Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juni 2017
In het verslag van het ordedebat d.d. 23 mei jl. (Handelingen II 2016/17, nr. 78, item 16) verzoekt u mij uw Kamer een brief te sturen over de mogelijkheid van statushouders
om toegewezen huisvesting te weigeren. Voorliggende brief geeft antwoord op deze vraag.
Kamerlid Kops (PVV) heeft vragen gesteld naar aanleiding van het bericht «Asielzoekers
eisen eigen huis, mede vanwege hogere uitkering» uit de Telegraaf van 23 mei jl. In
dit artikel wordt de situatie beschreven dat in Den Haag statushouders met acht personen
zijn gehuisvest in nieuwbouwwoningen in de wijk Ypenburg (sommige van de nieuwgebouwde
woningen zijn opgedeeld in acht onzelfstandige eenheden en in deze woningen zijn de
statushouders gehuisvest). Een aantal statushouders heeft klachten geuit (klein, gehorig,
gebrek aan privacy) over de huisvesting alsmede over de korting op de uitkering die
geldt omdat de kostendelersnorm van toepassing is.
Voor de huisvesting in Ypenburg is een beroep gedaan op de door mijn voorganger ingestelde
regeling «Tijdelijke Regeling Stimulering Huisvesting Vergunninghouders». Deze regeling
is ingesteld naar aanleiding van de verhoogde asielinstroom en bedoeld om gemeenten
te ondersteunen bij de tijdige uitstroom van statushouders uit asielzoekerscentra.
Tegelijkertijd is de regeling zo vormgegeven dat verdringing op de woningmarkt wordt
tegengegaan en de kosten voor de samenleving worden beperkt. De regeling voorziet
daarmee in de totstandkoming van extra, eenvoudige maar doelmatige woonoplossingen
bovenop de bestaande woningvoorraad.
Gemeenten zijn op grond van artikel 28 van de Huisvestingswet 2014 verantwoordelijk
voor de huisvesting van statushouders. Hoewel het moet gaan om een duurzame vorm van
huisvesting, is het eveneens aan gemeenten zelf om te bepalen welk type woningen zij
beschikbaar stellen, afgestemd op de lokale woningmarkt.
De wijze waarop statushouders worden gehuisvest kan dus per gemeente verschillen,
maar het is niet zo dat zij een door de gemeente toegewezen woning kunnen weigeren.
Artikel 7, lid 1, onder a, van de Regeling vertrekkingen asielzoekers en andere categorieën
vreemdelingen 2005, geeft aan dat dan het recht op opvang wordt beëindigd in het geval
toegewezen huisvesting wordt afgewezen.
Wel staat het statushouders vrij om zelf op zoek te gaan naar andere huisvesting.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk