19 637
Vluchtelingenbeleid

27 204
Mensensmokkel

nr. 582
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 10 april 2001

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 21 maart 2001 overleg gevoerd met staatssecretaris Kalsbeek van Justitie over:

– de brief van 9 februari 2001 van de staatssecretaris van Justitie ten geleide van de rapportage Asielketen over de maanden september t/m december 2000, tevens jaarrapportage 2000, alsmede de Vluchtelingenrapportage over het jaar 2000 (19 637, nr. 559);

– de brief van 24 november 2000 van de minister van Justitie inzake mensensmokkel (27 204, nr. 8);

– de brief van 22 februari 2001 van de staatssecretaris van Justitie inzake beleidsontwikkeling op het gebied van het landgebonden asielbeleid voor Rwanda en Burundi (19 637, nr. 565).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Albayrak (PvdA) constateert dat de stroom asielzoekers stabiel blijft op een hoog niveau, dat de inmiddels verdubbelde opvangcapaciteit vrijwel volledig gebruikt is en dat de terugkeer nog steeds stagneert. Er is nog lang geen Europees asielbeleid en binnen Europa vangt Nederland verhoudingsgewijs de meeste asielzoekers op. De kosten van het asielbeleid bedragen 3,5 mld gulden per jaar, waarvan 90% op de begroting van Justitie staat. Volgens de prognoses zal er nog in 2001 een half miljard bij moeten en in 2002 misschien wel een miljard. Het was op voorhand duidelijk dat de aanscherpingen in het asielbeleid nog geen effect konden sorteren gedurende de huidige kabinetsperiode, maar na een transitieperiode die samenvalt met het verkiezingsjaar 2002, wordt er voor 2003 budgettair rekening gehouden met een opvangcapaciteit van slechts 35 000.

Heeft de staatssecretaris een verklaring voor het uitblijven van de cohortsgewijze informatie, die was toegezegd voor het jaar 2000? Om vooral technische redenen zou deze informatie niet kunnen worden gegeven, maar uit een onderzoek van de Katholieke universiteit Nijmegen (KUN) blijkt dat het cohortsgewijs volgen van asielzoekers wel mogelijk is. De IND gaat steevast ervan uit dat 20% van de aanvragers uiteindelijk een vergunning krijgt, maar uit het onderzoek blijkt dat dit 44% is, wat overeenstemt met het standpunt van de Partij van de Arbeid dat het 45 tot 50% is.

In de opvang wachten ruim 76 000 mensen op een beslissing in eerste aanleg, bezwaar of beroep. Voor het einde van 2001 zijn er 20 000 plaatsen meer nodig. De inrichting van de nieuwe centra duurt anderhalf tot twee jaar. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om bestaande centra langer open te houden na het aflopen van het contract voor vijf jaar? Wil zij zelf het initiatief hiertoe nemen? Het COA staat immers minder sterk in de onderhandelingen dan de staatssecretaris. Hoe groot is overigens de behoefte aan noodopvang boven die 20 000? De kazernes zitten inmiddels vol; wordt er al gedacht aan opvang in tenten?

De uitstroom van statushouders uit gemeenten is allesbehalve succesvol, vooral door de systematiek. De tijdelijkheid van de status is van wezenlijk belang in het vvtv-beleid. Asielzoekers uit een land dat voldoet aan de criteria, moeten een vvtv-status kunnen krijgen. Hiertegenover staat dat mensen daadwerkelijk moeten terugkeren als er democratisch is vastgesteld dat zij geen bescherming meer nodig hebben. Anders wordt de capaciteit onnodig belast en ontstaat er steeds politieke discussie over de mogelijkheid van tijdelijke bescherming voor nieuwe groepen. Ongeveer 9000 ex-vvtv'ers die in bezwaar en beroep zijn gegaan tegen de intrekking van hun status, zijn omstreeks de zomer en het najaar uitgeprocedeerd. Als de rechter oordeelt dat zij op dat moment onder de werking van de Vreemdelingenwet 2000 vallen, geldt voor hen de meeromvattende beschikking. Gaat de rechter echter uit van het moment van de aanvraag, het beroep of het bezwaar, dan vallen zij onder het stappenplan van de zorgwet vvtv en dus onder het gefaseerde vertrekbeleid, waardoor hun uiteindelijke vertrek misschien nog twee jaar duurt. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om zo nodig de wet zodanig aan te passen, dat deze uitgeprocedeerde ex-vvtv'ers onder de nieuwe wet vallen? Anders is er een speciale voorziening nodig om hun dossiers met voorrang te behandelen om te voorkomen dat het jaren duurt voordat zij uit Nederland vertrekken. Samenwerking met andere Europese landen die mensen naar dezelfde landen proberen terug te krijgen, lijkt in dit verband zinvol. Wil de staatssecretaris in een brief uiteenzetten hoe zij anticipeert op de terugkeer van deze grote groep uitgeprocedeerde ex-vvtv'ers?

Is de vrijwilligheid om zich tot de IOM te wenden, wellicht de oorzaak van de marginale rol van de IOM bij terugkeer? Ziet de staatssecretaris iets in een verplichting? Uiteindelijk is het immers mogelijk, voorzieningen te beëindigen.

In het kader van de Koppelingswet is de Regeling verstrekkingen bijzondere groepen (RVB) opengesteld voor degenen die in problemen komen. Dublinclaimanten die zich in schrijnende omstandigheden bevinden, worden inderdaad alsnog opgevangen. Kan de RVB gebruikt worden voor verstrekkingen aan mensen die uitgeprocedeerd zijn, maar die nog wel legaal in Nederland mogen blijven en zich in schrijnende omstandigheden bevinden? Voor deze kleine groep is humaan beleid op zijn plaats binnen het algemene beleid.

In de aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer bij het eindadvies van de commissie-Wijnholt zegt de regering toe dat de richtlijnen voor het opstellen van ambtsberichten openbaar gemaakt worden. Wordt deze toezegging inmiddels nagekomen of zal dit op korte termijn alsnog gebeuren? Vindt ook de staatssecretaris het wenselijk dat er een richtlijn komt voor goede informatie over de positie van vrouwen in ambtsberichten?

De vorige staatssecretaris is gevraagd, in de asielketenrapportages cijfers over het reguliere vreemdelingenbeleid op te nemen. Deze informatie is nodig om meer inzicht te krijgen in knelpunten zoals de onacceptabel lange duur van een antwoord op een MVV-aanvraag. Waarom blijft deze informatie uit?

Het uitstel-van-vertrekbeleid geldt voor Angola al tweeënhalf jaar en voor Tsjetsjenië een jaar en vijf maanden. Dit is onacceptabel voor uvv-beleid: het moet worden beëindigd dan wel worden omgezet in vvtv-beleid als een land aan de hiervoor geldende voorwaarden voldoet. Wil de staatssecretaris zo spoedig mogelijk een nieuw ambtsbericht over Angola uitbrengen, zodat de Tweede Kamer kan beoordelen of het beleid moet worden herzien?

Ten slotte stemt mevrouw Albayrak in met de voorstellen in de brief over Rwanda en Burundi.

De heer Kamp (VVD) concludeert uit de problemen met de integratie van migranten uit niet-westerse landen dat de immigratie te groot is. De niet-Nederlandse immigranten zijn te verdelen in vijf ongeveer gelijke groe- pen, waarvan er drie relevant zijn voor de discussie: asielimmigran- ten, gezinsherenigers en gezinsvormers. Een groeiend deel van de gezinshereniging en gezinsvorming is gerelateerd aan de asielimmigratie: van de in Nederland geboren of opgegroeide kinderen van twee grote groepen migranten kiest de helft voor een partner uit het land van herkomst. Dat proces kan zich herhalen bij de asielimmigranten. In de jaren negentig nam Nederland drie keer zoveel asielzoekers per hoofd van de bevolking op als het Europese gemiddelde. Slechts incidenteel nam een ander Europees land er meer op. Ook in absolute cijfers loopt Nederland bijna voorop: Duitsland, dat ruim vijf keer zoveel inwoners heeft, krijgt minder dan twee keer zoveel asielzoekers.

Volgens een analyse van het Centraal Planbureau kreeg van de asielzoekers die in de eerste helft van de jaren negentig naar Nederland kwamen, uiteindelijk de helft een verblijfsvergunning. Uit een cohortanalyse van de KUN blijkt dat hetzelfde geldt voor de asielzoekers die in de vorige kabinetsperiode naar Nederland kwamen. Daarbij wordt erop gewezen dat volgens het jaarverslag 1999 van de IND 2% van de asielzoekers de vluchtelingenstatus kreeg. Er komen dus nauwelijks asielzoekers naar Nederland die vluchteling zijn in de zin van het Vluchtelingenverdrag, maar de toepassing van de regels leidde ertoe dat de helft van de asielzoekers mocht blijven. Volgens de staatssecretaris wordt inmiddels 80% van de aanvragen afgewezen. Omdat het vvtv-beleid wordt afgebouwd en de driejarenregeling moet worden afgeschaft, zou dit moeten oplopen naar 90%, hetzelfde niveau als in Duitsland.

Het is onbegrijpelijk dat de IND in tegenstelling tot enkele onderzoekers van de KUN geen cohortanalyse van de vergunningverlening kan maken. De vorige staatssecretaris heeft in 1999 toegezegd dat met ingang van 2000 de asielgegevens cohortsgewijs zouden worden geregistreerd. Is de registratie inmiddels op orde en wat wijst zij uit voor het deel van de asielzoekers dat in de huidige kabinetsperiode een verblijfsvergunning krijgt? Hoeveel procent van de asielzoekers in Duitsland mocht de afgelopen jaren blijven?

Uit de cijfers over 2000 blijkt dat voor het derde achtereenvolgende jaar ruim 40 000 asielverzoeken zijn ingediend, vooral door ongedocumenteerden. Hoewel 80% van de aanvragen wordt afgewezen, zijn in 2000 minder dan 17 000 asielzoekers teruggekeerd. De gemiddelde behandeltijd van een asielverzoek, inclusief bezwaar en beroep, is ongeveer twee jaar en negen maanden. Eind 2000 waren er bij de IND en de rechtbanken 95 000 asieldossiers in behandeling en bij het COA 78 000 mensen in de opvang. Volgens het COA moet in 2001 het aantal opvangplaatsen met 15 000 worden uitgebreid.

Op grond van de overzichten van 25 Europese landen die UNHCR regelmatig publiceert, is een analyse van de landen van herkomst mogelijk. Deze informatie noch de analyse is terug te vinden in de jaarrapportage, waaraan de Tweede Kamer weinig heeft voor de beoordeling van de effectiviteit van het beleid. De vier grootste landen van herkomst zijn zowel voor Europa als voor Nederland voormalig Joegoslavië, Irak, Afghanistan en Iran. In het jaar 2000 was er voor Europa ten opzichte van 1999 een daling van 63% uit voormalig Joegoslavië, en voor Nederland een stijging met 4%. Het eigen Nederlandse beleid moet de oorzaak hiervan zijn. Van de asielzoekers uit Somalië, Sierra Leone en Angola komt respectievelijk 20, 26 en 45% naar Nederland, terwijl Nederland maar 3% van de inwoners van die 25 Europese landen heeft. Mensensmokkelorganisaties leiden van overal uit de wereld onevenredig veel klanten naar Nederland. Deze ontwikkeling wordt steeds moeilijker te stoppen en heeft steeds grotere negatieve gevolgen voor de veiligheid en de stabiliteit van de Nederlandse samenleving.

Op de begroting staat weliswaar 3,5 mld gulden als directe kosten van de toestroom van asielzoekers naar Nederland, maar naar verwachting zal er in 2001 4 mld uitgegeven worden en in 2002 zelfs 4,5 mld, het dubbele van het totale budget van UNHCR voor 22 miljoen vluchtelingen in de hele wereld. De voorziene groei van de kosten kan worden voorkomen door de Vreemdelingenwet 2000 vanaf het begin consequent toe te passen en het AMA-beleid met onmiddellijke ingang aan te scherpen. Als het aantal op te vangen asielzoekers wordt verlaagd tot het Europese gemiddelde, zijn er zelfs flinke besparingen mogelijk.

Er moet een eind gemaakt worden aan het misbruik van de asielprocedure door economische migranten en er moet naar gestreefd worden dat niet meer dan een evenredig deel van de asielzoekers naar Nederland komt. Er zijn harde maatregelen nodig om Nederland minder aantrekkelijk te maken als bestemming voor asielzoekers door het patroon van mensensmokkelorganisaties en de brugfunctie van de grote immigrantengemeenschappen in Nederland te doorbreken. Hiervoor moeten aanvragen snel worden afgehandeld, moet er een kleine kans op een verblijfsvergunning zijn, moet er geen begin met inburgering gemaakt worden tijdens die korte procedure en moeten vertrek en uitzetting krachtig worden aangepakt. Het tegenovergestelde is op deze vier punten de werkelijkheid.

De Vreemdelingenwet 2000 biedt een deel van de oplossing: zij kan leiden tot vermindering van het aantal juridische procedures, verkorting van de proceduretijd en verhoging van de kwaliteit van de beslissingen. Bij deze wet heeft de fractie van de VVD altijd twee voorwaarden gesteld: beperking van de gratis rechtsbijstand tot de beroepsfase en maximaal één beroepsprocedure, en een zeer terughoudend landgebonden asielbeleid. Concreet betekent dit beëindiging van het landgebonden asielbeleid voor Afghanistan en het terugsturen van afgewezen asielzoekers naar Somalië, Angola en Sierra Leone. Het laatste geldt ook voor Burundi, omdat UNHCR niet voor niets stelt dat terugkeer kan worden overwogen en Duitsland dienovereenkomstig handelt. Handhaving van het landgebonden asielbeleid voor Burundi leidt ertoe dat met ingang van 1 april 2001 iedereen uit Burundi die naar Nederland komt, in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning, een sociale huurwoning, een vluchtelingenpaspoort, gezinshereniging en een bijstandsuitkering.

Van het aangescherpte terugkeerbeleid komt in de praktijk te weinig terecht. Als het oude en het nieuwe stappenplan niet consequent worden toegepast, heeft de staatssecretaris een politiek probleem. Is dat wel het geval, dan zijn de resultaten onvoldoende en moeten de plannen worden aangescherpt. Wil de staatssecretaris voorkomen dat gemeenten het rijksbeleid doorkruisen met alternatieve opvang voor afgewezen asielzoekers en dat overheidsgeld wordt gebruikt voor rechtshulp bij herhaalde asielverzoeken?

Volgens informatie van het COA is inmiddels eenvijfde deel van de asielzoekers AMA. De toestroom van AMA's moet beperkt worden door een AMA die naar Nederland komt, in de regel direct te laten terugkeren. Het is teleurstellend dat in februari de fractie van de VVD als enige in de Tweede Kamer wilde uitspreken dat de toestroom van AMA's binnen twee jaar tot maximaal het Europese gemiddelde moet zijn teruggebracht.

Het aantal ongedocumenteerde asielzoekers moet worden teruggedrongen. Hiervoor is het noodzakelijk dat ongedocumenteerden in de opvangcentra beschikbaar blijven totdat intensief onderzoek naar nationaliteit, identiteit en reisroute is afgerond. Bij de behandeling van de Vreemdelingenwet 2000 heeft de Tweede Kamer uitgesproken dat voor dit onderzoek de 48-uurstermijn voor de aanmeldcentra zo nodig met drie weken moet worden verlengd. Is dit beleid inmiddels totstandgekomen?

Zodra blijkt dat mensensmokkelorganisaties weer onevenredig veel mensen uit enig land naar Nederland laten reizen, moeten er gerichte maatregelen worden genomen. De staatssecretaris begaat een ernstige vergissing met haar weigering voor een plan van aanpak voor de toestroom uit Angola. Wil zij hiervan terugkomen?

Om te kunnen vasthouden aan de doelstelling om bescherming te bieden aan mensen die op de vlucht zijn voor vervolging en voor wie Nederland de eerste veilige plek is, moeten hieraan twee doelstellingen toegevoegd worden. De eerste is dat misbruik van de asielprocedure op alle mogelijke manieren en effectief wordt tegengegaan. De tweede is dat de toestroom van asielzoekers op korte termijn wordt teruggedrongen tot het Europese gemiddelde. Hiermee wordt tevens een uniform Europees asielbeleid dichterbij gebracht. Tegelijkertijd moet Nederland zich in internationaal verband inspannen voor een spoedige wijziging van het Vluchtelingenverdrag opdat asielverzoeken alleen nog in de UNHCR-centra in de eigen regio in behandeling kunnen worden genomen. Degenen die volgens UNHCR bescherming elders in de wereld behoeven, moeten vervolgens naar evenredigheid door Nederland worden opgenomen. Dan kan Nederland zijn inspanningen richten op het beschermen en helpen van mensen in plaats van op procederen, tegenhouden en terugsturen. Wat heeft de staatssecretaris sinds de plenaire behandeling van de Vreemdelingenwet 2000 gedaan om hiervoor internationale steun te krijgen en wat heeft zij inmiddels bereikt?

De heer Wijn (CDA) concludeert uit de jaarrapportage dat de situatie steeds minder beheersbaar wordt. Het aantal asielzoekers dat naar Nederland komt, blijft steken op het onaanvaardbaar hoge niveau van 40 000. Nederland staat hiermee absoluut in de top 3 van Europa en relatief op de eerste plaats. Bijna 50 000 mensen wachten op behandeling van een bezwaarschrift, 27 000 wachten op een eerste beslissing, 88 000 mensen zitten in de opvang, hun gemiddelde verblijfsduur neemt toe en de wachtlijsten bij de rechters zijn weer gegroeid. Met de Vreemdelingenwet 2000 zijn kansen gemist, maar daaraan is een ander algemeen overleg gewijd.

De fractie van de VVD wil op het asielbeleid bezuinigen om geld vrij te maken voor onderwijs en gezondheidszorg, maar het ziet er niet naar uit dat dit zal doorgaan. Ook de fractie van het CDA heeft kritiek op de onbeheersbare uitgaven voor het asielbeleid, maar maakt de financiering van onderwijs en gezondheidszorg niet hiervan afhankelijk. Het is ongeloofwaardig dat de fractie van de VVD ondanks zware kritiek het beleid blijft steunen.

Ook in 2000 is er in de uitvoering van het beleid gehandeld tegen vier algemene noties. Ten eerste moeten ontwikkelingen vroegtijdig worden gesignaleerd en moet hierop snel worden gereageerd met adequaat beleid. In 2000 is er echter na vijf jaar nog steeds geen vooruitgang geboekt op het punt van de AMA's: het aantal aanmeldingen was toen in Nederland twaalf keer zo hoog als in Zweden. In het landenbeleid wordt er veel te traag gereageerd op informatie uit ambtsberichten. Over het ambtsbericht over Angola dat op 26 juli 2000 is uitgebracht, heeft de staatssecretaris nog geen oordeel aan de Tweede Kamer gestuurd. In een recente brief schrijft de staatssecretaris de hoge instroom uit Angola toe aan het gevoerde uvv-beleid. Omdat Angola een binnenlands vluchtalternatief heeft, namelijk in Luanda en de provinciesteden, zou er echter helemaal geen uvv-beleid gevoerd moeten worden en zouden er dus geen statussen moeten worden verleend. Door een verkeerde beslissing en getalm daarna komt 50% van de Angolezen die naar Europa komen, naar Nederland. Wat is het oordeel van de staatssecretaris hierover? Hetzelfde geldt voor de instroom uit Afghanistan en voormalige Sovjetrepublieken. De Tweede Kamer zou standaard elk halfjaar een ambtsbericht over vvtv-landen moeten krijgen, met binnen twee maanden een reactie van de staatssecretaris erop. Dit zou voortaan ook moeten gelden voor landen met uvv-beleid en de toekomstige moratoriumlanden. Hoe anticipeert de staatssecretaris, eventueel samen met andere Europese landen, op de ontwikkelingen in Macedonië? Een gebrek aan tolken kan daarbij een bottleneck gaan vormen. Volgens de stukken is er bij de rechtsbijstand een toenemende spanning tussen aanbod en vraag. Op welke manier reageert de staatssecretaris proactief op deze ontwikkeling?

Ten tweede is er politieke daadkracht nodig, maar sinds de bespreking van de terugkeernotitie in november 1999 is er geen vooruitgang geboekt met het terugkeer- en uitzetbeleid. Het aantal uitzettingen is zelfs gedaald terwijl veel vvtv-statussen zijn ingetrokken en er rekening werd gehouden met een groot aantal uitzettingen. De vorige staatssecretaris wilde zich nooit vastleggen op duidelijke doelstellingen. Wil de huidige staatssecretaris wel concrete toezeggingen doen? Hoe denkt de staatssecretaris het terugkeerbeleid vorm te geven voor Irak, Azerbeidzjan, Georgië, Bosnië, Joegoslavië, de beide Congo's, Somalië, Liberia en Noord-Soedan, waar de situatie grofweg hetzelfde is?

Ten derde moeten maatschappelijke ontwikkelingen serieus worden genomen, maar er is in 2000 inadequaat gereageerd op zorgen over overlast en criminaliteit in verband met asielcentra. Mede hierdoor is het moeilijker geworden om opvangplaatsen te vinden. De directeur van het COA heeft in de media uitgesproken dat alle gemeenten moeten worden verplicht tot het inrichten van een asielzoekerscentrum. Zo'n verplichting zal het draagvlak voor asielzoekerscentra zeker aantasten. Wat vindt de staatssecretaris ervan dat iemand uit de ambtelijke sfeer dit soort politiek gevoelige uitspraken doet en wil zij deze terugnemen? Bij het aanwijzen van een locatie voor een asielzoekerscentrum moeten er adequate maatregelen worden genomen om de problemen aan te pakken die mensen in de omgeving verwachten.

Ten vierde moet Nederland niet de naïefste van Europa zijn. De Europese Unie wil de juridische omschrijving van mensensmokkel aanscherpen; Nederland is als enige lidstaat hiertegen. Hierdoor wordt Nederland nog aantrekkelijker voor mensensmokkelaars. Verder staan behalve in Nederland alleen in Denemarken en het Verenigd Koninkrijk de ambtsberichten op internet. Is het vermoeden juist dat mensensmokkelaars gebruikmaken van de ambtsberichten om vluchtverhalen te construeren? Ziet de staatssecretaris in dat geval een oplossing in het (gedeeltelijk) niet meer openbaar maken van ambtsberichten? Kan de staatssecretaris nadere informatie geven over het quotum voor uitgenodigde vluchtelingen en over de High level working group en de actieplannen daarvan?

Ten slotte vraagt de heer Wijn naar de verhouding tussen het Nederlandse beleid en het beleid van UNHCR voor Rwanda en Burundi.

De heer Hoekema (D66) ziet als kern van het Nederlandse asielprobleem dat er te traag wordt gewerkt en dat de procedures te lang duren. De vraag is wat de Vreemdelingenwet 2000 hierin zal verbeteren. De hoofddirecteur van de IND heeft in de Volkskrant van 2 maart 2001 uitgesproken dat de procedures sneller en in één keer goed moeten verlopen. Sluit de staatssecretaris zich aan bij deze uitspraak en zal het ook lukken? Zijn de 55 000 bezwaarzaken halverwege 2002 daadwerkelijk weggewerkt, zoals al enkele malen is toegezegd? Wat vindt de staatssecretaris van het pleidooi van de hoofddirecteur om in de AC-procedure soms gewoon positief te reageren op een asielaanvraag? Hij meent dat beleidsmakers vrezen dat van positieve beslissingen in een vroeg stadium aanzuigende werking uitgaat, maar ook hijzelf is een beleidsmaker. Hoe denkt de staatssecretaris hierover? Volgens de hoofddirecteur gaat de uitkomst van het onderzoek van de KUN dat bijna de helft van de asielzoekers een status krijgt, in 2000 niet op, maar komt het resultaat dichter bij het uitgangspunt van de IND, namelijk 20%. Kan de staatssecretaris duidelijk maken wie er gelijk heeft, de KUN of de IND, en of de verklaring van de IND juist is dat in de jaren waarnaar de KUN onderzoek heeft gedaan, bijzondere omstandigheden hebben geleid tot het veel hogere percentage? De Tweede Kamer heeft nog steeds geen cohortsgewijze gegevens over de afdoening van asielzaken en kan hierdoor het beleid niet goed controleren. Wil de staatssecretaris nog in het voorjaar van 2001 met de gevraagde informatie komen?

Gebleken is dat Nederland aantrekkelijk is voor Angolezen. Wat is de oorzaak hiervan en welk beleid wordt hiervoor gemaakt? Kan de staatssecretaris zeggen hoe de smokkelroutes lopen? In een recente brief schrijft de staatssecretaris heel voorzichtig dat het niet onwaarschijnlijk is dat de hoge instroom uit Angola kan worden toegeschreven aan het uvv-beleid. Zij constateert een verbetering ten opzichte van de situatie die de laatste keer in de Tweede Kamer besproken is. Het is dan ook hoog tijd voor een geactualiseerd ambtsbericht over Angola, zodat de Tweede Kamer spoedig in een afzonderlijk debat een zorgvuldig besluit kan nemen over een terugkeerbeleid of een vvtv-beleid voor Angola. Bijzonder zorgwekkend is het grote aantal AMA's uit Angola. Komt de staatssecretaris haar toezegging na om voor 1 mei 2001 met een nota te komen over de verblijfsvariant en de terugkeervariant voor AMA's?

In sommige gevallen wordt er jarenlang uvv-beleid gevoerd, terwijl tijdens de behandeling van de Vreemdelingenwet 2000 is afgesproken dat deze periode maximaal een halfjaar zou duren. Wil de staatssecretaris op dit punt robuust beleid voeren, waarin telkenmale aan de hand van een geactualiseerd ambtsbericht de situatie per land wordt geanalyseerd om vast te stellen of er een vvtv-beleid dan wel een terugkeerbeleid moet worden gevoerd? Is het in de afgelopen jaren gelukt, Somaliërs terug te sturen naar de gebieden in Somalië die in het algemeen als veilig worden beschouwd? Hoe staat het met al diegenen die al heel lang wachten op een nadere beslissing van de Nederlandse overheid?

UNHCR staat op het standpunt dat na zorgvuldige afweging van de individuele omstandigheden terugkeer naar Burundi kan worden overwogen. Hoe verhoudt dit zich tot de mededeling in de rapportage dat dit niet mogelijk is en dat ook andere Europese landen niet tot uitzetting overgaan?

Noord-Irak wordt al enige jaren als binnenlands vestigingsalternatief gezien, maar er blijken grote problemen te zijn. Inmiddels zijn er uitspraken van de Rechtseenheidskamer en de rechtbank in Zwolle. Waarom is er niet al in het najaar van 2000 beleid ontwikkeld waarin, rekening houdend met deze uitspraken, werk wordt gemaakt van het terugsturen van asielzoekers naar Noord-Irak? Dat kan overigens in de praktijk slechts individueel getoetst en met medewerking van Turkije.

In 2000 vielen er 189 mensen onder het hervestigingsquotum van UNHCR, terwijl Nederland er volgens afspraak 500 kan opnemen. Kan de staatssecretaris toelichten waarom het aantal zo laag is?

In Macedonië zijn al veel interne vluchtelingen. Wil de staatssecretaris UNHCR aansporen om daar eerder in actie te komen dan twee jaar geleden in Kosovo?

Verbetering van de opvang in Pakistan kan enig soelaas bieden voor de enorme vluchtelingenstroom uit Afghanistan. Nederland is al een grote donor voor UNHCR. Kan de Europese Unie worden gemobiliseerd om meer bij te dragen?

De instroom van asielzoekers in Nederland is stabiel, maar tamelijk hoog. Er zijn echter grote problemen met de opvangcapaciteit. Aan een calamiteit kan nu vrijwel niet worden tegemoetgekomen. Hoe denkt de staatssecretaris het COA aan te sporen om deze problemen op te lossen? Overigens moeten gemeenten niet tot medewerking worden gedwongen en gaat het gelukkig in een groot aantal gemeenten goed met de opvangcapaciteit. Een streven naar het Europese gemiddelde is kunstmatig en niet vruchtbaar. Beter kunnen er goede afspraken in Europees verband worden gemaakt, waarbij het niet uitgesloten is dat Nederland meer asielzoekers blijft opnemen dan het Europese gemiddelde.

VluchtelingenWerk Nederland heeft de problemen goed samengevat: trage procedures en grote achterstanden. Asielzoekers wachten gemiddeld acht maanden op een eerste beslissing. De verblijfsduur in de centra loopt sterk op, waardoor de druk op de opvang groeit. Wil de staatssecretaris samen met de minister van SZW maximaal de mogelijkheden voor asielzoekers onderzoeken om te gaan werken? Zinvolle dagbesteding, waaronder betaald werk, is heel belangrijk voor hen. In de provincie Groningen wordt al binnen de wettelijke mogelijkheden maximaal steun gegeven aan dergelijke initiatieven. Asielzoekers die werken, krijgen een kleine vergoeding. Wat vindt de staatssecretaris van de suggestie om hieraan een vergoeding te koppelen die wordt uitgekeerd op het moment dat de betrokkene een status heeft gekregen of is teruggekeerd?

Het terugkeerbeleid, een belangrijk onderdeel van het asielbeleid, staat nog in de kinderschoenen. In de meerjarenbegroting is rekening gehouden met de terugkeer van 19 500 personen in 2000. Uit tabel 9 blijkt dat dit er in werkelijkheid 16 662 waren. Wanneer zijn er substantiële resultaten te verwachten van het oude en het nieuwe stappenplan? Waar blijven de concrete plannen om terugkeer daadwerkelijk te realiseren?

In december 2000 is een kind overleden in een asielzoekerscentrum in Vught. Daarbij is de kwaliteit en de professionaliteit van de medische hulp in de opvangcentra in discussie gekomen. Vorige week heeft zich een vergelijkbaar geval voorgedaan in een asielzoekerscentrum in Waddinxveen. Is de nieuwe opzet van de medische opvangvoorzieningen wel optimaal? Is er een garantie dat er snel een arts wordt ingeschakeld, zodat niet de volle verantwoordelijkheid drukt op verpleegkundigen? Wat denkt de staatssecretaris te doen aan het gebrek aan huisartsenhulp voor asielzoekerscentra dat in enkele regio's heerst?

Waarop baseert de staatssecretaris de conclusie dat Nederland minder aantrekkelijk is geworden voor mensensmokkelorganisaties?

De stichting Rechtsbijstand asiel Den Bosch, onderdeel van Legal Aid, heeft in een brief van 16 maart 2001 aan de staatssecretaris aandacht gevraagd voor de problemen van vrouwen in de asielprocedure. De stichting pleit daarin voor vormen van speciale opvang en wijst op het grote gevaar voor vrouwen om slachtoffer te worden van mensenhandel. Wat is de reactie van de staatssecretaris op die brief?

Bij uitzetting worden er door de marechaussee soms fouten gemaakt. Volgens recente perspublicaties is er inmiddels een onafhankelijke commissie die toezicht houdt op de uitzetting van vreemdelingen. Wil de staatssecretaris hieraan extra aandacht geven?

Mevrouw Halsema (GroenLinks) constateert dat de coalitiepartijen geen beleidsconsequenties verbinden aan hun standpunten en noemt het zorgwekkend dat het hierdoor ontbreekt aan werkelijke parlementaire controle op het asielbeleid.

Er zijn 48 000 bezwaarzaken, met een gemiddelde wachtduur van tien maanden. Er zijn 27 000 zaken in eerste aanleg, met een gemiddelde wachtduur van acht maanden. 9000 mensen zitten langer dan drie jaar in de opvang. 4000 mensen zitten gemiddeld zevenenhalf jaar in ROA-wo- ningen. Als voorwaarde voor de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000 gold dat de achterstanden bijna geheel weggewerkt zouden worden. De vorige staatssecretaris heeft hierbij altijd de mogelijkheid opengehouden dat de wet later zou ingaan dan op 1 april 2001. Acht de staatssecretaris het verantwoord, de nieuwe wet toch op die datum in te voeren? In de Volkskrant van 21 maart 2001 bepleit de directeur van VluchtelingenWerk Nederland, schoon schip te maken voordat de wet in werking treedt. Hoe staat de staatssecretaris tegenover het idee om oud-vvtv'ers die langer dan drie jaar in de centrale opvang en in ROA-woningen verblijven, een vtv te geven? Dit is redelijk omdat de vvtv een indicatie geeft van het recht op bescherming en de betrokkenen de dupe zijn van oud beleid. Het is heel goed mogelijk dat degenen die al in 1998 in procedure waren, dit eind 2002 nog zullen zijn. Wat zijn de bezwaren tegen het in het leven roepen van Schoof-vtv's om de nieuwe wet een betere kans te geven, in navolging van de Nawijnvergunningen uit 1994? Wat wordt er eigenlijk bedoeld met het projectmatig afdoen van oude zaken? Hoe worden hierbij de waarborgen van zorgvuldigheid in stand gehouden?

Het zal nog een probleem zijn om het komende jaar 18 000 opvangplaatsen erbij te krijgen. Hoe denkt de staatssecretaris deze te financieren?

Gezinsscheiding als gevolg van het verdrag van Dublin zou niet mogen voorkomen, maar volgens de vorige staatssecretaris moest dit in Europees verband worden geregeld. Dit is inmiddels gebeurd, en nu wordt er weer gewacht op wijziging van het verdrag, wat jaren kan duren. Waarom maakt de staatssecretaris geen gebruik van het Europese akkoord om te voorkomen dat gezinnen worden gescheiden als gevolg van Dublinclaims? Waar blijft overigens de notitie over familylife?

Uit het debat over criminaliteit onder asielzoekers kwam het schokkende feit naar voren dat vingerafdrukken die worden afgenomen in asielprocedures, worden gebruikt in strafrechtelijke procedures. Wil de staatssecretaris richtlijnen uitvaardigen om dit onmogelijk te maken?

