Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 februari 2022
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op 8 februari 2022 een algemeen ambtsbericht
over Egypte gepubliceerd. Het ambtsbericht beslaat de periode vanaf de machtsovername
in juli 2013 tot en met september 2021 en beschrijft de actuele situatie en ontwikkelingen
in Egypte. Het ambtsbericht vormt aanleiding om landgebonden asielbeleid te formuleren.
Ik heb besloten om (online) journalisten, mensenrechtenverdedigers, politiek opposanten
en activisten, die significante kritiek hebben geuit op de autoriteiten/regeringsbeleid,
als risicogroep aan te merken. Uit het ambtsbericht blijkt dat zij te maken kunnen
krijgen met arrestatie en detentie.
Daarnaast heb ik besloten om LHBTI als risicogroep aan te merken. Uit het ambtsbericht
blijkt dat LHBTI te maken krijgen met sociale marginalisering, stigmatisering, geweld
en discriminatie vanuit zowel de samenleving als de overheid. Het ambtsbericht meldt
ook dat de autoriteiten niet-heteroseksuele personen actief strafrechtelijk vervolgen.
Personen die behoren tot een risicogroep kunnen met geringe individuele indicaties
hun vrees voor vervolging aannemelijk maken. Van leden van de in deze brief genoemde
groepen, die een gegronde vrees hebben voor vervolging, wordt niet verlangd dat zij
de bescherming van de autoriteiten inroepen, noch wordt er een binnenlands beschermingsalternatief
aangenomen. De IND heeft bij de toepassing vanzelfsprekend oog voor vreemdelingen
op wie artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag van toepassing is of die een gevaar
vormen voor de openbare orde of nationale veiligheid.
Tot slot kan op basis van het ambtsbericht niet worden gesteld dat in Egypte de algemene
opvangvoorzieningen voor de opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen beschikbaar
en/of toereikend zijn, en de autoriteiten zorg dragen voor de opvang. Er is onvoldoende
toezicht op de aanwezige opvanglocaties voor minderjarigen om de kwaliteit te kunnen
bepalen en het is niet duidelijk of de opvang naar lokale maatstaven toereikend is. In individuele gevallen kan uit nader onderzoek blijken dat
adequate opvang beschikbaar is en kan worden gerealiseerd.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg