19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2193 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 mei 2016

De uitvoering van de gemeentelijke taakstellingen voor de huisvesting van vergunninghouders is door de verhoogde asielinstroom een grote uitdaging voor gemeenten en woningcorporaties. Zoals op 13 mei jl. door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mede namens mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan uw Kamer is gemeld1, is er zowel wat betreft de opvang van asielzoekers als wat betreft de huisvesting van vergunninghouders een urgente situatie ontstaan die bovendien aan elkaar zijn gerelateerd. Met deze brief informeer ik u in dat licht over de in het bestuursakkoord verhoogde asielinstroom afgesproken huisvestingsmaatregelen die onder mijn verantwoordelijkheid vallen en geef ik invulling aan mijn toezegging in het vragenuur van 29 maart jl. om uw Kamer tussentijds te informeren over bovengenoemde taakstelling (Handelingen II 2015/16, nr. 70, item 4).

Op dit moment wachten nog ruim 16.000 vergunninghouders in asielzoekerscentra op woonruimte. Dat betekent in de praktijk tientallen additionele AZC’s. De eerste halfjaarlijkse taakstelling voor 2016 bedraagt 20.000. Inclusief achterstanden uit de vorige periode gaat het om 23.400. Per 1 mei is 47% van de taakstelling over de eerste helft van 2016 gerealiseerd; in de eerste vier maanden van 2016 zijn 11.079 vergunninghouders voorzien van huisvesting. Nog 12.315 vergunninghouders moeten in mei en juni gehuisvest worden om aan de taakstelling (inclusief achterstand) te voldoen. De taakstelling voor de tweede helft van 2016 is vastgesteld op 23.000. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft daarom mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in een brief aan de Commissarissen van de Koning, in hun rol als Rijksheren en voorzitters van de regionale regietafels, gewezen op de noodzaak om op korte termijn (tijdelijke) huisvesting te realiseren om de uitstroom uit de asielopvanglocaties te versnellen. Uw Kamer is hierover geïnformeerd door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie bij eerder genoemde brief van 13 mei jl.

Stand van zaken huisvestingsmaatregelen bestuursakkoord

In het bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom van 27 november 2015 zijn maatregelen overeengekomen om gemeenten bij hun opgelopen huisvestingstaakstelling te ondersteunen en de noodzakelijke versnelde doorstroom van vergunninghouders uit asielzoekerscentra te bewerkstelligen. Deze maatregelen moeten dus als aanvulling worden gezien op reeds bestaande mogelijkheden om de taakstellingen op te vangen, zoals het uitstellen van sloopplannen of het inzetten van tijdelijke woonunits.

Onder mijn verantwoordelijkheid vallen de tijdelijke subsidieregeling stimulering huisvesting vergunninghouders, het creëren van verruimde bevoegdheden voor corporaties om zich in te zetten voor de huisvesting van statushouders en de inzet van rijksvastgoed. De landelijke regietafel verhoogde asielinstroom, waar rijk, provincies en gemeenten zitting aan hebben, monitort de voortgang van de maatregelen uit het bestuursakkoord. Aan de regietafel is op 6 april en 12 mei jl. de voortgang besproken. Van de eerder genoemde maatregelen volgt hieronder de stand van zaken.

Subsidieregeling

De subsidieregeling heeft tot doel om extra huisvestingsvoorzieningen te stimuleren, bovenop de bestaande woningvoorraad. De subsidie van € 6.250,- per gehuisveste vergunninghouder wordt verstrekt voor nieuwbouw van huisvestingsvoorzieningen of de transformatie van panden die voorheen nog geen functie «wonen» hadden. De regeling draagt eraan bij dat er zo weinig mogelijk verdringing plaatsvindt ten opzichte van reguliere woningzoekenden en is zodanig vormgegeven dat de kosten voor de samenleving worden beperkt. In de voorwaarden van de subsidieregeling heeft dit zijn beslag gekregen door onder andere de eis dat wooneenheden geschikt moeten zijn voor bewoning door vier vergunninghouders in combinatie met een maximale huurprijs per persoon waardoor er geen recht op huurtoeslag ontstaat.

Er is subsidie beschikbaar voor de huisvesting van 14.000 vergunninghouders.

In de eerste drie maanden sinds de inwerkingtreding van de subsidieregeling is aan 326 subsidieaanvragen een budgetreservering toegekend. Het gaat om een totaal gereserveerd bedrag van € 10.687.500,- ongeveer 12% van het totale beschikbare bedrag van € 87,5 miljoen. Deze aanvragen bieden plek aan 1.686 vergunninghouders. In april zijn nog eens voor 827 plaatsen voor vergunninghouders aanvragen gedaan. Deze moeten echter nog worden verwerkt en zijn dus nog niet inhoudelijk beoordeeld. Met deze aanvragen gaat de benutting van de regeling richting 18% na drie maanden.

Gemeenten, corporaties en private partijen kunnen vanaf 1 februari 2016 tot uiterlijk 31 december 2018 hun voorgenomen investeringen aanmelden. Indien dit tot daadwerkelijke realisatie van huisvestingsvoorzieningen leidt moet rekening gehouden worden met de nodige doorlooptijd. Naar verwachting worden de eerste projecten die met behulp van de subsidieregeling zijn opgestart in de zomer van 2016 opgeleverd.

Aan de landelijke regietafel verhoogde asielinstroom is op aangeven van en in overleg met gemeenten gewerkt aan een eerste evaluatie van de regeling aan de hand van concrete casuïstiek. Er is contact gezocht met enkele subsidieaanvragers aan wie inmiddels een reservering is toegekend. Ook zijn de ervaringen van het Platform Opnieuw Thuis, het Ondersteuningsteam Asielzoekers en Vergunninghouders van de VNG en die van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, de uitvoerder van de subsidieregeling, benut.

Bij de subsidieregeling zijn de belangrijkste aangedragen bezwaren de voorwaarden van het huisvesten van tenminste vier vergunninghouders tegen een lage huurprijs. Dit drukt op de rentabiliteit van projecten. Tegelijkertijd is er geen (financiële) ruimte voor het aanpassen van deze voorwaarden. Het fundament van de subsidieregeling is namelijk gelegen in deze voorwaarden waarmee een balans is gezocht tussen de opbrengsten voor de exploitant, de belangen van de vergunninghouders en de kosten voor de samenleving. De noodzaak tot het aanpassen van de subsidievoorwaarden vindt overigens ook geen grond in de realisatiecijfers. Op het punt van de communicatie en het delen van ervaringen en best practices wordt nog ruimte gezien om het gebruik van de regeling verder aan te moedigen. Op dit vlak werkt het Ministerie van BZK samen met RVO, VNG en het OndersteuningsTeam Asielzoekers en Vergunninghouders (OTAV) het Ministerie van Veiligheid en Justitie en Platform Opnieuw Thuis samen.

Aanpassing wet- en regelgeving t.b.v. mogelijke inzet corporaties

Voor het inschakelen van woningcorporaties ten behoeve van de huisvesting van vergunninghouders is wet- en regelgeving aangepast cq. aanpassing voorzien. Het is via de experimenteerbepaling in het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting (BTIV) sinds 30 november al mogelijk corporaties in te schakelen voor diensten van administratieve aard ten behoeve van vergunninghouders die gehuisvest zijn in panden van derden. Van deze mogelijkheid wordt nog weinig gebruik gemaakt in afwachting van de voorziene wijziging van de Woningwet zelf. Met deze wijziging wordt het voor corporaties mogelijk om verhuur-, verbouw- en onderhoudswerkzaamheden uit te voeren in panden van derden ten behoeve van de huisvesting van vergunninghouders. Uw Kamer heeft dit wijzigingsvoorstel inmiddels aangenomen. Beoogde inwerkingtreding is 1 september 2016, afhankelijk van de behandeling in de Eerste Kamer. De Autoriteit woningcorporaties heeft aangeven met het oog op deze wijziging in de periode daaraan voorafgaand coulant op te treden in de handhaving, mits zij van te voren is geïnformeerd.

Inzet rijksvastgoed

Een van de maatregelen uit het bestuurakkoord is de verhuur van rijkspanden aan gemeenten ten behoeve van de huisvesting van vergunninghouders, passend binnen de Leegstandwet en tegen kostendekkende huurprijzen.

Sinds november 2015 zijn in totaal 102 panden voor verhuur aangeboden aan gemeenten. Hiervan zijn 79 panden afgevallen als opvanglocatie of als locatie voor de huisvesting van vergunninghouders. Redenen hiervoor zijn onder meer dat het pand ongeschikt bevonden is door de gemeente, bijvoorbeeld qua ligging, omdat eventuele benodigde aanpassingen te kostbaar zijn of omdat beperkingen vanwege de monumentale status het gebruik voor huisvesting niet mogelijk maakt. Sommige panden zijn na afwijzing door gemeenten inmiddels verkocht. Daarnaast komt het voor dat gemeenten een toelichting vragen op bepaalde contractonderdelen, zoals bij de berekening van de kostendekkende huurprijs, milieuverontreiniging en onderhoudskosten. Het is aan gemeenten of zij de huisvesting van statushouders in Rijksvastgoed uiteindelijk betaalbaar achten. Over 23 panden wordt nog overleg gevoerd met gemeenten. Op dit moment is het Rijksvastgoedbedrijf met vier gemeenten in vergaande onderhandeling.

Daarnaast heeft het Rijksvastgoedbedrijf intensief overleg met het COA. Deze samenwerking heeft geresulteerd in de in gebruik name van twaalf gevangenissen, zeven kantoorpanden en twee kazernes van het Rijksvastgoedbedrijf door het COA voor opvang van asielzoekers.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
1

Kamerstuk 19 637, nr. 2184

Naar boven