nr. 202
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 februari 1997
Bij de Eerste Kamer is sinds januari 1996 in behandeling het wetsvoorstel
24 042, houdende aanpassing van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer
aan Richtlijn nr. 91/440 EEG en Verordening (EEG) nr. 1893/91. Op 1 mei 1996
heb ik de nota naar aanleiding van het verslag van de Vaste Commissie voor
Verkeer en Waterstaat van 16 februari 1996 uitgebracht.
Daarnaast heb ik bij brief van 4 juli 1996, nr. DGV/CPV/V623688/485, de
vragen die bij de Vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat waren gerezen
met betrekking tot het afsprakenpakket tussen de Staat en de N.V. Nederlandse
Spoorwegen (NS) van 29 juni 1995 beantwoord.
Hoewel het voorbereidend onderzoek van het wetsvoorstel is afgerond, heeft
uw Kamer nog geen aanvang gemaakt met de mondelinge behandeling van het voorstel.
Uit ambtelijke contacten is mij gebleken dat uw Kamer voltooiing van de behandeling
aanhoudt totdat uw Kamer nader is geïnformeerd over mijn beleidsvoornemens
met betrekking tot de zogenaamde onrendabele diensten en met betrekking tot
de mededinging op de markt van het spoorvervoer.
Ik ben gaarne bereid om over deze beleidsvoornemens, die zeer recent aan
de Tweede Kamer en in afschrift aan de Eerste Kamer zijn aangeboden, met uw
Kamer van gedachten te wisselen.
Ik wil echter met klem bepleiten om de behandeling van het onderhavige
voorstel te ontkoppelen van de bespreking van die beleidsvoornemens.
Het wetsvoorstel strekt uitsluitend tot een – beleidsarme –
implementatie van richtlijn 91/440 en loopt niet vooruit op de vormgeving
van het toekomstige spoorbestel, als uitwerking van het kabinetsstandpunt
bij het rapport van de commissie Wijffels en contractueel verankerd in een
afsprakenpakket met NS onder de noemer «Over de wissel».
Die toekomstige vormgeving van het spoorbestel zal uiteindelijk ook
worden verankerd in een voorstel van wet dat een veel breder terrein bestrijkt
dan het onderhavige implementatievoorstel.
Ik spreek de hoop uit dat het voorgaande de laatste beletselen voor een
voortzetting van de behandeling van wetsvoorstel 24 042 wegneemt en verheug
me op een spoedige gedachtenwisseling met uw Kamer over het toekomstige spoorbestel.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink