19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2349 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 september 2017

Inleiding

Sinds 3 november 2015 heb ik u in diverse tranches geïnformeerd over het beleid inzake veilige landen van herkomst in de zin van de Procedurerichtlijn1. Tot nu toe zijn als veilig land van herkomst aangemerkt de lidstaten van de Europese Economische Ruimte2 (EER), Albanië, Algerije, Andorra, Australië, Bosnië-Herzegovina, Brazilië, Canada, Georgië, Ghana, India, Jamaica, Japan, Kosovo, Macedonië, Marokko, Monaco, Mongolië, Montenegro, Nieuw-Zeeland, Oekraïne, San Marino, Senegal, Servië, Togo, Trinidad en Tobago, Tunesië, Vaticaanstad, Verenigde Staten van Amerika en Zwitserland.

Op grond van artikel 37, tweede lid van de Procedurerichtlijn moeten de lidstaten de situatie in derde landen die als veilige landen van herkomst zijn aangemerkt regelmatig opnieuw onderzoeken. In deze brief zet ik uiteen hoe ik hierin te werk ga en geef ik een herbeoordeling van de landen die in de eerste tranche3 zijn aangemerkt als veilige landen van herkomst.

Werkwijze herbeoordeling veilige landen van herkomst

Een herbeoordeling van veilige landen van herkomst hoeft naar mijn mening in eerste instantie geen volledige beoordeling te zijn zoals de eerste beoordeling. Het volstaat om te bezien of ten aanzien van de belangrijkste criteria de situatie in het land aanmerkelijk is gewijzigd. Ik sluit hiermee aan bij de werkwijze die in Canada door de IRCC (Immigration, Refugees and Citizenship Canada) is ontwikkeld, waarbij op basis van een beperkt aantal bronnen (met name de landenrapporten van het US State Departement en de rapporten van Freedom House) in een snelle beoordeling een aantal criteria wordt onderzocht. De criteria die ik daarbij hanteer zijn:

  • democratisch bestuur,

  • bescherming van het recht op vrijheid en veiligheid van de persoon,

  • vrijheid van meningsuiting,

  • vrijheid van godsdienst en vereniging,

  • bescherming tegen discriminatie en vervolging door derden,

  • toegang tot onafhankelijk onderzoek,

  • toegang tot een onafhankelijke rechterlijke macht, en

  • toegang tot rechtsmiddelen.

Indien er een aanmerkelijke achteruitgang is op één van de eerste drie punten of als er op een meerderheid van de criteria een achteruitgang wordt geconstateerd, volgt een uitgebreide beoordeling van het land van herkomst. In de tussentijd zal dan het veilige landenbeleid ten aanzien van dat land worden opgeschort.

EER-/EU-lidstaten

Tot de lidstaten van de EER behoren ook de lidstaten van de EU. De Procedurerichtlijn – evenals straks de Procedureverordening – heeft evenwel alleen betrekking op verzoeken om internationale bescherming die worden ingediend door onderdanen van derde landen of staatlozen. Aanmerking van EU-lidstaten als veilige landen van herkomst kan derhalve niet plaatsvinden op basis van deze richtlijn. Op grond van Protocol nr. 24 bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzake Asiel voor onderdanen van lidstaten van de Europese Unie, (C326/1, 26.10.20124) beschouwen de lidstaten elkaar als veilige landen van oorsprong voor alle juridische en praktische doeleinden in verband met asielzaken. Dit Protocol heeft rechtstreekse werking en behoeft dus niet te worden geïmplementeerd in nationale wetgeving. Een herbeoordeling als hierboven beschreven is voor EU-lidstaten niet aan de orde.

Uitkomst van de herbeoordelingen

Uit de eerste herbeoordeling op grond van bovengenoemde criteria komt naar voren dat in de onderzochte landen geen sprake is van een aanmerkelijke achteruitgang op één van de eerste drie punten, noch is er sprake van een achteruitgang op een meerderheid van de criteria. Een uitgebreidere beoordeling is voor geen van deze landen aangewezen. De aanwijzing van deze landen als veilig land van herkomst wordt voortgezet.

Ik merk hierbij nog op dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft uitgesproken dat de aanwijzingen van Albanië5, Macedonië6 en Servië7 als veilig land van herkomst voldoen aan de wettelijk voorgeschreven vereisten. In deze landen is wet- en regelgeving die vervolging en behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM verbiedt. Deze wet- en regelgeving wordt toegepast en er is in deze landen daadwerkelijk een systeem van rechtsmiddelen beschikbaar.

De uitkomsten van de herbeoordelingen per land vindt u in de bijlage van deze brief8.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Richtlijn 2013/32/EU, Pb EU L 180 van 29.6.2013.

X Noot
2

EU-lidstaten plus Liechtenstein, Noorwegen en IJsland

X Noot
3

Brief van 3 november 2015, Kamerstukken 19 637 en 32 317, nr. 2076

X Noot
4

Pb EU C326/1 van 26.10.2012

X Noot
8

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven