26 906
Nieuwe bepalingen inzake het financieringsbeleid van openbare lichamen (Wet financiering decentrale overheden)

nr. 3d
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2000

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel financiering decentrale overheden (fido) op 12 december jl., heb ik de heer Boorsma toegezegd met een nadere uitleg over de verhouding van het tweede en het derde lid van artikel 2 van het wetsvoorstel te komen. Deze treft u hierbij aan.

Het derde lid van artikel 2 bevat de rechtsbasis voor de bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels die van toepassing zijn op alle aangegane, uitgezette en gegarandeerde geldleningen, ongeacht waar deze leningen toe dienen. In lijn met het wetsvoorstel fido gaat het hier om bepalingen die een gezonde financiering van decentrale overheden bevorderen en bijdragen aan een goede positie op de kapitaalmarkt. De uitwerking van het derde lid van artikel 2 geschiedt in het concept Besluit Leningvoorwaarden Decentrale Overheden (BLDO). In het kort bevat dit Besluit een verbod op leningen in vreemde valuta (beperking valutarisico) en op leningen waarvan de hoofdsom is geïndexeerd (beperking inflatierisico).

Het tweede lid van artikel 2 bevat de rechtsbasis voor bij ministeriële regeling te stellen regels die specifiek zijn toegesneden op die middelen, die op enig moment wel aanwezig zijn, maar op dat moment niet direct worden aangewend voor de publieke taak. Voor de uitzetting van deze middelen gelden aanvullende voorwaarden ten opzichte van het gestelde in het derde lid. In de concept Regeling Uitzettingen en Derivaten zijn deze voorwaarden uitgewerkt.

Te denken valt hierbij aan de eis dat uitzettingen worden gedaan bij kredietwaardige tegenpartijen (beperking debiteurenrisico) en dat de hoofdsom intact blijft (beperking marktrisico). Ter beperking van het marktrisico worden alleen verschillende vormen van geldleningen zoals obligaties, deposito's en garantieprodukten toegestaan; aandelen worden niet toegestaan.

Op basis van het derde lid van artikel 2 worden derhalve generieke voorwaarden gesteld voor alle aangegane, uitgezette en gegarandeerde leningen. In aanvulling hierop geeft het tweede lid van artikel 2 nadere specifieke voorwaarden voor het uitzetten van «overtollige middelen». Het gaat hier immers om publiek geld, waarvoor aanvullende regels gesteld worden om te waarborgen dat het op enig moment ten goede komt aan de publieke taak. Deze regels voor overtollige middelen laten toepassing van de regels van het BLDO onverlet.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven