nr. 201a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZOND- HEID, WELZIJN EN SPORT1
Vastgesteld 15 maart 1999
Het voorbereidend onderzoek gaf slechts de leden van de fracties van CDA en PvdA aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen
en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de CDA-fractie hadden het wetsvoorstel met enige
belangstelling gelezen. Aan de ene kant meenden zij dat het centrale idee,
het verhalen van schade als sprake is van verwijtbaar gedrag, steun verdient
als onderdeel van toedeling van verantwoordelijkheid. Aan de andere kant meenden
zij dat het wetsvoorstel misschien wat te snel de weg bereidt naar collectivering.
Zij hadden met instemming gelezen dat in de Tweede Kamer deze spanning tussen
individualisering en collectivering aan de orde was gesteld.
Ter voorbereiding van een definitief standpunt wilden zij enkele vragen
stellen.
De regering schrijft in de memorie van toelichting (p. 3) dat de discussie
of een regresrecht past in het karakter van de volksverzekeringen is achterhaald
met de invoering hiervan in de Algemene nabestaandenwet (Anw). Wil de regering
informatie verschaffen over de uitoefening van dat recht in de Anw? Zou dat
recht daar niet worden toegepast, dan zou dat kunnen wijzen op een falsificatie
van de stelling.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het te sluiten convenant
regresrecht WAO? De regering laat in de memorie van toelichting zien dat partijen
in de markt zelf tot een convenant komen om de afwikkeling van de wederzijdse
claims te versimpelen. Is daarmee niet duidelijk dat een wettelijke regeling
van de mogelijkheid van collectivering volstrekt overbodig is?
Wat de wettelijke mogelijkheid van collectivering bij AWBZ en ZFW betreft,
stelt de regering (memorie van toelichting p. 7) overwogen te hebben dat de
Ziekenfondsraad het aangewezen orgaan is. Deze leden waren het daar mee eens.
De formulering suggereert dat de regering andere alternatieven heeft bestudeerd.
Deze leden wilden op dit punt graag een nadere toelichting.
Tot slot wilden deze leden wijzen op enkele slordigheden van taalkundige en zelfs staatsrechtelijke aard. Wat het laatste betreft, de regering
schrijft in de memorie van toelichting (p. 7) over «het toenmalige kabinet
... (en) deze regering ...».
De taalkundige slordigheden staan o.m. in de Nota naar aanleiding van
het Verslag, en betreffen o.m. de interpunctie en enkele formuleringen, zoals
«wettenbedoeld» (p. 1), «... op voor ...» (p. 3),
«zieken-fondsen» (p. 4).
De leden van de PvdA-fractie erkenden de logica van het doortrekken
van het regresrecht naar alle volksverzekeringen.
Echter, zij waren toch bezorgd dat, door een toenemende verschuiving van
lasten van de wettelijke collectieve verzekeringen naar individuele WA-verzekeringen
(deels natuurlijk ook verplicht), het onverzekerd aan het maatschappelijk
verkeer in het algemeen en aan het gemotoriseerde verkeer in het bijzonder
zou kunnen toenemen. Zijn er indicaties dat zich hier problemen gaan voordoen?
Verder vernamen zij graag hoe – in het geval van schuldaansprakelijkheid –
het regresrecht jegens een niet Nederlandse ingezetene in het kader van het
gecollectiviseerde regresrecht zou kunnen plaatsvinden.
Vertrouwende, dat de regering tijdig voor de openbare behandeling op bovenstaande
opmerkingen en vragen zal hebben geantwoord, acht de commissie deze hiermee
voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Ter Veld
De griffier van de commissie,
Nieuwenhuizen