deze procedures en dan in het bijzonder het MFK-rechtstaatmechanisme? En is het mogelijk om lopende deze procedure reeds middelen aan te houden? En zo niet is de Minister bereid de commissie te vragen om te onderzoeken of en hoe dit wel mogelijk gemaakt kan worden? Voorts vragen de leden van de VVD-fractie naar de stand van zaken in Polen? Kan de Minister uitleggen waarom het MFK-rechtsstaatmechanisme daar nog niet is geactiveerd?

19. Antwoord van het kabinet:

De artikel 7-procedure jegens Hongarije bevindt zich momenteel in de dialoogfase (artikel 7, lid 1) en bestaat uit hoorzittingen die met enige regelmaat worden geagendeerd op de Raad Algemene Zaken.

Zoals ook is toegelicht in de brief met appreciatie van het arrest van het EU Hof over de geldigheid van de MFK-rechtsstaatverordening (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1795) is procedure om tot opschorting of stopzetting van uitkering van EU-middelen te komen met diverse waarborgen omkleed. Deze procedure zal naar verwachting in het meest gunstige geval minimaal drie maanden duren, en in uitzonderlijke situaties meer dan negen maanden in beslag kunnen nemen. Het is op grond van de MFK-rechtsstaatverordening niet mogelijk om lopende deze procedure EU-middelen aan te houden.

Op 27 april jl. heeft de Commissie de MFK-rechtsstaatverordening geactiveerd tegen Hongarije. Het kabinet verwelkomt deze stap. De Commissie heeft verklaard dat zij de situatie in alle EU-lidstaten scherp in de gaten houdt, en de MFK-rechtsstaatverordening met vastberadenheid zal activeren tegen EU-lidstaten die aan de voorwaarden uit artikel 4 van deze verordening voldoen. Er moet dan sprake zijn van schendingen van de beginselen van de rechtsstaat die voldoende rechtstreekse gevolgen (dreigen te) hebben voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie.

De leden van de D66-fractie vragen of de Minister kan verzekeren dat het herstelfonds van 7,2 miljard euro niet alsnog aan Hongarije uitgekeerd gaat worden, in de hoop dat Hongaarse premier Orban dan zijn veto intrekt ten aanzien van het voorgenomen boycot op Russische olie? Ziet de Minister dat het krachtenveld veranderd is nu Polen en Hongarije zo lijnrecht tegenover elkaar staan in de kwestie Oekraïne? Verwacht de Minister dat de 4/5de meerderheid hiermee haalbaarder is geworden en dat Hongarije zo het stemrecht afgenomen kan worden? Kan de Minister toelichten wat het intrekken van het stemrecht van Hongarije op dit moment precies zou betekenen, als artikel 7 procedure gesteund wordt door 4/5de van de lidstaten, betekent dat dan dat Hongarije helemaal van alle stembevoegdheid gestript wordt? Gaat het hier ook om stemmen in de Europese Raad? Of is het alleen van toepassing op de Raad? En wat zal dit betekenen voor de andere bevoegdheden van de Hongaarse regering? Zou de Hongaarse regering nog wel mogen deelnemen aan een mogelijk op handen zijnde intergouvernementele conferentie waar gesproken zal worden over verdragswijziging?

20. Antwoord van het kabinet:

De beoordeling van het Hongaarse herstelplan is nog niet aan de Raad voorgelegd. Mocht dit moment komen, dan zal het kabinet kritisch beoordelen of de rechtsstatelijke voorwaarden uit de landspecifieke aanbevelingen voldoende zijn geadresseerd in de mijlpalen waaraan Hongarije zal moeten voldoen alvorens middelen uit het fonds te ontvangen. Dit geeft de EU een instrument om de implementatie van hervormingen af te dwingen. Dat is positief.

Nederland houdt het krachtenveld rond de inzet van de Artikel 7-procedure nauwlettend in de gaten en blijft inzetten op actieve deelname van zo veel mogelijk lidstaten. De vereiste 4/5de meerderheid om tot de volgende stap in de procedure te komen is (nog) niet in zicht. Voor meer informatie over de (stem)procedure wordt verwezen naar de kamerbrief overzicht EU-rechtsstaatinstrumentarium van 17 november 2021.6

De leden van de CDA-fractie zien dat de artikel 7-procedure van Hongarije ook op de agenda staat, waar Nederland met gelijkgezinde lidstaten op zal trekken. De leden vragen de Minister of er al een beeld is welke lidstaten met Nederland op zullen trekken.

21. Antwoord van het kabinet:

Ja. Zo wordt er een Benelux-interventie voorbereid. Bij de afgelopen Artikel 7 hoorzittingen jegens Hongarije en Polen namen circa 12–13 lidstaten actief deel. De Nederlandse inzet is erop gericht dit aantal te vergroten.

In het kader van het vierde verhoor van Hongarije door de Raad met betrekking tot de artikel 7-procedure, verwelkomen de leden van GroenLinks- en de PvdA-fractie de inzet van Nederland om de regering van Hongaarse premier Orbán op te roepen zo snel mogelijk geloofwaardige stappen te zetten om de rechtsstaatproblematiek aan te pakken. Wat verstaat de Minister onder geloofwaardige stappen? Welke extra consequenties moeten er volgens de Minister volgen mocht Hongarije op korte termijn deze stappen niet zetten? En is de Minister, indien hij niet tevreden is, over de beantwoording van Hongarije bereid al tijdens dit verhoor te pleiten voor een snel vervolg van de artikel 7-procedure?

22. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verstaat onder geloofwaardige stappen o.a. de naleving van de arresten van het Europese Hof van Justitie, het waarborgen van voldoende mediapluriformiteit en de bescherming van de rechten van onder andere LHBTIQ+ personen in Hongarije. Zolang de rechtsstaatsproblematiek in Hongarije voortduurt is de inzet van het kabinet de artikel 7-procedure regelmatig ter bespreking te blijven agenderen. Nederland is voornemens hier ook aankomende Raad in Benelux-verband voor te pleiten. Naast de artikel 7-procedure blijft het kabinet inzetten op het zo volledig en adequaat mogelijk toepassen van het beschikbare instrumentarium om de rechtsstaatsproblematiek in Hongarije aan te pakken.

De voornoemde leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben daarnaast kennisgenomen van de uitspraken van de Poolse regering dat er akkoord zou zijn bereikt over het uitkeren van Europees geld onder het coronaherstelfonds met de Europese Commissie. Kan de Minister bevestigen dat de Europese Commissie dit geld alleen zal uitkeren indien er hervormingen hebben plaatsgevonden op het gebied van de rechtsstaat, en dat Nederland hier niet mee akkoord gaat voordat deze hervormingen hebben plaatsgevonden?

23. Antwoord van het kabinet:

De beoordeling van het Poolse herstelplan is nog niet aan de Raad voorgelegd. Omdat het Poolse herstelplan niet voor 31 december 2021 is goedgekeurd, heeft Polen geen recht meer op de gebruikelijke voorfinanciering ter grootte van 13% van het herstelplan. Het kabinet kan daardoor bevestigen dat er pas EU-middelen uit het Herstelfonds worden verstrekt aan Polen op het moment dat de noodzakelijke hervormingen zoals geformuleerd in de mijlpalen zijn doorgevoerd. Dat is belangrijk voor Nederland.

De leden van de SP-fractie constateren dat er gesprekken plaatsvinden over de Rechtsstaat van Hongarije in het kader van artikel 7. Een goede zaak vinden de leden. Ondanks de verschrikkingen in Oekraïne is het belangrijk om Hongarije aan te spreken op de rode lijnen waar zij structureel overheen zijn gegaan de afgelopen jaren in het kader van de rechtsstaat. In april dit jaar heeft de Europese Commissie Hongarije ook voor het Hof gedaagd via het nieuwe conditionaliteitsmechanisme waar Nederland ook een voorloper in was bij de invoering. Hongarije is voor het Hof gedaagd onder andere omdat er sprake kan zijn van fraude met Europees geld maar ook de Pegasus spyware die Hongarije heeft gebruikt om kritische geluiden af te luisteren. Kan de Minister aangeven hoe het hier nu mee staat? Is er al iets te zeggen over de Nederlandse positie bij de discussie op 23 mei? Verwacht de Minister dat er maatregelen zullen worden genomen tegen Hongarije, afhankelijk van het spanningsveld? Heeft de Minister het idee dat het veto van Hongarije op het zesde sanctiepakket nog een rol zal spelen in de discussie in de Raad Algemene Zaken?

24. Antwoord van het kabinet:

Op 27 april jl. heeft de Commissie de MFK-rechtsstaatverordening geactiveerd tegen Hongarije. Het kabinet verwelkomt deze stap. Hongarije heeft nu twee maanden de tijd om te reageren op de schriftelijke kennisgeving van de Commissie.

Tijdens de aanstaande Raad is de verwachting is dat een groep lidstaten, waaronder de Benelux-landen, hun zorgen uiten en Hongarije kritisch bevragen over de rechtsstaatsproblematiek die aan de procedure ten grondslag ligt.

De leden van de SGP-fractie hebben allereerst vragen over de uitspraak van het EU Hof van Justitie inzake de beroepen van Hongarije en Polen tot nietigverklaring van de MFK-rechtsstaatverordening en de kabinetsappreciatie daarover. Met deze verordening kent de EU voor het eerst een mechanisme dat eerbiediging van de rechtsstaat rechtstreeks koppelt aan de ontvangst van middelen uit de EU-begroting, waaronder het Herstelinstrument. Het kabinet is daar kennelijk groot voorstander van. Het kabinet meent dat de wezenlijke inhoud van de beginselen van de rechtsstaat, de «constitutieve bestanddelen van het begrip «rechtsstaat»», voldoende nauwkeurig te bepalen zijn. Erkent de Minister echter dat de definities van «rechtsstaat» in EU-rechtspraak, waarnaar het arrest uitgebreid verwijst, veel breder en omvattender zijn dan de definitie van «rechtsstaat» in art. 2 onder a en art. 4 van de MFK-rechtsstaatsverordening? Deelt hij voorts de vrees dat dit voor lidstaten toch verschil van inzicht, en dus verwarring, kan veroorzaken over de te hanteren definitie(s), zo vragen de leden van de SGP-fractie. Zo nee, waarom niet? Welke definitie is, of welke definities zijn, concreet van toepassing?

25. Antwoord van het kabinet:

Nee, het kabinet deelt de vrees dat er verwarring ontstaat over het begrip rechtstaat in de EU-rechtspraak en in de MFK-verordening niet. De definitie in de MFK-rechtsstaatverordening is uitsluitend bedoeld om het begrip rechtsstaat te definiëren voor de toepassing van deze verordening. De definitie in deze verordening heeft geen bredere werking. De MFK-rechtsstaatverordening heeft tot doel de EU-begroting te beschermen en gelet op dit doel omvat de definitie een aantal beginselen van de rechtsstaat. Het EU Hof van Justitie heeft bovendien geoordeeld dat het voor lidstaten voldoende duidelijk is wat onder deze beginselen verstaan wordt en welke vereisten er uit voortvloeien.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de «Uniewaarden» zoals verwoord in art. 2 VEU naar hun aard sterk uiteenlopen. Zo betekent de waarde «democratie» dat de eerbiediging en interpretatie van een andere waarde zoals «mensenrechten» per lidstaat kan verschillen. Zo gaat iedere EU-lidstaat, op basis van de Uniewaarde van democratie, over de eigen wet- en regelgeving inzake bijvoorbeeld familie-, huwelijks- en LHBTI-recht. Beaamt de Minister dat juist op basis van de Uniewaarde van democratie deze verschillen gerespecteerd dienen te worden? Begrijpt en deelt de Minister de vrees dat de verordening een middel kan zijn waarmee EU-lidstaten gekapitteld worden om een bepaalde ideologische, culturele of religieuze eigenheid die juist op basis van art. 2 en art. 4 lid 2 VEU gerespecteerd dient te worden? Zo nee, waarom niet?

26. Antwoord van het kabinet:

Het klopt dat iedere lidstaat gaat over de eigen wet- en regelgeving inzake familie-huwelijks- en lhbtiq+ rechten. Daarin kunnen de lidstaten eigen keuzes maken en dat doen ze ook. Waar het om gaat is dat ze bij het maken van die keuzes de basisverplichtingen die uit het EU-recht voortvloeien moeten naleven, zoals bijvoorbeeld het beginsel van non-discriminatie, dat iedere discriminatie op grond van seksuele oriëntatie verbiedt. De MFK-rechtsstaatverordening ziet enkel op die kernaspecten van rechtsstatelijkheid die in deze verordening worden genoemd, waaronder de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, rechtsbescherming, en scheiding der machten. Andere aspecten, zoals bijv. rechten van LHBTIQ+, of de Uniewaarden in den brede, vallen daar dus niet onder. Bovendien geldt dat sprake moet zijn van schendingen van de beginselen van de rechtsstaat die voldoende rechtstreekse gevolgen (dreigen te) hebben voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie.

De leden van de SGP-fractie lezen dat de Europese Commissie «alle geconstateerde schendingen van de beginselen van de rechtsstaat» zal betrekken bij voorstellen voor maatregelen. Kan de Minister aangeven hoe gewogen wordt of het daadwerkelijk gaat om schendingen, of om legitieme keuzes die voortvloeien uit de Uniewaarde van democratie, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Met andere woorden: hoe wordt voorkomen dat het aanpakken van Polen en Hongarije, en mogelijk andere lidstaten, een schending vormt van art. 2 en art. 4 lid 2 VEU? Beaamt hij dat een dergelijke schending de eenheid en stabiliteit, maar ook de fundamentele legitimiteit van de EU ondermijnt?

27. Antwoord van het kabinet:

De MFK-rechtsstaatverordening is alleen van toepassing op schendingen van die beginselen van de rechtsstaat die uitdrukkelijk in de verordening worden genoemd. Het is aan de Commissie om op basis van de kaders van deze verordening te bepalen of er sprake is van een dergelijke schending. Zoals ook het EU Hof van Justitie heeft geoordeeld eerbiedigt de EU de constitutionele identiteit van de lidstaten. Dit brengt een zekere beoordelingsruimte mee voor de lidstaten bij de uitvoering van de beginselen van de rechtsstaat. Het betekent echter niet dat de resultaatsverplichting die op de lidstaten rust per lidstaat kan verschillen.

De leden van de SGP-fractie achten de onderbouwing door het EU Hof van Justitie inzake de juistheid van de rechtsgrondslag van de verordening, namelijk art. 322 lid 1 onder a VEU, discutabel. Dit artikel ziet op de totstandkoming van financiële regels inzake de opstelling, uitvoering en verantwoording van de EU-begroting. Het begrip «financiële regels» ziet volgens het EU Hof van Justitie ook op regels over de controle en auditverplichtingen van lidstaten. De leden van de SGP-fractie zien niet hoe het ene uit het andere voortvloeit. Kan de Minister de denkstappen die hiervoor nodig zijn nader toelichten?

28. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet volgt de uitleg van het EU Hof van Justitie over de juistheid van de rechtsgrondslag. Voor de onderbouwing van de uitleg verwijst het kabinet naar punten 98–154 van het arrest in de zaak C-156/21.

De leden van de SGP-fractie lezen dat inzake proportionaliteit het kabinet meldt dat beschermende maatregelen onder de MFK-rechtsstaatverordening alleen mogelijk zijn bij een «reëel verband» tussen een schending van de rechtsstaat en (ernstig gevaar op) aantasting van het goed financieel beheer van de Unie of haar financiële belangen. Op welke manier kan zo’n «reëel verband» worden aangetoond, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Waarop baseert de Minister dat dit reële verband aantoonbaar aanwezig is, aangezien het kabinet in de EU aandringt op zo snel mogelijke stappen tegen Polen en Hongarije op basis van de verordening? Welke concrete «beschermende maatregelen» zijn volgens het kabinet nodig, en evenredig met de gevolgen van schendingen voor de EU-begroting? Kan de Minister de «strenge procedurevoorschriften» met de Kamer delen die de Commissie zal hanteren rondom het vaststellen van het eerdergenoemde «reële verband» en de daarom wenselijk en proportioneel geachte «beschermende maatregelen», zo vragen deze leden.

29. Antwoord van het kabinet:

Het is aan de Commissie om op basis van de kaders van de verordening te beoordelen of en te bewijzen dat er sprake is van dergelijk «reëel verband». Ook is het aan de Commissie om geschikte en evenredige maatregelen voor te stellen. De Commissie ging al over tot het sturen van een schriftelijke kennisgeving aan Hongarije, waarmee de procedure om tot opschorting of stopzetting van uitkering van EU-middelen te komen is gestart. De procedurele voorschriften waarmee deze procedure omkleed is, zien bijvoorbeeld op verschillende raadplegingen van de betrokken lidstaat. Voor meer informatie verwijst het kabinet naar de openbare richtsnoeren van de Commissie over de MFK-rechtsstaatverordening7.

De leden van de SGP-fractie lezen dat volgens het kabinet het arrest «aanknopingspunten om na te denken over mogelijkheden om het financiële instrumentarium verder te ontwikkelen, en de koppeling tussen de ontvangst van middelen uit de EU-begroting en respect voor de waarden van de Unie daarin verder te versterken» biedt. Wat is hiervan het nut en de noodzaak, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Heeft de Minister concrete casussen in gedachten waarop dit van toepassing moet zijn, en zo ja, welke?

30. Antwoord van het kabinet:

Volgens het kabinet dient financiële solidariteit hand in hand te gaan met het vertrouwen dat de lidstaten EU-middelen op verantwoorde wijze gebruiken. Dit vertrouwen wordt geschaad als de lidstaten de fundamentele waarden uit artikel 2 VEU niet naleven, gelet op de bijzondere functie die deze waarden voor EU-samenwerking hebben. Die bijzondere functie wordt ook bevestigd door het EU Hof van Justitie. Het kabinet denkt verder over mogelijkheden om het financiële instrumentarium verder te ontwikkelen, om de koppeling tussen de ontvangst van middelen uit de EU-begroting en respect voor de waarden van de Unie daarin verder te versterken.

Voorts lezen de leden van de SGP-fractie dat het kabinet erkent dat lidstaten «verschillende beoordelingsruimte» hebben ten aanzien van de rechtsstaat. Dit zou echter niet betekenen «dat de resultaatverplichting per lidstaat kan verschillen». Hoe verhouden deze twee zaken zich tot elkaar? Leidt een verschillende beoordeling, die dus legitiem is, niet vanzelfsprekend tot een andere aanpak en inrichting van de rechtsstaat, oftewel tot uiteenlopende resultaten? Welke ruimte ziet de Minister hiervoor, zo vragen de leden van de SGP-fractie.

31. Antwoord van het kabinet:

De inrichting van de rechtsstaat kan van lidstaat tot lidstaat verschillen, maar zoals het Hof heeft geoordeeld moet dit altijd binnen de grenzen van de resultaatsverplichting zijn om aan de beginselen van de rechtsstaat te voldoen. Dat betekent bijvoorbeeld dat hoe dan ook moet worden gewaarborgd dat de rechter onafhankelijk is.

De leden van de SGP-fractie zijn benieuwd welke lidstaten naast Polen en Hongarije zich niet (of niet geheel) in de analyse en uitspraak van het EU Hof van Justitie kunnen vinden. Tot slot, op dit punt, vragen zij de Minister of ook andere lidstaten vanwege een «andere beoordeling» ten aanzien van de rechtsstaat zouden moeten worden gekort op de EU-begroting, of dat alle andere lidstaten naar de beoordeling van dit kabinet afdoende aan de diverse definities van de rechtsstaat binnen het EU-recht voldoen.

32. Antwoord van het kabinet:

In het beroep tot nietigverklaring van de MFK-rechtsstaatverordening werden Polen en Hongarije niet gesteund door andere lidstaten. Het is aan de Commissie om vast te stellen of voldaan wordt aan de voorwaarden op grond waarvan onder de verordening mag worden opgetreden (artikelen 2–4 van de verordening). Er moet dan sprake zijn van schendingen van de beginselen van de rechtsstaat die voldoende rechtstreekse gevolgen (dreigen te) hebben voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie.

De leden van de DENK-fractie lezen dat voor de vierde maal de Raad Hongarije zal horen in het kader van de in september 2018 door het Europese Parlement gestarte artikel 7-procedure (REF). In hoeverre is het mogelijk om een soortgelijke inbreukprocedure te starten zoals bij Polen?

33. Antwoord van het kabinet:

De Artikel 7-procedure jegens Polen is reeds in 2017 door de Commissie gestart en bevindt zich net als de procedure jegens Hongarije in de dialoogfase. Voor een beschrijving van (en verschillen tussen) de Artikel 7- procedure en inbreukprocedures wordt verwezen naar de kamerbrief overzicht EU-rechtsstaatinstrumentarium van 17 november 2021.8

Conferentie over de Toekomst van Europa

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het eindverslag van de Conferentie over de Toekomst van Europa. Hoe kijkt de Minister terug op deze conferentie en wat zijn de lessons learned? Voor wat betreft de opvolging van de conferentie ondersteunen de leden de inzet van het kabinet om de uitkomsten goed te analyseren en vooral ook te bezien wat al binnen het verdrag mogelijk is en voor welke voorstellen een verdragswijziging nodig is. De leden zouden de Minister willen vragen in de analyse ook aan te geven als iets deels zonder verdragswijziging kan. Kan de Minister dat toezeggen? De leden van de VVD-fractie gaan er voorts vanuit dat het kabinet geen definitieve positie zal innemen in hoe gevolg gegeven kan worden aan deze aanbevelingen tot dat een analyse is gemaakt en deze met de Kamer besproken is. Kan de Minister dit toezeggen?

34. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwelkomt de uitkomsten van de Conferentie. De Conferentie is waardevol geweest om burgers meer te betrekken bij besluitvorming van de EU. Het kabinet bestudeert nu de voorstellen. Een eerste inschatting is dat verreweg de meeste voorstellen kunnen worden gerealiseerd binnen het huidige verdrag. Enkele voorstellen zullen verdragswijziging vergen. Zoals ook in het coalitieakkoord is opgenomen, staat het kabinet open voor verdragswijzigingen naar aanleiding van de Conferentie als dit in het Nederlands en Europees belang is. Het proces van verdragswijziging dient niet af te leiden van hetgeen waar burgers resultaten van de EU verwachten, zoals veiligheid, klimaat en migratie. Het kabinet zal een kabinetsappreciatie met uw Kamer delen, voorafgaand aan de ER van 23 en 24 juni.

De leden van de D66-fractie zijn tevreden met de Conferentie over de Toekomst van Europa en kijken uit naar de plannen van het kabinet en de Europese Commissie om de burgeraanbevelingen om te zetten in concrete resultaten. Een aantal lidstaten ziet graag eerst resultaten maar heeft daarbij de illusie dat een verdragswijziging voorkomen moet worden. De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat Nederland zich niet in deze hoek heeft geschaard, maar dat Nederland met zes andere landen zich heeft uitgesproken als voorstander van verdragswijziging. De leden horen graag van de Minister welke stappen hij nu gaat zetten om verder gevolg te geven aan deze inzet. Kan de Minister een tijdlijn schetsen van de te verwachten ontwikkelingen? Het EP heeft een intergouvernementele conferentie aangevraagd, om dit verzoek in te willigen is een simpele meerderheid nodig in de Raad. Wanneer komt dit voor te liggen en in welke Raad precies? Wat verwacht de Minister op dit moment qua stemverhoudingen? Verwacht de Minister dat een simpele meerderheid gehaald kan worden? Hoe gaat hij zich hiervoor inspannen? Als die meerderheid gehaald is, wat zijn dan de procedurele vervolg stappen?

35. Antwoord van het kabinet:

Zie het antwoord op vraag 34 over de positie van het kabinet ten aanzien van verdragswijziging. Voor wat betreft vervolgstappen is het de verwachting dat de opvolging van de uitkomsten van de Conferentie geagendeerd worden in de RAZ van juni en vervolgens zullen worden besproken in de Europese Raad van juni. Het is op dit moment niet bekend of en wanneer het EP een resolutie zal aannemen waarmee het artikel 48 VEU activeert. Dit wordt duidelijk in de aanloop naar de Europese Raad van juni. Uw Kamer zal hierover worden geïnformeerd.

Gaat de Minister zich ook inspannen om hervormingen die nu al doorgevoerd kunnen worden, ook nu al door te voeren zodat niet alle resultaten uit de conferentie vertraagd worden door een lange verdragswijzigingsprocedure? De Commissie komt met de eerste voorstellen in september. Welke resultaten uit de Conferentie gaat de Minister zich als eerste sterk voor maken in de Raad, zo vragen de leden.

36. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet beaamt dat verdragswijziging niet af zou moeten leiden van hetgeen waar burgers resultaten van de EU verwachten, zoals veiligheid, klimaat en migratie. Het kabinet bestudeert momenteel de voorstellen en bekijkt waar binnen het huidige verdragskader opvolging kan worden gegeven aan de wensen van burgers. Het kabinet zal een kabinetsappreciatie met uw Kamer delen, voorafgaand aan de ER van 23 en 24 juni.

De leden van de PVV-fractie hebben de volgende vragen. Klopt het dat Nederland zich heeft aangesloten bij voorstanders van een verdragswijziging dan wel het bijeenroepen van een Conventie? Zo ja, hoe is dit gegaan, liggen daar documenten / non-papers of anders aan ten grondslag? Waarom is hier niet eerst met de Kamer over gesproken? Zo nee, waar staat dit kabinet dan in deze discussie? Wat vindt de Minister van de aanbevelingen en de totstandkoming van die aanbevelingen uit de Conferentie over de Toekomst van Europa? Bent u het met de leden eens dat de conferentie is gebruikt om legitimatie te zoeken bij vergaande ideeën van de EU-instellingen?

37. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet staat open voor verdragswijzigingen n.a.v. de Conferentie als dit in het Nederlands en Europees belang is. Dit is ook zo verwoord in het coalitieakkoord. Het kabinet heeft een non-paper, geïnitieerd door Duitsland, ondertekend dat daarbij aansluit. De lidstaten die het non-paper ondertekend hebben benoemen daarin dat de aanbevelingen van burgers goed bestudeerd moeten worden en dat zij in principe openstaan voor noodzakelijke verdragswijzigingen die gezamenlijk worden geïdentificeerd. Het non-paper is aldus in lijn met de bestaande positie van het kabinet. Het non-paper zal als bijlage bij deze beantwoording met uw Kamer gedeeld worden.

Het kabinet verwelkomt de uitkomsten van de Conferentie. Het kabinet zet zich in voor het effectief opvolging geven aan de wensen van de burgers.

De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele zorgen en vragen met betrekking tot de Conferentie over de Toekomst van Europa. De leden delen de mening van het kabinet dat het belangrijk is aandacht te besteden aan de uitkomsten en aanbevelingen van de Conferentie over de Toekomst van Europa. Er wordt gesproken over een mogelijke verdragswijziging, welke het kabinet kan steunen als dit in het Nederlands en Europees belang is. Kan de Minister nader ingaan op wanneer het kabinet een dergelijke verdragswijziging als mogelijkheid ziet? Wanneer is dit in het Nederlands belang? En hoe staan de andere lidstaten hierin, heeft Nederland hierin medestanders? Daarnaast vraagt de fractie aan de Minister wat er allemaal mogelijk is qua implementatie van de aanbevelingen van de Conferentie zonder een verdragswijziging.

38. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet bestudeert nu de voorstellen. Een eerste inschatting is dat verreweg de meeste voorstellen kunnen worden gerealiseerd binnen het huidige verdrag. Enkele voorstellen zullen verdragswijziging vergen. Het kabinet zal een kabinetsappreciatie met uw Kamer delen, voorafgaand aan de ER van 23 en 24 juni. Ook andere lidstaten en de instellingen bestuderen nog de voorstellen. Dat de resultaten eerst gewogen moeten worden alvorens te besluiten welke actie nodig is om opvolging te geven aan de aanbevelingen wordt breed gedeeld door de lidstaten.

De leden van de GroenLinks- en de PvdA-fractie verwelkomen het initiatief van Nederland om met vijf gelijkgestemde landen een zogenaamd non-paper in te stellen over de inzet op het vervolg van de Conferentie voor de Toekomst van Europa, en daarbij expliciet de optie voor een verdragswijziging te benoemen. Welke voorstellen die zijn voorgesteld door Europese burgers verwacht de Minister dat de EU al op korte termijn kan invoeren? Voor welke voorstellen voorziet de Minister een verdragswijziging? En specifiek over het voorstel om het veto af te schaffen op buitenlands beleid, welke mogelijkheden ziet de Minister op korte termijn al om dit te verwezenlijken?

39. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet bestudeert momenteel de voorstellen. Een eerste inschatting is dat verreweg de meeste voorstellen kunnen worden gerealiseerd binnen het huidige verdrag. Enkele voorstellen zullen verdragswijziging vergen. Het kabinet staat open voor verdragswijzigingen n.a.v. de Conferentie als dit in het Nederlands en Europees belang is. Dit is ook zo verwoord in het coalitieakkoord. Het proces van verdragswijziging dient niet af te leiden van hetgeen waar burgers resultaten van de EU verwachten, zoals veiligheid, klimaat en migratie. Het kabinet zal een kabinetsappreciatie met uw Kamer delen, voorafgaand aan de ER van 23 en 24 juni.

Wat betreft het veto op buitenlands beleid weet uw Kamer dat het kabinet voorstander is van het gebruik van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming (QMV) op sancties, mensenrechtenverklaringen in multilateraal verband en civiele GVDB-missies. Dat vereist echter politieke wil van alle lidstaten en die ontbreekt vooralsnog. Het kabinet blijft zich ervoor inzetten het draagvlak voor meer QMV op het Europees buitenlandbeleid stap voor stap te vergroten.

De leden van de SP-fractie constateren dat de Conferentie over de Toekomst van Europa ten einde is. De conferentie duurde een jaar korter dan oorspronkelijk gepland, desalniettemin zijn er maar liefst 300 voorstellen uitgekomen. De leden zien dat de meeste prangende discussie gaat over de mogelijkheid tot een verdragswijziging. De helft van de lidstaten hebben in een non-paper laten weten hier niets in te zien. Nederland heeft gezegd open te staan voor de mogelijkheid om het Verdrag wel te wijzigen. Dit standpunt is onder andere gebaseerd op de aangenomen motie van het lid Sjoerdsma c.s 9 om bij voorbaat geen Verdragswijziging uit te sluiten. Met de voorstellen die uit de conferentie zijn gekomen is er nu echter duidelijk waarom partijen het Verdrag willen wijzigen. Kan de Minister inzicht geven in het standpunt van het kabinet ten aanzien van de Verdragswijziging? Kan de Minister inzicht geven in de afweging om uiteindelijk niet mee te tekenen met het non-paper? Kan de Minister aangeven wat zijn verwachtingen zijn aan wijzigingen in het verdrag op het moment dat de voorstellen die uit de conferentie komen gestalte krijgen?

40. Antwoord van het kabinet:

Zie het antwoord op vraag 34 voor de kabinetspositie over verdragswijziging. Het kabinet zal een kabinetsappreciatie met uw Kamer delen, voorafgaand aan de ER van 23 en 24 juni.

De leden van de SP-fractie hebben de resultaten van de burgerconsultaties in Nederland met interesse gelezen. Zo geeft tweederde van de ondervraagden aan niets te zien in Transnationale lijsten en vindt 89 procent het een slecht idee om meer bevoegdheden op het gebied van defensie over te dragen aan de Europese Unie. Dit lijkt in schril contrast te staan met de conclusies van de Conferentie over de Toekomst van Europa. Het staat zeker ten aanzien van defensie ook in schril contrast met de toon van de 9 mei-lezing van deze Minister in Maastricht. Hoe weegt de Minister deze burgerconsultaties ten opzichte van de conclusies uit de Conferentie over de Toekomst van Europa? Is de Minister het eens dat er veel licht zit tussen de uitspraken die hij deed over de uitbreiding van de bevoegdheden van de Europese Unie en de resultaten van de Burgerconsultaties? Leest de Minister de burgerconsultaties ook als een teken om juist op de rem te trappen als het gaat om meer (defensie) bevoegdheden naar de Europese Unie?

41. Antwoord van het kabinet:

De resultaten van de burgerconsultaties Kijk op Europa zijn door het kabinet ingebracht gedurende de Conferentie, en zijn integraal opgenomen in het eindrapport van de Conferentie. Daarnaast zijn in het eindrapport de aanbevelingen van alle Europese burgers opgenomen, die op bepaalde punten afwijken van de wensen van Nederlandse burgers. Het beeld dat uit het eindrapport naar voren komt, zowel nationaal als Europees, is dat burgers veel verwachten van de EU. Het kabinet zal een kabinetsappreciatie met uw Kamer delen, voorafgaand aan de ER van 23 en 24 juni.

Ten aanzien van de Conferentie over de toekomst van Europa lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat het kabinet inschat dat de meeste voorstellen kunnen worden gerealiseerd binnen het kader van de huidige verdragen, en dat het kabinet open staat voor verdragswijzigingen naar aanleiding van deze conferentie voor zover deze in het Nederlands en Europees belang zijn. Kan het kabinet aangeven welke van de voorstellen uit de conferentie niet kunnen worden gerealiseerd binnen het kader dat geboden wordt door de huidige verdragen? Kan het kabinet hierbij al een eerste appreciatie geven welke van de verdragswijzigingen naar inschatting van het kabinet in het zowel het Nederlandse als het Europese belang zijn?

42. Antwoord van het kabinet:

Zoals hierboven aangegeven zal het kabinet een kabinetsappreciatie met uw Kamer delen, voorafgaand aan de ER van 23 en 24 juni.

De leden van de SGP-fractie constateren dat er stemmen opgaan voor een conventie die moet leiden tot EU-verdragswijzigingen waarbij onder meer vetorechten moeten verdwijnen. Vindt de Minister dat dit laatste inderdaad het geval zou moeten zijn? Mocht een dergelijke conventie, al dan niet onder aanvoering van Frankrijk, tot stand komen, wat wordt dan de inzet van dit kabinet? Zet Nederland zich dan conform de motie van de leden Bisschop en Leijten10 in voor het schrappen van de zinsnede «ever closer Union»?11 De leden van de SGP-fractie betwijfelen of bij eventuele verdragswijzigingen het EU-realistische verhaal ook een eerlijke kans krijgt. Zet Nederland zich in voor het voorkomen van eenrichtingsverkeer naar alleen méér integratie, zo vragen deze leden.

43. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet staat open voor verdragswijzigingen n.a.v. de Conferentie als dit in het Nederlands en Europees belang is. Dit is ook zo verwoord in het coalitieakkoord Vooralsnog is niet bekend of er een conventie komt. Op basis van een appreciatie van de voorstellen wordt bekeken of verdragswijziging noodzakelijk is. Mocht dit het geval zijn dan zal de Nederlandse inzet voorafgaand met uw Kamer worden gedeeld.

De leden van de Volt-fractie hebben met veel genoegen het non-paper gelezen dat Nederland samen met Duitsland, België, Italië, Luxemburg en Spanje heeft opgesteld. In dit non-paper staat te lezen dat Nederland in principe open staat voor noodzakelijke verdragswijzigingen en dat het cruciaal is dat de burgers zien hoe hun voorstellen worden opgepakt, onderzocht en snel geïmplementeerd, mits dat mogelijk is. De leden vragen zich echter af wat er bedoeld wordt met de voorwaarde dat die verdragswijzigingen «gezamenlijk vastgesteld worden» [that are jointly defined]. Graag een uitleg van de Minister. Daarnaast wordt er van de voorstellen in het algemeen verwacht dat zij «een meerderheid kunnen afdwingen» [can command a majority]. Wat verstaat de Minister hieronder? Wat de leden betreft is het niet de vraag óf er een meerderheid is, want de voorstellen zijn breed gedragen door de Europese bevolking en het is nu aan de Raad, het parlement en de Commissie om deze voorstellen uit te voeren tenzij zij aan kunnen tonen dat een bepaald voorstel niet breed genoeg gedragen wordt. Graag een reflectie hierop van de Minister.

44. Antwoord van het kabinet:

Zie het antwoord op vraag 37. Op basis van een appreciatie van de voorstellen wordt bekeken of verdragswijziging noodzakelijk is. Met «een meerderheid kunnen afdwingen» wordt bedoeld de meerderheid die nodig is volgens de toepasselijke wetgevingsprocedures.

De leden van de Volt-fractie geven aan dat uit de aanbevelingen van de betrokken burgers blijkt dat zij graag beter geïnformeerd en betrokken willen zijn bij Europese besluitvorming. In de antwoorden van de Minister op vragen van de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie in het schriftelijk overleg van de vorige RAZ12 stelde de Minister dat: «De drie instellingen (Raad, Europees Parlement en Europese Commissie) zullen na het aanbieden van het eindverslag met spoed bespreken hoe hieraan doeltreffend gevolg kan worden gegeven, elk binnen hun eigen bevoegdheden en in overeenstemming met de Verdragen.» Wat is de Nederlandse inzet op hoe hieraan doeltreffend gevolg kan worden gegeven? Is de Minister bereid om ook in Raadsverband te pleiten voor structurele burgerraden en een structureel gehouden democratiefestival om zo burgerbetrokkenheid te blijven garanderen en waarom (niet)?

45. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet beaamt dat zowel in de Nederlandse als Europese burgerdialogen burgers vragen om meer betrokkenheid bij de besluitvorming in de EU, door vormen van burgerparticipatie en meer transparantie. Zoals hierboven aangegeven zal het kabinet een kabinetsappreciatie met uw Kamer delen, voorafgaand aan de ER van 23 en 24 juni.

Aanvullend daarop bekijkt het kabinet hoe Nederlandse burgers in de toekomst beter betrokken en geïnformeerd worden bij besluitvorming in de Europese Unie.

De leden van de Volt-fractie weten dat tijdens de plenaire vergadering van het Europees Parlement van 6 tot en met 9 juni hoogstwaarschijnlijk een resolutie in stemming zal worden gebracht over de uitvoering van de aanbevelingen die zijn gedaan vanuit de CoFE. In de uitgelekte concepttekst lijkt het Europees Parlement duidelijk open te staan voor verdragswijziging. Uit het eerdergenoemde non-paper blijkt de Nederlandse regering ook open te staan voor verdragswijziging. Voor verdragswijziging is een conventie nodig met vertegenwoordigers van EU-instituten en nationale parlementen. Voor instemming met het opstarten van een conventie is een simpele meerderheid (14 lidstaten) nodig. Op dit moment lijkt dat onmogelijk vanwege de oppositie van 13 landen die gezamenlijk een non-paper hebben geschreven waarin zij aangeven niet open te staan voor verdragswijziging. Is de Minister bereid om de input die opgehaald is bij de Europese burgers serieus te nemen, er alles aan te doen om de zorgen bij zijn collega’s in deze 13 landen weg te nemen en hen te motiveren om ten minste met de conventie in te stemmen?

46. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet acht het van belang eerst zelf een goede analyse te maken van uitkomsten van de Conferentie en op basis daarvan te bezien of verdragswijziging noodzakelijk is. Het kabinet staat open voor verdragswijzigingen n.a.v. de Conferentie als dit in het Nederlands en Europees belang is. Dit is ook zo verwoord in het coalitieakkoord.

Tot slot zijn de leden van de Volt-fractie onder de indruk van (maar niet verbaasd over) de hoge ambitie die de Europese bevolking laat zien op het gebied van onder andere het klimaat, dierenwelzijn, economische hervormingen, groene transitie, rechtsstaat en de versterking van de Europese samenwerking en hopen de leden dat deze ambitie doorwerkt naar het Nederlandse kabinet. De burgers snakken naar verandering en bewindspersonen hoeven zich dus niet langer te verschuilen achter het argument dat verandering stapsgewijs moet plaatsvinden om iedereen mee te nemen. Het huis staat in brand en er is actie nodig. Graag een reflectie van de Minister hierop.

47. Antwoord van het kabinet:

Het Kabinet verwelkomt de uitkomsten van de Conferentie. Burgers uit alle lidstaten, waaronder Nederland, hebben duidelijk gemaakt wat zij van de EU verwachten. De resultaten van de burgerconsultaties Kijk op Europa zijn voor het kabinet van belang en zijn daarom verwerkt in de kabinetsbrief over de Staat van de Unie.

Brief over de appreciatie arrest EU Hof van Justitie over geldigheid van de Meerjarig Financieel Kader rechtsstaatverordening

De leden van de CDA-fractie hebben vragen in relatie tot het arrest van het EU Hof van Justitie over de implementatie van de MFK-rechtsstaatsverordening, waar Nederland al vaak heeft aangedrongen op het inzetten van dit instrument. Reeds is de procedure tegen Hongarije gestart om subsidies stop te zetten of op te schorten. Naast Hongarije wordt ook Polen veel bekritiseerd om het onjuist gebruik van EU-gelden. De leden vragen zich af of er reeds voortgang is in het starten van een MFK-procedure tegen Polen om de middelen op te schorten of stop te zetten. Zo niet, zou het kabinet hier stappen in willen ondernemen en met welke landen? Verder vragen de leden of er al voortgang zit in de procedure tegen Hongarije en hoe lang het gaat duren voordat deze procedure afgewikkeld gaat zijn. Is daar al iets over te zeggen, zo vragen de leden.

48. Antwoord van het kabinet:

Op 27 april jl. heeft de Commissie de MFK-rechtsstaatverordening geactiveerd tegen Hongarije. Het kabinet verwelkomt deze stap. Hongarije heeft nu twee maanden de tijd om te reageren op de schriftelijke kennisgeving van de Commissie. De procedure om tot schorsing of uitkering van EU-middelen te komen is met diverse waarborgen is omkleed, en zal naar verwachting in het meest gunstige geval minimaal drie maanden duren, en in uitzonderlijke situaties meer dan negen maanden in beslag nemen. Meer informatie is voor uw Kamer beschikbaar in de brief met de appreciatie van het arrest van het EU Hof over de geldigheid van de MFK-rechtsstaatverordening (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1795).

De Commissie heeft verklaard dat zij de situatie in alle EU-lidstaten scherp in de gaten houdt, en de MFK-rechtsstaatverordening met vastberadenheid zal activeren tegen EU-lidstaten die aan de voorwaarden waaronder onder de verordening mag worden opgetreden (artikelen 2–4 van de verordening). Er moet dan sprake zijn van schendingen van de beginselen van de rechtsstaat die voldoende rechtstreekse gevolgen (dreigen te) hebben voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie. Nederland blijft bij de Commissie aandringen om de MFK-rechtsstaatverordening ook tegen Polen te activeren.

Overig

Hoewel het onderwerp niet als zodanig op de agenda van de Raad Algemene Zaken staat willen de leden van de VVD-fractie hun zorgen uitspreken over de recente ontwikkelingen op het gebied van de Brexit en dan met name het uitblijven van een akkoord over de implementatie van het Noord-Ierland protocol. Deelt het kabinet deze zorg? Deelt het kabinet verder de constatering van de leden van de VVD-fractie dat de toon vanuit het VK steeds feller lijkt te worden waardoor het vinden van een oplossing steeds moeilijker wordt, terwijl het Noord-Ierland protocol een essentieel onderdeel is van de Brexit afspraken. En welke stappen worden er gezet om tot een oplossing te komen?

49. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de zorgen van de VVD-fractie over het uitblijven van een oplossing ten aanzien van de implementatie van het Protocol Ierland/ Noord-Ierland (hierna: Protocol) door het VK. De recente aankondiging van de Britse regering om unilateraal maatregelen te nemen die de werking van het Protocol ondermijnen is zorgelijk en niet behulpzaam bij het vinden van een gezamenlijke oplossing. De EU en het VK zijn het Protocol, als integraal onderdeel van het Terugtrekkingsakkoord, na intensieve onderhandelingen overeengekomen als wederzijds acceptabele oplossing om het Goede Vrijdag Akkoord te beschermen, een harde grens op het Ierse eiland te voorkomen en de integriteit van de Europese interne markt te beschermen. Het is cruciaal dat het VK zich houdt aan de internationaalrechtelijke verplichtingen die het zelf is aangegaan.

De EU blijft gecommitteerd om samen met het VK aan oplossingen te werken in het belang van Noord-Ierland. De Europese Commissie heeft in oktober 2021 verstrekkende voorstellen gedaan om de problemen die Noord-Ierse belanghebbenden met het Protocol ervaren op te lossen binnen de kaders van het Protocol.13 Het is van belang dat het VK zo snel mogelijk de gesprekken met de Commissie hierover voortzet, temeer omdat de Commissie richting het VK heeft aangegeven dat de mogelijkheden om oplossingen binnen de kaders te vinden nog niet zijn uitgeput. Indien een gemeenschappelijke oplossing uitblijft en het VK het voornemen tot unilaterale actie doorzet, zal de Commissie zich, in nauwe samenspraak met de Raad, beraden op nadere stappen richting het VK. Een gemeenschappelijke oplossing geniet vanzelfsprekend de voorkeur.

Tot slot willen de leden van de VVD-fractie de Minister vragen hoe hij bovenstaande weegt mede ook gelet op de verkiezingswinst van Sinn Féin?

50. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet acht het van groot belang dat vrede en stabiliteit geborgd blijven in Noord-Ierland. Dit vereist politieke wil en een constructieve houding van alle partijen. De EU heeft meermaals haar politieke wil en constructieve houding getoond, onder meer met de voorstellen uit oktober 2021 en met de snelle afronding van het wetgevende traject benodigd om de beschikbaarheid van medicijnen in Noord-Ierland zeker te stellen. Het kabinet is ervan overtuigd dat de praktische problemen die Noord-Ierse belanghebbenden ervaren opgelost kunnen worden zonder aanpassing van de kaders.

De leden van de D66-fractie vragen graag aandacht voor het Noord-Ierse protocol, een essentieel onderdeel van de afspraken gemaakt met het Verenigd Koninkrijk voor een ordelijke uittreding en om de vrede en de Goede Vrijdag Akkoorden tussen Ierland en het Verenigd Koninkrijk te respecteren. Nu lijkt het protocol op de tocht te staan. Brexit is Brexit zeggen de leden. Op welke manier vraagt de Minister aandacht voor naleving van het protocol door het VK Is Nederland bereid om richting het Verenigd Koninkrijk te benadrukken dat eenzijdige stappen niet lichtzinnig zullen worden opgevat door de Europese Unie? En te benadrukken dat de goede rol die het VK speelt ten ondersteuning van Oekraïne niet betekent dat de EU een oogje dicht knijpt als het VK morrelt aan het protocol?

51. Antwoord van het kabinet:

De Europese Commissie heeft de recente aankondiging van de Britse regering om de afspraken uit het Protocol Ierland/ Noord-Ierland eenzijdig te ondermijnen in scherpe bewoordingen veroordeeld14. Nederland zet deze boodschap in gesprekken met het VK continu en op alle niveaus kracht bij. De EU zet in op een positief en stabiel partnerschap met het VK. Dit vereist respect voor internationaal recht, zoals het nakomen van afspraken die onderdeel zijn van het Terugtrekkingsakkoord en de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst. Unilateraal handelen door het VK zou het wederzijds vertrouwen schaden, terwijl dat juist nodig is voor toekomstige samenwerking bij het aangaan van gemeenschappelijke uitdagingen op het wereldtoneel.

De leden van de PVV-fractie hebben de volgende vragen. De Minister heeft getekend voor de aankoop van een pand voor 78 miljoen euro voor de huisvesting van de permanente vertegenwoordiging en de bilaterale ambassade. Wat vindt de Minister van de hoogte van dit bedrag? Komen hier nog ontwikkelingskosten of inrichtingskosten etc. bij? Zo ja hoeveel? Hebben er nog andere opties voorgelegen? Hoe legt u dit bedrag uit naar Nederlanders die in eigen land moeite hebben om de rekeningen te betalen en die een koopwoning al helemaal niet meer kunnen betalen?

52. Antwoord van het kabinet:

De koopsom is marktconform. Alle passende alternatieven in de markt zijn meegenomen in de overweging. De ontwikkelkosten maken deel uit van de koopsom. Daar bovenop komt nog een geraamd bedrag van 9 miljoen euro voor additionele inrichtingskosten en een deel van de zgn. «fit-out». Dit betreft zaken als specifieke bekabeling, communicatie-apparatuur en additionele beveiligingsvoorzieningen.

De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister de analyse deelt dat iedere crisis wordt gebruikt om te komen tot meer Europese Unie? En dat de Nederlandse burger hier amper invloed op kan uitoefenen?

53. Antwoord van het kabinet:

De EU stelt ons in staat grensoverschrijdende crises en uitdagingen aan te pakken, iets waar Nederland alleen niet of onvoldoende mate in zou slagen. Afhankelijk van de crisis kijkt het kabinet of en hoe de EU kan bijdragen. Daarbij gaat het kabinet altijd uit van de leidende beginselen van subsidiariteit (maatregelen op het laagst mogelijke bestuursniveau) en proportionaliteit (maatregelen gaan niet verder dan nodig is) bij de totstandkoming van Europese wet- en regelgeving, zoals verankerd in EU-Verdragen.15 Uit de burgerconsultaties Kijk op Europa blijkt dat Nederlandse burgers stellen dat de kracht van Europese samenwerking zit in de gezamenlijke aanpak van grote, internationale uitdagingen, zoals klimaatverandering en de Covid-19 pandemie.16

Ten aanzien van het voorstel tot regulering van de markt voor politieke advertenties hebben de leden van de SGP-fractie de volgende vragen en opmerkingen. Zij beamen dat de casus van «Cambridge Analytica» heeft laten zien wat er gebeurt als je de markt volkomen vrij laat, maar er zijn verschillende manieren om die problematiek op te lossen. Deze leden zijn van mening dat het beperken van de mogelijkheden van politieke reclame forse gevolgen kan hebben voor de advertentiebranche, zoals lokale blaadjes. Daarnaast is onduidelijk waarom dit EU-breed zou moeten worden geregeld. Zo werkt Nederland al aan een eigen wet waarmee meer maatwerk mogelijk is. Is de Minister het ermee eens dat het EU-voorstel daarom overbodig is, zo vragen de leden van de SGP-fractie.

54. Antwoord van het kabinet:

De verordening over transparantie en gerichte politieke reclame richt zich op het vergroten van transparantie en heeft geen gevolgen voor de materiële inhoud van politieke reclame. Door transparantie te vergroten wordt het verspreiden van politieke reclame niet beperkt, maar wel inzichtelijk gemaakt hoeveel geld is besteed aan de reclame en door wie.

De voorgenomen wet op politieke partijen richt zich op Nederlandse politieke partijen. Deze EU-verordening richt zich op alle aanbieders van politieke reclamediensten en aanverwante dienstverleners die betrokken zijn voorafgaand aan de publicatie van politieke reclame om zo transparantie van politieke reclame te verbeteren. Met name in periodes rondom de verkiezingen voor het Europees Parlement is het zichtbaar dat politieke reclame niet aan landsgrenzen gebonden is. Vanwege dit grensoverschrijdende karakter van politieke reclame en de relatie met de interne markt is het van belang om dit op EU-niveau te regelen en zo een gelijk speelveld te creëren.

De leden van de DENK-fractie hebben een vraag over het volgende: onlangs is de Minister van Buitenlandse Zaken op bezoek gegaan naar Israël. Zou de Minister een uiteenzetting kunnen geven van zijn beweegredenen om dit bezoek te plegen alsmede wat hij daar heeft besproken?

55. Antwoord van het kabinet:

Op 18 mei jl. heb ik een bezoek gebracht aan Israël en de Palestijnse gebieden. De aanleiding voor het bezoek was een eerste persoonlijke kennismaking met mijn directe collega’s om onze samenwerking verder te verdiepen. Ik heb hier onder andere gesproken de steun van Nederland voor een twee-statenoplossing, onze zorgen over de spanningen in de regio en het belang van de-escalatie, en ik heb mijn afschuw geuit over de reeks terroristische aanslagen in Israël en de afschuwelijke dood van journalist Shireen Abu Akleh waarbij we hebben opgeroepen tot een grondig en transparant onderzoek. Verder bood mijn bezoek de mogelijkheid om persoonlijk de situatie in het gebied te zien, en te spreken met maatschappelijk middenveld en het Israëlisch en Palestijnse bedrijfsleven.


X Noot
2

Kamerstuk 36 045, nr. 4.

X Noot
3

Kamerstukken 29 023 en 36 045, nr. 302.

X Noot
4

Kamerstukken 29 023 en 36 045, nr. 302.

X Noot
5

Kamerstukken 21 501-20 en 36 045, nr. 1794.

X Noot
6

Kamerstukken 21 501-02 en 29 279, nr. 2426.

X Noot
8

Kamerstukken 21 501-02 en 29 279, nr. 2426.

X Noot
9

Kamerstuk 35 663, nr. 9.

X Noot
10

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1443.

X Noot
11

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1443.

X Noot
12

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2481.

X Noot
13

Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 496.

X Noot
15

Kabinetsreactie «De Europese Commissie in Balans? Ambitie, organisatie en macht»; bijlage bij Kamerstuk 35 403, nr. 1.

X Noot
16

Kamerbrief Staat van de Unie 2022; Kamerstuk 35 403, nr. 1.

Naar boven