Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2022
Per brief van 20 april 2022 heeft de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid mij
verzocht uw Kamer een brief te sturen over de gevolgen van twee uitspraken van de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) over de overdracht
in het kader van de Dublinverordening van twee asielzoekers aan Kroatië. Via deze
brief voldoe ik aan dit verzoek.
De twee uitspraken
Op 13 april 2022 heeft de Afdeling uitspraak gedaan in twee individuele zaken waarin
de IND het in Nederland ingediende asielverzoek niet in behandeling had genomen, omdat
op basis van de EU-Dublinverordening Kroatië verantwoordelijk is voor de inhoudelijke
behandeling van dat asielverzoek.1 In deze uitspraken overweegt en oordeelt de Afdeling hierover o.a. het navolgende.
Lidstaten van de Europese Unie mogen er, op basis van het zogenoemde interstatelijk
vertrouwensbeginsel, in principe van uitgaan dat andere lidstaten voldoen aan de verplichtingen
die uit het Unierecht voorvloeien. Op basis van de Dublinverordening wordt onder andere
aangenomen dat de lidstaten asielzoekers niet zullen behandelen in strijd met de rechten
zoals beschermd in het Europees verdrag van de Rechten van de Mens (verder: EVRM).
Toch kan er aanleiding zijn voor nader onderzoek als wordt getwijfeld of de situatie
in een andere Europese lidstaat voldoet aan de eisen van het EVRM.2
De Afdeling oordeelt dat de IND in het geval van Kroatië nader onderzoek moet doen
naar de situatie voor asielzoekers die onder de Dublinverordening zijn overgedragen
aan Kroatië. De Afdeling overweegt hiertoe dat gelet op de door de vreemdeling ingeroepen
rapporten over de pushbacks in Kroatië moet worden geoordeeld dat de pushbacks in
Kroatië een fundamentele systeemfout zijn in de asielprocedure van dat land, die de
bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. Uit die rapporten blijkt volgens
de Afdeling namelijk dat de pushbacks in Kroatië niet incidenteel, maar al geruime
tijd en op grote schaal plaatsvinden. Het risico op pushbacks bestaat niet enkel bij
de buitengrenzen, maar ook voor vreemdelingen die door Kroatië opnieuw zijn toegelaten
vanuit andere lidstaten en voor vreemdelingen die zich dieper in het binnenland van
Kroatië bevinden. Er zijn volgens de Afdeling concrete aanknopingspunten dat niet
van het vermoeden kan worden uitgegaan dat Kroatië zich aan zijn internationale verplichtingen
houdt, zodat nader onderzoek had moeten worden gedaan naar het risico voor overgedragen
Dublinclaimanten om door Kroatië te worden uitgezet zonder behandeling dan wel tijdens
de behandeling van hun asielverzoek. Met deze uitspraken komt de Afdeling tot een
ander oordeel dan in haar uitspraak van 19 juli 2021, waarin de Afdeling nog overwoog
dat uit de in die zaak overgelegde stukken niet bleek dat Dublinclaimanten na overdracht
aan Kroatië een reëel risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks.3
Gevolg van de uitspraken
Naar aanleiding van deze uitspraak kunnen vreemdelingen niet meer op grond van de
Dublinverordening vanuit Nederland worden overdragen aan Kroatië, zonder dat eerst
onderzoek is gedaan naar de actuele situatie voor Dublinclaimanten in Kroatië. Om
uitvoering te geven aan de onderzoeksopdracht die de Afdeling feitelijk heeft gegeven,
zal ik proberen voldoende aanvullende informatie hierover te verzamelen. Vervolgens
zal worden bezien of deze informatie in combinatie met de rapportages van het – in
de zomer van 2021 opgerichte – onafhankelijke Kroatische grensmonitoringsmechanisme
en eventuele andere rapporten van latere datum die nog niet bij de Afdelingsuitspraak
van 13 april jl. zijn betrokken, voldoende informatie bevat om tot de conclusie te
komen dat Kroatië zich aan zijn internationale verplichtingen houdt. Tot die tijd
zullen vanuit Nederland geen asielzoekers op de voet van de Dublinverordening worden
overgedragen aan Kroatië. Zaken waarin de in de Dublinverordening neergelegde uiterste
overdrachtsdatum verstrijkt, zullen tot de Nederlandse asielprocedure worden toegelaten
en inhoudelijk worden behandeld door de IND.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg