nr. 3d
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2000
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel financiering decentrale
overheden (fido) op 12 december jl., heb ik de heer Boorsma toegezegd met
een nadere uitleg over de verhouding van het tweede en het derde lid van artikel
2 van het wetsvoorstel te komen. Deze treft u hierbij aan.
Het derde lid van artikel 2 bevat de rechtsbasis voor de bij algemene
maatregel van bestuur te stellen regels die van toepassing zijn op alle aangegane,
uitgezette en gegarandeerde geldleningen, ongeacht waar deze leningen toe
dienen. In lijn met het wetsvoorstel fido gaat het hier om bepalingen die
een gezonde financiering van decentrale overheden bevorderen en bijdragen
aan een goede positie op de kapitaalmarkt. De uitwerking van het derde lid
van artikel 2 geschiedt in het concept Besluit Leningvoorwaarden Decentrale
Overheden (BLDO). In het kort bevat dit Besluit een verbod op leningen in
vreemde valuta (beperking valutarisico) en op leningen waarvan de hoofdsom
is geïndexeerd (beperking inflatierisico).
Het tweede lid van artikel 2 bevat de rechtsbasis voor bij ministeriële
regeling te stellen regels die specifiek zijn toegesneden op die middelen,
die op enig moment wel aanwezig zijn, maar op dat moment niet direct worden
aangewend voor de publieke taak. Voor de uitzetting van deze middelen gelden
aanvullende voorwaarden ten opzichte van het gestelde in het derde lid. In
de concept Regeling Uitzettingen en Derivaten zijn deze voorwaarden uitgewerkt.
Te denken valt hierbij aan de eis dat uitzettingen worden gedaan bij kredietwaardige
tegenpartijen (beperking debiteurenrisico) en dat de hoofdsom intact blijft
(beperking marktrisico). Ter beperking van het marktrisico worden alleen verschillende
vormen van geldleningen zoals obligaties, deposito's en garantieprodukten
toegestaan; aandelen worden niet toegestaan.
Op basis van het derde lid van artikel 2 worden derhalve generieke voorwaarden
gesteld voor alle aangegane, uitgezette en gegarandeerde leningen. In aanvulling
hierop geeft het tweede lid van artikel 2 nadere specifieke voorwaarden voor
het uitzetten van «overtollige middelen». Het gaat hier immers
om publiek geld, waarvoor aanvullende regels gesteld worden om te waarborgen
dat het op enig moment ten goede komt aan de publieke taak. Deze regels voor
overtollige middelen laten toepassing van de regels van het BLDO onverlet.
De Minister van Financiën,
G. Zalm