Op een procedure die niet tot een status leidt, dient terugkeer en eventueel uitzetting te volgen. De fractie van GroenLinks vindt dat er opvang moet blijven voor degenen die meewerken aan hun uitzetting, en dat uitzetting alleen mag plaatsvinden als wedertoelating in het land van herkomst is gewaarborgd, maar zij heeft hiervoor geen meerderheid gevonden in de Tweede Kamer. Nu dreigen 9000 mensen hun opvang te verliezen en moeten zij gecharterd worden. De gemeenten zien aankomen dat grote groepen uitgeprocedeerde asielzoekers over straat gaan zwerven. Volgens de vorige staatssecretaris moeten gemeenten de ruimte hebben voor het kunnen naleven van hun zorgplicht. Op welke manier worden hiervoor werkelijk mogelijkheden geschapen? Biedt het Rijk financiële ondersteuning aan de desbetreffende gemeenten en, zo ja, op welke manier? Zonder dergelijke steun zullen uitgeprocedeerde asielzoekers die Nederland niet kunnen of willen verlaten, naar de grootste steden trekken, waar zij vervolgens zonder opvang en zonder mogelijkheden een marginaal bestaan zullen leiden.

Is de staatssecretaris bereid tot heroverweging van de termijn van 28 dagen voor het verlies van opvang? Er zijn landen die wel laissez-passers willen afgeven, maar deze termijn niet halen. Hierdoor kunnen mensen die op termijn Nederland zullen verlaten, op straat terechtkomen en uit het zicht verdwijnen.

Het is zeer discutabel dat Nederland mensen uitzet zonder dat het desbetreffende land meewerkt. Hoe staat het met de terug- en overnameverdragen? Volgens de rapportage heeft de Europese Commissie een mandaat gekregen om te onderhandelen met Marokko, Sri Lanka en Pakistan, maar dan duurt het nog jaren voordat er een terugnameverdrag is afgesloten. Wat gebeurt er in de tussentijd met de betrokkenen? Welk stadium van onderhandelingen is er met Iran bereikt?

Mevrouw Halsema heeft een openbare brief aan de staatssecretaris gestuurd met concrete gevallen van mensen die kunnen aantonen dat zij niet naar hun land kunnen terugkeren. In haar reactie op deze brief wijst de staatssecretaris de verzoeken om toch in Nederland te mogen blijven, tamelijk ongemotiveerd af. Als deze mensen worden uitgewezen, maar niet door het ontvangende land geaccepteerd worden, worden zij staatloos. De door de vorige staatssecretaris in het vooruitzicht gestelde criteria voor een buitenschuldbeleid, zijn er nog steeds niet. Moet uit de brief van de staatssecretaris en uit het feit dat zij een TBV voor Palestijnen heeft opgesteld, worden geconcludeerd dat alleen Palestijnen als staatloos worden aangemerkt en dat voor alle anderen geldt dat zij zelf schuld dragen aan een voortdurend verblijf in Nederland?

Het ambtsbericht over Somalië is achterhaald. Hoe beoordeelt de staatssecretaris de negatieve ontwikkelingen aldaar die Amnesty International heeft verwoord? Uitgeprocedeerde Somaliërs verliezen nu hun opvang. Degenen die al lang in Nederland verblijven, worden hiermee de dupe van wisselend beleid, van de voortdurende instabiliteit en van de enorme terugkeerproblemen. Wil de minister voor Somaliërs een beleid gaan voeren analoog aan dat voor Iraniërs, dus een verruimd driejarenbeleid?

Het uvv-beleid voor Angola, Sierra Leone en Tsjetsjenië duurt veel te lang. Voor het uvv-beleid is een maximumtermijn van acht maanden vastgelegd, maar dat voor Angola duurt inmiddels tweeënhalf jaar. Al in 2000 heeft de fractie van GroenLinks gepleit voor een vvtv-beleid voor Angola, dat is bedoeld als tijdelijke bescherming en de ruimte biedt om mensen alsnog uit te zetten als de situatie daar verbetert. Wat gebeurt er met het uvv-beleid per 1 april 2001? Als dan voor de betrokkenen een besluit- of vertrekmoratorium gaat gelden, zou dit eigenlijk met terugwerkende kracht al drie jaar gelden, terwijl het niet langer dan een jaar mag duren.

Op grond van de uitspraak van maart 2000 van de Rechtseenheidskamer en alle rechterlijke uitspraken daarna is de mate waarin Noord-Irak als binnenlands vestigingsalternatief mag worden beschouwd, afhankelijk van de herkomst van de betrokken Irakezen. Volgens de rechter mogen naar Noord-Irak alleen Centraal-Irakezen met een Koerdische, een Turkmeense of een Assyrisch-christelijke achtergrond worden teruggestuurd. Volgt de staatssecretaris deze uitspraken?

Het is een schande dat er nog steeds geen duidelijkheid is over de omstandigheden waaronder de heer Çiçek twee jaar geleden om het leven is gekomen. Via journalisten komen er wel rapporten binnen van Turkse militaire autoriteiten. Ook de zelfmoord van de heer Aksoy heeft de fractie van GroenLinks altijd betwijfeld. De uitzetting van Koerdische dienstweigeraars naar Turkije zou afhankelijk zijn van de zekerheid dat zij in veiligheid en waardigheid kunnen terugkeren, maar het staat nog steeds niet vast of dit kan. De Nederlandse regering doet geen enkele moeite om te onderzoeken hoe deze mensen werkelijk de dood hebben gevonden, en zet intussen Koerdische dienstweigeraars uit.

Duitsland en België zetten geen mensen meer uit naar de Democratische Republiek Congo. Wat is het oordeel van de regering over de bezwaren van VluchtelingenWerk Nederland en Amnesty International tegen het Nederlandse beleid?

Terwijl het quotum van 500 uitgenodigde vluchtelingen al niet groot is, is het aantal in 2000 blijven steken op 189. Omdat Nederland kennelijk niet bereid is tot hervestiging van mensen die een procedure in de eigen regio hebben gevolgd, is verplaatsing van de asielprocedures naar de opvangregio's, waarvoor een meerderheid van de Tweede Kamer pleit, slechts een alibi om van de asielzoekers en van internationale verplichtingen af te komen. Nederland zou het goede voorbeeld moeten geven door in ieder geval het minimale quotum van 500 te halen.

De heer Van der Staaij (SGP) vraagt de staatssecretaris om een verklaring voor de stijging met 12% van de instroom in 2000 ten opzichte van 1999, terwijl in andere Europese landen flinke dalingen te zien zijn. Een positieve ontwikkeling is de toename van het percentage gedocumenteerden. Met welke aanvullende maatregelen kan dit verder worden vergroot? Ook het afdoeningspercentage in de AC's moet verder worden vergroot om de belasting van de asielketen te verminderen. De rapportage geeft geen helderheid over het aantal Dublinclaims: is er sprake van een stijging of van een daling van deze claims en van de honorering ervan?

In tabel 2 van de rapportage staan de tien belangrijkste instroomlanden genoemd, maar een groot aantal asielaanvragen is niet terug te voeren op afzonderlijke landen. Wil de staatssecretaris in volgende rapportages de gegevens specificeren voor een groter aantal landen?

Uit het artikel van Doornbos en Groenendijk in NJW blijkt dat over 1995 t/m 1997 niet 20%, zoals de IND meent, maar 44% van het aantal asielzoekers uiteindelijk is toegelaten. Dit percentage kan nog oplopen omdat in niet alle zaken definitief beslist is. Hoe verklaart de staatssecretaris het verschil in cijfers?

De staatssecretaris erkent in de rapportage dat het nieuwe terugkeerbeleid nog onvoldoende tot zijn recht is gekomen. Wat zijn de redenen hiervoor? Of asielzoekers zijn teruggekeerd, wordt voor een belangrijk deel slechts vastgesteld aan de hand van een controle van adresgegevens. In hoeverre kan op grond hiervan terugkeer worden vastgesteld of kan er sprake zijn van illegaal verblijf? Naar welke landen is in de praktijk terugkeer goed mogelijk en voor welke landen blijken technische problemen een belemmering? Wat blijkt er uit een analyse van de groep die niet is teruggekeerd? Het is opvallend dat van gefaciliteerde terugkeer slechts minimaal gebruik wordt gemaakt. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden voor intensivering? Een positieve ontwikkeling is de uitbreiding van de IOM ten behoeve van verbetering van de terugkeer, maar in de rapportage ontbreekt een vergelijking op dit punt met 1999. Er is grote zorg, ook bij gemeenten, over de forse toename van het aantal uitgeprocedeerde asielzoekers die niet vrijwillig vertrekken uit Nederland. De eigen verantwoordelijkheid van de asielzoeker staat voorop, maar de Nederlandse overheid moet wel illegaliteit voorkomen. Op centraal niveau wordt er restrictief beleid gevoerd, maar de lokale overheden worden geconfronteerd met de gevolgen. In november heeft de vorige staatssecretaris gezegd dat er samen met gemeenten zou worden gezocht naar oplossingen. Wat is hiervan terechtgekomen? Hoe denkt de staatssecretaris over de suggestie van de IOM voor een structurele oplossing voor de tijdelijke opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers die een beroep doen op de terugkeerregeling van de IOM? Ter voorkoming van illegaliteit is een actief uitzetbeleid nodig voor degenen die uitgeprocedeerd zijn en niet in Nederland mogen blijven. Wat zijn de verwachtingen over de terugkeer van uitgeprocedeerde Rwandezen, nu de staatssecretaris niet rekent op medewerking van de Rwandese autoriteiten?

De te lange duur van de procedures wordt enerzijds veroorzaakt door het gebruik van rechtsmiddelen en anderzijds door de enorme werkvoor- raden. De noodzakelijke versnelling van procedures is een uitgangspunt van de Vreemdelingenwet 2000, maar het resultaat moet nog worden afgewacht. Is verkorting van de procedureduur een absolute prioriteit voor de staatssecretaris?

Instroom van asielzoekers die geen vluchteling zijn en niet in aanmerking komen voor bescherming in Nederland, moet worden voorkomen. Wil de staatssecretaris met een rapportage komen over het effect van de maatregelen tegen mensensmokkel? In het algemeen overleg over mensensmok- kel is aandacht gevraagd voor de zwakke plekken in de Schengenbuitengrens. Wat heeft het werk van de permanente Schengenevaluatiecommissie tot nu toe opgeleverd? Hoe gaat het verder met het uvv-beleid en wat zijn de instroomcijfers voor Tsjetsjenië en Sierra Leone?

Volgens het antwoord op Kamervragen van mevrouw Halsema zou het ministerie van Buitenlandse Zaken de staatssecretaris in februari berichten over de recente situatie in Noord-Irak. Is Noord-Irak een binnenlands vluchtalternatief voor alle groepen Irakezen? Christelijke groeperingen maken zich zorgen over de situatie aldaar na de moorden op vooraanstaande christenen in de afgelopen tijd. Wil de staatssecretarisbijzondere aandacht besteden aan de positie van christelijke minderheden in Noord-Irak?

Antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris wijst erop dat er sprake is van een transitieperiode, en deelt het ongeduld over het effect van de in gang gezette veranderingen. Zij spreekt waardering uit voor de wijze van totstandkoming van de Vreemdelingenwet 2000 en de mate waarin maatschappelijke organisaties hierbij zijn betrokken. Deze wet biedt een goede basis voor een betere beheersing van de asielproblematiek, maar zal zich in de praktijk nog moeten bewijzen. Alle organisaties in de vreemdelingenketen hebben desgevraagd gemeld dat zij voldoende zijn voorbereid op de invoering van de wet, wat een uitstekende prestatie is.

Ongeveer 90% van de asielkosten in Nederland wordt besteed aan de opvang. Al sinds 1998 wordt er gesproken over de capacitaire nood bij het COA. Per gemeente zijn er afspraken gemaakt over een redelijke bezetting van de opvang, ongeveer 95%, maar deze is in de praktijk vaak te hoog. Dit geeft problemen in de bedrijfsvoering; er wordt met wachtlijstvoorzieningen gewerkt als voorportaal van de OC-opvang. Ook geeft het problemen in verband met overplaatsingen en gaat een te hoge bezetting ten koste van de kwaliteit van de opvang. Verder is de geringe voorraad aan lege plaatsen om de instroom te kunnen bijhouden, een risico. Bij de huidige vrij stabiele instroom is er al een acute behoefte aan extra opvangplaatsen. Een aanhoudende grotere instroom zal tot grote problemen leiden. Steeds is de Tweede Kamer gemeld dat er in de aanloop naar de Vreemdelingenwet 2000 en in de eerste periode na inwerkingtreding ervan tijdelijk extra plaatsen nodig zijn. Evenals de directeur van het COA doet de staatssecretaris een beroep op de gemeenten om hun medewerking hieraan te verlenen. Een wettelijke verplichting tot medewerking van gemeenten is er niet en wordt ook niet voorbereid. Er is wel een morele verplichting, want alle bestuurlijke niveaus hebben een verantwoordelijkheid voor de asielproblematiek. De staatssecretaris spreekt waardering uit voor de medewerking van gemeenten die een centrum vestigen, een overeenkomst verlengen of bij sluiting van een centrum zoeken naar een alternatieve locatie. Telkens weer wordt hiervoor draagvlak gevonden. Een meerderheid van de gemeenten draagt echter nog niet bij aan leniging van de capacitaire nood, terwijl het COA maatwerk met vele mogelijkheden levert. Op grond van de motie-Middel is hieraan de mogelijkheid van een klein opvangcentrum met een permanent karakter toegevoegd. Er mag dan ook van alle gemeenten in redelijkheid verwacht worden dat zij een bijdrage leveren. Zodra haar ideeën hierover zijn uitgekristalliseerd, wil de staatssecretaris met de gemeenten verder overleg voeren. De capacitaire problemen en de behoefte aan extra opvangplaatsen staan op de agenda van het bestuurlijke overleg met de VNG en het IPO op 5 april 2001. Dan zullen ook de mogelijkheden worden besproken om op korte termijn extra opvangplaatsen te regelen, waarbij verlenging van contracten niet uitgesloten is. Een afzonderlijke brief hierover aan gemeenten heeft volgens de staatssecretaris geen meerwaarde.

Voor het opvangen van de instroom moet het COA in 2001 groeien met 10 000 plaatsen. Hiermee is nog niet de overbezetting van de opvang aangepakt. Bovendien is hierbij uitgegaan van verlenging van de ZZA-regeling, die onder druk staat.

Dublinclaimanten en asielzoekers met een herhaald verzoek hebben in beginsel geen recht op opvang, maar wel bij zeer schrijnende humanitaire omstandigheden. Voor deze groep hoeft de RVB dus niet te worden opengesteld. Overigens gaat het daarbij niet om huisvesting, maar om een uitkering en een ziektekostenverzekering.

In het algemeen zijn de afspraken over toeleiding en doorverwijzing door de verpleegkundige van een AZC naar reguliere zorgverleners toereikend. Het protocol van de stichting Medische opvang asielzoekers (MOA), die de medische opvang verzorgt in opdracht van het COA, is duidelijk over de doorverwijzing naar artsen: het inloopspreekuur mag geen belemmering voor een asielzoeker zijn om een arts te raadplegen. Op Kamervragen van de heer Hoekema is al geantwoord dat de inspectie voor de gezondheidszorg op grond van informatie van de MOA zal besluiten of een nader onderzoek wordt ingesteld naar de dood van een meisje in AZC Vught. Inmiddels is de inspectie inderdaad daartoe overgegaan. Het rapport wordt naar verwachting in april aangeboden aan de minister van VWS. Voor het onderzoek naar de dood van een meisje in AZC Waddinxveen geldt eenzelfde procedure.

De Tweede Kamer is geïnformeerd over een voorstel tot uitbreiding van de mogelijkheden voor asielzoekers om betaald werk te verrichten. Deze mogelijkheden worden begrensd door socialezekerheidswetten. Het voorstel draagt bij tot verbetering van de kwaliteit van de opvang en heeft elementen die een aanzuigende werking moeten voorkomen: men mag pas na zes maanden werken en moet bijdragen in de kosten van de opvang. Het ministerie van SZW bereidt op dit punt een algemene maatregel van bestuur voor. Voor betaald werk ontvangen asielzoekers marktconform loon, waarvan het COA een bedrag vordert ten behoeve van de opvang. Voor werkzaamheden in het opvangcentrum ontvangen zij een gulden per uur. De staatssecretaris wil bezien of er een extra bedrag kan worden toegekend dat de betrokkene kan sparen voor zijn terugkeer.

De uitvoering van het vernieuwde terugkeerbeleid lijkt in 2000 goed op gang te zijn gekomen, maar dit heeft nog niet geleid tot verlichting in de opvang. Er is een kleine 32 000 personen opgenomen in de procedures van het stappenplan. De IOM heeft bijna 18 000 gesprekken gevoerd over de mogelijkheden die zij biedt bij vertrek uit Nederland. 5200 personen hebben Nederland daadwerkelijk verlaten. Ook voor de grote groep vreemdelingen op wie het oude terugkeerbeleid van toepassing is en voor wie dus nog het meewerkcriterium geldt, zijn verbeteringen doorgevoerd. De commissie-Van Dijk heeft in haar eindrapportage aanbevelingen gedaan die het gemakkelijker moeten maken om vreemdelingen te verwijderen. Een positief effect is ook te verwachten van de brieven die in de zomer van 2000 zijn verzonden naar aanleiding van de motie-Kamp c.s. Verder is er resultaat te verwachten van verbeteringen in de administratieve organisatie rondom de procedures voor verwijdering van vreemdelingen op wie het oude beleid van toepassing is. Beide stappenplannen worden consequent toegepast, maar dit leidt er niet altijd toe dat iemand daadwerkelijk vertrekt uit Nederland. Dat het in tweederde deel van de gevallen niet bekend is waarheen iemand vertrokken is, komt doordat iemand die te horen heeft gekregen dat het zijn eigen verantwoordelijkheid is om te vertrekken, geen reden heeft om zich af te melden bij de Vreemdelingendienst. Als er illegale vreemdelingen worden aangetroffen, wordt er altijd nagegaan of zij voormalige asielzoekers zijn, maar dit blijkt niet het geval te zijn. Met de VNG zijn afspraken gemaakt om de ontwikkelingen op dit gebied in de gaten te houden.

De IND heeft samen met de direct betrokken ketenpartners een ex ante-uitvoeringstoets verricht naar de uitvoeringsconsequenties van een extra termijn van drie weken in een AC-procedure voor onderzoek naar identiteit, nationaliteit en reisroute. De resultaten hiervan wordt nog in maart 2001 aan de staatssecretaris gepresenteerd. Meteen daarna wordt er een implementatieplan opgesteld, dat in mei tegelijkertijd met de resultaten van de uitvoeringstoets wordt aangeboden aan de Tweede Kamer. In de praktijk is het niet mogelijk, een alomvattende oplossing voor het probleem van de ongedocumenteerden te vinden. Hoewel er wordt gestreefd naar vermindering van het aantal ongedocumenteerden, wil de staatssecretaris pas als er enige ervaring is opgedaan met het nieuwe terugkeerbeleid, wijziging of intensivering van het beleid overwegen.

Een uitgangspunt in het nieuwe terugkeerbeleid is dat opvangvoorzieningen op enig moment eindigen als na een zorgvuldige procedure is vastgesteld dat de betrokkene niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. Dit beleid kent een finale vertrektermijn van 28 dagen, maar al vanaf de negatieve beslissing in eerste aanleg wordt van de vreemdeling verwacht dat hij zich voorbereidt op zijn terugkeer, desgevraagd gesteund door de IOM. Een verplichting tot het opnemen van contact met de IOM voegt hieraan niets toe.

Onder de Vreemdelingenwet 2000 is geen uvv-beleid in de huidige vorm meer mogelijk. Voor de gevallen waarin er niet onmiddellijk een vvtv-beleid geïndiceerd is, zijn het besluit- en het vertrekmoratorium in het leven geroepen. De staatssecretaris zegde toe, op heel korte termijn beleidsvoorstellen aan de Tweede Kamer te zullen voorleggen over de drie landen waarvoor een uvv-beleid wordt gevoerd: Angola, Sierra Leone en Tsjetsjenië. In dat verband zal zij ingaan op de rol die de humanitaire situatie speelt in het beleid van categoriale bescherming onder de nieuwe wet. De vorige staatssecretaris heeft twee keer geprobeerd, het uvv-beleid voor Angola te beëindigen, maar is daarbij gestuit op een meerderheid in de Tweede Kamer. Het ambtsbericht van 26 juni 2000 toonde geen duidelijke verandering in de situatie en gaf dan ook geen aanleiding tot een voorstel tot beleidswijziging.

In december 1998 heeft de regering Noord-Irak als binnenlands vestigingsalternatief voor Iraakse asielzoekers aangemerkt. Op grond daarvan staat in de terugkeernotitie van 25 juni 1999 dat er maatregelen werden ontwikkeld voor de terugkeer van afgewezen, uitgeprocedeerde asielzoekers, voor wie dus de opvang wordt beëindigd, inclusief degenen van wie de vvtv-status is ingetrokken. Hoewel de vreemdeling een eigen verantwoordelijkheid voor zijn terugkeer heeft, heeft een interdepartementale werkgroep vervolgens in samenwerking met de IOM een doelgroepenprogramma ontwikkeld ten behoeve van vrijwillige terugkeer naar Noord-Irak. Daarnaast kan de Nederlandse overheid vreemdelingen uitzetten die niet langer in Nederland mogen verblijven, waarbij soms gebruik wordt gemaakt van chartervluchten. Doordat Noord-Irak geen internationaal erkende, soevereine staatkundige entiteit is, is directe terugkeer naar Noord-Irak echter niet mogelijk. Verder is het nog steeds een non flying zone, die door de Verenigde Naties wordt gecontroleerd, waardoor er geen civiele vluchten mogelijk zijn op Noord-Iraakse vliegvelden. Terugkeer via Turkije is niet mogelijk omdat dit land geen grote aantallen Iraakse vreemdelingen over zijn grondgebied laat reizen. De noodzakelijke medewerking van Turkije kan alleen worden verkregen voor het vrijwillig laten terugkeren van kleine aantallen Irakezen, onder begeleiding van de IOM. Het nieuwe ambtsbericht over Irak wordt op korte termijn verwacht. Daarvoor worden ook altijd afzonderlijke categorieën beoordeeld, zoals de christelijke groeperingen.

Als de IND een bezwaarschrift tegen de intrekking van een vvtv pas na 1 april 2001 afdoet, is de desbetreffende beschikking meeromvattend en is er dus geen afzonderlijke beëindigingsprocedure nodig. Als voor 1 april wel het bezwaar is afgedaan, maar pas na 1 april een afwijzende beschikking in beroep wordt gegeven, is ook deze meeromvattend. Als het beroep ongegrond is, is de betrokkene uitgeprocedeerd. Overeenkomstig het overgangsrecht van de terugkeernotitie vallen deze categorieën onder het nieuwe stappenplan. Er is dan ook geen reden voor speciale voorzieningen of wetswijziging.

Volgens de minister van Buitenlandse Zaken is in Burundi de veiligheidssituatie instabiel en is de mensenrechtensituatie zelfs verslechterd. UNHCR voegt hieraan toe dat Burundezen slachtoffer worden van willekeurig geweld, maar acht terugkeer mogelijk na zorgvuldige afweging van individuele omstandigheden. Omdat de situatie in Burundi achteruitgaat, is het niet logisch om het vvtv-beleid te beëindigen. Inderdaad heeft Duitsland, als enige in Europa, één Burundees teruggestuurd.

Het algemene ambtsbericht over Somalië is waarschijnlijk in april 2001 gereed, waarna de staatssecretaris zich zal beraden op de beleidsconsequenties. Daarbij zal zij de standpunten van Amnesty International betrekken.

De TBV inzake staatlozen van 20 december 2000 heeft niet alleen betrekking op staatloze Palestijnen, maar op elke staatloze die buiten zijn schuld niet kan vertrekken en van wie de asielaanvraag niet is ingewilligd. De vreemdeling moet aan de hand van objectief toetsbare bescheiden aantonen dat hij niet in het bezit kan komen van een document waarmee hij kan reizen. Degenen die mevrouw Halsema in haar brief genoemd heeft, kunnen een nieuwe aanvraag voor een vergunning indienen, die op grond van het nieuwe beleid worden beoordeeld.

Asielprocedures in de eigen regio voorkomen niet dat vreemdelingen naar Nederland komen om een asielaanvraag in te dienen. De desbetreffende motie van de heer Kamp ging overigens niet over wijziging van het Vluchtelingenverdrag; zo'n wijziging zou vele jaren duren.

Nederland voert al sinds 1984 een quotumbeleid voor uitgenodigde vluchtelingen ter ondersteuning van het beleid van UNHCR. In de brief van 23 november 1999 is aan de Tweede Kamer meegedeeld dat er wijzigingen in het quotumbeleid zijn aangebracht: er werd voor de jaren 1999, 2000 en 2001 een flexibel quotum van in totaal 1500 vluchtelingen vastgesteld en Nederland zou niet meer zelf selectiemissies uitvoeren, maar nog slechts vluchtelingen op voordracht van UNHCR uitnodigen. De voordrachten van UNHCR worden door de IND en het ministerie van Buitenlandse Zaken beoordeeld. Dat in de jaren 1999 en 2000 het aantal uitgenodigde vluchtelingen kleiner is geweest dan het gemiddelde van 500 per jaar, werd vooral veroorzaakt door de wijziging van het beleid in 1999. Inmiddels is er afstemming met UNHCR geweest over de uitvoering van het beleid en zijn er werkafspraken gemaakt om het jaarlijkse quotum daadwerkelijk te halen.

De ambtsberichten spelen in Nederland een belangrijke rol in gerechtelijke procedures. Als zij niet openbaar worden gemaakt, is dit niet meer mogelijk en wordt het tegengestelde bereikt van wat de heer Wijn beoogt. Er is geen onderzoek gedaan naar de invloed die de publicatie van ambtsberichten op internet heeft op de vluchtverhalen. Uit een analyse van de vluchtverhalen blijkt wel dat men rekening houdt met het Nederlandse beleid, dat uit vele andere openbare stukken dan de ambtsberichten kan worden opgemaakt.

Het percentage van 20 waarvan de IND uitgaat, geeft weer hoeveel van de door hem genomen beslissingen in eerste aanleg, bezwaar en herziening na beroep positief zijn. Hierop is van invloed de samenstelling van de instroom naar land van herkomst. Het verschil met het percentage uit het onderzoek van de KUN, dat voor een deel is betaald door de IND, wordt veroorzaakt door het strengere landgebonden asielbeleid dat in de onderzoeksperiode gold. Verder slaat die 44% op personen, dus cohorten, en niet op beslissingen. Ook hebben de onderzoekers van de KUN geen correctie gemaakt voor de intrekkingen, bijvoorbeeld wegens beëindiging van vvtv-beleid.

Het cohortsysteem is een aanvulling op de informatie die de IND geeft over de asielketen. Hiermee kan achteraf inzichtelijk worden gemaakt wat het procedeergedrag van groepen asielzoekers is geweest; het heeft dus geen voorspellende waarde. Het systeem betreft geanonimiseerde groepen geordend naar het jaar van instroom of het land van herkomst en betreft dus niet individuen. Na een aantal oefeningen met cohortanalyse brengt de IND in april een rapportage met peildatum 1 januari 2001 uit, die vervolgens aan de Tweede Kamer zal worden gezonden. Indien de Kamer dit wenst, zal de staatssecretaris haar eens per jaar een cohortanalyse doen toekomen.

De minister van Buitenlandse Zaken brengt medio april een individueel ambtsbericht uit over de heer Çiçek. Sinds de twee genoemde betreurenswaardige incidenten hebben dit soort incidenten zich gelukkig niet meer voorgedaan. De Nederlandse regering heeft overigens steeds bij de Turkse autoriteiten aangedrongen op snelle afronding van het onderzoek.

De notitie over familylife wordt nog voor het zomerreces naar de Tweede Kamer gestuurd.

In de rapportages en de nulmeting van het grote project zit informatie over de reguliere MVV-procedure. Deze kan in het volgende algemeen overleg worden besproken.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Albayrak is niet gerustgesteld over de grote groep van 9000 ex-vvtv'ers die in de zomer en het najaar wordt verwacht. Zij vraagt de staatssecretaris dan ook om een brief waarin zij uiteenzet hoe deze groep is samengesteld naar land van herkomst, hoeveel van hen daadwerkelijk kunnen terugkeren, ook in relatie tot de rechterlijke uitspraken, hoe de zorgen van de gemeenten over de beëindiging van de opvang worden weggenomen en hoe er wordt samengewerkt met andere Europese landen.

Mevrouw Albayrak is teleurgesteld over de houding van de fractie van de VVD. Deze brengt het fragiele evenwicht van het nieuwe beleid in gevaar, evenals de beoogde resultaten daarvan.

Ook de heer Kamp is teleurgesteld, omdat de fractie van de PvdA onvoldoende doordrongen is van de noodzaak om de toestroom van asielzoekers terug te dringen, en voortdurend haar steun onthoudt aan voorstellen daartoe.

De fractie van de VVD overweegt de indiening van een motie om het vvtv-beleid voor Burundi te beëindigen. Een tweede motie wordt overwogen om vast te leggen dat de toestroom naar Nederland moet worden verlaagd naar het Europese gemiddelde. Een derde motie betreft plannen van aanpak voor landen waaruit Nederland verhoudingsgewijs veel meer asielzoekers krijgt dan andere Europese landen.

De heer Wijn is teleurgesteld in het antwoord van de staatssecretaris. Zij heeft niet gereageerd op de opmerkingen over Macedonië en het dreigende tekort aan tolken. Ook ontbrak een toezegging om voortaan binnen twee maanden na het uitbrengen van een ambtsbericht een reactie erop te geven. Het probleem met de ongedocumenteerden wil de staatssecretaris nog even aanzien. Verder vindt zij dat het uitzetbeleid goed op gang is gekomen, terwijl het geen resultaten heeft. Zij hoeft zich echter geen zorgen te maken, want de fractie van de VVD blijft ondanks zware kritiek het beleid steunen en de fractie van de PvdA steunt haar blindelings. Desondanks blijkt er grote onenigheid binnen de regeringscoalitie te bestaan.

De heer Hoekema meent dat de heer Wijn als lid van de oppositie blij mag zijn met verdeeldheid in de coalitie. Hij spreekt vertrouwen uit in de staatssecretaris en verwacht resultaten van de trendbreuk in het beleid. Binnenkort zal de Tweede Kamer aan de hand van stukken verder moeten spreken over het terugkeerbeleid, de ongedocumenteerden en onderdelen van het landenbeleid.

De staatssecretaris is helaas niet ingegaan op de vragen over de opmerkingen van de hoofddirecteur van de IND en over de marechaussee.

Mevrouw Halsema steunt het pleidooi van de staatssecretaris tegen het op elkaar stapelen van veelal symbolische maatregelen. Misschien doorbreekt dit de discussie tussen de fracties van de PvdA en de VVD.

Het antwoord van de staatssecretaris over de 28-dagentermijn is in strijd met toezeggingen van de vorige staatssecretaris. Iemand die een aanvraag om bescherming heeft gedaan, mag niet voordat deze definitief is afgewezen, worden gedwongen tot contact met de ambassade. Deze maakt immers deel uit van de autoriteiten van het land dat hij ontvlucht.

De staatssecretaris heeft niet geantwoord over de Schoof-vtv's, de gezinsscheiding als gevolg van het verdrag van Dublin, de vingerafdrukken, de terug- en overnameverdragen, een fonds voor gemeenten om hun zorgplicht te vervullen en Congo. Wil zij hierop schriftelijk reageren?

Voor een beoordeling van de dood van de Koerdische dienstweigeraars mag de Nederlandse regering niet afgaan op onderzoek van de Turkse militaire autoriteiten. Autonoom Nederlands onderzoek is noodzakelijk en mag geen twee jaar duren bij zulke zware kwesties als moord of zelfmoord.

De heer Van der Staaij vraagt naar het resultaat van het overleg dat de staatssecretaris met de gemeenten zou voeren over de problemen bij de beëindiging van de opvang. Wil de staatssecretaris alsnog ingaan op de suggestie van de IOM voor tijdelijke opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers die een beroep doen op de terugkeerregeling van de IOM?

Hij dankt de staatssecretaris voor de toezegging om in verband met Noord-Irak aandacht te besteden aan de positie van christelijke minderheden.

Mede in verband met de aangekondigde motie over Burundi is het belangrijk dat de staatssecretaris met een uitvoerige motivering voor handhaving van het vvtv-beleid komt. Welk beleid wordt er in andere Europese landen gevoerd en hoe verhoudt de beslissing zich tot de vvtv-criteria? Hoe komt het dat Nederland in dezen een andere conclusie trekt dan UNHCR?

De staatssecretaris acht het tot haar spijt niet mogelijk om binnen de beperkte tijd op een verantwoorde manier te antwoorden op de vele vragen in eerste en tweede termijn. Omdat zij het belang van de verschillende onderwerpen niet te kort wil doen, zegt zij toe, op korte termijn schriftelijk te zullen antwoorden.

De voorzitter van de commissie,

Swildens-Rozendaal

De griffier van de commissie,

Pe


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Swildens-Rozendaal (PvdA), voorzitter, Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Van Oven (PvdA), Kamp (VVD), Rouvoet (ChristenUnie), O.P.G. Vos (VVD), Passtoors (VVD), Van Wijmen (CDA), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GroenLinks), Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP) en Wijn (CDA).

Plv. leden: Wagenaar (PvdA), Balkenende (CDA), Verhagen (CDA), Van Vliet (D66), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), Hoekema (D66), Karimi (GroenLinks), Santi (PvdA), Luchtenveld (VVD), Slob (ChristenUnie), Van den Doel (VVD), Rijpstra (VVD), Rietkerk (CDA), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Van Baalen (VVD), Van Blerck-Woerd- man (VVD), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), De Pater-van der Meer (CDA) en Arib (PvdA).

Naar boven