nr. 1319
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 januari 2010
Achtergrond
Tijdens het begrotingsdebat van 5 november 2009 (Handelingen der
Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 21, blz. 1709–1728, blz.
1738–1753 en blz. 1755–1785) heb ik aangekondigd dat ik uw Kamer
een voorstel voor aanscherping van maximale termijnen voor het tegenwerpen
van antecedenten in vreemdelingenrechtelijke procedures zou doen toekomen.
In deze brief treft u dit voorstel aan.
Terminologie
In het begrotingsdebat van 5 november 2009 werd gesproken over verjaringstermijnen.
Er is evenwel in het vreemdelingenrecht geen sprake van strafrechtelijke of
civielrechtelijke verjaringstermijnen maar van een termijn gedurende welke
een eens gesanctioneerd misdrijf gebruikt kan worden om de aanvraag tot het
verlenen van een reguliere verblijfsvergunning af te wijzen. Het gaat hierbij
om een beleidsregeling, waarvan ten voor- of ten nadele van de vreemdeling
kan worden afgeweken in bijzondere gevallen (art. 4:84 Awb). In het vervolg
zal er in het vreemdelingenrechtelijke openbare ordebeleid worden gesproken
van de maximale termijn waarbinnen antecedenten in een toelatingsaanvraag
kunnen worden tegengeworpen. Zo ook in het vervolg van deze brief.
Maximale termijnen voor het tegenwerpen van antecedenten
in een toelatingsaanvraag
Zoals ik tijdens het debat van 5 november 2009 heb aangegeven, ben
ik van mening dat de vreemdelingenrechtelijke termijn van tien jaar voor ernstige
delicten, waarbinnen deze in een toelatingsaanvraag kunnen worden tegengeworpen,
verlengd moet worden. In de kabinetsreactie op het WODC-rapport inzake de
toepassing en aanscherping van de glijdende schaal is aangekondigd dat het
beleid voor ernstige geweldsmisdrijven, zoals moord, eerwraak, eergerelateerd
geweld, drugs en zeden, wordt aangescherpt. In die gedachte past
ook dat de genoemde termijn van tien jaar wordt aangepast1.
Hieronder zal ik eerst het huidige beleid schetsen en vervolgens aangeven
in welke zin het beleid wordt gewijzigd.
Termijnen waarbinnen antecedenten in een toelatingsaanvraag kunnen worden
tegengeworpen zijn bepalend voor hoe lang een eens gepleegd misdrijf wordt
tegengeworpen bij verblijfsweigering. In de Vreemdelingencirculaire 2000 is
thans opgenomen (B1/4.4.1) dat deze termijn ingeval van een veroordeling,
transactie of strafbeschikking wegens drugs- en geweldsmisdrijven tien jaren
is, en dat voor andere misdrijven een termijn van vijf jaren wordt gehanteerd.
Dit is anders indien sprake is van meerdere veroordelingen, transacties
of strafbeschikkingen wegens een misdrijf (recidive). In dat geval kunnen
antecedenten altijd tegengeworpen worden. De termijn vangt aan op de dag waarop
de veroordeling of strafbeschikking onherroepelijk is geworden of het transactieaanbod
is aanvaard. Indien de tenuitvoerlegging van de sanctie pas later heeft plaatsgevonden
vangt de termijn aan op de dag waarop de sanctie volledig ten uitvoer is gelegd.
Zoals in de eerdergenoemde brief van 30 oktober 2009 is aangegeven
kunnen delicten die een ernstige schok voor de rechtsorde veroorzaken, eerder
tot verblijfsbeëindiging leiden, omdat in deze zaken de aangescherpte
glijdende schaal van toepassing zal zijn als sprake is van een misdrijf waarop
naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan zes jaren
is gesteld.
De maximale termijnen worden gewijzigd zodat de delicten waarop naar de
wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan zes jaren is gesteld,
allemaal eenzelfde termijn hebben, met uitzondering van de levensdelicten.
In de volgende alinea wordt dit nader toegelicht.
Analoog aan het vermenigvuldigen met een factor twee voor de aangescherpte
glijdende schaal wordt de maximale termijn van tien jaren voor ernstige delicten
ook met een factor twee vermenigvuldigd. Dit betekent dat er een maximale
termijn van twintig jaren zal gelden. Deze termijn van twintig jaren zal onder
meer gelden voor de misdrijven die strafbaar zijn gesteld met een gevangenisstraf
van meer dan zes jaar in Titel XIV (misdrijven tegen de zeden), Titel XIX
(misdrijven tegen het leven gericht) en Titel XX (mishandeling) van het wetboek
van Strafrecht. Ook voor delicten die een ernstige inbreuk op de rechtsorde
opleveren, zoals drugsdelicten, misdrijven tegen de openbare orde, misdrijven
tegen het openbaar gezag, waaronder mensenhandel, wapendelicten en misdrijven
waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht,
zoals brandstichting, zal een afwijzingstermijn van twintig jaren gelden.
Voor levensdelicten zal in het vreemdelingenrecht, conform de huidige
regeling voor recidive, in het geheel geen termijn meer gelden. In zijn algemeenheid
geldt dat de schok van een levensdelict voor de nabestaanden en de samenleving
dermate groot is, dat gerechtvaardigd is dat dit delict altijd aanleiding
moet kunnen zijn tot het weigeren van de verblijfsvergunning gekoppeld aan
zo mogelijk een ongewenstverklaring. Er vindt altijd een individuele belangenafweging
plaats waarbij het belang van het verblijf van de vreemdeling wordt afgewogen
tegen het algemeen belang van de samenleving ter bescherming van de openbare
orde en veiligheid. Tevens wordt er altijd getoetst aan het EVRM.
Door de maximale termijn te verlengen naar twintig jaren voor delicten
waarop meer dan zes jaar gevangenisstraf is gesteld, en geen termijn te hanteren
bij levensdelicten, wordt de rechtshandhaving doelgericht gediend doordat
vreemdelingenrechtelijk effectiever kan worden opgetreden tegen daders van
ernstige delicten. Waar voor recidivisten en veelplegers nu al geen termijn
wordt gehanteerd, wordt met deze beleidswijziging de samenleving ook langdurig
beschermd tegen andere plegers van dergelijke delicten.
De beleidswijziging zal tegelijk met de aanpassing van het Vb 2000 op
grond van de maatregelen uit de brief van 30 oktober 2009 van kracht
worden.
De staatssecretaris van Justitie,
N. Albayrak