21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2238 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2020

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan voor de VTC Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 23 november 2020.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD BUITENLANDSE ZAKEN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING VAN 23 NOVEMBER 2020

Op 23 november 2020 vindt de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking plaats via videoconferentie. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zal aan deze RBZ/OS deelnemen. De Raad zal zich buigen over de aanpak van de hoge schuldenlast waarmee veel ontwikkelingslanden kampen en het genereren van middelen voor groen en inclusief herstel. Ook zal de Raad spreken over het bevorderen van gendergelijkheid, mede met het oog op het derde Gender Action Plan dat eind november door de Europese Commissie zal worden uitgebracht en waarover de Raad in de periode daarna Raadsconclusies zal aannemen. Ten slotte zal de Raad door de Hoge Vertegenwoordiger en de Europese Commissie geïnformeerd worden over de stand van zaken van de Post-Cotonou onderhandelingen en de triloog over de verordening over het Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerkingsinstrument (NDICI).

Schuldenproblematiek en Financing for Development

De Raad zal spreken over de EU-inzet ten aanzien van de schuldenproblematiek van ontwikkelingslanden en langere termijn oplossingen daarvoor. Deze bespreking in de Raad zal worden bijgewoond door IMF Managing Director, mevr. Georgieva, Eurocommissaris voor Economische Zaken, dhr. Gentiloni, en vertegenwoordigers van de Europese Investeringsbank (EIB) en Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD).

De Europese Raad bevestigde in zijn conclusies van 15 en 16 oktober1 jl. de Europese inzet op het verder vormgeven van internationale schuldverlichtingsinitiatieven voor Afrikaanse landen binnen de bestaande multilaterale kaders en vroeg de Raad om hiertoe eind november een gezamenlijke benadering te ontwikkelen. De bespreking in de RBZ/OS draagt bij aan de vormgeving hiervan.

De COVID-19 crisis heeft in ontwikkelingslanden geleid tot acute liquiditeitsproblemen. De G20 en de Club van Parijs hebben als reactie hierop een betalingsmoratorium in het leven geroepen, het Debt Service Suspension Initiative. Verscheidene ontwikkelingslanden kampten echter al voor de pandemie met schuldenproblemen en voor veel van deze landen zal een structurele oplossing moeten worden gezocht voor hun onderliggende solvabiliteitsproblemen. De G20 en de Club van Parijs hebben hiertoe recent een eerste aanzet gemaakt voor een Common Framework2, een gezamenlijk raamwerk op basis waarvan per land zal worden bekeken welke maatregelen nodig zijn om tot een houdbare situatie te komen.

Al eerder stelde de Europese Commissie voor om in EU-verband samen te werken met de internationale financiële instellingen in het kader van de schuldenproblematiek in ontwikkelingslanden3 en het verbinden van investeringen en schuldverlichting aan de SDG’s4. Het kabinet steunt een versterkte rol van de EU in de aanpak van de schuldenproblematiek, waarbij deze moet aansluiten bij besluitvorming in G20-verband, de Club van Parijs, IMF en de Wereldbank. Nederland zal hierbij het belang van transparantie en betrokkenheid van alle crediteuren bij schuldverlichtingsinitiatieven benadrukken.

Nederland ondersteunt het idee om bij de behandeling van het schuldenvraagstuk als ministers van Financiën en Ministers van Ontwikkelingssamenwerking van EU lidstaten zoveel mogelijk gezamenlijk op te trekken, zoals aan uw Kamer gemeld in het verslag van de Raad van 29 september jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2220). De aanwezigheid van Eurocommissaris Gentiloni voor Economische Zaken tijdens de RBZ/OS ziet het kabinet dan ook als een positieve stap om deze samenwerking te concretiseren. Daarnaast verwelkomt Nederland de aanwezigheid van IMF Managing Director Georgieva bij de Raad en is Nederland voorstander van nauwe samenwerking tussen het IMF en de Europese lidstaten ten aanzien van de schuldenproblematiek.

Het kabinet zet in op aandacht voor groen en inclusief herstel bij de multilaterale respons op de schuldenproblematiek, zoals gemeld aan uw Kamer in de geannoteerde agenda van de Informele RBZ/OS van 29 september jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2205). Nederland onderstreept hierbij het belang van het steunen van landen bij het vinden van een juiste energiemix, de aanpak van ontbossing, het bevorderen van inclusieve werkgelegenheid en private sector ontwikkeling, de totstandbrenging van universele toegang tot onderwijs en gezondheidszorg en het uitfaseren van fossiele brandstoffen. Ook eventuele schuldverlichtingsinitiatieven zullen door de lens van groen en inclusief herstel moeten worden bekeken, zoals ook eerder aan uw Kamer gemeld in het verslag van de Raad van 8 juni jl. (Kamerstuk 21 501-04, nr. 233).

In de herstelfase van de crisis zal de EU zich moeten richten op het voorkomen van een vergelijkbare schuldensituatie in ontwikkelingslanden in de toekomst. Nederland roept de Europese Commissie op om met ideeën te komen en voorstellen te doen om het Europese ontwikkelingsinstrumentarium in te zetten voor economisch herstel dat groen, inclusief en duurzaam is.

Gender

De Raad zal tevens spreken over gendergelijkheid, mede in aanloop naar de publicatie van het Gender Action Plan III (2021–2025) eind november. Dit actieplan zal naar verwachting een ambitieuze agenda presenteren voor de EU externe actie op het gebied van gendergelijkheid en empowerment of women and girls.

Het kabinet acht het belangrijk dat de Raad spreekt over gender. Nederland zal er op aandringen dat de Raad het onderwerp «gender» breed benadert, en daarmee recht doet aan belangrijke en aan elkaar verbonden onderwerpen als gendergelijkheid, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), vrouwenrechten en de gelijke rechten van LHBTI-personen. Wereldwijd staat er druk op vrouwenrechten, gendergelijkheid en SRGR. Ook binnen de EU tracht een beperkt aantal lidstaten inzet op deze thema’s in te perken.

De afgelopen maanden hebben het belang getoond van een gender-responsive approach in de COVID-19 crisis. Vrouwen en meisjes worden extra zwaar geraakt door vooral de sociaaleconomische gevolgen van de crisis. Door hun hoge vertegenwoordiging in de informele economie zien zij hun inkomen opdrogen terwijl onbetaalde zorgtaken toenemen; tijdens lock-downs neemt gender-gerelateerd geweld sterk toe en dreigen vooral meisjes niet terug te keren naar school. Ook dreigen kindhuwelijken, tienerzwangerschappen en moedersterfte sterk toe te nemen. Het kabinet roept daarom op tot het waarborgen van een inclusieve en diverse vertegenwoordiging in besluitvorming en leiderschap voor COVID-19 respons en herstel. Genderbewustzijn in alle fasen van de respons is cruciaal om zeker te stellen dat deze goed aansluit bij noden en behoeften van alle mannen en vrouwen, jongens en meisjes (inclusief bijvoorbeeld LHBTI, ontheemden en migranten en mensen met een beperking). Daarnaast moedigt het kabinet de EU aan om onder meer het EU-VN Spotlight Initiative in te zetten, om beter in te kunnen spelen op de toegenomen risico’s voor gender-gerelateerd geweld tijdens de COVID-19 crisis. Het kabinet bepleit voorts de inzet van het Team Europe Package om bij te dragen aan het mitigeren van de sociaaleconomische gevolgen van de crisis voor vrouwen en meisjes.

Het kabinet zal tijdens de Raad het belang onderstrepen van het verankeren van gender(-gelijkheid) in de programmering, onder andere door voldoende programma’s te ontwikkelen die gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes als hoofddoelstelling hebben. Het kabinet zal hierbij onder andere het belang van (directe) steun aan vrouwenorganisaties benadrukken. Daarnaast zal gender gemainstreamd moeten worden in de overige programmering. Het kabinet verwelkomt het (vervolgd) voornemen in het GAPIII dat 85% van alle nieuwe EU externe maatregelen bijdragen aan gendergelijkheid. Het kabinet acht het van belang dat deze doelstellingen goed worden gemonitord. Het kabinet zal het belang van gender-gedisaggregeerde data hierbij benadrukken. Wat betreft het stimuleren van werkgelegenheid, waartoe in het volgende MFK ook NDICI middelen zullen worden ingezet, is het ook van belang dat het gender-perspectief wordt meegenomen. Aanhoudende negatieve of traditionele genderrollen, sociale normen en discriminatie maken het moeilijker voor vrouwen om fatsoenlijk werk te vinden.

Het kabinet zal tijdens de Raad benadrukken dat gendermainstreaming niet alleen van belang is voor de OS-programmering maar ook voor andere beleidsterreinen. Bijvoorbeeld op gebied van vrede en veiligheid, waarbij het belangrijk is dat de aanbevelingen uit het EU Actieplan over Vrouwen, Vrede en Veiligheid worden opgevolgd door zowel de EU instellingen als EU lidstaten. Nederland zal dit najaar zelf haar vierde Nationaal Actieplan 1325 publiceren, waarin gender responsieve beleidsontwikkeling- en uitvoering een van de prioriteiten zal zijn. Tevens zet het kabinet erop in dat gender en economische empowerment van vrouwen een integraal onderdeel vormen van EU-handelsbeleid5. Handelsbeleid kan een platform bieden voor het delen van kennis, helpen om belemmeringen weg te nemen en de empowerment van vrouwen stimuleren. Het kabinet heeft de Europese Commissie onlangs opgeroepen om de genderdimensie van handelsbeleid te versterken en hiertoe een aantal voorstellen aangedragen. Zie brief en non-paper in bijlage6.

AOB:

– Post-Cotonou

De Raad zal onder Any Other Business een update van Eurocommissaris voor Internationale Partnerschappen Urpilainen ontvangen over de onderhandelingen over Post-Cotonou, het nieuwe verdrag tussen de EU en de landen in Afrika, het Caribisch gebied en in de Stille Oceaan (ACS). Er is nog weinig voortgang geboekt sinds de Informele RBZ/OS van 29 september jl. Nederland blijft, net als veel andere lidstaten, er nauwgezet op toezien dat de Commissie het EU onderhandelingsmandaat volgt, met name op belangrijke onderwerpen als migratie en mobiliteit en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). Zoals aan uw Kamer is gecommuniceerd in het verslag van de RBZ/OS van 29 september jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2220) zijn dit onderwerpen waarop de posities van de EU en de ACS landen nog uit elkaar liggen.

– NDICI

Onder Any Other Business zal ook een update worden gegeven over de stand van zaken van de onderhandelingen over het nieuwe EU externe financieringsinstrument voor het volgende Meerjarig Financieel Kader (2021–2027), het Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI). Op 18 september bereikten EU lidstaten overeenstemming over de volledige Raadspositie over de NDICI-verordening, mede op basis van de conclusies van de Europese Raad van 21 juli jl. over het gehele MFK. Op dit moment is de afrondende fase van de triloog met het Europees parlement gaande. Met name op de punten governance, klimaattarget en migratie wordt nog naar overeenstemming gezocht. Het streven is dat de triloog voor het einde van het jaar wordt afgerond, zodat het NDICI op 1 januari 2021 in werking kan treden.

Naar boven