19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2901 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 mei 2022

Bij brief van 12 april jl. is uw Kamer geïnformeerd dat het Veiligheidsberaad en de Commissarissen van de Koning in hun rol als Rijksorgaan het kabinet verzocht hebben om – naast de (huidige) ondersteuningsmaatregelen – óók juridisch instrumentarium te ontwikkelen om de grote opgave binnen de asielopvang succesvol op te pakken.1 Veel gemeenten werken hard en maken asielopvang mogelijk. Daarnaast realiseren zij op dit moment ook de opvang van ontheemden uit Oekraïne.

Ondanks de inzet van vele partijen, waaronder COA, veiligheidsregio’s, Rode Kruis, Vluchtelingenwerk en vele andere blijft de opvangsituatie helaas onverkort kritisch en is het elke dag onzeker in hoeverre opvang verzekerd kan zijn. Deze omstandigheden zijn niet van het ene op het andere moment op te lossen, en vergen een stapsgewijze aanpak, waarvan ook tijdelijke stappen deel uitmaken die afwijken van de reguliere aanpak van opvang van asielzoekers. Die stappen volgen elkaar op en monden uiteindelijk uit in een stabiel landschap voor asielopvang. Op korte termijn wordt er samengewerkt met de crisisnoodopvang. Op middellange termijn wordt er gewerkt aan tijdelijke grootschalige opvang: een versnellingsplan ten aanzien van opvang van asielzoekers en uitstroom van vergunninghouders. Op langere termijn wordt ingezet op een stabiel asiellandschap inclusief de uitwerking van de maatregelen uit het regeerakkoord.

Een gezamenlijke aanpak van de opvang en een andere manier van werken van alle ketenpartners is noodzakelijk. Dit vraagt dat ook de gemeenten en provincies die dat nu nog niet doen, hun bijdrage leveren aan een humane en duurzame opvang van asielzoekers. Het kabinet verkent daarbij de mogelijkheden voor een juridisch instrumentarium om – als ultimum remedium – die gemeenten de medewerking af te kunnen dwingen.

Om de druk op de asielopvang te verlichten, is een versnelling van de huisvesting van vergunninghouders ook noodzakelijk. Ongeveer een derde van de COA-bewoners is vergunninghouder. Het is de taak van gemeenten om hen te huisvesten. In deze brief informeren wij u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over de versnelling van het interbestuurlijk toezicht op de huisvesting van vergunninghouders, en de ondersteuning die het Rijk daarbij verleent. Vervolgens wordt u geïnformeerd over de ambities van het kabinet ten aanzien van een duurzaam perspectief voor de asielopvang en de mogelijkheid om een nieuw dwingend juridisch instrumentarium te creëren. Hierover is in de regeling van werkzaamheden van 24 mei 2022 door het lid Markuszower (PVV) ook een brief verzocht (Handelingen II 2021/22, nr. 83, Regeling van Werkzaamheden). Tot slot wordt u geïnformeerd over de mogelijkheden en beletselen om asielopvang te realiseren binnen het huidige juridische instrumentarium op het gebied van ruimtelijke ordening.

Bredere context

De vraagstukken in deze brief kunnen niet los gezien worden van de bredere context van het migratievraagstuk en de bredere inzet van het kabinet op de verschillende onderdelen daarbinnen. Om het migratievraagstuk het hoofd te bieden en meer grip te krijgen op de instroom is de inzet van het kabinet gericht op het versterken van veilige opvang in de regio en het beperken van ongewenste migratiestromen. Zo investeert Nederland via het partnerschap Prospects in het verbeteren van de vluchtelingenopvang in Irak, Jordanië, Libanon, Egypte, Oeganda, Kenia, Soedan en Ethiopië. Ook financiert Nederland informatie- en voorlichtingscampagnes in landen van herkomst om (potentiele) migranten bewust te maken van de risico’s van irreguliere migratie.

Deze inspanningen laten onverlet dat er sprake is een aanzienlijke instroom van vreemdelingen die in Nederland een asielaanvraag doen. Het gaat dan niet alleen om eerste asielaanvragen, maar het betreft ook nareisaanvragen. Een deel van die instroom is toe te schrijven aan secundaire migratie binnen de EU. Het gaat dan om vreemdelingen waarvoor een andere Europese lidstaat op basis van de Dublinverordening verantwoordelijk is. Tot het moment dat zij zijn overgedragen, dienen deze personen opgevangen te worden en drukken zij op de beschikbare capaciteit. Daarnaast is nog van belang dat vreemdelingen waarvan is vastgesteld dat zij geen recht op een asielvergunning hebben, vaak niet vrijwillig terug willen keren. Dit leidt tot vertraagde uitstroom uit de asielopvang en daarmee een hogere bezetting. Mensen die niet rechtmatig in Nederland mogen blijven, moeten Nederland verlaten. Om dit te bewerkstelligen zet het kabinet in op effectieve maatregelen die bijdragen aan terugkeer of vertrek. Testvereisten in het kader van Covid-19-maatregelen vormen nog steeds een significante belemmering voor de uitvoering van het terugkeerbeleid. Om hieraan tegemoet te komen wordt dit jaar een wetsvoorstel geïnitieerd waarmee een grondslag wordt gecreëerd voor het afnemen van een test onder dwang bij vreemdelingen die de plicht hebben om Nederland te verlaten en die weigeren zich kort voor (gedwongen) terugkeer vrijwillig te laten testen. Verder wordt verkend hoe uitbreiding van het terugkeerspoor en intensivering van de meldplicht ingezet kan worden om meer terugkeer te bewerkstelligen. Zoals in het coalitieakkoord is opgenomen wordt ook gewerkt uitbreiden van de Landelijke Vreemdelingen Voorziening (LVV) naar een landelijk dekkend netwerk waarbij de opvang altijd gericht is op terugkeer. Zelfstandige gemeentelijke opvang is dan niet meer nodig en wordt door het Rijk niet meer gefinancierd. Daarnaast wordt doorlopend in gesprekken met prioritaire herkomstlanden gesproken over het belang van medewerking aan terugkeer. Ook blijft Nederland zich binnen de EU inzetten voor het toepassen van de visumcode ten aanzien van landen die onvoldoende meewerken. Daarnaast werkt het kabinet ook aan een wetsvoorstel ten aanzien van de ongewenstverklaring, dit als sluitstuk van een zorgvuldig proces, zodat deze ook betrekking kan hebben op uitgeprocedeerde asielzoekers die weg moeten, die weg kunnen, maar die niet meewerken aan hun terugkeer of vertrek en daarbij richten we ons in het bijzonder op diegenen die overlast veroorzaken. Zoals ook aan uw Kamer medegedeeld is de inzet erop gericht voor de zomer een wetsvoorstel in consultatie te brengen.

Tot slot geldt dat een, in omvang beperkte, maar wisselende groep asielzoekers in Nederland zorgt voor disproportionele overlast en criminaliteit en vormt zo een risico voor het draagvlak voor het opvangen van mensen die vluchten voor oorlog en geweld. De bestaande aanpak om overlast in en rond de asielopvang en in het OV aan te pakken wordt dan ook gecontinueerd en waar nodig en mogelijk geïntensiveerd. Zware overlastgevers worden geplaatst in een speciale locatie met extra handhaving en toezicht en er blijft ingezet worden op een integrale aanpak door de migratieketen het lokale bestuur en de strafrechtsketen. Momenteel werkt het kabinet uit welke extra acties nog geïmplementeerd kunnen worden. Uw Kamer wordt ook hierover voor het zomerreces geïnformeerd.

Taakstelling huisvesting vergunninghouders

Het huisvesten van vergunninghouders in gemeenten kan veel ruimte creëren in de asielopvang. Gehuisveste vergunninghouders kunnen hierdoor ook beter starten met integratie en participatie in de samenleving. Aan de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie (LRT) is afgelopen najaar afgesproken dat de achterstand op de wettelijke taakstelling (ca. 5.500 vergunninghouders) wordt ingehaald voor 1 juli 2022. Dat is geen eenvoudige opgave bij de huidige schaarste op de woningmarkt, maar gemeenten hebben eind 2021 een belangrijke eerste stap gezet door de taakstelling 2021-II te realiseren en een deel van de opgelopen achterstand in te halen. Ook de druk vanuit het toezicht heeft hieraan een bijdrage geleverd. In de periode van 1 januari tot 1 juli 2022 geldt een taakstelling van 10.000 vergunninghouders en een in te halen achterstand van 3.748 vergunninghouders. Helaas is het niet gelukt het huisvestingstempo van eind 2021 vast te houden, waar dat gezien het capaciteitsverloop bij het COA wel nodig was. In de maanden januari tot en met april zijn minder vergunninghouders gehuisvest dan nodig is om de gehele taakstelling (incl. achterstanden) in te halen. Op 1 mei resteerde nog een opgave van 6.293 vergunninghouders. Met het gemiddeld huisvestingstempo tot 1 mei wordt de nieuwe taakstelling 2022-I weliswaar gehaald, maar wordt maar een beperkt deel van de achterstand ingehaald.

De opvangtekorten bij het COA van dit moment zijn mede daardoor nijpend. Het huisvesten van zo veel mogelijk vergunninghouders is van acuut belang. De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening verzoekt de colleges van gedeputeerde staten daarom het interbestuurlijk toezicht op de huisvesting van vergunninghouders voor gemeenten met achterstanden te verscherpen en te versnellen. Dat kan bijvoorbeeld door de frequentie van de toezichtgesprekken te verhogen en waar mogelijk eerder consequenties te verbinden aan het laakbaar niet op schema zijn. Daarnaast kunnen gemeenten die op schema zijn aangemoedigd worden om het huisvestingstempo voort te zetten; dit kan extra druk wegnemen bij COA en deze inspanningen geven gemeenten een voorsprong in de volgende taakstellingsperiode. De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft hierover overlegd met de verantwoordelijke gedeputeerden op vrijdag 13 mei jl., waaruit volgt dat zij gehoor geven aan dit verzoek. Provincies, gemeenten en corporaties wordt bovenstaande per brief overgebracht.

Plaatsingen in gemeente niet meetellend voor de taakstelling

Op 29 maart 2022 is uw Kamer geïnformeerd dat, om het aanmeldcentrum Ter Apel te ontlasten, COA tussen de nul en twintig vergunninghouders zal plaatsen in hotels en accommodaties in de gemeenten die een achterstand in de taakstelling hebben2. Deze plaatsingen tellen niet mee voor de realisatie van de taakstelling van de gemeente totdat zij door de gemeente gehuisvest zijn. De plaatsingen vallen onder de verantwoordelijkheid van het COA.

Ondersteuning van medeoverheden

Om de achterstand op de taakstelling in te kunnen lopen, moeten alle zeilen bijgezet worden. In de huidige woningmarkt vergt dit scherpe keuzes. Het is echter niet wenselijk dat daarmee andere aandachtsgroepen en spoedzoekers worden verdrongen. Gemeenten kunnen de keuze maken de komende tijd een groter aandeel van de vrijkomende woningen uit de sociale woningvoorraad te laten toewijzen aan vergunninghouders, andere aandachtsgroepen en spoedzoekers. In de brief van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 14 april jl. zijn gemeenten gevraagd deze keuze te maken (Kamerstukken 32 847 en 30 995, nr. 880). Over de gehele eerste helft van 2022 zou landelijke gemiddeld 9% aan vergunninghouders toegewezen moeten worden; om de achterstanden in te halen is in mei en juni landelijk een aandeel van 12,5% nodig. Daarnaast is een aantal ondersteuningsmaatregelen uitgewerkt waarmee op de korte en middellange termijn meer vergunninghouders en/of andere aandachtsgroepen gehuisvest kunnen worden:

  • Hotel- en accommodatieregeling: Met deze regeling kunnen gemeenten vergunninghouders tijdelijk onderbrengen met een vergoeding vanuit het Rijk, in afwachting van definitieve huisvesting. Recentelijk is de hotel- en accommodatieregeling (hierna: HAR) aangepast. De periode voor aanvragen is met 3 maanden verlengd en de HAR is voor meerdere doelgroepen toegankelijk gemaakt. Een plaatsing in de HAR telt direct mee voor de taakstelling. Voor het aanvragen van de HAR en voor meer informatie kunnen gemeenten terecht op http://www.coa.nl/nl/hotel-en-accommodatieregeling-har.

  • Tussenvoorzieningen: realisatie van nieuwe (regionale) tussenvoorzieningen in flexwoningen of getransformeerde panden biedt de mogelijkheid om vergunninghouders, andere aandachtsgroepen en spoedzoekers te huisvesten zonder dat de druk op de volkshuisvesting wordt vergroot. Er is een handreiking voor tussenvoorzieningen en ook de handreiking voor regionale tussenvoorzieningen wordt gepubliceerd. In een regionale tussenvoorziening kunnen vergunninghouders uit verschillende gemeenten worden ondergebracht. Daarbij is ook menging met andere doelgroepen mogelijk. In de handreiking worden ook rekenvoorbeelden gegeven van het tussen gemeenten verrekenen van kosten in het sociaal domein.

  • Regeling aandachtsgroepen: Voor de zomer wordt een nieuwe regeling aandachtsgroepen gepubliceerd. Deze regeling biedt financiële ondersteuning voor de realisatie van nieuwe huisvesting voor aandachtsgroepen, waaronder vergunninghouders.

  • Rijksvastgoedbedrijf (RVB): Het RVB helpt bij de realisatie van wooneenheden voor vergunninghouders en andere aandachtsgroepen, ongeacht of dit Rijksbezit is of niet. De ondersteuning varieert van het inzetten van kennis en expertise tot het ter beschikking stellen van gebouwen en gronden.

  • Taskforce versnelling tijdelijke huisvesting: Gewerkt wordt aan ondersteuning voor gemeenten bij extra transformatie van gebouwen naar woningen en het realiseren van meer flexwoningen. Het gaat onder andere om het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van locaties en bouwcapaciteit, het uitwerken van haalbaarheidsstudies en business cases, hulp bij vergunningverleningstrajecten en ondersteuning van gemeenten bij besluitvorming en uitvoering. Dit kan ook benut worden voor de huisvesting van aandachtsgroepen.

  • Ketenbrede ondersteuningsstructuur: Er wordt gewerkt aan een ketenbrede en integrale ondersteuningsstructuur voor de opvang van asielzoekers en de huisvesting van vergunninghouders en bijbehorende integratievraagstukken. Gemeenten kunnen dan bij een centraal punt met al hun vragen over deze onderwerpen terecht.

Bouwen aan de volkshuisvesting

De huidige situatie onderstreept de noodzaak om te werken aan structurele verbeteringen in de volkshuisvesting. Zo kunnen alle woningzoekenden een woning krijgen, waaronder starters, ouderen, middeninkomens, lagere inkomens, spoedzoekers en aandachtsgroepen. Het vraagt om meer regie en om meer tempo. Zoals geformuleerd in de Nationale Woon- en Bouwagenda moet de bouwambitie in Nederland omhoog naar 100.000 woningen per jaar, waaronder 15.000 flexwoningen per jaar. Om dit te bereiken worden de realisatieprocessen ingekort en ruimtelijke belemmeringen gemitigeerd. Met provincies worden woondeals gesloten over aantallen woningen en hun prijssegmentering. Daarnaast wordt het versnellen van de woningbouw ondersteund met de Woningbouwimpuls. We werken het juridisch instrumentarium bij, zodat dit adequaat kan worden ingezet wanneer bijsturen nodig is. Als de realisatie van doelstellingen uit zicht dreigt te raken, dienen impasses te worden voorkomen of doorbroken. Dit kan door de inzet van een bestuurlijk escalatiemodel of doorzettingsmacht via juridische interventies. Waar nodig wordt het bestaande instrumentarium hiertoe uitgebreid. Op basis van alle programma’s rond de volkshuisvesting zal een integraal wetsvoorstel worden voorbereid dat vastlegt hoe het Rijk weer regie kan voeren over het volkshuisvestingsbeleid (Wet versterken regie volkshuisvesting). Het streven is dat wetsvoorstel dit najaar in consultatie te brengen.

Daarnaast is het van belang om meer te sturen op voor wie wordt gebouwd. Er moet worden voorkomen dat juist de meest kwetsbare huishoudens elkaar beconcurreren om dezelfde woningen. Daarom wordt wettelijk verankerd dat gemeenten een integrale woonzorgvisie opstellen voor alle aandachtsgroepen (waaronder vergunninghouders) en ouderen. Ook wordt wettelijk vastgelegd dat alle gemeenten een huisvestings- of urgentieverordening opstellen voor de toewijzing van woningen aan dak- en thuisloze mensen, uitstromers uit intramurale (zorg)instellingen of detentie en sociaal of medisch urgenten. Ook is het streven dat ten minste tweederde van de nieuw gebouwde woningen betaalbaar is en moeten er voldoende passende woningen gerealiseerd worden voor alle aandachtsgroepen. Iedere gemeente moet daarbij een eerlijk deel van deze opgaven op zich nemen. Dit betekent als streven toegroeien naar 30% sociale huur in elke gemeente. Dit is onderdeel van de programma’s Woningbouw3 en «Een thuis voor iedereen4».

Duurzaam toekomstperspectief: stabiel en wendbaar opvangstelsel

Context

Het Rijk, het COA, provincies en gemeenten hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid en ieder een eigen rol om ervoor te zorgen dat iedere asielzoeker die daar recht op heeft ook een kwalitatief volwaardige opvangplek en begeleiding aangeboden krijgt. De opvang van asielzoekers is wettelijk neergelegd bij het COA en wordt op basis van vrijwilligheid en samenwerking met gemeenten en provincies georganiseerd.

Na de hoge instroom van asielzoekers in 2015/2016, nam de instroom en bezetting snel af en zijn vele opvanglocaties gesloten. In november 2019 werd duidelijk dat het COA 5.0005 extra opvangplekken nodig had. Via de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie (LRT) zijn alle Provinciale Regietafels (PRT’s) opnieuw geactiveerd om met deze opgave aan de slag te gaan. In 2019 heeft deze uitvraag onvoldoende gerendeerd. Door de COVID-19 pandemie daalde bovendien de asielinstroom vanaf februari 2020 waardoor de opgave minder urgent werd. In de zomer van 2021 werd duidelijk dat op korte termijn extra inzet nodig was om alle asielzoekers op te kunnen opvangen. Vanaf de zomer zijn diverse stappen gezet om te komen tot voldoende opvangplekken. Naast bespreking van de problematiek aan de LRT en andere gremia, en in contacten met medeoverheden en andere betrokken partijen, zijn er ook meerdere dringende oproepen gedaan aan gemeenten, provincies en veiligheidsregio’s om met spoed asielopvangplekken te realiseren. Dankzij intensieve inspanningen van alle partijen, waarvoor het kabinet dankbaar is, is het gelukt om meer dan 17.000 opvangplekken te realiseren sinds afgelopen zomer. Deze plekken zijn echter vaak van korte duur en bieden daardoor slechts tijdelijk verlichting. Het lukt onvoldoende om een duurzaam en stabiel opvanglandschap te realiseren met afdoende opvangplekken voor de aan het vraagstuk inherente wisselende opvangbehoefte.

Toekomstperspectief

Het kabinet streeft naar een meer stabiel, wendbaar en duurzaam opvangstelsel waarbij de asielopvang evenredig over het land is verspreid en waarbij alle medeoverheden hun bijdrage leveren. De basis hiervoor ligt in de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen (hierna: Uitvoeringsagenda) die in mei 2020 vastgesteld is aan de LRT. In de Uitvoeringsagenda hebben Rijk, provincies en gemeenten een gezamenlijke ambitie geformuleerd ten aanzien van een toekomstig asielsysteem en uitgangspunten om deze ambitie te verwezenlijken. Zo moet er voldoende duurzame flexibele opvangcapaciteit gerealiseerd worden om mee te kunnen bewegen met schommelingen in instroom en bezetting en komen er (minimaal) vier middelgrote proceslocaties (gemeenschappelijke vreemdelingenlocaties) evenredig verspreid over het land waar de asieldiensten onder één dak werken en zo snel mogelijk de kansrijkheid van een asielaanvraag bepalen. Asielzoekers met een kansrijke asielaanvraag en vergunninghouders worden zo snel als mogelijk geplaatst in de regio van de gemeente waar zij worden gehuisvest. Gemeenten worden zo in staat gesteld hun regierol in het kader van de Wet inburgering direct te vervullen. Tevens wordt gekeken naar de mogelijkheden van kleinschaliger opvang en wordt de opvang evenredig verspreid over het land volgens een aan de LRT overeengekomen verdeelsystematiek waarin het aantal gevraagde opvangplaatsen per provincie is opgenomen.

Het kabinet is zich ervan bewust dat de Uitvoeringsagenda nog onvoldoende geïmplementeerd is. Daarin hebben Rijk, provincies, gemeenten en het COA en de overige ketenpartners een gezamenlijke verantwoordelijkheid, onder regie van het Rijk. Op dit moment wordt met alle betrokken partijen in kaart gebracht welke knelpunten er zijn en welke acties ondernomen moeten worden om te zorgen voor versnelde en succesvolle implementatie van de Uitvoeringsagenda en de eventuele actualisering hiervan. In dit verband verwijst het kabinet ook naar de motie van het lid Kuik6 die het kabinet heeft opgeroepen om de acties uit de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen versneld uit te voeren om te komen tot een robuuste asielketen berekend op toekomstige asiel- en vluchtelingencrises. Het kabinet informeert de Kamer voor de zomer welke acties ondernomen moeten voor versnelling van de implementatie van de Uitvoeringsagenda en de eventuele actualisering hiervan, en wanneer de implementatie gerealiseerd moet zijn. Eerder in de brief werd al vermeld hoe gewerkt wordt aan structurele verbeteringen in de volkshuisvesting en ondersteuning bij de huisvesting van vergunninghouders

Creëren nieuwe wettelijke taak gemeenten

Als onderdeel van een stabieler asielopvangsysteem, verkent het kabinet, zoals geschreven in de Kamerbrieven van 12 en 21 april jl.7, de mogelijkheden om een wettelijke taak te creëren voor gemeenten ten aanzien van asielopvang. Anders dan bij de huisvesting van vergunninghouders hebben gemeenten momenteel geen wettelijke taak tot het opvangen van asielzoekers, met uitzondering van de ontheemden uit Oekraïne (op basis van staatsnoodrecht). Daarom wordt gewerkt aan een wettelijke taak voor gemeenten om locaties beschikbaar te stellen voor de opvang van asielzoekers, evenwichtig verspreid over het land. Vertrekpunt ten aanzien van de invulling van de taak blijft om zo veel mogelijk in gezamenlijkheid en dialoog tot wederzijdse bestuurlijke afspraken te komen rondom het vormgeven van opvanglocaties. In de verkenning wordt de aansluiting gezocht bij de (verdeelsystematiek van de) Uitvoeringsagenda. Daarnaast wil het kabinet, daar waar gemeenten staat, de mogelijkheid openhouden dat ook provincies voor een rol in aanmerking kunnen komen. Dat wordt nadrukkelijk bij de verkenning betrokken.

Bij de invulling van de wettelijke taak worden in ieder geval de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Er wordt voorzien in mogelijkheden om kwalitatief en kwantitatief in opvang te voorzien;

  • Er wordt een helder en geobjectiveerd opschalingsmodel opgebouwd; inclusief voorspelbare termijnen;

  • Er wordt op ingezet om het uitgangspunt van gezamenlijke besluitvorming te blijven bevorderen en belonen;

  • Gemeenten zullen worden ondersteund in de mogelijkheden rondom verwerving, ruimtelijke ordening en andere verwante aspecten;

  • De asielopvang en de begeleiding van asielzoekers blijft de verantwoordelijkheid van het COA.

Deze taak kan worden vormgegeven door aanvulling van bestaande wet- en regelgeving. Er kan eveneens gedacht worden aan vormgeving via eigenstandige sectorale wetgeving.

Toezicht op deze wettelijke taak vindt plaats via het instrumentarium van het interbestuurlijk toezicht. Dit instrumentarium bevat een escalatieladder die ingezet kan worden wanneer sprake is van taakverwaarlozing en is erop gericht om de uitvoering in overeenstemming met de wettelijke taak te brengen. Als dat niet lukt, kan provincie uiteindelijk worden overgegaan tot indeplaatsstelling en de uitvoering van de wettelijke taak overnemen. Bij de verkenning naar de nieuwe wettelijke taak wordt ook bezien in hoeverre het van toegevoegde waarde kan zijn om, in afwijking van de kaders voor het interbestuurlijk toezicht, als sluitstuk tevens een aanwijzingsbevoegdheid te creëren.

Bij het vormgeven van deze wettelijke taak en het toezicht wordt ook bezien op welke wijze kan worden verzekerd dat daarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande mogelijkheden. De precieze vormgeving vindt nadrukkelijk plaats in samenspraak met medeoverheden en in licht van het adviesrecht van medeoverheden.

U wordt over de uitkomsten van de verkenning voor de zomer geïnformeerd. Het is in ieders belang dat deze wet voor een duurzaam, uitvoerbaar, flexibel en betrouwbaar asielstelsel zorgt, en dus voldoende tijd wordt genomen om de wet op deze onderdelen te laten toetsen door de uitvoering voordat deze aan de Raad van State voor advies wordt voorgelegd en aan de Staten-Generaal wordt aangeboden.

Huidig juridisch (dwingend) instrumentarium t.b.v. asielopvang

Naast het werken aan een toekomstperspectief van een duurzamere asielopvang en de verkenning naar een nieuwe wettelijke taak, zijn er ook mogelijkheden tot inzet van het bestaande juridische instrumentarium op het gebied van ruimtelijke ordening. Deze mogelijkheden zijn in bredere zin toepasbaar voor allerlei ruimtelijke kwesties, zoals in de paragraaf «bouwen aan de volkshuisvesting» benoemd, maar in deze brief spitsen wij ons toe op het beschikbaar maken van voldoende asielopvang. De opties op het terrein van ruimtelijke ordening zijn ook in najaar 2021 verkend en toegezonden aan de Tweede Kamer bij de beantwoording van de Kamervragen van de leden Omtzigt (Omtzigt) en Van Dijk (SP).8 Ook heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in het debat over de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid in de Eerste Kamer op 21 december 2021 aangegeven dat er mogelijkheden zijn op het terrein van ruimtelijke ordening. Het betreft nadrukkelijk niet het onteigenen of vorderen van panden. Deze mogelijkheden op het terrein van ruimtelijke ordening zijn niet verder uitgewerkt en toegepast eind 2021 omdat de inzet hiervan niet op korte termijn tot realisatie van de benodigde asielopvang zou leiden.

Het kabinet bereidt zich desondanks voor op de mogelijke inzet hiervan.

Vanzelfsprekend blijven wij de Kamer informeren over de inzet van deze maatregelen. Daarbij is het evident dat op basis van de onderstaande huidige juridische mogelijkheden geen grootschalige resultaten te verwachten zijn. Bovendien spreekt het voor zich dat bij elk van die mogelijkheden altijd in het individuele geval de haalbaarheid zal moeten worden vastgesteld. Tot eventuele inzet wordt alleen overgegaan als laatste redmiddel en na een zorgvuldige en transparante afweging en overleg met de desbetreffende gemeente. Daarbij is er altijd oog voor de specifieke situatie in de gemeente. Een afwegingskader wordt nog afgestemd met betrokken partijen. Het kabinet is zich ervan bewust dat met het benutten van meer dwingend juridisch instrumentarium ingegrepen wordt in afwegingen die in de lokale democratie en samenleving zijn gemaakt. Het gaat om de volgende mogelijkheden:

a. COA neemt (eigen) pand in gebruik

Op dit moment is de praktijk dat een opvanglocatie pas na het sluiten van een bestuursovereenkomst tussen het COA en de gemeente wordt gerealiseerd of in gebruik wordt genomen. Een dergelijke bestuursovereenkomst is echter niet juridisch randvoorwaardelijk om een locatie te kunnen exploiteren. Wanneer het COA of het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) beschikt over een pand of grond, de bestemming past en de benodigde vergunningen aanwezig zijn, dan kan het COA ook zonder bestuursovereenkomst met de gemeente een locatie in gebruik nemen of houden.

b. Vergunningverlening door het Rijk

Voor het openen van een opvanglocatie kan een omgevingsvergunning nodig zijn om af te wijken van het bestemmings- of omgevingsplan. Wanneer deze vergunning ontbreekt en/of niet wordt afgegeven, dan kan het Rijk op grond van artikel 3.2, aanhef en onder b, van het Besluit omgevingsrecht, de vergunningverlening zelf ter hand nemen. Het kabinet acht de opvang van asielzoekers van nationaal belang, zoals ook is vastgelegd in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) (Kamerstuk 34 682, nr. 53). Met het naar zich toe trekken van de vergunningverlening wordt de rijksoverheid verantwoordelijk voor het gehele proces, inclusief vereiste vooronderzoeken en behandelen van bezwaar- en beroepsprocedures. Het zal daarom per situatie afhangen van de omstandigheden hoe snel een vergunning daadwerkelijk verleend kan worden en ook onherroepelijk is.

c. Inpassingsplan

Het Rijk heeft voorts de mogelijkheid om, als sprake is van een nationaal belang, lokale bestemmings- of omgevingsplannen te wijzigen door een inpassingsplan vast te stellen. Het Rijk maakt dan de ruimtelijke keuzes voor een locatie. Het Rijk hanteert dit instrument vaker, bijvoorbeeld om de bouw van windmolenparken mogelijk te maken. Hierbij gaat het om een intensief en langdurig traject met een doorlooptijd van zeker anderhalf jaar. Hierbij dient de vraag te worden beantwoord hoe het Rijk de opvang van asielzoekers vorm wil geven en welke rol het daarbij voor zichzelf ziet. Een inpassingsplan zou gezien de lange doorlooptijd immers vooral geschikt zijn voor structurele locaties in het opvanglandschap, zoals aanmeldcentra. De komende tijd zullen wij dit vraagstuk nader uitwerken en de Kamer informeren over de bevindingen gelijktijdig met het toezenden van de verkenning.

Tot slot

Het kabinet blijft inzetten om met de Uitvoeringsagenda als leidraad, op basis van vrijwilligheid en in gezamenlijkheid met gemeente, provincies en andere partners voldoende asielopvang te realiseren, waarbij de Uitvoeringsagenda leidraad is. Ook zet het kabinet zich in om de huisvesting van vergunninghouders te versnellen, onder andere door het stimuleren van flexwoningen. De verkenning van het dwingende juridische kader en het voorstel voor nadere uitwerking in een wetsvoorstel dat het kabinet daarin voorstaat wordt, conform de brief van 21 april jl., voor de zomer aan uw Kamer toegezonden. Het kabinet stuurt ook het voorstel voor versnelling en actualisering van de Uitvoeringsagenda voor de zomer 2022 toe, zoals gevraagd in de eerder genoemde motie Kuik. Het kabinet doet dat in nauwe samenwerking met de medeoverheden. Alleen gezamenlijk kunnen we komen tot een stabiel en wendbaar opvangstelsel met voldoende draagvlak.

De Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge


X Noot
1

Kamerstuk 19 637, nr. 2856

X Noot
2

Kamerstuk 19 637, nr. 2838

X Noot
3

Kamerstuk 32 847, nr. 878

X Noot
4

Kamerstuk 32 847, nr. 883

X Noot
5

Kamerstuk 19 637, nr. 2537

X Noot
6

Kamerstuk 19 637, nr. 2873.

X Noot
7

Kamerstuk 19 637, nr. 2856 resp. nr. 2884.

X Noot
8

Aanhangsel Handelingen 2021/22, nr. 1359.

Naar boven