Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 29, item 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 29, item 6 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2022 ( 35925-XIV ).
De voorzitter:
Dan gaan we door met deel twee van de begroting van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
We gaan een uur lang luisteren naar de Partij voor de Dieren. Daar gaan we eens even goed voor zitten. De eerste spreker is mevrouw Vestering van de fractie van de Partij voor de Dieren. U heeft 40 minuten. Het woord is aan u.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik zal vandaag het woord namens de Partij voor de Dieren voeren over landbouw en over natuur, en mijn collega Wassenberg zal het woord voeren over de visserij en de dieren buiten de veehouderij.
Voorzitter. De intensieve veehouderij is een veelkoppig monster. Een stapel van enorme problemen. Nergens ter wereld worden er zo veel dieren op een kluitje gehouden als wij toestaan in Nederland. Om economische redenen mishandelen we dieren hun hele leven lang. In onze slachthuizen sterven iedere dag 1,7 miljoen dieren een dood die je zelfs je ergste vijand niet zou toewensen, laat staat weerloze en onschuldige dieren. Niet alleen de dieren, maar ook het klimaat, de natuur, de biodiversiteit en de volksgezondheid worden opgeofferd voor de kortetermijnbelangen van de agro-industrie. De uitstoot van methaan door de vee-industrie draagt substantieel bij aan de opwarming van de aarde, aan overstromingen en een stijgende zeespiegel. Fijnstof uit overvolle stallen, zoönosen, dierziektes zoals Q-koorts en een vogelgriep die van dier op mens kan overspringen en antibioticaresistentie bedreigen de volksgezondheid.
De productie van veevoer voor de bio-industrie zorgt voor het verdwijnen van tropische regenwouden aan de andere kant van de wereld. Nederlandse koeien grazen eigenlijk in het Braziliaanse regenwoud, waar massaal gekapt wordt om veevoer te verbouwen. We verliezen biodiversiteit, waar nog maar gevaarlijk weinig van over is, en de enorme hoeveelheden ammoniak uit de veehouderij zorgen voor een stikstofcrisis, die de Nederlandse economie en de woningbouw op slot zet, maar vooral een natuurcrisis is. Terwijl de stallen steeds voller gevuld worden met dieren, wordt het in de natuur steeds stiller.
Natuur is van levensbelang. De biodiversiteitscrisis vormt de grootste bedreiging voor het voortbestaan op aarde voor mensen én dieren. Ecosystemen staan op het punt van omvallen, en wie denkt dat we best op dezelfde manier door kunnen gaan met de huidige veehouderij, speelt een levensgevaarlijk spel. We verwoesten namelijk niet alleen de levens van dieren, na een kort en vaak ellendig leven, maar we zetten ook de levens van toekomstige generaties op het spel. Kinderen die er niets aan kunnen doen dat de overheid faalt om hun toekomst te beschermen, maar die hier straks wel de consequenties van moeten dragen.
Voorzitter. Dat is een keuze, maar we kunnen ook anders kiezen, zodat we de levens van dieren kunnen sparen en zodat we ook ons leven, en dat van onze kinderen, aangenamer kunnen maken. De Partij voor de Dieren maakt deze keuze al vijftien jaar in de Tweede Kamer, en er moet een einde komen aan de bio-industrie. De demissionaire minister heeft deze keuze niet gemaakt, terwijl ze zelf ook wel weet dat het niet oké is. Dat het niet oké is dat pasgeboren dieren worden weggehaald bij hun moeder, zodat mensen melk kunnen drinken die eigenlijk voor kalfjes was bestemd. Dat het niet oké is dat we meer dan de helft van de grond in Nederland gebruiken voor de veehouderij, terwijl de natuur in de verdrukking staat. Dat het niet oké is dat het kabinet boeren steeds maar weer voorhoudt dat ze door kunnen gaan met business as usual, terwijl dit een doodlopende weg is.
Voorzitter. Deze begroting zorgt ervoor dat alle ellende nog even groot blijft. Dat geldt voor de dieren, voor de mensen, en dus ook voor de boeren, als het aan de minister ligt.
Voorzitter. Het is ónze verantwoordelijkheid om te stoppen met het over onszelf afroepen van problemen. Laten we ze oplossen, met politieke moed, want een radicale omslag is dringend noodzakelijk.
Voorzitter. Niet alles kan. De veehouderij heeft de grenzen van natuur, milieu en klimaat allang bereikt. In het geval van stikstof gaan we decennialang over de grenzen heen van wat onze natuur dragen kan. Decennialang werden onze boeren onder druk gezet. Ze moesten zelf maar even het initiatief nemen om de boel duurzamer en dier- en natuurvriendelijker te maken. Boeren kregen jarenlang te horen dat ze vooral verder konden investeren met allerlei dure milieutechnieken, met als gevolg torenhoge schulden. Daarna kregen ze bij de bank te horen dat er dan wel meer dieren bij moesten, want anders rendeert het niet. Wat ben je dan voor overheid? En als je geen grenzen durft te stellen en als je telkens maar inzet op die zelfregulering waarvan je weet dat het jammerlijk gaat mislukken, dan is het niet de schuld van de boeren, maar van het falende landbouwbeleid. Dat Nederland het meest veedichte land ter wereld is en in Europa de hoogste stikstofuitstoot heeft, is een politieke keuze. Het landbouwbeleid stuurt kabinet na kabinet aan op minder boeren, niet op minder dieren. Alleen de grote jongens blijven over. Boeren zitten klem in dit systeem, net als de dieren, die in steeds grotere aantallen opgepropt zitten in de stallen.
In twintig jaar tijd is de helft van de agrarische gezinsbedrijven noodgedwongen gestopt. Maar het aantal dieren is niet of nauwelijks kleiner geworden. Per stal zitten er nu juist twee tot vier keer zoveel dieren op elkaar gepropt, vaak zelfs zonder dat ze het daglicht hebben gezien. Ze zitten in potdichte stallen, met dure, brandgevaarlijke, technische apparatuur om de uitstoot van schadelijke stoffen te verminderen. Dit terwijl allang bekend is dat de investeringen nooit genoeg zouden zijn om de doelen waar we nu voor staan, te gaan halen. Het kabinet wist het, maar sloeg advies na advies in de wind. Het allereerste burgerinitiatief uit 2007 "Stop fout vlees", waarbij werd voorgesteld om de intensieve veehouderij met 50% in te krimpen, werd aan de kant geschoven. Dit terwijl gelijktijdig door het Landbouw Economisch Instituut werd berekend dat de intensieve veehouderij eigenlijk met 70% zou moeten inkrimpen om de milieu- en natuurdoelstellingen te halen. Maar ook dat rapport belandde op de stapel. Er werd niets mee gedaan. Elf jaar later constateerde de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur dat een krimp van de veehouderij onvermijdelijk was, willen we de klimaatdoelen gaan halen. Ze zeiden: begin er nou maar mee, want hoe langer je wacht, hoe vervelender het wordt, niet in de laatste plaats voor de boeren. Ook dit advies werd snel in een la gestopt, nota bene een advies waar het kabinet zelf om had gevraagd. Als je zo veel dringende adviezen krijgt, dan moet je daar toch wat mee? Dan kan de minister daar toch niet doodleuk van wegkijken? Ik wil graag weten of de minister er spijt van heeft dat ze niets heeft gedaan met deze aanbevelingen, maar vooral moeilijke beslissingen voor zich uit heeft geschoven. En nu laat ze het weer over aan een nieuw kabinet.
Datzelfde geldt bij stikstof. Denk aan de PAS, de Programmatische Aanpak Stikstof. Die was niet bedacht om de natuur te beschermen, maar om ruimte op papier te creëren voor de economie. Het is dankzij dappere natuurorganisaties die dit plan doorzagen en naar de rechter stapten, dat het plannetje van het kabinet om vrolijk door te gaan met stikstofvervuiling, in de prullenbak belandde. Nederland ging op slot. We moesten de natuur beschermen. En wat deed de minister van Natuur? Ze stapte naar Brussel. Niet om de natuur te beschermen, maar om te vragen of we misschien wat beschermde natuurgebieden konden schrappen. Bleker probeerde datzelfde trucje ook al, in 2011. Dus de minister had kunnen weten dat het zo niet werkt. Hoe serieus neemt zij dan haar verantwoordelijkheid voor de bescherming van natuur?
En nu weet het kabinet niet hoe snel het de stikstofruimte die gewonnen wordt door de vrijwillige uitkoop van veehouders, weer uit kan geven aan nieuwe vergunningen. Dit gaat van de regen in de drup, want de natuur herstelt alleen als die stikstofkraan wordt dichtgedraaid en niet direct weer open wordt gezet. Blijvende krimp van het aantal dieren in de veehouderij is de enige remedie die werkt. Maar nee hoor, de minister kwam met een stikstofwet, die niet doet wat nodig is. Dat erkent de minister van LNV zelf. Hoe kunnen wij erop vertrouwen dat een nieuw kabinet met dezelfde partijen wél tot een toereikende oplossing komt als niet eerst de kern van het probleem wordt erkend? Erken nu eens dat de veehouderij meer dieren fokt en gebruikt dan de natuur verdragen kan. We kunnen niet de melkboer en de slager van de wereld zijn, en dat moeten we ook niet willen.
De voorzitter:
De heer Van Campen zet zijn laatste interruptie in.
De heer Van Campen (VVD):
Mevrouw Vestering interrumpeerde mij ook al naar aanleiding van haar zorgen over het inzetten van die stikstofruimte die mondjesmaat komt. Ik heb in mijn bijdrage aandacht gevraagd voor de PAS-melders, die 3.300 boerenfamilies die op dit moment in onzekerheid verkeren omdat er geen vergunning onder delen van hun bedrijf zit. Hoe ziet mevrouw Vestering het oplossen van de problemen van deze mensen en deze boerenfamilies?
Mevrouw Vestering (PvdD):
Een hele goede vraag. Ik vind het wel een beetje een flauwe vraag van een partij die zelf voor dit hele grote probleem heeft gezorgd. En dan nu aan de Partij voor de Dieren vragen: hoe gaan we ons probleem oplossen? Feit is dat we niet de kool en de geit allebei kunnen sparen en dat we moeilijke keuzes moeten maken. Dat zal dus ook gezinsbedrijven treffen. Is dat nu de schuld van de Partij voor de Dieren? Nee, want iedere dag stoppen zes boerenbedrijven ermee. Dat is het beleid waar de VVD kabinet na kabinet voor heeft gekozen.
Voorzitter. Om de stikstofcrisis op te lossen zouden de onderhandelende partijen naar Flevoland kijken als plek waar de veehouders naartoe zouden kunnen verhuizen, want in Flevoland zou geen stikstofgevoelige natuur zijn. Weer zo'n ondoordacht plan en doorzichtig trucje. Ten eerste. Flevoland is niet een soort afvalputje waar je maar van alles in kunt dumpen wat vervuilend is en wat we in de rest van Nederland niet willen. Ten tweede. Flevoland heeft de meest vruchtbare grond van heel Europa, dus laten we er alsjeblieft een beetje zuinig mee omspringen. Ten derde. Laten we problemen gaan oplossen, in plaats van miljarden belastinggeld steken in het verplaatsen van een probleem.
Voorzitter. Niet alleen verplaatsen staat op de agenda van de formerende partijen, zo lezen we in de media, maar ook investeren in peperdure staltechnieken: dwaze, kostbare schijnoplossingen die het stikstofprobleem niet oplossen en er ook voor zorgen dat dieren het hele jaar opgesloten zitten in potdichte stallen. Dat kun je toch niet menen! Al jarenlang spreken we er in de Kamer over dat we recht willen doen aan het natuurlijk gedrag van dieren en dan ga je ze nog verder opsluiten.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Eppink.
De heer Eppink (JA21):
Dank voor het feit dat ik even mag inbreken in deze toespraak die lijkt op een toespraak tot het Volkscongres van de Chinese Communistische Partij, waar men meestal uren spreekt. Ik heb een opmerking over de uitstoot van stikstof. U zegt dat het allemaal de verkeerde kant op gaat enzovoort, maar mag ik u erop wijzen dat volgens de emissieregistratie van het RIVM de emissie van stikstof sinds 1990 tot recent is gehalveerd? Het gaat dus de goede kant op. U houdt een verhaal alsof alles in elkaar stort — alles is niks; we gaan naar de verdoemenis — maar er zijn ook lichtpunten, er zijn ontwikkelingen in de goede richting. Wilt u die ook erkennen?
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik zal vooral erkennen dat we een gigantische natuurcrisis hebben, een natuurcrisis die ook wel een stikstofcrisis wordt genoemd. Feit is dat we geen vergunningen kunnen uitgeven. Het is een natuurcrisis. Ecosystemen staan op omvallen. Dat komt doordat we jaar na jaar na jaar na jaar na jaar stikstof hebben uitgestoten dat in het land terecht is gekomen. Die opbouw is nu zo verschrikkelijk gigantisch groot, dat het de natuur de kop gaat kosten.
Voorzitter. Ik noemde net al een aantal oplossingen. Op verplaatsing van de veehouderij naar de provincie Flevoland, waar ik woon, zit ik niet te wachten en andere mensen ook niet, de dieren niet en ook de boeren niet. Hoe lossen we die stikstofcrisis, de natuurcrisis, nu wel op? Twee belangrijke punten. We moeten niet doen wat politiek haalbaar is, we moeten doen wat nodig is. En we zullen moeten uitleggen waarom het nodig is. Doen wat nodig is, betekent dat we veehouders op een goede manier moeten uitkopen. We zullen productierechten van stoppende boeren moeten innemen en we zullen boeren moeten stimuleren om over te schakelen op duurzame plantaardige voedselproductie. Wij moeten de landbouwproblematiek integraal aanpakken en eerlijk zijn over wat nodig is: niet alles kan. Wij moeten minder dieren fokken, gebruiken en doden.
Voorzitter. Dan zullen we moeten uitleggen waarom. Niet omdat we een papieren stikstofcrisis hebben, maar omdat de natuur op omvallen staat. Hebben we het kabinet één keer horen uitleggen hoe slecht het met de natuur gesteld is in dit gave land? Dat er inmiddels een zwarte lijst is van gebieden die op omvallen staan? Dat als we niks doen we voor altijd unieke plant- en diersoorten en habitats kwijtraken? Dat oude eikenbossen verzuren en verdrogen en dat jonge meesjes hun pootjes breken in het nest, zelfs al in hun ei, door kalkgebrek? Hebben we het kabinet weleens horen uitleggen wat het belang is van natuur en biodiversiteit? Dat het verlies van een soort niet alleen betekent dat we onze soortenrijkdom verliezen, maar dat we ecosystemen vernielen?
Voorzitter. Nederland schreeuwt om leiderschap, om een kabinet dat eerlijk is over de oorzaken van de problemen en over de verandering die hard nodig is. Door stelselmatig weg te kijken is de Nederlandse vee- en vleessector uitgegroeid tot een giga industrie die alle grenzen overschrijdt: milieugrenzen, natuurgrenzen, klimaatgrenzen, gezondheidsgrenzen en ethische grenzen. In de Nederlandse veehouderij worden jaarlijks meer dan 600 miljoen dieren in moordend tempo gefokt, gebruikt en gedood. Ze worden gefokt op maximale productie. Een koe in Nederland is zo doorgefokt dat zij vandaag bijna de helft meer melk produceert dan twintig jaar geleden. Een koe geeft in haar leven inmiddels een bizarre 34.000 liter melk. Dat is een ware uitputtingsslag. De dieren krijgen uierontstekingen, raken kreupel en worden tot op de laatste cent uitgemolken. Als de koeien dan zo'n 5, 6 jaar oud zijn, zijn ze op. Ze kunnen niet meer en worden total loss naar het slachthuis afgevoerd. Maar koeien van 5, 6 jaar oud horen in de bloei van hun leven te staan. Koeien kunnen wel 25 jaar oud worden. Wat doen we de dieren aan in ons land? Koeien krijgen in hun korte leven zo'n vier tot vijf kalfjes. Die worden stuk voor stuk na de geboorte weggehaald, om ze nooit meer weer te zien. Ik denk dat er niemand in deze Kamer is die het geroep van een moederkoe waarvan het kalfje is weggenomen, niet heel hard raakt. Dat zegt wat.
Voorzitter. Wat doen we de dieren aan? Een zeug, een moedervarken, wordt in de Nederlandse veehouderij zo ver doorgefokt dat ze extra ribben en tepels heeft en ze nog meer biggetjes kan krijgen. Het gevolg is dat veel biggetjes dood worden geboren of zwak of ellendig ter wereld komen, om vervolgens snel te sterven aan verzwakking of onderkoeling. U moet zich voorstellen dat deze moederdieren in deze tijd tussen metalen stangen worden gehouden, waartussen ze zich nauwelijks kunnen bewegen, laat staan omdraaien. Wat doen wij de dieren aan?
Kippen worden, zes weken nadat ze uit een ei komen, alweer verkocht als kipfilet. Daar is echt heel weinig kip aan. Het zijn nog kuikens. De kuikens zijn opgeblazen en zakken door hun poten omdat ze hun snelgroeiende gewicht niet kunnen dragen en ze het optimale gewicht hebben bereikt voor zo veel mogelijk vlees voor op de barbecue. Maar hé, wat kan het de minister schelen dat ze niet meer op hun poten kunnen staan als je toch tienduizenden dieren, tienduizenden kuikens, tegelijk in een stal kunt proppen? Niemand die het ziet. En als iemand het ziet en het filmt, dan schrikt Nederland zich rot over wat er zich afspeelt in de Nederlandse veehouderij.
Voorzitter. Wat doen we de geiten aan? In de geitenhouderij kon de afgelopen jaren flink wat geld verdiend worden met de productie van geitenmelk en geitenkaas. Maar ook hiervoor geldt dat om melk te kunnen produceren, de moeders wel eerst de geitenlammetjes moeten krijgen. Die geitenlammetjes moeten vervolgens weer worden weggehaald na de geboorte, want hoho, neenee, die melk is niet voor de lammetjes, maar voor mensen. Wat te doen met de lammetjes en bokjes? Die worden steeds vaker gezien als restafval. In vijfenhalf jaar tijd werden meer dan 10.000 pasgeboren geitenlammetjes afgevoerd naar het slachthuis, terwijl zij volgens de registratie nog geen week oud waren. Het waren pasgeboren dieren die amper op hun poten konden staan, volgens een oud-bokkenhouder. Na de slacht werden ze afgevoerd naar destructie. Denkt de minister dat consumenten die geitenkaas kopen, dit weten? Kan de minister het eerlijke verhaal vertellen over wat er precies gebeurt met de geiten, de lammetjes en de bokjes om geitenmelk of geitenkaas te produceren?
Vlees en zuivel worden duurbetaald. Maar wat is de waarde van het dier in Nederland? We weten allang dat dieren niet allemaal op dezelfde manier worden beschermd. Waarom knuffelen we het ene dier en snijden we het andere in stukken? Waarom betalen we voor het ene dier honderden tot duizenden euro's om het te verzorgen en hebben we voor het andere dier geen cent over en negeren we de wettelijk erkende intrinsieke waarde? De eigenwaarde van dieren staat volledig los van hun nut voor de mens. Hoe ziet de minister dit verschil?
Voorzitter. Als je in Nederland geboren wordt als kuiken, biggetje, geitenbokje of kalfje, dan word je letterlijk tot kleingeld gedegradeerd. Zelfs de minimale regels die er zijn om je te beschermen, worden niet nageleefd of zelfs maar gecontroleerd. De NVWA, de organisatie die hierop zou moeten controleren, is immers zwaar uitgekleed na de bezuinigingen en reorganisaties. De NVWA kan twee derde van haar taken niet uitvoeren door gebrek aan capaciteit en kwaliteit, met alle gevolgen van dien. Zo zijn er hele sectoren waar de NVWA niet uit zichzelf komt controleren. Miljoenen dieren, weggestopt in stallen, worden aan hun lot overgelaten. Zelfs het exacte sterftecijfer wordt niet eens bijgehouden. Het leed is te groot; het aantal dieren is te groot.
Naast de voedselveiligheid kan ook het dierenwelzijn niet worden gewaarborgd door de enorme druk op het slachtproces. Dat zei de minister, maar als de minister meent dat volksgezondheid op de eerste plaats staat en als dierenwelzijn haar een lief ding waard zou zijn, waarom stemt de minister het aantal dieren in de veehouderij en in slachthuizen dan niet af op de hoeveelheid toezicht die ze kan waarmaken? Tientallen miljoenen vergeten dieren kwijnen weg in stallen waar nooit iemand komt. Het leed is zo groot dat een systeemverandering nodig is om dit aan te pakken. Zo wordt er al jaren gediscussieerd over de vraag bij hoeveel of hoe weinig drinkwater het lijden van dieren begint. Dieren die aan de lopende band eieren moeten produceren waar bijvoorbeeld vleeskuikens uitkomen, de plofkippen, hebben dezelfde genen als hun kinderen maar leven langer dan zes weken. Als zij naar behoefte zouden eten en drinken, zouden ze uit hun voegen barsten en dus lijden ze aan dorst. Zelfs op deze basisbehoefte aan drinkwater, dit basisrecht, wordt maximaal beknibbeld en de toezichthouder krijgt geen gereedschap om hiertegen op te treden. Hierover zei de oud-inspecteur-generaal van de NVWA dat hoe langer dieren geen water krijgen, hoe erger het dierenleed is. Dan kun je wel voor veel geld gaan onderzoeken op welke exacte momenten dit leed onacceptabel wordt, maar het is beter om verplicht te stellen dat dieren gewoon toegang hebben tot drinkwater. Dat is wel zo duidelijk. Toch is dit nog altijd niet geregeld. Wij komen dan ook met een voorstel.
Voorzitter. Dan het toezicht in de slachthuizen. Iedere dag worden meer dan 1,7 miljoen dieren door de hel van het slachthuis gejaagd. Tienduizenden dieren zijn er gedood in de tijd die ik hier sta. De NVWA kijkt erbij en kijkt ernaar of zelfs dat niet, want er zijn veel te veel dieren en er zijn veel te weinig controleurs. In de slachthuizen, waar tot wel zo'n 13.000 kippen per uur worden geslacht, is de snelheid zo hoog dat slachthuispersoneel niet genoeg tijd heeft om de dieren aan de slachthaken te hangen, om gewonde dieren apart te zetten of om in te grijpen. Ook kunnen NVWA-medewerkers niet goed controleren of de dieren wel echt zijn bedwelmd. Ze hebben vaak geen kans om de slachtlijn op tijd stop te zetten als een dier niet bedwelmd of niet verbloed is. Een kip kan dus gewond zijn, half aan de slachthaak worden opgehangen, het elektrische waterbad missen en daardoor bij bewustzijn een mes in haar nek krijgen en nog voordat ze is leeggebloed levend in een broeibak met heet water verdrinken. En niemand die dan kan helpen. Anderhalf jaar geleden vroeg de Kamer via de motie-Ouwehand om de slachtsnelheid onmiddellijk te verlagen, maar nog altijd heeft de minister dit nagelaten. Dit kan zo echt niet langer.
Telkens als dan de beelden naar buiten komen over deze werkelijkheid, over het eerlijke verhaal, zijn de mensen geschokt: is dit echt toegestaan in Nederland? Het bewustzijn en het ongemak in de maatschappij over hoe dieren in de Nederlandse veehouderij en in slachthuizen worden behandeld, groeien. En ook het verzet hiertegen. Naast het feit dat niet alles kan, is het ook niet eerlijk om te doen alsof er geen grenzen zijn aan de manier waarop we met dieren omgaan. Bijna 30 miljoen dieren sterven van ellende al in de stal of tijdens transport, maar dan hoor je de minister er niet over, nooit. Horen wij de minister over de 7,5 miljoen kuikens, kippen en eenden en over de 76.000 varkens, koeien, kalfjes en geiten die jaarlijks simpelweg worden weggegooid in het slachthuis? Horen wij de minister over de 20.000 dieren die jaarlijks moeten worden gedood bij de verzamelplaatsen omdat ze te zwak, gewond of ziek zijn om verder te mogen worden vervoerd, of over de bijna 600.000 kippen die tijdens het transport doodgaan?
In de begroting die er nu ligt, wordt het komende jaar per dier 0,16 cent uitgetrokken voor de bevordering van het welzijn van die 617 miljoen dieren. 0,16 cent. Ter vergelijking: meer dan twintig keer dit bedrag wordt uitgetrokken voor de promotie van de Nederlandse agrosector in het buitenland. Wanneer grijpt de minister nu eens in? Of blijft de minister vasthouden aan de strategie "wat niet weet, dat niet deert"? Stop hier nou toch een keertje mee! Waar wacht de minister op?
Voorzitter. Dat de huidige omgang met dieren niet kan, is allang bekend, ook bij het ministerie van Landbouw. De commissie-Wijffels wees er twintig jaar geleden al op dat economisering en schaalvergroting in de intensieve veehouderij tot amorele verschijnselen hebben geleid. We moeten de manier waarop we met dieren omgaan in de veehouderij, radicaal herzien. Iedereen weet het, maar nog niet iedereen durft dat hardop uit te spreken. Het is aan de politiek om moedige keuzes te maken. Maar zelfs sinds de conclusie van de commissie-Wijffels twintig jaar geleden ging de schaalvergroting alleen maar verder. Waarom, vraag ik de minister. Waarom worden die aanbevelingen stelselmatig genegeerd? Het helpt ook boeren niet als je blijft dwingen tot investeringen in een systeem waarvan je weet dat daar maatschappelijke weerstand tegen bestaat.
Twintig jaar geleden beloofde het tweede paarse kabinet dat uiterlijk in 2022 het perspectief van het dier en het natuurlijke gedrag leidend zouden zijn voor het welzijn van dieren in de veehouderij. Dieren zouden niet langer worden aangepast aan het systeem, maar het systeem zou worden aangepast aan de behoefte van dieren. Dieren zouden hun natuurlijke gedrag moeten kunnen vertonen. Ze zouden daglicht krijgen en voldoende ruimte om zich goed te kunnen bewegen. Deze belofte werd in 2007 herhaald door het kabinet-Balkenende IV. Kom dan niet met een plan tegen een wettelijke verplichting tot weidegang vlak nadat de Tweede Kamer en de Eerste Kamer juist een wetswijziging hebben aangenomen die deze twintig jaar oude belofte eindelijk heeft vastgelegd in de wet. Kom dan niet met een voorstel voor een trechtertje waar eenden in de eendenhouderij hun kop in kunnen steken, als de Kamer erop wijst dat het niet acceptabel is dat eenden nooit kunnen zwemmen en de hele dag op hun poten moeten staan terwijl ze dat niet kunnen. Kom met een verlaging van de slachtsnelheid, een plan tegen ziekte en sterfte onder de geitenbokjes, het wettelijk borgen van weidegang, het verlagen van de maximale temperatuur voor diertransporten et cetera. Oftewel: help de dieren. En voer nou eens de moties van de Kamer uit. Dat lijkt me echt toch wel het minste. Of is dit soms de nieuwe bestuurscultuur waar de minister voor staat? Bouw liever aan iets moois. Maak eindelijk werk van de eiwittransitie. Kom met concrete doelstellingen en maatregelen in plaats van het schrappen van het advies om minder vlees te eten uit de klimaatcampagnes van een collega-ministerie, omdat deze boodschap gevoelig kan liggen bij de sector of bij de politiek. Help ondernemers en help boeren om in te springen op de kansen die hier liggen.
Dat brengt mij tot een bericht uit agrarische media. Die spreken van een crisis in de varkenshouderij. In België en Duitsland is er een overaanbod van varkens en tot overmaat van ramp zakt ook elk jaar de binnenlandse varkensvleesconsumptie, zo lazen we in de Boerderij over de situatie in Duitsland. Ook in Nederland dreigt een overschot aan varkens. Kom dan niet met promotiecampagnes om mensen weer aan het varkensvlees te krijgen of steunpakketten om de sector overeind te houden, maar zet alles in op de transitie naar een meer plantaardige samenleving.
Want er is nog een reden waarom de veehouderij moet krimpen: het mestprobleem. We hebben in Nederland meer stront dan grond. Dat is niet goed voor de bodem, niet goed voor het water en niet goed voor de natuur. En wat doet de minister? Die gaat een uitzondering in Europa vragen om meer mest te mogen uitrijden op het land dan is afgesproken. Is de minister van Landbouw vergeten dat ze ook minister van Natuur is? Schuren tegen de randen van wat kan en wat mag. Stank voor dank in de richting van vrijwel alle onafhankelijke adviesorganen van de regering. Ook hier geldt: we moeten minder dieren gaan houden. De Kamer heeft de minister via een wetswijziging van de Partij voor de Dieren de mogelijkheid gegeven om fokbeperkingen in te stellen zoals dat Nederland dus niet meer mest mag uitrijden op het land dan Europees is afgesproken. Beter nu stoppen met fokken dan dat er straks halsoverkop weer dieren afgevoerd moeten worden naar de slacht. Ik hoor graag van de minister hoe zij het verdedigt dat zij nog altijd geen gebruik heeft gemaakt van deze wettelijke mogelijkheid voor een fokbeperking in het licht van de huidige stand van zaken op het terrein van mest en stikstof. Of wacht de minister weer totdat er weer duizenden gezonde jonge dieren naar het slachthuis moeten worden gebracht? Waarom heeft de minister geen fokbeperking ingesteld? Stop nou eens met het vooruitschuiven en het verplaatsen van de problemen. Stop met het wachten tot het zich misschien wel vanzelf oplost. Dat gebeurt niet en dat werkt zo niet. Dat moge wel duidelijk zijn. Terwijl het kabinet blijft herhalen dat de volksgezondheid op nummer een staat, geldt dat niet als het gaat om maatregelen die de veehouderij treffen.
Als het gaat om zoönosen: we worstelen nu al twee jaar met de enorme impact van het coronavirus. Dan wil je het toch niet weer over jezelf afroepen, zou je dan denken, maar toch blijven effectieve maatregelen om andere virussen te bestrijden nog altijd uit. Het vogelgriepvirus grijpt heftiger om zich heen dan ooit. Het bijna jaarrond ophokken van kippen heeft niet kunnen voorkomen dat er sinds eind oktober vorig jaar meer dan 1,1 miljoen dieren zijn vergast vanwege vogelgriepuitbraken. De situatie in Nederland is erger dan die in onze buurlanden. Dieren in bepaalde gebieden worden preventief vergast om de honderden pluimveebedrijven in de directe omgeving te beschermen, omdat uitbraken met hoogpathogene vogelgriep in gebieden met honderden kippenstallen bij elkaar onmogelijk te beheersen zijn. Dit nachtmerriescenario leidde in 2003 tot het vergassen van 30 miljoen kippen. Mensen werden ziek en een dierenarts overleed. Ik vraag de minister: wat waren destijds de adviezen toen de aanpak van deze verschrikkelijke uitbraken werd geëvalueerd en hoe kan het dat we nu weer voor dezelfde dreiging staan? We weten dat het de grootste nachtmerrie van virologen is dat het vogelgriepvirus of de varkensgriep van mens op mens overdraagbaar wordt. Hoeveel waarschuwingen heeft deze minister nog nodig?
Stop met het telkens opnieuw volzetten van deze stallen. Voorkom dat pluimveebedrijven in waterrijke gebieden en gebieden met veel andere bedrijven uitbreiden en volg dus de adviezen van de commissie-Bekedam op. Het kabinet zegt zich hier nog op te beraden, maar zou nu uit voorzorg moeten ingrijpen. Ook de explosieve groei van de geitenhouderij laat zien dat het kabinet het voorzorgbeginsel nog altijd niet wil begrijpen, terwijl al tien jaar lang uit opeenvolgende onderzoeken blijkt dat omwonenden van geitenhouderijen veel vaker longontstekingen oplopen. Het RIVM spreekt van een mogelijk nieuwe zoönose. Toch blijft het kabinet nieuwe onderzoeken afwachten. Waarom staat de minister nog altijd toe dat de gezondheid van omwonenden van geitenhouderijen in gevaar is? Waarom blijft het kabinet het aan de provincies overlaten om de gezondheid van haar inwoners te beschermen, of eigenlijk niet te beschermen? Nog altijd zijn er geen landelijke maatregelen getroffen en wordt er dus niet uit voorzorg gehandeld. Is hier sprake van onwil of van onmacht? Want nog altijd is er geen stelsel van productierechten om deze sector te beteugelen, waardoor het aantal geiten sinds de Q-koortsepidemie is verdubbeld. Er is een bizarre groei, ook in provincies met een geitenstop. In Brabant wordt zelfs nog een verdere groei met bijna 30% verwacht in de komende jaren. Niks geen geitenstop dus.
De demissionaire minister lijkt ook onwillig in de uitvoering van de aangenomen motie om de hobbyjacht op de haas en het konijn te stoppen. De Kamer had de minister hiertoe begin dit jaar gevraagd. De populatie hazen en konijnen is afgenomen met 60% tot 70%. Ze zijn op de rode lijst geplaatst. Dat was een belangrijke reden voor de Kamer om de jacht op deze twee soorten met onmiddellijke ingang te beëindigen. En ondanks deze motie heeft de minister dit seizoen de jacht wederom geopend. Dat vindt de Partij voor de Dieren ongehoord. Daarom overweeg ik hierover een motie in te dienen.
Kan de minister ook ingaan op het feit dat de wilde eend ernstig achteruitgaat in aantal broedparen? Het gaat om 30% sinds de jaren negentig van de vorige eeuw, maar nog altijd worden ze voor de lol bejaagd. Ook hierover overweeg ik een motie.
Voorzitter. Ik zei het al even: het gaat slecht met de natuur in Nederland. Het kabinetsbeleid druist stelselmatig in tegen de natuur. Soorten zoals het korhoen overleven niet door verzuring, maar het kabinet kijkt weg en doet niets tegen de schending van onze natuurwetten. En om de natuur te beschermen en te versterken, moet naast het dichtdraaien van de vervuilingskraan, ecologie boven de economie komen te staan. Want zonder sterke natuur is er geen gezonde bodem, drinkwater of frisse lucht. Het kabinet lijkt dit ook steeds meer in te zien, want de roep om een integrale gebiedsgerichte benadering, zoals het verbinden van natuur-, water- en klimaatopgaven, klinkt steeds vaker. Dat lijkt positief, maar wat ook nodig is voor een integrale benadering, is meer natuur. En volgens het PBL en Wageningen is er 150.000 hectare extra natuur nodig in Nederland. Want op papier kunnen we wel zeggen dat we ons houden aan de biodiversiteitsdoelen van de VN, maar in werkelijkheid schieten we ernstig tekort. Dat doen we niet alleen in kwaliteit, maar ook omdat we ons rijk rekenen met natuur die helemaal niet bestaat. Kan de minister een nieuwe natuurkaart leveren, zonder dit romantische boekhouden? Het kleine beetje natuur dat we nog hebben, staat er niet best voor. Dat mag de minister van Natuur zich aantrekken, maar we hebben nog liever dat ze er wat aan doet.
Gelukkig hebben we nog altijd de eilanden van Caribisch Nederland. Minister-president Rutte pronkt immers maar al te graag met deze natuur tijdens internationale besprekingen. Zo'n eervolle vernoeming gaat echter niet gepaard met een goede bescherming. Kijk maar naar het Chogogo-resort op Bonaire: geen toezicht, geen vergunningen en geen inzicht in de impact op het koraal. En nieuwe debacles dienen zich al aan. De mogelijke komst van een nieuwe vrachthaven en een stookoliepier zullen het koraal aantasten. Maar de minister ziet deze gevaren helemaal niet: alles gaat juist goed, want de plannen zijn in de maak. In 2022 komen de handhavingsplannen en in 2024 komen de strategieën om het afvalwater te behandelen. Daarom mijn vraag: hoe gaat de minister voorkomen dat eerdergenoemde projecten het koraal aantasten? Welke extra maatregelen gaat de minister nemen tot plannen in uitvoering zijn? Kan de minister aangeven welke andere projecten mogelijk een risico zijn voor het koraal?
Voorzitter. Internationaal maakt Nederland ook de sier, door tijdens de klimaattop te beloven de ontbossing te stoppen. Dat klinkt allemaal mooi, maar zolang de reden van ontbossing niet wordt aangepakt, zal de bescherming altijd 0-1 achterstaan. Voor ontbossing elders is de Nederlandse landbouw een van de grootste globale medeveroorzakers. Hoe gaat de minister de natuurvernietiging elders op de wereld die wordt veroorzaakt door Nederlandse bedrijven, stoppen?
Voorzitter. De natuur staat niet alleen onder druk door de versnippering, door de uitkoop aan de landbouw en door de verstikking onder de stikstofdeken, maar ook het gebruik van de gifspuit is desastreus voor dier en natuur. De minister beloofde de omwonenden dat het radicaal anders zou gaan met gif. De volksgezondheid stond op één. Maar al die tijd hebben kleine groepen bezorgde burgers, zoals Meten=Weten en Bollenboos, de bescherming van de omwonenden zelf maar moeten zien op te lossen. De buurman met zijn gifspuit moest maar even een appje sturen als hij zou gaan spuiten. Wat zegt de minister tegen mensen die zich terecht zorgen maken over hun gezondheid of over die van hun kinderen, als ze in zo'n gebied wonen? Ze moeten het nu maar uitzoeken.
En ook nu de Kamer heeft uitgesproken dat we willen stoppen met landbouwgif, is de minister te beroerd om het zelf op te pakken. De volksgezondheid op nummer een, kom nou! Van alle omstreden landbouwgiffen is glyfosaat een van de meest bekende. Het is in de winkel nog steeds te koop onder de merknaam Roundup, het spul waarmee alles wordt doodgespoten behalve het geteelde gewas. Geen insect en geen vogel kan daar nog overleven. Ecologisch gezien dode zones. Giforanje gekleurde velden, niet het soort oranje waar we trots op zijn. Glyfosaat is waarschijnlijk kankerverwekkend en het is aannemelijk dat het de ziekte van Parkinson kan veroorzaken, de snelst groeiende hersenziekte ter wereld. Voor de Partij voor de Dieren alle reden om middelen waar glyfosaat in zit per direct van de markt te halen, tot onomstotelijk bewezen is dat het niet schadelijk is voor de gezondheid, voor dieren en voor het milieu. Duitsland en Luxemburg hebben al een verbod aangekondigd. Het zou zo mooi zijn geweest als de minister had gedaan wat van de overheid verwacht mag worden: de volksgezondheid op één zetten. Is de minister bereid om een verbod in te stellen tot de fabrikant alle toetsen heeft doorstaan, ook die op de neurologische effecten? Is de minister bereid om een verbod in te stellen tot ze kan garanderen dat dit middel veilig gebruikt kan worden? Niet alleen vanwege de gezondheid, maar ook vanwege het effect op onder andere insecten, zoals bijen, is het noodzakelijk om te stoppen met deze troep. De enorme hoeveelheid landbouwgif die in Nederland wordt gebruikt, doodt in grote aantallen deze belangrijke dieren.
Naast landbouwgif heeft de wilde bij er nog een bedreiging bij: de honingbij. Deze zomer was ik op werkbezoek in De Biesbosch en zag ik ruim 2.000 honingbijkasten van buitenlandse bedrijven: honingcowboys die vrij spel krijgen met een wildgroei aan bijenkasten, die zorgen voor enorme voedselconcurrentie met de wilde bijen in de natuurgebieden. Ik heb hier al vragen over gesteld. Ik overweeg ook een motie op dit punt, tenzij de minister kan toezeggen dat zij het plaatsen van honingbijkasten bij de natuur een halt toeroept.
Voorzitter. Niet alles kan. Alles kan kapot, maar dat hoeft natuurlijk niet. Er liggen twee wegen voor ons. We kunnen doorgaan op de huidige weg met business as usual, of we kunnen ervoor kiezen dat het leiderschap voor verandering niet uit de Kamer komt, maar vanuit de samenleving. Want steeds meer mensen pikken deze manier van omgaan met dieren, mensen en de aarde niet langer. Taboes worden langzaam opengebroken. Als je nu nog iedere dag vlees eet, behoor je in Nederland tot een minderheid. De markt voor plantaardige vlees- en zuivelproducten is booming. Steeds vaker zijn het niet de volksvertegenwoordigers maar de mensen buiten deze Kamer die het verschil maken. Bezorgde burgers die naar de rechter stappen om het recht af te dwingen als de overheid dit nalaat, en met succes. Betrokken mensen die zich zorgen maken over wat dieren wordt aangedaan in de veehouderij, die anders kiezen of de straat opgaan om rechten voor de dieren te eisen. We zien jonge boeren die het bedrijf van hun ouders overnemen en nieuwe verdienmodellen creëren, zodat ze hun duurzame producten op de lokale markt kunnen afzetten. We zien initiatieven om grond betaalbaarder te maken voor boeren die natuurinclusief werken.
We kunnen anders kiezen. Het kabinet en de Kamer, wij zijn aan zet om ervoor zorg te dragen dat het de goede kant op kantelt, door de problemen niet weg te schuiven, maar in samenhang aan te pakken, door niet de korte termijn economische belangen van de westerse mens en zijn geld, maar de langetermijnbelangen van mens en dier centraal te stellen.
De heer Boswijk (CDA):
Ik hoorde mevrouw Vestering iets positiefs zeggen over boeren en nieuwe verdienmodellen. Begrijp ik het goed dat zij toekomst ziet voor de boeren en dat boeren een andere, misschien wel grotere, rol krijgen, bijvoorbeeld in natuurbeheer? Begrijp ik dat nu goed?
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik zie een mooie toekomst voor de boeren in de plantaardige eiwittransitie. Daar maakt de Partij voor de Dieren zich heel sterk voor.
De heer Boswijk (CDA):
Waarom heeft de Partij voor de Dieren dan afgelopen zomer als enige partij tegen een motie van het CDA gestemd die juist deze kant op ging?
Mevrouw Vestering (PvdD):
Die ene motie die die ene kant op ging? Sorry, dat kan ik echt niet zo beoordelen. Ik wil met liefde kijken welke motie dat precies was. Dan weet ik zeker dat de Partij voor de Dieren daar een ontzettend goede reden voor had. Het was niet goed voor de natuur of niet goed voor de dieren; een van dat soort redenen zal ongetwijfeld bij een motie van het CDA hebben meegewogen.
De heer Boswijk (CDA):
Dan iets concreter, even op een ander onderwerp. Ziet de Partij voor de Dieren ook een rol voor boeren bij bijvoorbeeld agrarisch natuurbeheer of bij hardcore natuurbeheer? Ziet de Partij voor de Dieren dat ook? Of zien zij dat alleen maar voor bijvoorbeeld terreinbeheerorganisaties, of noem maar op? Ziet u daar ook een rol voor de boeren in?
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik denk zeker dat het ook voor boeren noodzakelijk is om meer te gaan samenwerken met de natuur. Misschien kunnen we elkaar dus in die definitie wat meer vinden.
Voorzitter. Wij vinden het belangrijk dat deze minister, en ook haar opvolger, haar taak serieus neemt, zodat boeren en ook burgers weer vertrouwen krijgen in de overheid. We kunnen kiezen voor de weg van een landbouwsysteem dat in harmonie is met de omgeving: met milieu, mens en dier. Het is de weg van duidelijkheid voor boeren, vakmanschap, gezond en duurzaam voedsel en waardering vanuit de samenleving. Het is de weg van de samenwerking met de natuur en de uitweg uit de stikstofcrisis, de natuurcrisis, de biodiversiteitscrisis en de klimaatcrisis.
Voorzitter. De begroting, zoals deze hier voorligt, houdt ons helaas op die aloude doodlopende weg. Daarom zal die niet kunnen rekenen op de steun van onze fractie. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft het vier minuten sneller gedaan dan u had aangegeven. Mijn complimenten daarvoor. Er is nog een vraag van mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ben natuurlijk nog niet klaar met mevrouw Vestering. Ik heb zelden zo veel onzin gehoord in drie kwartier. Het doet gewoon pijn aan mijn oren. Ik heb wel een paar vraagjes voor mevrouw Vestering. Zij heeft het over die plofkippen. Ze heeft het over "die arme plofkippen", "helemaal op elkaar gepropt in die stallen", "allemaal verwondingen"; het is allemaal één grote ellende. Maar de plofkip bestaat eigenlijk helemaal niet meer. Ik neem aan dat mevrouw Vestering wel weet dat op 1 augustus 2023 alles onder het één ster Beter Leven keurmerk komt en dat heel erg veel bedrijven gewoon al zijn omgeschakeld. Het Nederlandse kippenvlees in de Nederlandse winkels; al die kippen krijgen gewoon een uitloop.
De voorzitter:
Helder.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik vind het vreemd. Mijn vraag daarbij is ook: waarom gebruikt mevrouw Vestering zo'n vals frame, terwijl ze gewoon weet hoeveel stappen er in de sector worden gezet om dat dierenwelzijn toch steeds te verbeteren, ook dankzij de supermarkten? Waarom doet mevrouw Vestering dat nou steeds?
Mevrouw Vestering (PvdD):
Allereerst de eerste vraag. Het waren er een heleboel in één interruptie. Ik zou ze ook als meerdere tellen, voorzitter.
De voorzitter:
We gaan het nu wel heel vals doen, vind ik.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ja, vindt u?
De voorzitter:
Ik vind het wel een beetje op het randje, maar goed.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Dan komt er hier nog eentje bij: volgens mij leven wij hier in het jaar 2021 en niet in het jaar 2023. Het zou mevrouw Van der Plas ontzettend sieren als zij zou erkennen dat we met de manier waarop wij de dieren in de Nederlandse veehouderijen houden, totaal geen recht doen aan wat ze nodig hebben, aan hun natuurlijke behoefte. Het zou mooi zijn als we met elkaar een vuist kunnen maken om deze dieren wat beter te gaan behandelen.
De voorzitter:
De zevende interruptie van mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Kijk, ik vind het jammer dat mevrouw Vestering — en de Partij voor de Dieren, die er altijd zo vol van is dat ze helemaal niet tegen onze boeren is — hier eigenlijk gewoon drie kwartier een enorme tirade tegen boeren heeft gehouden. Ze verpakt het weliswaar in het systeem en hoe we dieren houden, maar eigenlijk is het gewoon één grote aanklacht tegen de boer. Want de boer verzorgt die dieren.
Mevrouw Vestering zei ook iets over de longontstekingen bij geitenhouderijen. Maar mevrouw Vestering weet volgens mij ook dat er in de betreffende gebieden niet genoeg gevallen van longontsteking gevonden zijn om dit onderzoek af te ronden. Mijn vraag is dus: weet ze dat? Waarom zegt mevrouw Vestering nou dat iedereen die in de buurt van een geitenhouderij woont, hartstikke ziek wordt, dat de minister daar eens een keer wat mee moet doen en dat de minister dan ook geen gevoel heeft voor de volksgezondheid? Terwijl er gewoon niet genoeg gevallen van longontsteking zijn gevonden in de betreffende gebieden om dit onderzoek af te ronden. Waarom zegt mevrouw Vestering dat er niet bij?
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik reageer eerst even op de eerste vraag. Mevrouw Van der Plas zei dat de inbreng van de Partij voor de Dieren één grote aanklacht zou zijn tegen de boeren. In al die vijftien jaar dat de Partij voor de Dieren een bijdrage heeft geleverd tijdens het debat over de LNV-begroting, heeft zij altijd een aanklacht ingediend tegen het falende landbouwsysteem. Wat wij met name de VVD en het CDA kwalijk nemen, maar eigenlijk ook wel haar partij, is dat continu maar wordt voorgehouden dat we door kunnen gaan met business as usual. Ik noem al die regels waarvan zij zegt "de boeren hebben toch stappen gemaakt". Zij hebben daar keer op keer aan moeten voldoen, zij moesten door allerlei hoepels springen om uiteindelijk nu in een situatie terecht te komen dat er met de PAS 10.000 vergunningen zijn verleend, die nooit verleend hadden mogen worden, en we in een situatie terechtkomen dat de boeren moeten worden uitgekocht. Dat is de consequentie van het falend landbouwsysteem.
De voorzitter:
Dan de geiten.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ja. Ik moet eigenlijk een beetje denken aan de interruptie die eerder vandaag gepleegd is. Die vraag is dus al beantwoord. Ik zou deze vraag dus eigenlijk op dezelfde manier willen beantwoorden. Lees goed het rapport. Dan ziet u wel degelijk dat er risico's zijn, niet alleen op longontstekingen maar ook op het ontstaan van een nieuwe zoönose in geitenhouderijen. De minister zegt: we zetten de volksgezondheid op nummer een. Als je dat doet, dan zorg je ervoor dat we dus niet vier keer zoveel geiten gaan houden als tien jaar geleden toen we de Q-koorts hadden.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Voordat ik mijn laatste vraag stel, zeg ik nogmaals: Q-koorts is een bacterie. Dat is iets heel anders. Het was een verschrikkelijke ziekte, waar heel veel mensen nu nog steeds heel veel leed van hebben. Uit de Q-koorts zijn ook lessen getrokken. Ik ga even niet verder in op de feiten, want ik had nog een vraag aan mevrouw Vestering. Zij zei: we zetten in op de plantaardige eiwittransitie en op het steunen van boeren die plantaardige eiwitten gaan produceren. Als we dat voor 17 miljoen, of misschien wel voor miljarden mensen doen — voor de Partij voor de Dieren is dat de grootste utopie — hoe gaan die gewassen dan groeien zonder dierlijke mest? Zonlicht en water is namelijk niet genoeg.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik zal eerst nog even reageren op wat er net gezegd is over Q-koorts, want ik vind echt dat het niet door de beugel kan. Er zijn zo veel mensen die nog steeds zo veel last hebben van Q-koorts. Het is tien jaar geleden. U heeft er kennelijk weinig van geleerd tien jaar geleden, als u nu nog deze vraag stelt. Ik wil de lessen wel trekken. Ik zeg: zet de volksgezondheid op nummer een.
Dan over de transitie naar plantaardig voedsel. Het is mooi dat we dan eindelijk afkomen van de waanzinnige voedselverspiller, de veehouderij. Dan kunnen we eindelijk gaan investeren in de Nederlandse akkerbouw op gezonde bodem, ervoor zorgen dat we samenwerken met de natuur en dat we voor iedereen voedsel kunnen bieden.
De heer Boswijk (CDA):
Er werd net een kleine opmerking gemaakt door mevrouw Vestering dat het CDA weer op de oude voet verder wil en alles bij het oude wil laten. Dan wil ik u toch vragen wat u de afgelopen acht maanden heeft gedaan, want ik ben vrij druk geweest om de stevens wat te wenden. Hoe kijkt mevrouw Vestering daarnaar? Wordt u daar optimistisch van of blijft u daar een beetje zurig over?
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik zou heel graag willen dat de woorden die u heeft uitgesproken over dat het er misschien weleens anders aan toegaat in de landbouw, ook waarheid worden. Ik zit niet bij u aan tafel.
De voorzitter:
U zit niet bij de heer Boswijk aan tafel.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik zit niet bij u aan tafel en ik zit niet bij de heer Boswijk aan tafel. Ik lees wel wat dingen in de krant en in de trein. Dan ben ik wel erg nieuwsgierig waar dit naartoe gaat. Zover is het nog niet. Vandaag hebben wij het over een begroting van een kabinet waarin geen budget zit om de problemen op te lossen waar we voor staan.
De voorzitter:
De laatste interruptie van de heer Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Het klopt inderdaad dat de formatie nog loopt. U heeft misschien wel iets meer gelezen dan ikzelf, want het hele treinstuk heb ik zelf nog niet eens gelezen. We hebben de afgelopen acht maanden toch best wel wat voorstellen ingediend. Ik heb er net eentje aangehaald. We willen de boer toch wel een andere rol geven, niet alleen omdat er ecologische uitdagingen zijn, maar ook omdat we zien dat er economische uitdagingen zijn. We zien juist een nieuwe rol voor de boeren. Dat is een rol waar u af en toe wel blij van kan worden, maar ik heb heel erg sterk het gevoel dat het nooit genoeg is en dat u toch altijd een beetje zurig blijft. Dat vind ik heel erg jammer, eerlijk gezegd. Dat is toch niet nodig, lijkt mij.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik heb net echt uitgebreid gesproken over het leed dat 600 miljoen dieren in de Nederlandse veehouderij jaarlijks wordt aangedaan. Had u verwacht dat ik hier met een grote glimlach zou staan? Had u verwacht dat ik een applaus zou geven voor wat er nu mogelijk misschien gedaan zou worden aan de stikstofcrisis, terwijl kabinet na kabinet deze problemen heeft veroorzaakt? Sorry, daar ben ik niet heel erg enthousiast over. Als u dat niet bij mij kunt zien, dan denk ik dat het ook wel een beetje terecht is. Dan kunt u bij uzelf en bij uw eigen fractie te rade gaan hoe het komt dat het zover is gekomen.
De voorzitter:
De heer Bisschop is door zijn interrupties heen. Tot zover uw bijdrage. Dan gaan we luisteren naar de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter, ik doe alvast een vooraankondiging. Ik ga de minister een compliment maken. Dat doe ik niet vaak. Meestal is er ook helemaal geen aanleiding toe. Maar als ik het doe, dan is het gemeend. Het komt nog niet meteen. Het komt later in mijn tekst, dus ik hou het spannend, maar ik markeer het alvast even.
Voorzitter. Ik begin over het Kroondomein. Daarover hebben we uitvoerig gesproken tijdens de begroting van de Koning. We hoorden de Koning drie weken geleden zeggen dat hij opnieuw subsidie voor het Kroondomein Het Loo zou vragen, maar dat dat nog een hele puzzel was. Sinds vorige week weten we wat hij daarmee bedoelde: een puzzel om de miljoenensubsidie binnen te slepen maar toch een groot deel van het Kroondomein te kunnen sluiten tijdens de jacht. Zogenaamd om de natuur rust te geven, maar tijdens het broedseizoen — en dat is echt hét moment dat de natuur rust kan gebruiken — is het Kroondomein gewoon open. Het gaat wel dicht tijdens het jachtseizoen, dus het Kroondomein gaat niet dicht om de natuur rust te gunnen, maar om de jagers rust te gunnen tijdens de jacht. Geen pottenkijkers alsjeblieft.
Er bestaat ook nog steeds mist rond de subsidieverlening voor het Kroondomein. Volgens emeritus hoogleraar notarieel recht Van Mourik is de rechtspositie van de Koning hier onduidelijk. In 1959 schonk Wilhelmina het Kroondomein aan de Staat, onder de voorwaarde dat de opbrengst van de jacht en de bosbouw voor haar erfgenamen bleef. Dat heet dan, enigszins verhullend, "vruchtgebruik". Professor Van Mourik betwijfelt of het juridisch houdbaar is dat de Koning subsidie aanvraagt voor het beheer omdat hij helemaal geen grondeigenaar is; dat is de Staat. En ook betwijfelt Van Mourik of de Koning wel echt de vruchtgebruiker is, omdat vruchtgebruik bestaat bij de gratie van een notariële akte. Maar zover mij bekend is er nooit een recht van vruchtgebruik op het Kroondomein gevestigd. Onlangs ontvingen we de zogenaamde schenkingsakte van het Kroondomein, maar dat is niet hetzelfde als die notariële akte. Kan de minister toezeggen dat die notariële akte alsnog met de Kamer wordt gedeeld? Als er geen akte bestaat, kan de minister dat dan ook aan de Kamer laten weten? En kan de minister aangeven hoeveel hectare de Koning maximaal kan afsluiten op basis van deze aanvrage?
Voorzitter. Dan de vogelgriep. Dierenambulances en wildopvangcentra zijn heel veel tijd en geld kwijt aan het verzorgen van slachtoffers van de vogelgriep en het ruimen van kadavers. De minister heeft een eenmalige subsidie van 50% van de kosten toegezegd, maar omdat vogelgriep het hele jaar aanwezig kan zijn, moeten dode dieren snel worden opgeruimd. Is de minister bereid om in de tijd dat we wachten op het advies van de Raad voor Dierenaangelegenheden over de zorgplicht voor wilde dieren in nood alvast het budget aan te vullen en de dierenambulances en dierenopvangcentra structureel te vergoeden voor deze werkzaamheden?
Dan ga ik nu over op het onderwerp gehouden dieren en begin ik met het Dolfinarium. In Frankrijk nam de regering het verstandige besluit om eindelijk te stoppen met dolfijnenshows. Dat is fantastisch nieuws voor de dieren daar, maar in Nederland is het nog niet zover. Wel gaf de minister aan om toe te zien op het nakomen van de afspraken met het Dolfinarium. Hoe gaat de minister dat doen? En kan de minister toezeggen dat als de eerste deadline straks, in 2024, niet wordt gehaald, het dan klaar is, finito, en dat de dierentuinvergunning van het Dolfinarium dan wordt ingetrokken? Want ik heb echt heel weinig vertrouwen in de afspraken die met het Dolfinarium worden gemaakt. Ik ben er vorig jaar zelf gaan kijken, op uitnodiging van de Volkskrant. Wat ik daar zag, was echt onthutsend. De dierenshows zouden zijn aangepast, educatie zou een grotere rol spelen. Maar ik heb gezien wat dat betekent: dolfijnen moesten keihard rondjes zwemmen in een betonnen bak, met harde muziek op de achtergrond en lichteffecten. En de educatie? Er werd een dier vertoond met de mededeling: "Gooi geen plastic op de grond, want dat komt uiteindelijk in zee terecht". Dat is de educatie, de educatie die de dolfijnenshows zou rechtvaardigen.
Vorige maand zagen we bij Zembla hoe de export van orka Morgan naar een Spaans pretpark resulteerde in een drama. Afspraken werden geschonden en veel betrokkenen, waaronder de ambtsvoorganger van de minister, kijken er nu met schaamte op terug. Ik wil de minister ervoor behoeden dat zij later ook in schaamte terug moet kijken op wat er nú dreigt te gebeuren. Want als het aan de minister ligt, mag het Dolfinarium straks acht dolfijnen, twee zeeleeuwen en twee walrussen verkopen aan een Chinees pretpark. Ja, daar moeten ze ook door hoepels springen en daar moeten ze kunstjes doen, net zoals in alle andere Chinese pretparken met dolfijnen, en dat zijn er nogal wat. De zaak is nog onder de rechter, maar ik wil de minister vragen om wanneer die exportvergunningen van de dieren verlopen, toe te zeggen dat er geen nieuwe exportvergunningen worden verleend, zeker omdat het Dolfinarium nu al heeft aangegeven om op termijn gewoon weer verder te gaan fokken met die dolfijnen. Het is dus niet om ruimte te maken, maar om geld te verdienen. Nu verkopen, straks bijfokken, dan misschien weer verkopen: is dat het nieuwe cynische verdienmodel van het Dolfinarium? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Dan de positieflijst. Wat mijn fractie betreft kunnen we een groot aantal dierenwelzijnsproblemen in één keer oplossen door het snel invoeren van de positieflijst. Dat maakt toezicht namelijk een stuk overzichtelijker en het maakt een einde aan het gesleep met exotische huisdieren. In 1992, bijna 30 jaar geleden, maakte de positieflijst al deel uit van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. 30 jaar geleden! Behalve een levendig praatcircuit heeft het nog helemaal niets tastbaars opgeleverd. Vindt de minister 30 jaar praten over de positieflijst inmiddels ook lang genoeg? Wanneer verschijnt die lijst? In antwoord op vragen van collega De Groot schreef de minister aan de Kamer dat wij in het najaar een update zouden ontvangen. Nou, vandaag is officieel de winter begonnen, meteorologisch gezien, dus dat najaar wordt al niet gehaald. Wanneer krijgen we die update? Waarom is er niet gekozen voor de Belgische systematiek? In België is er namelijk allang een positieflijst voor zoogdieren en sinds twee jaar ook voor reptielen. Die lijst voor zoogdieren kwam er nadat de rechter een eerdere versie had getorpedeerd. Die versie werd gerepareerd en de lijst bestaat nu al tien jaar. Waarom wordt er geen gebruik gemaakt van de Belgische expertise?
Voorzitter. Dan de handel in huisdieren, de hondenhandel. De handel in huisdieren is tijdens corona geëxplodeerd. Na de eerste lockdown werden heel veel aangeschafte dieren net zo snel weer gedumpt. Het probleem bestaat al lang, maar is vorig jaar dus erg gegroeid. Drie jaar geleden nam de Kamer een motie van de Partij voor de Dieren aan waarin om onderzoek naar een verplichte bedenktijd voor de aanschaf van huisdieren werd gevraagd. Volgens mij heb ik die motie op 5 december 2018 ingediend. Als we toen stappen hadden gezet, hadden we een deel van het leed kunnen voorkomen. Ik vraag de minister dus opnieuw: wanneer kan de Kamer de uitkomsten van dat onderzoek tegemoetzien? Op welke termijn kunnen we dan vervolgstappen zetten? Het dierenleed gaat immers door, demissionair kabinet of niet. Je bestelt tegenwoordig net zo gemakkelijk een dier als een pak keukenrollen. Je kijkt een beetje rond op het internet, je kiest een dier en je haalt het op. Het zijn allemaal stockfoto's met allemaal hele gezellige gezinnetjes waar de pups worden geboren en waarbij de goedmoedige eigenaar een leuke baas voor de pups zoekt. Maar in werkelijkheid zijn het grauwe fokschuren, vaak in voormalige Oostbloklanden — Hongarije is berucht — en is er sprake van ordinaire broodfok, waar niet het welzijn van het dier maar de winst centraal staat. Daar doet de overheid zo goed als niets aan.
Voorzitter. Eerder dit jaar tweette de inspecteur dierenwelzijn van de NVWA over de malafide hondenhandel het volgende: "Het probleem is veel te groot om overal langs te gaan. Stop met het kopen van pups. Dan is de malafide handel afgelopen. Retweet alsjeblieft zo veel als maar kan." Dit illustreert de volstrekte machteloosheid van de NVWA, uitgebeend tot op het bot. Vorig jaar heeft de NVWA geen enkele inspectie uitgevoerd bij fokkers en in huiselijke situaties. Dat zou komen door coronamaatregelen en vanwege andere prioriteiten, maar welke andere prioriteiten in hemelsnaam? Want aan twee derde van de taken komt de NVWA überhaupt niet toe. De NVWA had vooraf al aangekondigd geen controles uit te voeren. De boodschap was impliciet: "Foute fokkers, ga je gang! Wij vallen jullie niet lastig met controles." Op dierendag hoorden we een promopraatje van de NVWA waarin werd gezegd dat de dienst wél opeens zou gaan controleren op dat Europese dierenpaspoort. En nu? Nu zijn er striktere coronamaatregelen. Betekent dat dat er opnieuw minder NVWA-controles zijn? Dat kan toch niet? Kan de minister toelichten wat er nu daadwerkelijk gaat veranderen? Kan ze garanties geven dat illegale hondenhandel nu echt wordt aangepakt? De minister gaf ook aan dat het kopen van een dier dat je wél hebt gezien, ook niet zonder risico is. Dat klopt, maar is de minister het met mij eens dat het bestellen van dieren de kans op misstanden wel vergroot als het zo gemakkelijk is via het internet? Hoe gaan de NVWA en de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming toezicht houden op deze woekerhandel via internet? Graag een reactie.
Voorzitter. Als laatste in dit blokje over de huisdieren de ziekmakende uiterlijke kenmerken. Nog steeds worden er honden en katten gefokt met een zo platte snuit dat ze niet goed kunnen ademen en vaak voortijdig overlijden. Vliegmaatschappijen in Amerika weigeren dit soort honden nog te vervoeren, omdat er een grotere kans is op overlijden tijdens de vlucht. Daar willen ze dan niet aan wegens de verzekering. Ook zijn er honden met zulke kleine bolle schedeltjes dat de groeiende hersenen er niet meer in passen en de dieren epilepsie en andere ziekten ontwikkelen. Naar ik begrijp is het niet mogelijk om de verkoop van bepaalde hondenrassen of kattenrassen te verbieden, maar een verbod op de verkoop van honden met ziekmakende uiterlijke kenmerken zou wel mogelijk moeten zijn. Ik vraag de minister: is zij bereid om de verkoop van dieren met bepaalde ziekmakende uiterlijke kenmerken te verbieden, zoals die extreem platte snuit of die extreem kleine bolle schedels? Ik overweeg daarover een motie in te dienen samen met collega Van Campen; waar een interruptiedebatje al niet goed voor kan zijn. Maar graag eerst een reactie van de minister.
Dan de exotenbeurzen. Mevrouw Beckerman had het er ook al over. In de afgelopen drie jaar zijn bij vijf van de zes uitgevoerde controles op exotenbeurzen misstanden geconstateerd. Waarom worden er maar zo weinig controles uitgevoerd? Die geconstateerde misstanden zijn ernstig. Slangen worden opgerold in voedselbakjes gehouden. Veel dieren laten extreme stress zien. De minister schrijft dat zij onaanvaardbare zaken heeft gezien en dat zij een verkenning laat uitvoeren naar dierenbeurzen. Prima, maar als de minister ziet dat er onaanvaardbare misstanden zijn en dat dit bij vrijwel elke exotenbeurs het geval is, dan kun je in afwachting van zo'n verkenning de boel toch niet de boel laten? Dan zet je daar toch voldoende handhaving op? Anders geef je het signaal af: doe maar raak met die dieren. Dus heel concreet: is de minister bereid om in afwachting van die verkenning de controle en de handhaving alvast te intensiveren? Impliciet geeft de minister aan dat daar alle reden toe is.
Niet alleen uit oogpunt van dierenwelzijn, maar ook vanuit het oogpunt van de volksgezondheid is het niet uit te leggen dat deze exotenbeurzen nog steeds bestaan. De commissie-Bekedam was duidelijk: stop met markten met levende dieren. De minister doet het af als een waarschuwing voor de afschuwelijke webmarkets in het buitenland, maar ook in Nederland zetten we een hoop verschillende diersoorten in kleine bakjes bij elkaar en daarbovenop reizen aanwezige handelaren heel Europa door. Is de minister het met mij eens dat dergelijke beurzen door het internationale karakter, maar ook door het grote aantal exotische dieren, met soms onbekende ziekteverwekkers, een gevaar kunnen zijn voor de gezondheid van mens en dier? Ik breng nog even in herinnering dat virussen, bacteriën en andere ziekteverwekkers in 2021 niet demissionair waren. Zij zullen ook de komende periode niet demissionair zijn.
Voorzitter. Dan nu het moment waarop iedereen gewacht heeft: het compliment.
De voorzitter:
Ik laat even alle televisiezenders van Nederland aanzetten. Dat kan ik doen met een druk op de knop en dat doe ik bij dezen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Nee, nee. Mijn laatste blok gaat over de visserij. Ik begin echt met een welgemeend compliment aan de minister, want de minister heeft zich in Europa hardgemaakt voor een vangstverbod op de makreelhaai. Dat is te prijzen. Dat was het compliment, trouwens. Klein maar fijn: het was een welgemeend compliment.
Ik hoop dat de minister dadelijk nog een compliment in de wacht kan slepen, want ik hoop ook dat zij stappen gaat zetten op een volgend actueel onderwerp: pijnperceptie bij kreeften en octopussen. Ik zie de heer De Groot al knikken. Want ja, ook die dieren kunnen pijn voelen, maar nog steeds is het in Nederland toegestaan om krabben en kreeften levend te koken. Dat is barbaars en extreem wreed. De doodsstrijd van deze dieren duurt minutenlang. Toch wil de minister er nog steeds niet aan om voor te schrijven dat octopussen en kreeften op een minder wrede manier gedood worden, met verdoving dus. Daarover zei de minister in 2018 nog: laat ik vooropstellen dat Nederland vooroploopt als het gaat om het ontwikkelen van bedwelmingsapparaten voor aquatische dieren. Vooroplopen? Op wie? Vorige week lazen we dat het Verenigd Koninkrijk heeft besloten om kreeften, krabben, octopussen en inktvissen onder de Animal Welfare Bill te laten vallen, zeg maar de Britse dierenbeschermingswet. Dat wordt algemeen beschouwd als stap één in het verbieden van het levend koken van kreeften. Dan zou het Verenigd Koninkrijk niet eens het eerste Europese land met zo'n verbod zijn, want in Zwitserland bestaat het al langer. Geen deel van de Europese Unie, wel van Europa. Zo'n verbod is ook volkomen begrijpelijk, gezien de inzichten op het gebied van pijnperceptie in gewervelde en ongewervelde dieren. Al in 2005, zestien jaar geleden dus, adviseerde de Europese Voedselautoriteit om deze dieren daarom beter te beschermen. Kreeften hebben een bewustzijn, vertonen complex gedrag en kunnen pijn ervaren, schreef de Voedselautoriteit in 2005. Op basis van dat onderzoek, dat toen dus — zestien jaar geleden! — al bekend was. Sindsdien is er alleen maar meer bewijs bij gekomen, inmiddels meer dan 300 studies. Extra onderzoek is dus echt niet meer nodig voor het opstellen van beleid. Deze wrede praktijk past niet in een beschaafd land. Kan de minister toezeggen dat ze stappen gaat zetten om tot een verbod op het levend koken van kreeften en krabben te komen? Samen met collega De Groot zal ik overwegen om hierover een motie in te dienen in tweede termijn, maar uiteraard wachten we eerst het antwoord van de minister af.
Voorzitter. Dan de paling. Daar gaat het heel slecht mee. In Nederlandse wateren is het aantal palingen in 50 jaar tijd met 97% afgenomen. ICES-biologen roepen al langer op tot een volledig vangstverbod, in de hoop dat de soort er dan weer een beetje bovenop kan komen. Nu adviseert ook de International Council for the Exploration of the Seas, dat is dat ICES, een volledige stop op de palingvangst. Dat betekent dat ook palingkwekerijen moeten stoppen, want alle paling die zogenaamd gekweekt wordt, wordt niet geweekt, maar in het wild gevangen en dan vetgemest in palingkwekerijen. Die palingkwekerijen zijn dus geen kwekerijen, maar vetmesterijen.
Als oplossing voor de achteruitgang van de paling heeft Nederland een herstelbeheerplan opgesteld. De gedachte daarachter is volkomen zot — sorry, ik heb daar geen ander woord voor — namelijk om een deel van de gevangen jonge paling weer uit te zetten. Dus je vangt palingen en laat dan een deel weer los. Dat heet dan "herstel", maar het is geen herstel. Het helpt ook niet en daarmee moet dus ook gestopt worden, adviseert ICES. Volgens de minister heeft de Europese Commissie het Nederlandse beheerplan een voldoende gegeven, maar met het recente ICES-advies is dat achterhaald. Hoe kijkt de minister naar dat ICES-advies? Wat vindt zij ervan dat ICES-biologen zeggen: verbied de palingvangst en de palingkweek, die dus helemaal geen palingkweek is? Erkent zij dat extra maatregelen in Nederland onvermijdelijk zijn? Graag een reactie.
Voorzitter. Als allerlaatste — ik ben al een beetje over mijn tijd heen — de NVWA en de controles in de visserij, of het gebrek daaraan. De minister schrijft in haar brief dat controle en handhaving lastig zijn, omdat er veel regels zijn en de visserijpraktijk op zee niet transparant is. Dat is toch onzin? Dat geloof je toch niet? Alsof de politie een drugslab niet ontmantelt, omdat de drugsproductie niet transparant is en de regels complex! Dat er niet gehandhaafd wordt, komt gewoon doordat de NVWA ook hier de boel niet op orde heeft. Er zijn in Nederland twee NVWA-inspecteurs die jaarlijks 400 miljoen kilo vis moeten controleren. Ja, dan zie je niet dat er gerommeld wordt met visrechten, dat ongewenste vis overboord wordt gegooid en dat controles in de havens slechts bestaan uit een enkele steekproef, nota bene door het bedrijf zelf uitgevoerd. Wat kunnen die twee inspecteurs doen? Ja, kijken of de stempels netjes binnen het vakje staan, maar dat schiet niet op.
Dat het zo niet werkt, vindt ook de Europese Commissie, die Nederland vorig jaar op de vingers heeft getikt voor die ondermaatse fysieke en digitale controle. De kans is groot dat het daar niet bij blijft. Er ligt namelijk een handhavingsverzoek bij de NVWA, ingediend door Client Earth, met de melding dat ze naar de rechter zullen stappen wanneer dat nodig is. Kan de minister aangeven wat ze tot nu toe in reactie op die ingebrekestelling aan concrete maatregelen heeft genomen bij de NVWA? En kan de minister toezeggen om die handhaving van de wet- en regelgeving met betrekking tot de visserij op orde te brengen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. U bent enigszins over uw tijd heen gegaan, maar dat moet u met uw fractie regelen. Hartelijk dank. Dan gaan we luisteren naar de heer Van Meijeren van de fractie van Forum voor Democratie. Ik had dit zaaltje gehuurd tot half vier, omdat er daarna een coronadebat is. Dat gaan we natuurlijk bij lange na niet halen, maar ik zou het toch mooi vinden als we het redelijk overzichtelijk konden afronden. Het woord is aan de heer Van Meijeren.
De heer Van Meijeren (FVD):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Enige tijd geleden werd deze demissionair minister van Landbouw nog "de sluipmoordenaar van de agrarische sector" genoemd. Hoewel de aanduiding "sluipmoordenaar" weer tot de nodige gespeelde verontwaardiging leidde, was het naar mijn mening wel een zeer treffende aanduiding. Wie het woordenboek erop naslaat, ziet namelijk dat de term "sluipmoordenaar" niet alleen een letterlijke maar ook een figuurlijke betekenis heeft. Die figuurlijke betekenis is: "iets dat niet of nauwelijks opgemerkt wordt en op termijn onvermijdelijk tot de ondergang of vernietiging van iets leidt". Hoe je het ook wendt of keert, of je het nou wel of niet eens bent met het beleid van deze demissionair minister of van het hele kabinet-Rutte, niemand kan ontkennen dat het gevolg van dat beleid onder meer is dat onze agrarische sector sluipenderwijs de nek wordt omgedraaid.
In het jaar 2010, toen kabinet-Rutte begon, waren er nog 73.000 boerenbedrijven in Nederland. Inmiddels is dit afgenomen tot 53.000 boerenbedrijven. Dus de kabinetten-Rutte hebben het gewoon voor elkaar gekregen om in tien jaar tijd 20.000 boerenbedrijven om zeep te helpen. Alsof dat nog niet genoeg is, laten prognoses een verdere afname zien van 30% in de komende tien jaar. Als dat nog geen sluipmoord genoemd kan worden, dan weet ik het ook niet meer. Je kunt je echter vandaag de dag afvragen in hoeverre nog sprake is van een sluipmoord, omdat de aanval op de agrarische sector steeds meer in alle openheid wordt gevoerd.
Toen die rampzalige stikstofwet behandeld werd, sprak Forum voor Democratie al over de definitieve oorlogsverklaring aan de agrarische sector. Maar onze waarschuwingen, die met de kennis van nu geheel terecht bleken te zijn, werden met het grootste gemak weggewuifd. Volgens de minister zouden de doelstellingen ook gehaald kunnen worden zonder dwangmaatregelen. Er zou vooral worden ingezet op technische maatregelen, zoals emissiearme stalvloeren, luchtwassers en eiwitarm veevoer. Maar een halfjaar later kreeg FVD ook op dit punt gelijk. Helaas, zeg ik daarbij. Want nota bene het PBL moest erkennen dat het behalen van die absurde stikstofdoelstellingen onmogelijk zou zijn zonder "een ongekende transformatie van het landelijk gebied in Nederland, waarbij een groot deel van de landbouw in Noord-Brabant, Gelderland en Overijssel moet verdwijnen", zo citeer ik.
Inmiddels is uitgelekt dat ook de demissionair minister al druk in de weer is met vergaande plannen om boeren gedwongen te kunnen onteigenen. Dat doet de demissionair minister. Laten we niet vergeten dat ze demissionair is, omdat ze haar ontslag heeft ingediend toen bleek dat ze niet meer vertrouwd werd. Demissionair betekent dus feitelijk iets als: "niet te vertrouwen". Het zou passend zijn als een niet te vertrouwen minister iedere dag met het schaamrood op haar kaken naar het departement zou gaan om niets anders te doen dan op de winkel passen. Maar in plaats daarvan werkt deze demissionair minister aan vergaande, ingrijpende plannen om onze boeren hun grond af te pakken. Dat is pure diefstal.
Ook erg kenmerkend is dat eerst dat wetsvoorstel wordt ingediend met die absurde stikstofdoelstellingen tot het jaar 2035. Daarna werd tijdens het debat daarover in december vorig jaar nog net gedaan alsof wij spoken zagen en het allemaal niet zo'n vaart zou lopen. En zodra dat wetsvoorstel dan, onder valse voorwendselen, is aangenomen, en nog voordat de inkt goed en wel is opgedroogd, komt de aap uit de mouw. Dan blijken namelijk dwang en onteigening ineens geen taboes meer te zijn en verschuilt men zich achter de redenering dat we het allemaal heel vervelend vinden, maar dat we nu eenmaal die stikstofdoelstellingen moeten halen. Het is slinks en huichelachtig.
En wat zegt de demissionair minister tegen die honderdduizenden boeren, inclusief hun medewerkers, hun personeel, die 365 dagen per jaar, dag in, dag uit, weer of geen weer, met passie en toewijding hard aan het werk gaan op een boerenbedrijf om ervoor te zorgen dat de rest van Nederland, wij allemaal, elke dag weer van groente, fruit, vlees, kaas, melk, eieren en nog veel meer heerlijk voedsel kunnen genieten?
De afgelopen tijd heb ik diverse boerenbedrijven bezocht. Wat steeds opvalt is niet alleen dat al die boeren keihard werken, maar ook dat ze dat doen met de grootst mogelijke zorg voor mens, dier en milieu.
Ik blijf me verbazen, positief verbazen, over de werkwijze van onze boeren, die geen genoegen nemen met minder dan absolute topkwaliteit. Alles wordt eraan gedaan om de processen steeds verder te optimaliseren. Nederland mag zich dankzij hun inzet met trots het meest toonaangevende landbouwland ter wereld noemen. We staan bovenaan op tal van ranglijstjes, op het gebied van innovatie, duurzaamheid en dierenwelzijn. In de hele wereld staat men er versteld van hoe we dat toch voor elkaar weten te krijgen als zo'n klein landje. Het is ook niet makkelijk geweest om die positie te verwerven. Het is het resultaat van hard werken, generatie op generatie, al eeuwenlang.
Forum voor Democratie zegt: koester deze fantastische sector, wees trots op onze boeren, zorg dat zij kunnen blijven boeren, vanzelfsprekend met oog voor dierenwelzijn en milieu. De boeren die ik gesproken heb, zijn maar wat graag bereid om daaraan mee te werken. Dat doen ze ook, al vele tientallen jaren. Er is al heel veel van ze gevraagd. Eigenlijk het enige dat de boeren aan ons vragen, is een eenduidig, navolgbaar beleid waarop voor de wat langere termijn gebouwd kan worden en natuurlijk ook, als het even kan, een klein beetje respect en waardering voor hun harde werken. Is dat nou te veel gevraagd? Nou, blijkbaar wel, want het kabinet doet het omgekeerde. Boeren worden in dit land aan de lopende band in een negatief daglicht geplaatst. Ik hoorde het ook weer tijdens de inbrengen van diverse andere fracties vandaag. Het is alsof het kwaadaardige vervuilers zijn die ons klimaat en de natuur kapot zouden maken. Al jarenlang worden boeren in Nederland overladen met steeds weer nieuwe regels, van fosfaat tot nitraat, dan weer klimaat, dierenwelzijn, ruimtelijke ordening, brandveiligheid. Het zijn steeds nieuwe regels, die forse investeringen vragen, maar die even later weer voor niets bleken te zijn omdat de politieke wind weer gedraaid was en er weer nieuwe regels kwamen en alles ineens toch weer anders moest. Geen greintje respect voor het harde werk van onze boeren, maar stank voor dank.
Wie denkt dat, hoe schrijnend die situatie voor de boeren dan ook is, dit allemaal noodzakelijk is om het klimaat of de natuur te redden, heeft het mis. Sterker nog, wie denkt dat het demissionaire kabinet überhaupt iets om onze natuur geeft, heeft het mis. Als het kabinet iets om de natuur zou geven, zou er überhaupt geen CO2-beleid of stikstofbeleid worden gevoerd. Het klimaatbeleid vormt een grote bedreiging voor onze natuur, niet alleen omdat CO2-uitstoot zorgt voor meer groen, maar vooral omdat vele natuurgebieden in Nederland, waaronder zelfs beschermde natuurgebieden, worden verwoest door megalomane windturbines, giftige zonnepaneelvelden en vervuilende biomassacentrales. Bomen kappen in beschermde natuurgebieden om zware industrie neer te zetten, voor de natuur. Dit druist niet alleen in tegen het gezonde verstand, maar ook tegen alle logica.
Stikstof is zelfs een voedingsstof voor bomen en planten. Naarmate de stikstofuitstoot toeneemt, is dat goed voor bomen en planten. Maar bepaalde soorten, die het goed doen op een voedselarme grond, zouden eventueel kunnen verminderen. Maar is dat een probleem voor de natuur? Nee. Het zorgt alleen voor andersoortige natuur. De heide, die het goed doet op een stikstofarme grond en dus zou kunnen verdwijnen als er heel veel stikstof wordt uitgestoten, is niet eens natuur. Wat is eigenlijk "natuur"? Voordat er mensen in Nederland kwamen, was er nog geen heide in Nederland. Het is cultuurlandschap. Wat wij beschermenswaardige natuur noemen, is dus grotendeels ook een politieke keuze. Het is belangrijk om dat scherp voor ogen te houden.
Nog een sterke aanwijzing voor dat dit beleid helemaal niet bedoeld is om de natuur te verbeteren, is dat de bouw van woningen, projecten voor duurzame-energieopwekking en tal van andere bouw- en aanlegactiviteiten zijn vrijgesteld van die stikstofwetgeving. Voor iedereen worden vrijstellingen bedacht, maar de boeren zullen bloeden. Hoe geloofwaardig is het dat, als dit kabinet daadwerkelijk zou menen dat de natuur in Nederland ernstig bedreigd wordt door stikstof, er niets gedaan zou worden aan de massa-immigratie? De boeren worden gedwongen om te stoppen en hun grond wordt vervolgens gebruikt om in de komende tien jaar een miljoen woningen te bouwen voor mensen die nu nog niet eens in Nederland zijn, maar de komende tien jaar worden verwacht.
Nu kan men zich afvragen waarom dan toch dit demissionaire kabinet al die absurde en zeer ingrijpende maatregelen zou doordrukken als dat niet in het belang van het klimaat of de natuur zou zijn. Een pasklaar antwoord heb ik daar niet op, maar het valt wel op dat al die maatregelen niets verbeteren aan het klimaat of de natuur, maar wel allemaal als gevolg hebben dat de overheid steeds meer controle en macht krijgt over onze manier van leven. Het komt een totalitaire staat in wording natuurlijk wel heel goed uit dat met dit beleid ook het voedselsysteem geleidelijk onder de totale overheidscontrole wordt geplaatst en dat de macht van een van de sterkste sectoren van ons land, de agrarische sector, fors wordt teruggedrongen. De boeren hebben immers veel privé-eigendom, veel grond. Ze kunnen zelfs voor hun eigen voedsel zorgen. Ze hebben een ijzersterke en onafhankelijke positie ten opzichte van de overheid. Dat wordt natuurlijk niet geduld door een overheid die zelf totale macht en controle nastreeft.
Het beleid past ook haarfijn in de internationale agenda waaraan Nederland zich heeft gecommitteerd. Onder het mom van de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties zou er een wereldwijde voedseltransitie noodzakelijk zijn. Onze huidige eetgewoonten zouden oerslecht zijn en leiden tot klimaatverandering, waterschaarste en biodiversiteitsverlies en moeten dus, als het aan die globalistische wereldelite ligt, radicaal veranderen. Wie tussen de regels door leest, voelt aan dat als we deze doelstellingen zouden halen, we straks alleen nog maar voeding consumeren die in fabrieken is gemaakt en genetisch in elkaar geknutseld is om het maar CO2-neutraal te kunnen laten zijn, en dat voor een lekker stuk vlees of vis of voor andere verse producten geen ruimte meer is, want o, o, wat een ongelooflijke bedreiging zou dat allemaal zijn voor het klimaat.
Ook het World Economic Forum van Klaus Schwab pleit voor een wereldwijde voedseltransitie en heeft daartoe een initiatief voor zogenaamde "food innovation hubs" gelanceerd. Lekker belangrijk, zou je kunnen denken, want het World Economic Forum heeft helemaal geen democratisch gelegitimeerd mandaat en überhaupt geen regelgevende bevoegdheid. Echter, onze demissionaire minister-president was eerder dit jaar aanwezig in Davos, waar hij zijn volledige steun uitsprak voor dit schimmige project, terwijl volstrekt onduidelijk is wat de gevolgen hiervan zijn voor de Nederlandse boeren en onze voedselvoorziening. Waarom worden mijn Kamervragen hierover niet beantwoord? Het is inmiddels al meer dan zes weken geleden. Ik had de antwoorden graag willen betrekken bij het debat van vandaag. Maar mijn vragen worden gewoon keer op keer niet beantwoord. En dan liggen er ook nog plannen om van heel Nederland samen met Vlaanderen en Noordrijn-Westfalen één wereldstad te bouwen van 30 miljoen inwoners. Heel Nederland volgebouwd met torenhoge kantoorgebouwen en megalomane appartementencomplexen onder de noemer "TristateCity".
De voorzitter:
U bent door uw tijd heen.
De heer Van Meijeren (FVD):
Ja, voorzitter, ik zou graag twee minuten — ik heb dat net gemaild, maar dat is misschien niet doorgekomen — langer doorpraten, wat dan van mijn tweede termijn afgaat.
De voorzitter:
Oké.
De heer Van Meijeren (FVD):
Dank u wel. Je zou over TristateCity ook kunnen zeggen dat dit slechts een initiatief is van het bedrijfsleven, maar dit plan is gepresenteerd aan drie ministeries en werd daar tot mijn grote verbazing positief ontvangen. Hoe ziet de minister de toekomst van onze voedselvoorziening voor zich als Nederland één grote stad wordt zonder platteland, zonder boeren? Het is natuurlijk heel makkelijk om te zeggen dat we dan al ons eten kunnen importeren. Want waarom zou je Nederlandse grond gebruiken om koeien op te laten grazen als je net zo goed biefstuk uit de Verenigde Staten kunt importeren die daar in een farmaceutisch laboratorium is gekweekt? Maar even los van het feit dat veel Nederlanders veel liever verse producten van eigen bodem eten en helemaal niet zitten te wachten op kweekvlees of andere genetisch gemodificeerde troep uit het buitenland, is er nog een veel fundamenteler bezwaar: de boeren voorzien in onze meest primaire levensbehoefte, namelijk voeding. Voor ons voedsel mogen we nooit afhankelijk worden van buitenlandse grootmachten. Het is daarom van fundamenteel en zelfs van levensbelang dat onze Nederlandse boeren te allen tijde in staat zijn om te kunnen voorzien in de voedselzekerheid van alle Nederlanders. Is de minister dat met mij eens?
Voorzitter. Ik rond af. Forum voor Democratie constateert dat het huidige beleid onvermijdelijk zal leiden tot het einde van Nederland als landbouwland, spreekt schande over de schofterige wijze waarop boeren worden behandeld, waarschuwt voor de enorme risico's van dit beleid voor onze voedselzekerheid en pleit ervoor om onze boeren ruimte te geven om met oog voor mens, dier en milieu te blijven boeren zodat onze boeren net als in de afgelopen eeuwen ook de komende generaties ons van geweldig voedsel kunnen blijven voorzien.
Dank u wel.
De voorzitter:
Prima. Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Koekkoek van Volt.
De heer Graus (PVV):
Voorzitter, even iets van huishoudelijke aard. Ik heb het aantal interrupties van de PVV bijgehouden om te weten hoeveel er nog over zijn. Meneer Mulder heeft er, geloof ik, vier of vijf gedaan, maar ik heb er maar twee gedaan, maar nu blijkt dat het aantal vragen zijn geteld en niet het aantal interrupties. Dus dat moet dan wel van tevoren duidelijk worden aangegeven, want als je dan in een interruptie drie vragen stelt ben je in een keer al je interrupties kwijt.
De voorzitter:
Nee, zo hebben we dat niet geteld.
De heer Graus (PVV):
Meneer Bisschop zei net ook al dat er iets niet klopte. Dit kan natuurlijk niet. Ik zit hier de hele tijd en heb het aantal bijgehouden. Het kan toch niet zo zijn dat ik dat over het hoofd heb gezien?
De voorzitter:
We tellen gewoon het aantal keren dat mensen bij de interruptiemicrofoon iets zeggen, dus per spreekeenheid, zal ik maar zeggen. We gaan het voor u natellen en als u benadeeld bent dan krijgt u morgen een bonusinterruptie gratis. Dank aan de heer Van Meijeren. We gaan luisteren naar mevrouw Koekkoek van de fractie van Volt.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Voorzitter. Op 18 november sprak ik als enige afgevaardigde van deze Kamer in Brussel met alle andere nationale parlementen, het Europees Parlement, de Europese Commissie en het Frans voorzitterschap over het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de nationale implementatie daarvan. Ik kan het iedereen aanraden en ik wil hier ook graag nog eens het belang van interparlementaire en Europese samenwerking onderstrepen, zeker omdat het Europees Parlement vorige week stemde over de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Twee dingen vielen mij op. Het eerste is dat iedereen in Europa dezelfde kant op wil: naar een nieuwe, duurzame manier van landbouw, een toekomstbestendige manier van landbouw en voedselproductie. Sommige landen zijn wat progressiever en sommige landen zijn wat conservatiever, afhankelijk van de problemen waar elk land of elke regio tegenaan loopt. Dat is logisch, want de transitie naar deze vorm van landbouw is zeer ingrijpend. We delen veel van deze zorgen dan ook. Hier kom ik later op terug.
Voorzitter. Het tweede dat mij opviel, is hoe ongelofelijk veel we van elkaar kunnen leren. In Polen bijvoorbeeld startte afgelopen week de derde consultatie van boeren en het maatschappelijk middenveld. In Oostenrijk zijn kleine boeren en hoge ecologische standaarden de norm. En de rapporteur uit het EP gaf net als de WUR aan dat het inzetten van ecoregelingen voor een ambitieuze gebiedsgerichte aanpak de sleutel tot succes is. De minister gaf eerder al aan dat de uitwisseling van best practices waardevol is, maar wisselt de minister ook geregeld informatie en best practices uit met andere lidstaten, zoals Oostenrijk? En worden deze dan meegenomen in de beleidsvoering?
In Nederland heerst angst dat boeren niet voldoende kunnen meebeslissen over deze grote transities. Ze maken zich zorgen of er wel goed is nagedacht over wat maatregelen betekenen voor de bedrijfsvoering van een boerenbedrijf. Daarom wil ik de minister vragen: hoever staat Nederland met de consultaties over het NSP? Hoe wordt in Nederland de dialoog tussen overheid en boeren versterkt? Hoe verhoudt de verkenning van het landbouwakkoord zich bijvoorbeeld tot de komende Nationale Strategische Plannen? Zou niet juist het landbouwakkoord, dat als doel heeft een langjarig voorspelbaar en coherent beleid uit te stippelen, de basis moeten zijn van het NSP, dat van 2023 tot 2027 uitgerold wordt? Wat is de tijdlijn van het opstellen van het landbouwakkoord? Op 8 december debatteren we over het NSP en op 1 januari gaat de eerste versie naar de Europese Commissie. Mijn vraag daarbij is: is er dan nog wel voldoende mogelijkheid om input vanuit het landbouwakkoord te verwerken in de nationale plannen?
Voorzitter. Dan ga ik terug naar de problemen. Een Europees landbouwbeleid, en daarmee ook de nationale plannen daarvoor, moet aan drie dingen voldoen. Ze moeten ecologisch zijn en economische rendabel, en ze moeten iedereen meenemen. Dat betekent dat de socio-economische aspecten dus ook in overweging moeten worden genomen. In veel debatten hebben wij daarom al eerder gezegd dat boeren niet slachtoffers van, maar deel van de transitie zijn. Ze moeten daarom gestimuleerd en gecompenseerd worden voor vergroening van hun verdienmodellen. Opvallend is dat dit probleem grensoverstijgend is. Het is niet zo dat mensen niet willen vergroenen, maar ze zijn bang voor de gevolgen van die vergroening op het inkomen van de boer en voor de onvoorspelbaarheid van de plannen. Dit hebben we steeds opnieuw zien gebeuren met de stikstofcrisis. Deze aanpak werkt dus niet.
Het gevolg daarvan moet echter niet zijn dat we onze ambities verlagen, waardoor we ons NSP over een jaar of twee opnieuw moeten openbreken om deze in lijn te brengen met de Green Deal en Fit for 55. In plaats daarvan moet het NSP meteen ambitieus genoeg worden en een langetermijnvisie zijn. Om toch te garanderen dat de klimaatplannen voldoende gereflecteerd worden in het NSP, heeft Volt een overzicht gevraagd van alle doelen op het gebied van klimaat die van invloed zijn op het landbouwbeleid. Dat overzicht hebben we vandaag binnengekregen. Ik wil de commissiestaf hier graag voor bedanken. Het is een mooi document geworden. Ik hoop dat iedereen in deze commissie dit document zal gebruiken om volgende week een goed debat te kunnen voeren over het NSP dat wordt voorgesteld. Ik wil nog wel meegeven dat het ons verbaasde dat zo'n overzicht niet direct gedeeld kon worden vanuit het ministerie. Het klopt dat een aantal van de doelstellingen nog niet honderd procent zeker is, maar juist om nieuwe crises zoals de stikstofcrisis te kunnen voorkomen, is het van belang dat iedereen, inclusief de Kamer, zo vroeg mogelijk zicht heeft op de zekere onzekerheden wat betreft de duurzame doelstellingen waar ook het landbouwbeleid mee te maken krijgt.
Voorzitter. In de meeste landen, en zo ook in Nederland, zijn er zorgen over de inkomsten van boeren en het gebrek aan consultatie. Aan dat laatste heb ik zojuist al aandacht besteed, dus nu wil ik focussen op het verdienmodel van de boer en het verminderen van de premie per hectare, ofwel de subsidies per vierkante meter landbouwgrond. Verandering is noodzakelijk, maar de vraag is: zijn we als burgers ook bereid om een eerlijke prijs te betalen voor duurzaam voedsel? Hoe zorgt de minister ervoor dat de transitie in de landbouw gepaard gaat met een eerlijk inkomensmodel voor de boer? Wordt dit meegenomen in het NSP? En zo ja, kan de minister een indicatie geven van de mogelijke opties die op tafel liggen? Hoe wordt daarbij op Europees niveau een gelijk speelveld gegarandeerd?
Voorzitter. Een andere zorg is dat elk gebied, elke regio, elke soort grond een andere aanpak behoeft. Eenheidsworst is geen optie. Daarom wil ik nogmaals aan de minister vragen: in hoeverre biedt het Nederlandse NSP de mogelijkheid voor een gebiedsgerichte aanpak? In welke mate wordt samengewerkt met decentrale overheden om deze aanpak met elkaar af te stemmen en op te stellen? In welke mate wordt ook Europeesbreed informatie uitgewisseld over gebieden die gelijkaardig zijn en dus met dezelfde problemen kampen?
Voorzitter. Vertrouwen, voorspelbaarheid en informatievoorziening zijn de sleutel tot succes. Boeren moeten vertrouwen hebben in de besteding van het geld. Het moet duidelijk worden wanneer welke maatregel een bepaald effect heeft, zeker voor nieuwe bedrijfsvoering, zoals CO2-reducerend boeren. Op die manier kunnen we boeren meenemen in de vraag waarom ze welke verandering doormaken en daar een duidelijke vergoeding tegenover zetten. Al deze dingen kunnen we de komende tijd vastleggen in het NSP. Daarvoor moeten me vooruit durven kijken en de ambities die we met elkaar in Europa afspreken, scherp hebben. We moeten mensen nu al durven meenemen. De Commissie geeft aan dat bij elk NSP een duidelijke strategie in het programma moet zitten om het aan te kunnen nemen. Het NSP moet maatregelen hebben die goed toegankelijk zijn voor elke boer. De doelen in het NSP moeten samengaan met Europese ambities voor klimaat en milieu buiten het GLB. We kunnen deze zaken niet los van elkaar zien. Daarom moeten we als LNV-commissie goed zicht blijven houden op die verschillende doelstellingen. Dit debat laat maar weer eens zien hoe goed het is om een Europese informatievoorziening te hebben voor ons in de Kamer om alle plannen goed op te kunnen volgen en te kunnen controleren.
Voorzitter. Ten slotte wil ik nog graag kort aandacht besteden aan de volgende stap. In december moeten de plannen ingediend worden, dus het opstellen van een NSP zou de meeste aandacht moeten krijgen. Tegelijkertijd is het ook belangrijk om al na te denken over wat daarna komt, namelijk de controle op de implementatie. In Brussel wordt daar namelijk al druk over onderhandeld, terwijl Nederland nog bezig is met het opstellen van de plannen. Een vraag aan de minister hierbij is: wanneer zal een koppeling tussen de doelstellingen, resultaatindicatoren, rapportages, controles en de daadwerkelijke prestatie verder worden uitgewerkt en wanneer wordt de Kamer hiervan op de hoogte gesteld?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Eppink van de fractie van JA21. Meneer Graus, wat mag ik voor u betekenen?
De heer Graus (PVV):
We zijn gaan terugkijken, want ik houd het heel goed bij. Ik ben zelf ook heel vaak voorzitter en ik weet precies hoe ik dat allemaal moet doen. Ik weet precies hoe het werkt, want ik doe dit al vijftien jaar. Meneer Mulder is een paar keer onderbroken, onder anderen door de voorzitter, en daarna is het gewoon als een nieuwe vraag geteld. Maar we hadden nog twee vragen over. Dit kan echt niet. Ik had bijvoorbeeld een vraag aan de heer Wassenberg, maar ik zit hier nu voor spek en bonen. Ik kan net zo goed naar huis gaan. Dan ga ik het lekker allemaal in de auto luisteren, want ik kan hier toch niks meer zeggen.
De voorzitter:
Het interessante is dat bijna iedereen door zijn interrupties heen is, dus als ik uw spraakgebruik mag overnemen, zit iedereen er nu voor spek en bonen bij. Maar wij hebben net gekeken via Debat Gemist. Daar kun je het namelijk zien. De interrupties worden daar aangegeven.
De heer Graus (PVV):
Maar, meneer de voorzitter, u heeft meneer Mulder twee keer onderbroken en daarna is de interruptie als een nieuwe geteld, terwijl hij onderbroken werd.
De voorzitter:
Ik heb gewoon een halve opstand hier! Ik dacht: we sjokken rustig naar het volgende coronadebat. Maar nu staat de hele rechtervleugel hier.
De heer Graus (PVV):
Meneer de voorzitter, ik zal sportief zijn. Omdat ik goed contact heb met mijn collega's, kan ik het ook nog wel bilateraal doen, maar het is niet helemaal netjes, want we hadden er twee bewaard.
De voorzitter:
We willen het netjes doen. Ik hoor de heer Mulder praten in de zaal; misschien wil hij even om zijn volume denken. We gaan er eerlijk naar kijken. Als u tekort bent gedaan, dan plussen we dat morgen bij. Is dat een mooie oplossing? Dan kunt u de minister extra vragen stellen. Ja, denk daar maar eens goed over na, meneer Mulder, want ik doe u een offer you can't refuse, zeg ik even in countrytaal.
De heer Graus (PVV):
Over de schadevergoeding zal ik nog even nadenken vanavond.
De voorzitter:
Het is mooi met je, vriend. Vijftien jaar lang zit ik met deze man … Nou ja, goed.
Meneer Eppink, het is echt aan u om dit debat even recht te trekken, want we zitten in een dipje. Het woord is aan u.
De heer Eppink (JA21):
Dank u wel, voorzitter. Na dit amusement komt mijn bijdrage. Geachte leden. Het verhaal van de Nederlandse agrarische sector is een successtory met veel veranderingen. Dat ging niet altijd vanzelf. Na de Tweede Wereldoorlog werd de Groningse PvdA-politicus Sicco Mansholt de architect van de Nederlandse agrarische sector. Zoals u ziet, heb ik mij goed gedocumenteerd. Dit boek — ik zal het niet voorlezen, want dan zitten we hier morgen nog — is heel interessant, ook voor de heer Thijssen van de PvdA, want dan kan hij wat leren van de partijgeschiedenis. Mansholt streefde namelijk naar het economisch rendabele gezinsbedrijf. Dat was toen 70% van alle boeren een bedrijf had dat kleiner was dan 5 hectare. Mechanisering veranderde het platteland, evenals de ruilverkaveling, die als grote tegenstander het latere Tweede Kamerlid Boer Koekoek voortbracht. De agrarische sector werd steeds grootschaliger en intensiever.
Mansholt werd daarna ook architect van het Europees landbouwbeleid, dat eigenlijk een soort planeconomie was, met melkplassen, boterbergen en wijnvijvers of -zeeën, hoe groot ze ook mochten zijn. Mansholt werd zowel geprezen als gehaat. In de jaren zeventig onderging hij echter een soort bekering, mede onder inspiratie van Petra Kelly, de latere oprichtster van de Duitse Groenen. "Sicco, are you becoming a hippie", kreeg hij in Brussel te horen. Maar met de flowerpower deed het idee van natuurbescherming ook zijn intrede. Zo ontstond het spanningsveld waar we vandaag in zitten.
Onze agrarische sector is tegenwoordig productief en duurzaam, met een geringe ecologische voetafdruk. Onze boeren zijn flexibel, inventief en innovatief. Helaas worden boeren tegenwoordig te vaak afgeschilderd als boeman, als vijand van de natuur. Maar sommige thema's worden ook doelbewust wat gedramatiseerd. Neem bijvoorbeeld stikstof. In Duitsland staat de heide er met een identieke stikstofdepositie als hier volgens de Europese Commissie goed voor.
Ik hoor in Europa weinig klachten over stikstof, maar uitgerekend in Nederland zou het dramatisch zijn. Ik zie juist positieve trends. Ik ben een toekomstoptimist. De hoeveelheid stikstof die door de landbouw wordt uitgestoten, is volgens de emissieregistratie van het RIVM sinds 1990 bijna gehalveerd. Stikstofuitstoot kent een dalende trend, aldus ook minister Schouten in een antwoord aan mij in het commissiedebat LNV van 30 september. Dat klopt; mevrouw Schouten knikt. Ik vraag de minister: waarom moet er tot 2030 circa 20 tot 30 miljard extra worden uitgegeven aan de aanpak van stikstof, als de minister zelf toegeeft dat de stikstofdepositie de afgelopen jaren is gedaald? Waarom al die paniek?
Voorzitter. Ik ben hoopvol. Er zijn diverse ontwikkelingen binnen de landbouwsector die bewijzen dat de sector verduurzaamt. De veestapel daalt jaar op jaar. Helaas is de Partij voor de Dieren intussen verdwenen, als ik het goed zie. De stikstofdepositie daalt. De uitstoot van broeikasgassen daalt. Het oppervlaktewater heeft een redelijke kwaliteit. De verslechtering komt vooral vanuit het buitenland. Ik zou wensen dat het kabinet deze trends zal waarderen in het komende Nationaal Strategisch Plan.
Voorzitter. Sta mij toe om creatief en constructief met u mee te denken in deze strategie. We komen ook met goede voorstellen. Het sleutelwoord is tijd. Bijna de helft van de boeren geeft te kennen te willen stoppen, bijvoorbeeld omdat er geen opvolger is voor het bedrijf. Gun die boeren de tijd en bied ze een eerlijke prijs voor hun land en geen dumpprijzen. Ik bepleit ook een verbod op gedwongen onteigening, want dat is zoals u weet een oorlogsverklaring die veel onrust veroorzaakt. Ik hoop dat de minister dat beseft. Ook boeren hebben recht op rechtszekerheid. Kijk ook naar de combinaties die mogelijk zijn, waarbij boeren in de rand van natuurgebieden zich voor een redelijke vergoeding tevens bezighouden met het natuurbeheer. Voorwaarde is wel dat die randen niet voortdurend worden uitgebreid.
Tot slot wil ik wijzen op de gevolgen voor het platteland op zich. Boeren vormen de ruggengraat van het economische en sociale leven op het platteland. Minder boeren betekent minder werk in de agrarische sector. Er dreigt verarming en verschraling in de plattelandsgemeenten. Grote landen met een groter platteland kennen dat probleem al. Frankrijk heeft daarom een beleid dat heet "L'aménagement du territoire". In Duitsland heet dat "regionale Daseinsvorsorge". Het platteland moet aantrekkelijk blijven, want de kloof tussen Randstad en regio wordt onoverbrugbaar. De overheid zou bepaalde publieke basisvoorzieningen moeten blijven garanderen, ook al zijn die economisch niet direct rendabel. Is de minister bereid deze gedachtegang op te nemen in het Nationaal Strategisch Plan?
JA21 doet graag enkele concrete voorstellen in die richting op basis van ervaringen in het buitenland. Het platteland blijft leefbaar dankzij voldoende boeren met, zoals Mansholt het zei, een economisch rendabel gezinsbeleid. Dit is de bijbel, dames en heren, want dat is de basis van de successtory. Dank u zeer.
De voorzitter:
Dank u zeer voor dit historische overzicht. Mevrouw Koekkoek heeft nog een vraag voor u. Die heeft het boek ook gelezen.
De heer Eppink (JA21):
Maar geen familie van, heb ik gezien. Haar naam bevat een extra k.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Nee, geen familie van. Het is inderdaad een k meer. Er is meer dan een belangrijk onderscheid tussen Boer Koekoek en mijzelf. Ja, als je "Koekoek" hoort, moet je toch bij de interruptiemicrofoon gaan staan.
Ik hoor in de bijdrage van de heer Eppink dat in de rest van Europa stikstof helemaal geen probleem zou zijn. Dat verbaast mij heel erg. Vlaanderen heeft een Programma Aanpak Stikstof, Duitsland is in 2018 al door het Hof van Justitie aangesproken op het feit dat er te veel nitraat in het grondwater zit. Dus de ons omringende landen in Europa hebben wel degelijk last van dezelfde zaken en moeten daar ook mee aan de slag.
De heer Eppink (JA21):
Ja, maar deze landen nemen het minder dramatisch op. Zij gaan een geleidelijk beleid ontwikkelen, maar komen niet met de grote rampscenario's die ik hier vandaag allemaal heb gehoord, vooral van de linkerzijde, waarbij verdoemenis en het einde der wereld worden voorspeld. Ik ben geen ondergangsprofeet, maar ik heb vandaag wel veel ondergangsprofetieën gehoord. In die landen is het gewoon een beleidskwestie die op technologische en politieke wijze wordt opgelost. Als je het Nederlandse stikstofbeleid zou toepassen in Duitsland, in Noordrijn-Westfalen, dan zou je bijna de hele Duitse industrie, automobiel- en staalindustrie, moeten afschaffen. Ik kan u zeggen: ook met een groene regering zal dat nooit gebeuren.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dat kan ik me heel goed voorstellen, maar juist in Duitsland wordt, net als in Nederland, in de berekening met een drempelwaarde gerekend. Die zou hier bij de Raad van State inderdaad geen toegang vinden. De profetieën die ik vandaag in de Kamer heb gehoord, zijn eerder de grenzen die zowel de wetenschap als de rechterlijke macht ons hebben aangegeven. Het gaat misschien niet zozeer om het doemdenken, maar het gaat er wel om dat we ons houden aan de kaders die geschapen zijn en dat Nederland daar wel iets mee moet.
De heer Eppink (JA21):
Ja, dat kunt u zeggen over Nederland, maar ik heb het regeerakkoord van Duitsland gelezen. Daarin zie ik over het stikstofprobleem geen grote, alarmistische paragrafen.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dat is het punt niet. Ik zeg niet dat er ergens alarmistische paragrafen moeten staan, maar op het moment dat er een probleem is waarbij zowel de wetenschap als de rechterlijke macht grenzen aangeven, dan hoort een democratische regering daaraan te voldoen. Het is heel simpel, lijkt me.
De heer Eppink (JA21):
Het lijkt me heel eenvoudig. De Nederlandse economie wordt bijna op slot gezet door het stikstofprobleem. Dat wordt steeds erger. Dat fenomeen zie ik in Duitsland niet, omdat men dat normaal benadert zonder alle grote verhalen die eromheen komen en die dus in de richting van drama's leiden.
De voorzitter:
Prima. Dank u wel. Gaat u nou mevrouw Koekkoek souffleren, meneer Boswijk?
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Voorzitter, er was iets over het aantal interrupties. Ik geloof dat een aantal collega's inderdaad … We moeten samenwerken met elkaar. Ik begrijp dat heel goed!
De heer Eppink (JA21):
Er komt nu een vraag via het CDA of zo?
De voorzitter:
Er wordt even iets ingestoken.
De heer Eppink (JA21):
Er wordt iets ingestoken bij Volt. Nou, prachtig.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dat krijg je als constructieve partij. Dan kun je samenwerken met elkaar. Het is gelukkig wel iets waar ikzelf ook al aan had gedacht.
De voorzitter:
Ja, ja, tuurlijk, tuurlijk!
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik wil doorvragen over de Duitse aanpak, want daar hadden we het even over. Er werd inderdaad terecht aangegeven dat er in België ook geprotesteerd wordt. Over de alarmfase en de urgentie die gevoeld wordt, kunnen we van mening verschillen. Dat wordt namelijk wel degelijk gevoeld in andere landen. Waarom wordt er in Duitsland wellicht anders mee omgegaan? Dan blijf ik terugkomen op die rechterlijke uitspraak. Dat zijn fundamentele grenzen waar we ons aan moeten houden in een democratie. Het gaat niet om het verschil tussen de Duitse en de Nederlandse aanpak, als wel om de grenzen van zowel de wetenschap als de rechterlijke macht. Ik probeer het nog één keer.
De heer Eppink (JA21):
Ja, maar het is een stikstofrichtlijn, waarbij de landen zelf de normen strakker of minder strak kunnen maken. In het buitenland wordt dat op een andere manier gedaan. In België is dat ook zo. Ik ken Vlaanderen zeer goed. Ik kan u zeggen dat de Vlaamse Boerenbond niet zal toestaan dat datgene gebeurt wat nu wel in Nederland gebeurt.
Dank u.
De voorzitter:
Heel goed. Dank u wel, meneer Eppink. Dan gaan we luisteren naar de heer Bisschop van de Staatkundig Gereformeerde Partij.
De heer Bisschop (SGP):
Ik wist niet dat collega Graus zo'n zakelijke inslag had.
De voorzitter:
Als hij geld ruikt, dan is hij er, hoor!
De heer Bisschop (SGP):
Ja, als je al vijftien jaar met elkaar optrekt, dan ken je elkaar zo langzamerhand, hè.
Voorzitter. Boeren, tuinders en vissers zitten ongevraagd in een bestuurlijke achtbaan. Hoewel, als je in een achtbaan zit, dan weet je tenminste nog welke kant het op gaat. De opkoopmiljarden vliegen over tafel. Gewasbeschermingsmiddelen verdwijnen. De hectarepremie daalt. Op landbouwgrond lijkt iedereen een claim te kunnen leggen. De SGP is ervan overtuigd dat voedselproducenten hun verantwoordelijkheid als rentmeester behoren te nemen. Gelukkig zien we op de verschillende werkbezoeken die we afleggen dat veel boeren, tuinders en vissers op een steeds duurzamere manier hun bedrijf uitoefenen en dat zij probleemloos meebewegen met de maatschappelijke wens en het inzicht in de noodzaak tot verduurzaming. Die verduurzaming moeten we vooruit helpen. Daarvoor is ook hervorming van het overheidsbeleid nodig. Ik zou zeggen: weet wat er speelt als overheid. Daag het vakmanschap van de sector uit, en waar de markt nog tekortschiet: zorg voor voldoende ondersteuning.
Voorzitter. Deze drie punten wil ik langslopen, eerst: weet wat er speelt. Regelmatig wordt geconstateerd dat de afstand tussen werkvloer en beleidsmakers groeit. Dat geldt ook het landbouwbeleid. Hoe is het bijvoorbeeld mogelijk dat het ontwerp actieprogramma Nitraatrichtlijn zo ver van de praktijk af stond? Het is nu inderdaad iets bijgesteld, maar er zitten nog een paar hobbels in die onvoldoende sporen met de praktijk. Waarom is niet éérst juist met de mensen uit de praktijk gesproken?
In het Natura 2000-beleid moeten we weten wat er lokaal speelt. De SGP blijft daarom kritisch over het strikt sturen op absoluut kritische depositiewaarden. Het planbureau zegt al: als we dat blijven doen, heeft dat grote gevolgen terwijl het zijn doel voorbijschiet of, beter gezegd, terwijl het zijn doel niet eens bereikt waarschijnlijk. Zorg dus voor een betere monitoring van natuurontwikkeling en kijk ook vooral naar de beheerkant daarvan. Mijn vraag aan de minister is hoe zij dit oppakt.
Stikstofmodellen zijn onlangs gecorrigeerd op basis van metingen in natuurgebieden. In het oosten, met meer veehouderij, moest er ammoniak af en in het westen, met meer industrie, erbij. Prima, maar wordt dan ook bekeken of we emissies en verspreiding wel goed in beeld hebben? Komen er meetpunten heel bewust én in landbouwgebieden én in industriegebieden?
Voorzitter. Het tweede punt: daag het boerenvakmanschap uit. De overheid loopt vast met het stapelen van middelenvoorschriften. Kijk naar het gewasbeschermingsbeleid. Gewasbeschermingsmiddelen worden een voor een verboden. Telers kijken bezorgd naar de toekomst: hoe moet dit verder gaan met onze teelten? Ze spuiten meer, want ja, zaadcoating mag niet, terwijl concurrenten in andere landen door de EU goedgekeurde vrijstellingen krijgen. De telers vrezen resistentieontwikkeling omdat de keuze steeds kleiner wordt. En dan moet er meer gespoten worden voor hetzelfde effect. Ja, een grotere milieubelasting dus. Ze willen precisielandbouw om emissies te beperken, maar het toelatingsbeleid frustreert dat.
Een aantal vragen op dit punt. Zet de minister in op hervorming van het toelatingsbeleid? Is ze bereid om meer vrijstellingen te verlenen? Wil ze zorgen voor meerjarige cofinanciering van praktijkproeven? En krijgt toelatingsautoriteit Ctgb meer capaciteit om alternatieve middelen sneller te beoordelen?
Ik kijk ook naar het stikstofdossier. We moeten het niet hebben van alleen emissiearme stalvloeren, maar zeker ook van emissiearm bedrijfsmanagement. Als je dát vakmanschap uitdaagt, dan boek je pas snel en echt resultaat. Dan zullen we wél werk moeten maken van doelvoorschriften, realtimemetingen en een aanpak à la de Brabantse zorgvuldigheidsscore. Het realtime meten van ammoniak maakt grote sprongen en verdient topprioriteit. Hoe gaat de minister meer experimenteerruimte geven en zo toewerken naar een brede toepassing?
Dan ten derde, de zorg voor voldoende financiële steun voor verduurzaming. De miljarden voor opkoop vliegen over tafel, maar het installeren van de Lely Sphere bijvoorbeeld levert een melkveebedrijf 70% emissiereductie op, aantoonbaar, terwijl het tien keer goedkoper is dan opkopen. Zo zijn er nog tientallen andere projecten en systemen te noemen. We komen ze als we op werkbezoek zijn allemaal wel tegen. Soms zijn het kleine dingen die echt relatief grote gevolgen hebben, soms een grotere investering die wat financiële ondersteuning vraagt om echt goed van de grond te kunnen komen.
Het is goed om bedrijven die willen stoppen, een handje te helpen. Maar zet eerst in, wat ons betreft, op perspectief voor blijvers. Ik heb een amendement ingediend om ten minste 50 miljoen euro te verschuiven richting de brongerichte verduurzaming. Wordt de investeringsregeling vanuit het Europese herstelfonds trouwens ook ingezet voor brongerichte verduurzaming van stalsystemen, is mijn vraag daarbij.
Ik heb ook een vraag over het geld voor de provinciale opkoopregeling. Waar blijft het schrappen van het beroepsverbod? Gaat de minister provincies bovendien enige flexibiliteit in de uitvoering geven? Boeren haken nu af, mede door de sterke hexagoonboekhouding.
Voorzitter. Het is goed dat er een omschakelfonds is gekomen. De signalen die ik uit het veld krijg, geven aan dat het vooral een zeer welkome ondersteuning is voor ondernemers die al aan het omschakelen zijn, maar starters zouden er te weinig aan hebben. Is de minister bereid om samen met provincies, brancheorganisaties en banken na te gaan hoe de inzet van het fonds versterkt kan worden?
Voorzitter. Ten slotte nog één woord over de visserij. De steeds prangender wordende vraag is: hoe geven we onze vissers toekomstperspectief? Wanneer komt er duidelijkheid over de saneringsregeling? Hoe wordt de visserij betrokken bij het aanwijzen van nieuwe gebieden voor wind op zee, zodat die niet in visrijke gebieden terechtkomt? En zet de minister ook in op herziening van de onwerkbare aanlandplicht?
Voorzitter. Samenvattend, we moeten onze voedselvoorziening wel verduurzamen, maar niet uitbesteden.
Dank u zeer.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bisschop. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Van der Plas van de fractie van BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Ik hoop niet dat dit van mijn tijd af gaat, maar ik wil de mensen die thuis aan het kijken zijn en aan de buis gekluisterd zitten voor het coronadebat vertellen dat ik hier nu de laatste spreker ben. Maar blijf vooral hangen, want er komt een mooi verhaal aan.
Voorzitter. Wat mooi om te zien dat voor de lunch iedereen een beetje narrig en knorrig werd, want er moest gegeten worden. Zo zie je maar hoe belangrijk voedsel is om goed te kunnen presteren. Iedereen rende dan ook naar het restaurant om zich te voeden met alle mooie producten die door onze boeren zijn gemaakt, en iedereen kwam daarna weer fris en fruitig in deze zaal terug. Zo zie je maar: zonder brandstof, in dit geval voedsel, kun je niet functioneren.
Voorzitter, boeren, telers, tuinders, vissers en burgers. Voordat ik ga beginnen, wil ik zeggen dat ik deze inbreng mede namens Groep Van Haga lever. Mensen, het is 1944. Een boerenzoon die deze tijd heeft meegemaakt, is twee weken geleden 88 jaar geworden. In de oorlog woonde hij met zijn ouders en met zes broers en zussen op een boerderij in een veenpolder tegen Amsterdam aan. Het boerengezin had een melkveebedrijf. Omdat de Duitsers de polder onder water hadden gezet, was zijn vader met de koeien naar Weesp verplaatst, de moeder alleen, met zeven kinderen en één koe achterlatend. De koe zorgde voor de o zo noodzakelijke melk en voor de essentiële eiwitten. Uitgehongerde mensen uit de stad kwamen naar het platteland op zoek naar eten, maar dat was er nauwelijks. De jongen van destijds werd op dezelfde boerderij boer en tot op de dag vandaag helpt hij nog regelmatig mee. 88 jaar is hij nu. Het is deze generatie die uit eigen ervaring weet hoe belangrijk het is om voor voedselzekerheid te zorgen. En dat heeft die generatie gedaan: ervoor gezorgd dat er nóóit meer honger was in Nederland.
Voorzitter. Terug naar het heden, 2021. We hebben een gecreëerd stikstofprobleem. Dit gecreëerde probleem wordt heel handig misbruikt door enkele partijen — zij zitten ook in deze zaal — die die vervelende veehouderij gewoon weg willen hebben. Door overregulering en verkeerde interpretatie van EU-regels hebben we die stikstofcrisis zelf gecreëerd. De natuur zou vernietigd worden, maar zelfs het PBL, het Planbureau voor de Leefomgeving, stelt dat het helemaal niet duidelijk is of de overschrijding van de kritische depositiewaardes, oftewel de stikstofneerslag op de natuur, leidt tot natuurschade en vooral tot welke natuurschade precies. Het PBL vraagt al jaren om een wetenschappelijke commissie die dit daadwerkelijk gaat vaststellen. Waarom is die er nog niet, vraag ik de minister. En waarom wordt er gestuurd op KDW's als deze niet gekoppeld zijn aan de daadwerkelijke staat van de natuur? De boer die ons voedsel maakt, de boer die ons landschap beheert; die boer wordt in dit land dagelijks bestempeld als milieuvervuiler, crimineel, gifspuiter en dierenbeul. Dit proces is al jaren aan de gang. Maar we hebben drie eerste levensbehoeften: zuurstof, water en voedsel. Zonder een van die drie ga je gewoon dood. Onze boeren zorgen voor dat voedsel: goed, veilig, betaalbaar, duurzaam en altijd beschikbaar. Dat zij, ook in deze Kamer, worden weggezet als vernietigers van bodemleven, waterkwaliteit, volksgezondheid, weidevogels en natuur is een grof schandaal. De boer moet weg en onteigening lijkt daarvoor het perfecte instrument. Onteigenen, zelfs gedwongen, en vergunningen afpakken: je verzint het niet. Het wordt hier gewoon hardop uitgesproken.
De agrarische sector heeft in de afgelopen decennia veel stikstof, ammoniak, fijnstof en CO2 gereduceerd. De varkenshouderij, die door sommige partijen zelfs als de grote boeman wordt neergezet, heeft zelfs 81% ammoniak gereduceerd. Er is geen andere sector die zo veel reductie haalde. Er is in die tijd 67% stikstof gereduceerd en 40% fijnstof. CO2-equivalenten, dus methaan, CO2 en lachgas bij elkaar, gingen van 33,1 megaton in 1990 naar 27 megaton in 2020, een reductie van bijna 20%. Hoe? Vooral door innovaties en door boerenslimheid. Niet door de hakken in het zand te zetten, maar door mee te bewegen en verantwoordelijkheid te nemen.
Voorzitter. Mijn vrees voor de toekomst als we zo doorgaan: boeren die het bijltje erbij neergooien; moe, lamgeslagen, onteigend, weggepest, van ellende geëmigreerd. Boeren die zich in toenemende mate van het leven beroven. Boeren die zijn weggeconcurreerd door de echte turbolandbouw in landen buiten Europa, zonder extra milieuregels, zonder akkerranden en zonder weidevogelbeheer. Maar met meer gewasbeschermingsmiddelen, met meer antibioticagebruik, met minder dierenwelzijn.
Mijn vrees: minder boeren, minder weidevogels en, waar er nog weidevogels zijn, steeds meer predatie. Het is nu al een belangrijke oorzaak van het verdwijnen van weidevogels. Meer verstedelijking. Meer tegeltuinen. Meer wegen. Meer megazonneparken.
Mijn vrees: groen ingeruild voor grijs. De burger moet steeds verder reizen om te kunnen genieten van het prachtige boerenlandschap.
Mijn vrees: mislukte oogsten door een tekort aan toegestane gewasbeschermingsmiddelen en geen alternatieven daarvoor. Lagere oogstopbrengsten in Nederland en Europa. Steeds vaker lege schappen. Torenhoge voedselprijzen. Mensen met een krappe beurs die geen toegang meer hebben tot vers en gezond voedsel. Voedsel dat steeds meer uit het buitenland moet komen, omdat de weggevallen productie in Nederland wordt opgevangen in andere landen, die volle bak produceren voor de groeiende wereldbevolking. Groente en fruit zullen meer resten van gewasbeschermingsmiddelen bevatten, ook van middelen die in Nederland al vele jaren verboden zijn. Maar ja, we hebben over het buitenland niks te zeggen.
Voorzitter. Een land dat niet investeert in zijn eigen voedselvoorziening is een land dat afstevent op verval. Het is een proces dat al jarenlang bezig is, zoals we ook al jarenlang de zorg hebben afgebouwd. We zien nu de gevolgen daarvan.
Niet alleen boeren, ook vissers maken ons eten. Ook deze al flink gedecimeerde sector wordt weggejaagd. Ik zie mensen kijken die zeggen: jij altijd met je "weggejaagd"! Ja, inderdaad: weggejaagd. Zo veel regels, zo veel framing, een steeds hogere kostprijs, lage opbrengsten en elke dag bestempeld worden als bron van alles wat er in de wereld misgaat. Als je al niet letterlijk wordt weggejaagd, voel je het wel als weggejaagd worden. Hoe ironisch is het: als andere bevolkingsgroepen zich ongewenst verklaard voelen door framing en onwaarheden, vliegen je hier de Kamervragen en de moties om de oren. Dan stellen we nationale coördinatoren aan en smijten we met miljoenen om de samenleving zo inclusief mogelijk te maken.
Voorzitter. De vissers worden visgronden afgepakt, bijvoorbeeld door die gruwelijke windmolenparken in de Noordzee of op het IJsselmeer. Wat dit voor ecologische gevolgen heeft of aan gezondheidsschade veroorzaakt, weten we nog helemaal niet. Verschillende onderzoekers waarschuwen ons voor de mogelijk desastreuze gevolgen op ecosysteemniveau. Veranderde windkracht en stromingen zullen uiteindelijk ook invloed hebben op de algengroei, en dat is dé basis voor al het andere leven in de zee. Hebben onze vissers straks nog een plek in onze wateren? Zijn er nog voldoende Noordzeevissen om ons mede van voedsel te voorzien? Waarom nemen we niet de tijd om te begrijpen welke ingrijpende gevolgen die gruwelijke megawieken gaan hebben? Waarom denderen we door?
Dat de boeren weg moeten, werd vorige week nog bevestigd toen de minister, zonder inspraak van de Kamer, het doel wijzigde van de regeling voor de gerichte opkoop van veehouderijen ter vermindering van de stikstofdepositie op overbelaste Natura 2000-gebieden. Elk weldenkend mens zou denken dat het doel van zo'n regeling is het verminderen van de stikstofdepositie. Het doel blijkt echter te zijn het definitief laten stoppen van de veehouderijen. Nee, voorzitter, die boeren waren niet gek op 1 oktober 2019. Ze reden niet zomaar met hun grote trekkers naar het Malieveld. Ze werden wel degelijk om oneigenlijke redenen bedreigd in hun voortbestaan. De stikstof van de boeren, hun groene stikstof, is verkocht aan het grootkapitaal en dat maakt er grijze stikstof van. Grijze stikstof die in tegenstelling tot groene stikstof geen kringloop kent.
Voorzitter. Waarom gaan we niet over op doelgericht beleid? En waarom maken we niet langer middelen tot doel? Natuurlijk wil ook BBB dat boeren en wie dan ook nóg schoner produceren. Wij zien in het volle bak inzetten op innovaties de meest heilzame weg. Ik zit ook weleens bij debatten van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Hoe anders wordt de industrie daar behandeld dan de landbouwbedrijven in de commissie LNV! Bij IenW wordt vol ingezet op innovatie, terwijl het mijn indruk is dat innovatie in de landbouw bijna een vies woord is geworden. Als de industrie emissies moet terugdringen, heeft niemand het over bronmaatregelen of het onteigenen van bedrijven, laat staan over het afpakken van vergunningen en het halveren van het aantal bedrijven. Nee, daar gaat het om technieken om de lucht te filteren, technieken om het water te filteren enzovoorts. Als een bedrijf doodleuk "vergeet" om tonnen ammoniakuitstoot op te geven, ach, dan gaat alles gewoon door. Een industrieel bedrijf mag dat gewoon zelf opgeven. Een landbouwbedrijf zit vast in forfaitaire normen en alles wordt door de overheid bepaald.
De innovatiekracht van de landbouwsector is enorm. We staan daar wereldwijd om bekend, en dat is niet zomaar. We hebben inmiddels talloze manieren om stikstof te reduceren — stikstofstrippers, stikstoffilters, droogtunnels, mestbacteriën, luchtwassers met warmtewisselaars, koeien- en varkenstoiletten — maar omdat wij hier volhouden aan een starre Rav-lijst ligt alles stil, terwijl de oplossing zo voor de hand ligt. Ga werken met meetbare doelen! Meet de ammoniakuitstoot in de stal en daarbuiten, en geef de boer de ruimte om zelf te bepalen hoe hij deze doelen gaat halen. Geen Rav-lijst, geen verplichte inzet van middelen.
De boeren hebben schoon genoeg van alle dure investeringen, die later bij de rechter ook nog eens onderuit gaan, terwijl de minister ze dwingend voorschreef. Door de bureaucratische en kostbare procedures om op de Rav-lijst te komen, hebben eigenlijk alleen grote partijen de kans om te innoveren. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat ook kleine innovaties een kans maken? Waarom is er zo'n groot verschil in de behandeling van bedrijven? Kan de minister aangeven hoeveel aanvragen er zijn geweest voor de Rav-lijst en hoeveel er daadwerkelijk op terechtkomen? Kent de minister de ingediende innovaties wel en weet zij ook waarom die innovaties worden afgekeurd?
Nog een paar innovaties om te verduurzamen. Het inzetten van het reukvermogen van bijen om plantenziektes vroeg te detecteren. De zelfrijdende, door zonne-energie aangedreven blauwebessenplukker. De gewasbeschermingsspuit met camera's, die alleen maar daar spuit waar ook daadwerkelijk onkruid staat. Precisiebemesting. Melkrobots. Voerrobots. Mestrobots. Waterstof produceren. Mest vergisten. Zo kan ik nog wel even doorgaan. De Nederlandse landbouw is gewoon een innovatieve sector! Hiervoor is steun in de vorm van subsidie hard nodig. Hoe draagt de minister daar nu aan bij? Verder belemmeren toelatingseisen de komst van bijvoorbeeld autonome veldrobots. We eisen namelijk — u hoort het goed — dat er continu toezicht is op een autonome veldrobot. Het principe van een autonome veldrobot conflicteert vanzelfsprekend met het principe van continu toezicht. Kan de minister de toelatingseisen voor dit soort innovaties meer laten aansluiten bij de praktijk?
Voorzitter. BBB wil graag dat emissies per bedrijf worden gemeten, daadwerkelijk gemeten, en niet alléén in de agrarische sector. We maken daarbij een onderscheid tussen groene en grijze stikstof. Dat doen we omdat grijze stikstof de volksgezondheid en het milieu bedreigt. Het vraagt dus om een andere aanpak. Emissies worden aangepakt via een combinatie van brongerichte en "end of pipe"-oplossingen. Ik vraag de minister dan ook om de deur niet dicht te gooien voor "end of pipe"-oplossingen. De achtergronddeposities moeten ook goed in beeld komen. Met andere woorden: de stikstof in de sloten, die in het najaar ontstaat doordat de bladeren in de sloten vallen, wordt dan bijvoorbeeld niet langer toegerekend aan de boer. De stikstofneerslag op natuurgebieden vanuit de andere sectoren en het buitenland worden ook meegenomen. Stikstofuitstoot en stikstofopslag worden met elkaar verrekend. Dát is dan de werkelijke uitstoot. De terreinbeherende organisaties, zoals Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer, moeten een veel efficiëntere manier van natuurbeheer vinden. Ze moeten ook verantwoorden wat ze precies hebben gedaan met de vele miljoenen die jaarlijks naar ze toe worden gegooid. Verantwoording afleggen en doelen halen. Het ministerie zou ook maatschappelijke diensten moeten inkopen bij de boeren. Geen systeem van subsidies, maar een systeem waarbij de boer weer de baas is op zijn eigen bedrijf. De boer maakt daarbij afspraken met de overheid, het is een kwestie van vraag en aanbod, en de ondernemer kan daardoor weer echt ondernemer zijn. Er moet daadwerkelijk betaald worden voor maatschappelijke diensten. Hoe staat de minister hiertegenover?
BBB wil ook dat de akkerbouw vol aan de slag kan met weerbaar telen. Door de inzet van veredeling komen er dan steeds meer gewassen die minder vatbaar zijn voor schimmels, weersomstandigheden en ongewenste beestjes. Het vergt nu een investering waar we later de vruchten van plukken. Door weerbaar telen zijn er steeds minder gewasbeschermingsmiddelen nodig, maar de minister levert de gevraagde cofinanciering niet. Wanneer komt de minister over de brug?
Voorzitter. Mijn laatste woorden in deze termijn zijn voor onze voedselmakers en bloemenmakers: de boeren, de telers, de tuinders en de vissers. Mensen, jullie denken vaak dat mensen in Nederland tegen jullie zijn. Jullie denken dat mensen vinden dat jullie vervuilers en dierenbeulen zijn, dat jullie trekkerterroristen zijn die deuren van overheidsgebouwen inrammen en die het Malieveld vernietigen wanneer jullie opkomen voor jullie bestaansrecht. Jullie denken dat mensen vinden dat jullie overal tegen zijn, alleen maar op winst belust zijn en alleen maar willen groeien. Het is ook niet gek dat jullie dat denken, als je hier in de Kamer hoort op welke manier over jullie gesproken wordt. De werkelijkheid is anders. Het grootste deel van Nederland koestert jullie. Het grootste deel heeft grote waardering voor het feit dat jullie ons voedsel en onze bloemen maken. We kopen ook steeds vaker rechtstreeks bij de boer of bij de viskraam.
Het grootste deel van Nederland beseft maar al te goed dat het boerenbestaan geen sprookje is, en dat het dag en nacht keihard werken is. Deze mensen weten heel goed dat jullie die 0,3% van de bevolking vormen die het eten maakt voor ons, de burgers, die andere 99,7%. Die mensen zijn hartstikke blij dat ze in de weekenden en de vakanties kunnen fietsen en wandelen tussen de prachtige weilanden in een schone lucht. Hoe ik dat weet? Dagelijks spreek ik met deze mensen en word ik gemaild door burgers, ook door mensen uit de stad. Deze mensen willen via mij aan jullie laten weten dat zij het ook niet snappen waarom een klein deeltje van de bevolking, ook hier vertegenwoordigd in de Tweede Kamer, zo veel kwaad spreekt over jullie, terwijl jullie zorgen voor een van onze drie eerste levensbehoeften: voedsel. Weet dat. Weet dat de grote meerderheid van de burgers jullie steunt.
Dank u wel.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ik heb vandaag helemaal niemand kwaad over boeren horen spreken, maar daar gaat mijn vraag niet over. Ik heb een beetje zitten tellen, zitten turven. Hoe vaak wordt nou de burger genoemd? Ik hoorde dat woord één keer. Ik vraag me af: wat heeft de burger aan uw verhaal? Wat heeft de burger eraan als u selectief citeert uit onderzoeken? Dat deed u vanochtend in een interruptie en u citeerde nu ook weer selectief uit het PBL-onderzoek. Wat heeft de burger eraan als u de stikstofproblematiek ontkent, waardoor de natuur nóg verder zal versloffen? Voor wie staat u nu eigenlijk?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik kan de heer De Groot vertellen dat ik het enige Kamerlid ben dat een betoog altijd begint met "beste burgers". Dat is punt één. De andere 149 Kamerleden zouden dat misschien ook kunnen doen.
Voor wie sta ik? Ik heb het hier over de voedselmakers. Die boeren produceren niet voor zichzelf, maar ze produceren voedsel voor 17 miljoen Nederlander en voor nog meer mensen, buiten Nederland. Ik heb het niet over stikstofontkenning. Dat is ook altijd weer zo'n valse tegenstelling die hier gemaakt wordt. Ik heb gezegd dat we een gecreëerd stikstofprobleem hebben. Ik heb het met name over de stikstofdepositie. De heer De Groot en ik hebben samen bij een briefing van het PBL gezeten, waarbij het PBL letterlijk heeft gezegd dat het overschrijden van de kritische depositiewaarden — dat betreft de stikstofneerslag op die Natura 2000-gebieden — helemaal niks zegt over de staat van de natuur, over hoe de natuur eraan toe is. Het PBL vraagt ook niet voor niks om een wetenschappelijke commissie. Die wil ik óók. En wat daar dan uitkomt, dat zien we dan wel. Maar er worden hier zo veel aannames gedaan. We hebben hier geen kwaad gesproken over de boer. Ik heb zojuist gewoon drie kwartier zitten luisteren naar een inbreng van de Partij voor de Dieren, waar het alleen maar ging over dierenkwelling en dierenmishandeling. Het zijn geen robots die de dieren in die stallen verzorgen. Dat zijn boeren, dat zijn veehouders.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dat is dus precies wat er gebeurt. Vanochtend werd selectief geciteerd uit een onderzoek. Ik antwoord en ik hoor u er niet meer over. Nu doet u het weer. "Een beperkte overschrijding van de kritische depositiewaarde zorgt niet direct voor verslechtering van de situatie". Daar stopt u met citeren. Maar dan gaat het PBL verder: "Het risico is dan beperkt en andere drukfactoren kunnen veel bepalender zijn". Dat is zeker zo. "Worden de kritische depositiewaarden daarentegen fors en langdurig overschreden, dan is het zeer waarschijnlijk dat de natuurkwaliteit door stikstof achteruitgaat". Dus u doet wel degelijk aan het ontkennen van de problematiek. U doet zelfs alsof u wetenschappers achter u heeft staan. Burgers hebben daar helemaal niks aan; helemaal niks. Want die natuur gaat gewoon verder achteruit. Iedereen wil met corona van die natuur genieten. Natuurlijk zorgen boeren voor ons eten, maar wat hebben die boeren eraan dat u dat hier vertelt? Het gaat er juist om dat we hier met elkaar het debat voeren over hoe je het dan gaat doen. En dan hoor ik u alleen maar in de ontkenningsfase zitten en nauwelijks oplossingen aandragen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nou ja, goed. Dat is volstrekte nonsens. Sorry dat ik dat zeg. Wat betreft het selectief citeren uit onderzoeken: geeft u mij uw spreektijd maar. Ik wil hier wel drie uur praten. Dan haal ik alles erbij. Dat vind ik prima. Ik had nog maar 23 minuten, dus dat je dan dingen eruit pikt is logisch. Het tweede punt is het andere dat de heer De Groot citeert. Daar staat dus ook gewoon letterlijk dat we het eigenlijk helemaal niet weten: "Zeer waarschijnlijk". Wat is nou "zeer waarschijnlijk"? Ja, we denken dat te weten, we hebben modellen. Hetzelfde PBL — over selectief citeren gesproken — heeft in dezelfde briefing gezegd dat als we helemaal emissieloos willen produceren, alles in stallen en hallen gebeuren moet, met luchtfilters erop. Dan hebben we geen emissies meer. Het PBL heeft zelf gezegd dat die kritische depositiewaarden, die wij hier stellen in Nederland en die we onszelf opleggen, veel te hoog zijn. Zoals de heer Mulder vanochtend al zei: als we alles weghalen uit Nederland, elke boot, elk mens, elk dier, elke woning, elke industrie, dan nog zal die stikstofneerslag op natuurgebieden te hoog zijn. Dat zegt hetzelfde PBL. Dus als we selectief gaan citeren: zo ken ik er ook nog wel een paar! Wat heeft de burger eraan? Die burger heeft er iets aan dat ik ook dat andere vertel, en zij niet alleen maar die doemscenario's horen van: de veestapel is veel te groot, we proppen al die dieren in stallen en heel Nederland wordt ziek; het milieu gaat eraan en de aarde wordt vernietigd, en we krijgen Maastricht aan zee. Ik heb partijleiders uit deze Kamer met borden zien lopen met daarop: "geen Maastricht aan zee". Er komt helemaal geen Maastricht aan zee! Wat is dat voor onzin? Dat verhaal probeer ik hier te vertellen. Dat hebben de burgers eraan. Voordat wij in de Kamer zaten, hoorden ze dat nooit.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Het wordt waarschijnlijk geen Maastricht aan zee, maar Amersfoort aan zee. Toch eventjes afrondend. Ik constateer toch echt dat de burgers die van de natuur willen genieten heel weinig aan uw verhaal hebben. Ook de boeren schieten er weinig mee op. Het effect dat u beoogt ...
De voorzitter:
Dat mevrouw Van der Plas beoogt.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
... is dat er helemaal niets gaat gebeuren, want er wordt twijfel gezaaid over of er wel een stikstofproblematiek is. "Gecreëerd", zegt u.
De voorzitter:
U bedoelt: zegt mevrouw Van der Plas.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Zegt mevrouw Van der Plas, voorzitter. Op die manier gaat er dus niks gebeuren. Dat is eigenlijk alleen maar in het belang van de partijen die verdienen aan de boeren. Want als we niks doen, dan verdwijnt de komende tien jaar weer de helft van de boeren. Ik geef u nog één kans om ons toch te vertellen hoe u ervoor gaat zorgen dat we in 2030 misschien wel méér boeren hebben.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
De heer De Groot moet dan even wat beter opletten. Ik heb volgens mij minutenlang allerlei voorstellen gedaan voor innovaties waardoor ze gewoon weer kunnen gaan produceren. Maar goed, de heer De Groot is van het selectieve luisteren volgens mij, want dat hoort hij dan weer niet. Het is steeds dat riedeltje, dat framepje. De heer De Groot is in zijn vorige leven directeur geweest van de Nederlandse Zuivel Organisatie. Toen heeft hij gezegd: "We moeten hartstikke veel melk gaan produceren voor de wereldmarkt, huppetee! Groeien!" Dat is wat de heer De Groot heeft gedaan. Ik ben blij dat ik hier in de Tweede Kamer zit en dat ik hier ook nog wat over kan zeggen. Wat heeft de burger daaraan? Ik heb hier net — ik ben zelfs over mijn tijd heen gegaan — zestien minuten staan praten over een hele rits aan innovaties.
De voorzitter:
De heer De Groot, en dan stoppen we ermee. Het woord is aan u.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Heeft hij er nog wel zo veel?
De voorzitter:
Ja, dit is zijn laatste interruptie.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dit is een persoonlijk feit, voorzitter. Dus deze telt niet eens, maar goed.
De voorzitter:
Jajaja.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
U stelt mijn integriteit ter discussie, alsof ik zou hebben geroepen dat die melkveehouderij wel even door kan gaan produceren. Ook daar citeert u weer selectief. Ik heb namelijk gezegd: "Er is 20% groei van de productie mogelijk en 10% milieuwinst. Dat kan alleen maar slagen door verdere verduurzaming van de melkveehouderij. Dat is een must. Anders verlies je je maatschappelijke en je economische positie." Dus ook daar weer loopt u maar wat te roepen. Boeren hebben heel weinig aan uw verhaal, ook aan die innovatie, want we hebben allang gezien dat je daar niets aan hebt. En ik ben er nog steeds niet achter wat u voor de burgers kunt betekenen.
De voorzitter:
Afrondend.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Gelukkig hebben we de screenshots nog, zou ik maar zeggen. De boeren hebben zo veel aan mij dat wij in de peilingen op acht zetels staan, op plus zeven. D66 staat op flink verlies.
De voorzitter:
Dank u wel. Een debat is niet compleet zonder het minuutje van de heer Van Haga. Dat is nu aangebroken. U heeft 60 seconden.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voorzitter. De meerderheid in dit huis heeft bepaald dat BVNL slechts de helft van de spreektijd krijgt van andere partijen en geen stemrecht in commissies. Daarom hebben we slechts 60 seconden om de begrotingen van SZW en LNV te behandelen, en dat is niet mogelijk. Dat is ondemocratisch en dat moet ook veranderen. Democratie is namelijk niet de dictatuur van een kleine meerderheid.
Voorzitter. BVNL steunt echter onze boeren. Onze boeren zijn de meest efficiënte en meest duurzame boeren van de hele wereld. BVNL zal zich met hand en tand verzetten tegen de onteigeningen van boerenland die door linkse partijen worden voorbereid. We hebben al heel vaak gestreden tegen onder andere de stikstofwaanzin, die gebaseerd is op foute RIVM-modellen en de kafkaëske werkelijkheid rond Natura 2000-gebieden. BVNL staat vierkant achter onze boeren, maar ik heb geen seconde meer, dus wij laten het debat verder over aan Caroline van der Plas van BBB, die ook namens ons het woord voert in dit debat. Er staan nog drie aangehouden moties. Die zal ik in stemming brengen. Voor het overige vind ik het een schande dat onze democratie zo diep gezonken is.
Ik heb nog drie seconden. Daarin wil ik onze griffier Rens bedanken voor zijn steun. Dank je wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik weet niet waar het over gaat, maar we nemen het compliment met veel dankbaarheid in ontvangst. Het is altijd goed als het personeel complimenten krijgt.
Dank aan de minister voor haar zitvlees van vandaag. We hopen dat er nog wat bloed in zit. We wensen haar veel sterkte met het beantwoorden van de vele vragen. Morgen gaan we vrolijk fluitend verder. Tot zover.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors even, en dan gaan we praten over corona. Vooralsnog dank aan de minister. Tot morgen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20212022-29-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.