22 Bankensector

Aan de orde is het VAO Bankensector (AO d.d. 07/02).

De voorzitter:

Aan de orde is het voortgezet algemeen overleg over de bankensector. Ik heet de minister van Financiën welkom, evenals de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune en de kijkers thuis. Er hebben zich zes sprekers aangemeld. Ik geef allereerst het woord aan de heer Van der Linde van de VVD.

De heer Van der Linde (VVD):

Voorzitter. Het waren bemoedigende en vertrouwenwekkende woorden van de banken in september 2016: wij bieden onze welgemeende excuses aan. Het waren excuses aan de mkb'ers die tien jaar geleden producten kochten die ze simpelweg niet begrepen. Het was een goed begin om het vertrouwen in de financiële sector van 20.000 ondernemers te herstellen. Anderhalf jaar verder zijn de bakker en de horecaondernemer nog steeds aan het wachten op de definitieve afwikkeling. Ze willen er gewoon een streep onder zetten. Maar wat nu? Staan we hier weer over zes maanden? Daar wil de VVD niet aan meedoen. Deze Kamer heeft al meermaals aangegeven dat het aan de bankensector zelf is om het vertrouwen in de sector te herstellen. Daarom de volgende motie, om de Kamer te laten uitspreken dat de verantwoordelijkheid teruggelegd wordt waar deze daadwerkelijk hoort, bij de banken zelf.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gerechtvaardigd vertrouwen in een gezonde, degelijke en dienstbare financiële sector van het grootste belang is;

constaterende dat het tempo waarmee de banken de omstreden rentederivaten voor mkb-ondernemers afwikkelen een belemmering is voor het herwinnen van dat vertrouwen;

in de verwachting dat per 1 juli 2018 het overgrote deel van de dossiers definitief zal zijn afgerond;

roept de betrokken banken op onderling een streefdatum voor volledige afhandeling te formuleren en te communiceren;

spreekt voorts uit dat het wenselijk zou zijn dat deze banken zichzelf, voor de dossiers waarvoor deze streefdatum niet wordt gehaald, een nader te bepalen boeterente opleggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Linde en Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 151 (32013).

Ik geef graag het woord aan de heer Nijboer van de PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. De ChristenUnie heeft nog zó haar best gedaan bij de formatie, maar het bloed kruipt blijkbaar waar het niet gaan kan. Afgelopen dinsdag kopte Het Financieele Dagblad dat de bonuswetgeving wordt versoepeld. Ik wil de minister helpen en werk uit handen nemen, samen met veel oppositiecollega's, en dat onzalige wetsvoorstel zo snel mogelijk van tafel halen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering voorstelt de bonuswetgeving te versoepelen;

overwegende dat de bonuscultuur in de financiële sector heel schadelijk is;

verzoekt de regering af te zien van het voornemen om de bonuswetgeving te versoepelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer, Snels, Leijten, Tony van Dijck en Azarkan.

Zij krijgt nr. 152 (32013).

De heer Nijboer (PvdA):

Ik heb ook een motie met de heer Ronnes. We zijn al een tijdje bezig om het land voor bitcoinellende te behoeden en deze motie past ook in die serie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat cryptovaluta vaak met een creditcard worden gekocht en Amerikaanse banken deze transacties niet meer toestaan;

verzoekt de regering met creditcardmaatschappijen in overleg te treden of een maatregel als in Amerika ook in Nederland mogelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer en Ronnes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 153 (32013).

De heer Nijboer (PvdA):

Tot slot een derde motie over een onderwerp waar ik al enige tijd mee bezig ben. Het blijft lastig, maar je zag bij de rentederivaten dat de Autoriteit Financiële Markten toch vrij weinig bevoegdheden heeft om op te treden als dat wel nodig is. En of een zzp'er of een consument een arbeidsongeschiktheidsverzekering of een pensioen afsluit, maakt eigenlijk niet uit, maar toch hebben zij geen bescherming. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zzp'ers en het kleine mkb minder goed worden beschermd dan consumenten;

verzoekt de regering de wet aan te passen, zodat de AFM ook toezicht houdt op verkochte producten aan zzp'ers en het kleine mkb,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Nijboer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 154 (32013).

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Ronnes van het CDA.

De heer Ronnes (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Tijdens het AO Bankensector is een aantal onderwerpen uitgebreid besproken. Wat het CDA betreft, resteren er nog twee moties. Ik zal de twee moties direct voorlezen, omdat de inhoud voor zich spreekt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat we signalen ontvangen van bezitters van een zogenaamd opt-inrentederivaat die nog geen voorschot hebben ontvangen;

overwegende dat zij tot de kwetsbare groep kunnen behoren;

overwegende dat hier door de banken ruimhartig mee zou worden omgegaan;

verzoekt de regering om uitdrukkelijk deze groep te benoemen in het overleg met de banken en de toezichthouder in relatie tot snelheid van het beschikbaar stellen van mogelijke voorschotten;

verzoekt de regering tevens om de AFM op te dragen deze groep specifiek zichtbaar te maken in de tussenrapportage (of indien mogelijk eerder),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ronnes en Paternotte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 155 (32013).

De heer Ronnes (CDA):

Dan kom ik bij mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er bij de afhandeling van de rentederivaten in het mkb verschillende malen vertraging is opgelopen;

overwegende dat verdere vertraging zeer onwenselijk is, zeker wanneer dit door verwijtbaar handelen door banken komt;

verzoekt de regering de voortgang van de afwikkeling van het herstelkader nauw te blijven volgen en in te grijpen wanneer er door verwijtbaar handelen door banken extra vertraging ontstaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ronnes en Paternotte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 156 (32013).

Dan geef ik heel graag het woord aan de heer Van Weyenberg van D66.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik vervang collega Paternotte, die het debat eerder heeft gedaan.

Wij hebben twee moties mee-ingediend met collega Ronnes over de rentederivaten. Ik heb een motie over de actualiteit. De minister kondigde in een brief dat hij een wetswijziging voorbereidt over de bonuswetgeving. Daar heeft mijn fractie geen behoefte aan en daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese regels omtrent het prudentieel toezicht momenteel worden herzien;

constaterende dat het Europese voorstel in lijn is met de bestaande Nederlandse toezichtspraktijk en bonuswet, waarbij handelen voor eigen risico onder een aparte categorie valt;

overwegende dat het kabinet in de brief van 16 februari reparatiewetgeving aankondigt, maar de Kamer daarvan niet overtuigd is;

overwegende dat de minister nog in overleg is met de AFM, DNB en de Europese Commissie;

van mening dat de beperking van de variabele bankenbonus onverkort van kracht moet blijven;

verzoekt de regering te streven naar zo spoedig mogelijke invoering van een Europees kader voor prudentieel toezicht, waar het kabinet getuige het BNC-fiche positief tegenover staat;

verzoekt de regering tevens tot er duidelijkheid is over de Europese onderhandelingen en de gesprekken met de AFM en DNB af te zien van onomkeerbare stappen inclusief andere prudentiële en beloningsregels voor handelaren voor eigen rekening,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg, Bruins en Ronnes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 157 (32013).

De motie roept wel een tweetal interrupties op, allereerst van mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Een goede motie. De minister zou toch erg door het ijs zakken als zijn eerste zelf geschreven en geïnitieerde wet was: ga maar weer lekker verder met die bonuscultuur, ook al was er bij handelshuizen een uitzondering? Het zou gênant zijn voor een nieuw kabinet. Maar dan toch de vraag. Dit stond eigenlijk niet op de agenda van de banken. Dit is een brief geweest van afgelopen vrijdag. Ik had daar gisteren een debataanvraag over, omdat de suggestie wordt gewekt dat het ministerie van Financiën is gezwicht voor chantage van die handelshuizen. Een ernstig feit, lijkt mij.

De voorzitter:

En uw vraag is?

Mevrouw Leijten (SP):

En D66 steunt dan geen debataanvraag. Waarom doet u dit hier dan wel, terwijl we eigenlijk geen fatsoenlijk debat met de minister kunnen voeren over wat er in de achterkamers is gebeurd met de dreigementen van die handelshuizen?

De voorzitter:

Dank u wel. Geen vraag over de motie, maar over een debataanvraag.

De heer Van Weyenberg (D66):

Er werden ook toen al moties aangekondigd. Dat had ik de heer Nijboer al horen doen. Ik was dat zelf toen ook al van plan, dus ik dacht: dan doen we het gewoon hier. Hoe sneller, hoe beter. Volgens mij zijn wij het er volstrekt over eens dat we die wetswijziging niet willen.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Leijten, tot slot.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vind het ook prima om korte metten te maken met dat briefje van vrijdag. Dat moet eigenlijk gewoon retour afzender: ministerie, hier zitten we niet op te wachten. Het is goed als volksvertegenwoordigers dat kunnen laten zien. Dat heb ik net ook gezegd. Maar dan wel die vervolgvraag. Waarvoor is het ministerie gezwicht? Voor welke dreigementen is het gezwicht? Is het chantabel voor financiële instellingen die zeggen: als wij niet mogen doen wat we willen dan vertrekken we uit het land? Dat zou toch eigenlijk onderwerp van debat moeten zijn?

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Leijten. Dan de heer Van Weyenberg.

De heer Van Weyenberg (D66):

Nog sterker: volgens mij is het dat nu, want u stelt de facto de vraag. Ik sluit me bij die vraag aan. De conclusie is dat ik hier nu gewoon zeg dat ik niet op wetswijziging zit te wachten.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Nijboer voor een interruptie. Over de motie, neem ik aan.

De heer Nijboer (PvdA):

Jazeker, voorzitter. Ik ben daar tevreden over en ik ben eigenlijk ook wel blij verrast dat de coalitie minus de VVD de minister terugroept. Mijn vraag is waar precies het verschil zit tussen de ingediende motie, die heel eenvoudig is, van de heer Snels, mevrouw Leijten, Tony van Dijck, de heer Azarkan en mijzelve die de regering verzoekt om af te zien van het voornemen om de bonuswetgeving te versoepelen en de motie die zojuist is ingediend. Het is vrij ongebruikelijk om eenzelfde motie in te dienen hier. Het is ook vrij gebruikelijk om collega's dat te gunnen. Maar goed, ik ben royaal. Ik ben blij dat u het doet. Maar waar zit precies het verschil?

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Van Weyenberg.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik vind dat de motie die wij met zijn drieën indienen — volgens mij komen we overigens tot dezelfde conclusie — ook nog bijvoorbeeld de context schetst van het feit dat we echt toe moeten naar een Europees kader. Dat vind ik belangrijk aanvullend, maar volgens mij, nogmaals, zijn wij het eens over de uitkomst. Ik incasseer het compliment over het dualisme graag.

De voorzitter:

De heer Nijboer, afrondend.

De heer Nijboer (PvdA):

Het was een hele lapt tekst, maar dat het Europees moet dat heb ik de ChristenUnie bijvoorbeeld nooit horen zeggen. Die zijn niet voor Europese bonuswetgeving en dat Nederland dan niets moet doen. Sterker nog, het is een groot formatiepunt geweest. Dus als dat het kenmerkende verschil is, vind ik het jammer dat de ChristenUnie hier niet is. Dan moeten we op een ander moment de discussie daarover aangaan.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Nijboer (PvdA):

Nou ja, ik moet toch een beetje blootleggen wat het is. Dit was aangekondigd. Dat zegt de heer Van Weyenberg ook.

De heer Van Weyenberg (D66):

Het begon als een compliment. Dat is nou jammer.

De heer Nijboer (PvdA):

Ja, dat is ook zo. Ik ben er ook wel positief over, maar ik wil u toch uitnodigen om samen een motie te maken die de minister daartoe oproept en niet toch een beetje vreemd achterlangs de boel te passeren. Maar inderdaad, mijn complimenten dat u de minister terugfluit.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Weyenberg, tot slot.

De heer Van Weyenberg (D66):

We hebben een VAO en daarin mogen we allemaal moties indienen. Volgens mij hebben wij een aantal overwegingen waar wij met zijn drieën aan hechten. Ik zie uit naar het oordeel van de minister. Dat de fractie van D66 samen met die van het CDA en de ChristenUnie uitkijkt naar Europese regels, stemt mij vreugdevol en ik denk de heer Nijboer ook.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Mulder van de PVV, die ook een aantal moties heeft.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Voorzitter. Ja, ik mag dit namens Tony van Dijck doen. Zoals u al zegt, heb ik vier moties en slechts twee minuten. Dus ...

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de AFM heeft geconcludeerd dat banken opnieuw vertraging hebben opgelopen bij het afhandelen van rentederivaten;

overwegende dat het rentederivatendossier na meer dan vijf jaar nog steeds niet is afgesloten en dat het onwenselijk is dat gedupeerden nog veel langer op hun compensatie moeten wachten;

verzoekt de regering 31 december 2018 als deadline vast te stellen voor het afwikkelen van rentederivaten door banken en aan eenieder die voor deze deadline geen voorstel heeft ontvangen van de bank de maximale coulancevergoeding van €100.000 toe te kennen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Edgar Mulder en Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 158 (32013).

Uw tweede motie.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Die kan nog sneller.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor starters op de woningmarkt bijna onmogelijk is om een woning te kopen;

overwegende dat starters verplicht zijn 100% van hun hypotheek annuïtair af te lossen, terwijl huishoudens die al een hypotheek hebben slechts 50% verplicht hoeven af te lossen;

verzoekt de regering dit verschil ongedaan te maken en het ook voor starters mogelijk te maken een aflossingsvrije hypotheek af te sluiten tot maximaal 50% van het geleende bedrag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Edgar Mulder en Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 159 (32013).

De heer Edgar Mulder (PVV):

Gaan we vrolijk verder, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel huiseigenaren een hoge boeterente krijgen opgelegd bij het oversluiten of vervroegd aflossen van een bestaande hypotheek;

overwegende dat veel huiseigenaren hierdoor onvoldoende kunnen profiteren van de huidige lage hypotheekrente;

voorts overwegende dat de boete in België gemaximeerd is tot drie maanden rente;

verzoekt de regering te onderzoeken of het mogelijk is om de boeterente die iemand betaalt bij het oversluiten of vervroegd aflossen van zijn hypotheek te beperken tot drie maanden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Edgar Mulder en Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 160 (32013).

De laatste motie.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Ja.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het wettelijk geregeld is dat de aanbieder van een hypothecair krediet geen vergoeding mag rekenen die hoger is dan het financiële nadeel dat de aanbieder ondervindt als gevolg van de vervroegde aflossing (artikel 81c BGfo: Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen);

voorts constaterende dat dit artikel niet van toepassing is op rentemiddeling;

van mening dat bij rentemiddeling rekening moet worden gehouden met het klantbelang;

verzoekt de regering de norm zoals geformuleerd in artikel 81c BGfo ook van toepassing te verklaren op rentemiddeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Edgar Mulder en Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 161 (32013).

Ik dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Leijten van de SP.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter, even een observatie. Komende uit een heel andere commissie van deze Kamer, die erom bekend stond altijd veel moties in te dienen: bij de commissie Financiën kunnen ze er ook wat van! Er was een duidelijke wens om weer een met een missionaire minister op de financiële sector, in dit geval de bankensector, stevig de teugels aan te halen. Wat dat betreft ben ik wel in verbazing gevallen als het gaat om het derivatendossier. Vieze producten die je niet nodig hebt, maar waardoor je wel ernstig in de financiële problemen komt, om het maar even in mijn eigen woorden samen te vatten. Ik heb daarover een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het hersteltraject rond de rentederivaten mkb nodeloos complex en duur is gebleken en de kosten van de compensatie en herstel extreem hoog zijn geworden;

voorts constaterende dat de afwikkelingstijd frustrerend lang is voor gedupeerden en de verstrekkers van derivaten;

verzoekt de regering het afwikkelingsproces grondig te evalueren en lessen te trekken voor eventuele toekomstige compensatie van zorgplichtschendingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Van der Linde. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 162 (32013).

Mevrouw Leijten (SP):

Dit is dus vooral om te voorkomen dat er in de toekomst weer zo'n moeras van bureaucratie ontstaat, terwijl iedereen eigenlijk een oplossing wil.

De volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat banken te nog altijd te groot zijn om failliet te mogen gaan;

van mening dat een eerlijk plan over de toekomst van de bancaire sector nodig is, in plaats van te wachten op een cultuurverandering;

verzoekt de regering een visie voor een maatschappelijke en veilige bankensector te ontwikkelen en deze voor de zomer aan de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 163 (32013).

Mevrouw Leijten (SP):

Dan een volgende motie. Daar zal de minister niet over verbaasd zijn. Ons geldstelsel kan wel wat vernieuwing gebruiken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er vraag is naar betalingsverkeer zonder kredietrisico via een zogenaamde full-reservebank;

constaterende dat praktische en organisatorische bezwaren zijn opgevoerd om geen bankvergunning af te geven aan de Depositobank;

van mening dat de mogelijkheid om zonder kredietrisico te sparen bij een bank een waardevolle toevoeging is en mogelijk moet kunnen zijn;

verzoekt de regering mogelijkheden te onderzoeken om betalingsverkeer zonder kredietrisico mogelijk te maken en daarover de Kamer te informeren voor 1 september 2018,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 164 (32013).

Dank u wel.

De minister heeft aangegeven dat hij ongeveer vijf minuten nodig heeft.

De vergadering wordt van 19.28 uur tot 19.34 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef heel graag het woord aan de minister om alle moties te voorzien van een oordeel.

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Het was inderdaad een motiemachine. Vandaar dat ik enige tijd moest nemen om te zorgen dat ik iedereen van een passend antwoord zou kunnen voorzien. Misschien is het goed om één ding nog even specifiek van wat context te voorzien. Dat gaat over de EBA, DNB en de prop traders. Het is belangrijk om goed te schetsen wat daarover in het verleden hier is gewisseld en wat er gebeurd is.

De EBA is vorig jaar een onderzoek gestart naar het beleid van DNB om handelaren voor eigen rekening grotendeels uit te zonderen van de Kapitaaleisenrichtlijn. DNB zag deze handelaren als plaatselijke onderneming, want zo is het in de wet gezet. DNB heeft vervolgens in november besloten om dit beleid te wijzigen. Ik kan zo ook nog wat zeggen over de AFM, maar dit is de voorgeschiedenis. Daarbij deed zich de vraag voor: wat doe je daarmee? Ik heb tegemoet willen komen aan de in 2014 breed geformuleerde wens van deze Kamer. Ik heb ook consistent willen zijn met het beleid van mijn voorganger, want het gaat in alle gevallen sowieso om een overgangssituatie. Ik heb dat op een zo net mogelijke manier willen repareren. Het gaat hier om een aanpassing van vier woorden; dat is misschien goed om te benadrukken.

Wat ook goed is om te benadrukken, is dat er geen cent, maar dan ook geen eurocent extra gaat naar welke bonus dan ook. Mijn indruk is dat de leden zich dat ook goed realiseren. Het beleid verandert dan ook niet. Het gaat om een uitzonderlijke situatie. Deze handelaren hebben nu een uitzondering op het bonusplafond. Daar hebben het vorige kabinet en de Kamer in vorige samenstelling, maar overigens voor een deel dezelfde woordvoerders, toe besloten. Het BNC-fiche dat inmiddels in de Kamer is gearriveerd, stelt interessant genoeg voor om aan te sluiten bij de Nederlandse praktijk.

Gegeven deze uitzonderlijke situatie heeft de AFM inmiddels aangekondigd niet te handhaven op het Nederlandse bonusplafond. Mijn logica is om de tijd waarin, als ik het zo mag formuleren, gedoogd wordt zo kort mogelijk te houden en het daarom netjes te regelen. Dat was ook de logica achter de aangekondigde wetswijziging. Dat geeft namelijk duidelijkheid. Tegelijkertijd heeft het overleg vorige week niet stilgestaan. Ook deze week is er weer uitvoerig contact geweest met DNB en AFM. Ik zal zo meteen nog wat zeggen over de motie van D66, maar daar zit vrij veel logica in, juist omdat er nog zo veel onzeker is in dit specifieke dossier. Voorzitter, dat ter inleiding en ter appreciatie van de casussen en van wat er gebeurd is.

Dan kom ik bij de moties. De motie op stuk nr. 151 is van de heer Van der Linde en mevrouw Leijten. Het oordeel daarover zou ik zonder al te veel toelichting graag aan de Kamer willen laten, ook al omdat er geen actie van mij verlangd wordt; het een oproep is van de twee fracties aan de sector. Ik sluit mij overigens zeer aan bij de logica die zij daarin aanhangen.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 152 van Nijboer, Snels en Leijten moet ik ontraden, want die is veel te stellig. Ik wijs er in dat verband nog eens op dat mevrouw Leijten in dat opzicht consistent is met haar voorganger, en de heer Snels ook, maar het beleid van de heer Dijsselbloem is geweest om deze groep om wat mij betreft valide redenen uit te zonderen; dat is overigens door een grote Kamermeerderheid aangenomen.

De voorzitter:

Dank u wel. U ontraadt de motie. Dat roept een interruptie op van de heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik was toevallig — nou niet toevallig — heel erg betrokken bij deze wetgeving en ik heb alleen maar aanscherpingen op kabinetsbeleid ingediend, overigens veel met de SP en GroenLinks. In de brief die de Kamer vrijdag heeft ontvangen van de minister wordt toch echt een versoepeling van de bonuswetgeving voorgesteld. Deze motie is glashelder. Ik heb geen hele lappen tekst nodig met Europese onderhandelingen en weet ik wat voor disclaimers; wat daarachter zit, gaan we zo vragen. Ik wil dat de versoepeling die de minister afgelopen vrijdag aankondigde niet doorgaat. Ik proefde daar net een brede Kamermeerderheid voor, al waren daar wel twee overlappende moties voor nodig.

De voorzitter:

Dank u wel. De minister.

Minister Hoekstra:

Ik ga zo meteen nog wat over de andere motie zeggen. Ook naar die motie heb ik goed geluisterd. Daarin staat toch een heel andere tekst, onder andere waar het Europa betreft, dan in de motie van de heer Nijboer. Ik wil in alle hoffelijkheid toch even precies zijn tegenover de heer Nijboer, die ik regelmatig een compliment maak voor zijn consistentie. Het gaat hier over beleid dat naar ik meen in het laatste kwartaal van 2014 dit huis heeft gepasseerd en in 2015 is ingevoerd. Niet alleen mijn ambtsvoorganger, maar ook een brede Kamermeerderheid heeft zich daarachter geschaard. Niet de SP, niet GroenLinks en ik meen ook niet de Partij voor de Dieren, maar alle andere fracties vonden het verstandig om deze uitzondering tot stand te brengen. Ik denk dat dit is gebeurd om goede redenen.

Vervolgens is er nog iets anders gebeurd. Tijdens dat debat is ook een amendement ingediend. Specifiek is toen nog de vraag langsgekomen of dit anders georganiseerd zou moeten worden. Dat amendement is ontraden en werd ook door de heer Nijboer niet gesteund. Als er nu een voorbeeld is van consistentie in beleid - nogmaals, er komt geen euro bij en er gaat geen euro af - dan is het precies dit beleid van het kabinet. Het enige wat gedaan is, is door het schappen van die vier regels ervoor te zorgen dat de situatie exact blijft zoals ze is.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef de heer Nijboer iets meer tijd om te reageren, omdat ook de minister wat uitgebreider is.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik heb indertijd een hele trits aan moties en amendementen ingediend om de bonuswetgeving verder aan te scherpen. Hoe je het ook wendt of keert, wij hebben nu een wet en de minister stelt in een Kamerbrief een wetswijziging, een versoepeling voor. De PvdA heeft in de afgelopen jaren tijdens wetsbehandelingen steeds moties met daarin aanscherpingen gesteund. De minister moet dan niet verbaasd staan te kijken als de PvdA zich verzet tegen versoepeling van de bonuswetgeving, zeker nu de cultuur in de financiële sector weer helemaal is teruggegaan naar het old boys network en alles weer naar het oude teruggebracht is, waarbij de markt het moet doen. Dat moeten wij niet hebben. Daar moet de minister niet aan willen meewerken.

De voorzitter:

Mijnheer Nijboer, kunt u een gerichte vraag stellen? Anders gaan wij discussiëren over de bonuscultuur. Ik neem aan dat u een gerichte vraag hebt aan de minister.

De heer Nijboer (PvdA):

Ja. Ik snap er niets van, maar daar kom ik zo meteen wel op terug als die andere motie wordt besproken. Ik vraag mij af waarom die wordt omarmd - dat proef ik althans een beetje - terwijl ook de heer Van Wijnberg stevige teksten had. Waarom wordt deze motie dan ontraden?

De voorzitter:

Dank u wel. De minister.

Minister Hoekstra:

Voorzitter, u gaat mij hopelijk toestaan dat ik een wat uitgebreider antwoord geef. Wij zijn het er inderdaad over eens dat het gaat om een wetswijziging. De heer Nijboer schetst echter een onjuiste voorstelling van zaken als hij zegt dat de PvdA dit altijd gesteund heeft. Het tegendeel is waar. De PvdA heeft voor deze wet gestemd en tegen het amendement gestemd, in de persoon van de heer Nijboer. Dat was in het laatste kwartaal van 2014. Toen heeft hij daartegen gestemd. In dat amendement - het was een amendement van de "ambtsvoorganger" van mevrouw Leijten - werd voorgesteld om deze uitzondering te schrappen. De PvdA was daartegen. Daar gaan wij dus wat mij betreft de verkeerde route op qua consistentie.

Daarnaast maak ik bezwaar tegen het woord "versoepeling". Nogmaals, er gaat geen euro meer en ook geen euro minder naar welke bonus dan ook door een eventuele wetswijziging.

De voorzitter:

Mag ik de minister vragen om zich in zijn reactie wat meer te richten op de ingediende moties? Anders wordt het een debat over de bonuswetgeving.

Minister Hoekstra:

Ik was nog nauwelijks begonnen, voorzitter.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Leijten ook iets wil zeggen. Hoewel zij niet de eerste indiener van de motie is, geef ik haar de gelegenheid om één vraag te stellen aan de minister.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik wil graag van de minister weten hoe hij aankijkt tegen de berichtgeving in de krant. In de krant wordt de suggestie gewekt dat hij en het ministerie chantabel zijn voor handelshuizen die zeggen: als de bonusregels niet versoepeld worden, als die uitzondering niet blijft gelden per 2020, dan vertrekken wij uit Nederland. Ik zou er erg ongelukkig mee zijn als ons ministerie van Financiën op deze manier naar de pijpen van de financiële sector danst.

Minister Hoekstra:

Ik moet mij inhouden om niet met een zekere scherpte te reageren, want het tegendeel is waar. Vanzelfsprekend hebben wij hierover contact gehad met DNB en de AFM. Ik heb daar met geen enkele pop trader over gesproken. Dat is ook niet nodig, want mijn logica was er juist op gericht om het beleid van mijn ambtsvoorganger, en daarmee ook het beleid van een ruime Kamermeerderheid, voort te zetten. Overigens geldt dit voor een relatief korte periode. Het is een reparatiewet, want wij zijn inmiddels verwittigd van Europese wetgeving die precies beoogt te doen wat Nederland eerder al in de wet heeft verankerd. Het BNC-fiche ligt al bij de Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Leijten, afrondend.

Mevrouw Leijten (SP):

De suggestie was aanzienlijk anders in een serieuze Nederlandse krant. Het is geen krant die met chocoladeletters werkt en misschien maar van één bron uitgaat. De minister neemt hier afstand van wat in de krant wordt bedoeld en gezegd, namelijk dat handelshuizen zeggen: onze druk — onze chantage, zoals ik dat noem — dat we anders zouden vertrekken uit Nederland, heeft geholpen.

Minister Hoekstra:

Het gaat mij om de woordkeuze van mevrouw Leijten en de combinatie met wat ik wel of niet gedaan zou hebben. Ik denk dat het evident is dat allerlei instellingen, en zeker dit type instellingen, kijken naar hun vestigingsplaats en die onder andere afwegen en wellicht heroverwegen afhankelijk van wetgeving. Ik sluit absoluut niet uit dat een significante aanpassing van de wet, bijvoorbeeld langs de lijnen van het amendement dat mevrouw Leijten heeft ingediend, grootschalige effecten zal hebben op waar deze prop traders zich vestigen. Dat lijkt mij zelfs aannemelijk. Als ik naar de schatkist kijk, dan lijkt het me onwenselijk, maar het is op geen enkele manier de inspiratie geweest. De inspiratie is geweest om te blijven bij de lijn die we hebben ingezet, de lijn van het vorige kabinet, dat bestond uit de VVD en de Partij van de Arbeid. Die lijn zetten we voort, niet naar boven en niet naar beneden. Nogmaals, in afwachting van Europese regelgeving. Daarom zouden we die vier woorden willen schrappen.

De voorzitter:

Dank u wel. U gaat verder met het oordeel over de moties. We zijn beland bij motie ...

Minister Hoekstra:

Ik was al bij de motie op stuk nr. 152, geloof ik.

De voorzitter:

Correctie, u gaat nu de motie op stuk 153 behandelen.

Minister Hoekstra:

Exact, dank u, want met alles wat ik erover gezegd heb, zal het u niet verbazen dat ik de motie ontraad.

De volgende motie is inderdaad de motie-Nijboer/Ronnes op stuk nr. 153. Volgens mij hebben we daar in het AO ook al over van gedachten gewisseld. Ik zou het oordeel aan de Kamer willen laten, want ik kan me goed voorstellen, zoals ik ook al in het AO heb gezegd, dat dit een situatie is waar we wel wat mee moeten doen.

Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 154 van de heer Nijboer. Die zou ik willen ontraden. De banken hebben een gedragscode kleinzakelijke financiering gelanceerd. Die moet leiden tot meer zekerheden en bescherming voor kleinzakelijke partijen. De werking wordt na drie jaar geëvalueerd en dat is ook verstandig.

Voorzitter. Dan de motie van de heren Ronnes en Paternotte op stuk nr. 155 over rentederivaten voor opt-inklanten. Ook daarover hebben we tijdens het AO van gedachten gewisseld. Volgens mij heb ik daarover in het AO gezegd dat ik me de zorgen die beide woordvoerders hebben geuit, goed kan voorstellen. Ik heb toen al toegezegd dat ik dit zal meenemen. Dat betekent dat ik het oordeel over deze motie graag aan de Kamer laat. Het stond al op mijn lijstje van dingen die ik met de banken wil bespreken. Dat is overigens best een lang lijstje.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten, heel kort, want dit is niet uw motie. Ik geef u de gelegenheid om één heel korte vraag te stellen aan de minister.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik snap best dat de minister het oordeel over een motie van zijn eigen partijgenoot aan de Kamer laat, maar ik heb wel zijn oordeel nodig over de extra belasting voor verslaglegging en de mogelijke bureaucratie die hiermee gepaard gaat. Ik heb het een tranentrekkend moeras van bureaucratie genoemd. Als het goed is, zitten we nu in de eindfase van het afwikkelen van deze problematiek. Ik zou het zonde vinden als er weer een soort nieuwe verslaglegging overheen komt.

Minister Hoekstra:

Dat ben ik dan weer wel heel graag met mevrouw Leijten eens. Volgens mij spitste het debat zich tijdens het AO op het volgende toe. Zou dit wellicht een groep kunnen zijn die vergeten wordt? En is het dan niet verstandig om deze groep specifiek richting de toezichthouder en de banken — die ik met grote regelmaat spreek — te benoemen en te verkennen of daar extra aandacht voor nodig is? Zo heb ik de motie in ieder geval geïnterpreteerd. Ik denk dat het verstandig is om daar aandacht voor te vragen. Mocht het zo zijn dat het type probleem zich voordoet waar mevrouw Leijten zich zorgen over maakt, dan ben ik zeer bereid om dat terug te koppelen naar de Kamer.

De voorzitter:

Meneer Ronnes, het is oordeel Kamer, maar u heeft toch nog een vraag over uw eigen motie?

De heer Ronnes (CDA):

Ik voelde me enigszins geprikkeld om toch even naar de interruptiemicrofoon te lopen. De interpretatie van de minister is juist, maar het gaat erom dat banken ooit die toezegging hebben gedaan. Vandaar dat we dit hier nog eens expliciet via motie aan de orde willen stellen. Dit is een onderdeel dat gewoon in de rapportage meegenomen moet worden. Ja, dat kan een uurtje extra kosten.

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog.

Minister Hoekstra:

Ik ben het ook eens met het punt van het verleden.

De heer Ronnes heeft nog een motie ingebracht, opnieuw samen met de heer Paternotte, op stuk nr. 156, waarin de regering wordt verzocht om de voortgang van de banken te blijven monitoren en, indien nodig, in te grijpen. Volgens mij was dat een van de kernpunten die we besproken hebben tijdens het AO. Dat ga ik zonder meer doen. Ik laat het oordeel over de motie graag aan de Kamer. Inmiddels hebben, mede door de hoorzitting die de Kamer heeft georganiseerd, maar wellicht ook geïnspireerd door het AO, sommige banken mij gemeld dat zij frequenter gaan communiceren dan wat de Kamer, de toezichthouder en ik al met elkaar hadden afgesproken.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 157 van de heren Van Weyenberg, Bruins en Ronnes. Ik denk dat ik, juist met de nuance die ik net heb geprobeerd aan te brengen in de gedachtewisseling met de heer Nijboer, daarover het oordeel wel aan de Kamer zou willen laten. Nogmaals, het gaat om het schrappen van een hele beperkte passage. Bovendien zijn wij in afwachting van Europese wetgeving. Het overleg met die partijen, AFM en DNB, is ook doorgegaan. Dus daarover zou ik het oordeel aan de Kamer willen laten.

De voorzitter:

Ik zie een interruptie van de heer Nijboer. U heeft net veel gelegenheid gehad om te spreken over het bonusbeleid, maar u mag nog een korte vraag stellen over de motie van onder anderen de heer Van Weyenberg.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik zag het wel aankomen; toch ben ik heel verbaasd. Want ik dacht dat mijn motie dezelfde strekking had als die van de heer Van Weyenberg: die wet moet er niet komen. Toch werd mijn motie stellig ontraden. Deze motie zegt óf iets heel anders óf zij zegt hetzelfde, maar hoe kan de minister dan tot zulke totaal andere oordelen komen? Dat verdient echt opheldering.

Minister Hoekstra:

Nu doet de heer Nijboer hetzelfde als wat hij dit hele debat probeert te doen. Hij kiest een perspectief dat hem goed uitkomt, maar dat wel strijdig is met de werkelijkheid. Iedereen die de tekst van die moties leest, zal zien dat deze tweede motie heel andere dingen vraagt en ook heel andere verwijzingen maakt. Zij gaat in op het prudentieel toezicht en op het BNC-fiche. Zij gaat in op precies het dilemma waar we met dit wetsvoorstel mee te maken hebben. We hebben het beleid van mijn voorganger, het beleid van de grote meerderheid van de Kamer dat we willen continueren. Ingewikkeld is dat vervolgens de EBA tegen DNB heeft gezegd: dit zouden jullie niet moeten doen. Maar er is Europese regelgeving in aantocht, waar de Kamer zich ongetwijfeld ook over zal uitspreken. Sterker nog, het BNC-fiche heeft de Nijboer al van mij ontvangen.

De voorzitter:

Ik ben bang dat we in herhaling vallen. Ik geef u de gelegenheid tot het stellen van een korte vraag, maar ik vraag u de discussie niet over te doen.

De heer Nijboer (PvdA):

De vraag is in de kern heel simpel: blijft het voorstel van de minister dat hij vrijdag naar de Kamer stuurde om die bonuswetgeving aan te passen, staan, of is dat voorstel met deze motie van tafel en stelt deze motie niks voor?

Minister Hoekstra:

Ik geef een oordeel over een motie van de Kamer. Volgens mij is het staatsrechtelijk heel eenvoudig. De Kamer zal een oordeel uitspreken over al deze moties, en de moties die worden aangehouden. De heer Nijboer kent het staatsrecht in dat soort gevallen net zo goed als ik: dan is het aan iedere bewindspersoon, en het kabinet in zijn algemeenheid, om zich die uitspraak terdege aan te trekken. Als de motie van de heer Nijboer aangenomen zou worden ondanks mijn oordeel, heb ik me daarop te beraden. Hetzelfde geldt wanneer een van de andere moties wordt aangenomen. Ingewikkelder is het niet, en ik denk ook niet dat ik hem iets nieuws vertel.

De voorzitter:

De minister gaat verder met de motie op stuk nr. 158.

Minister Hoekstra:

Dat is de motie van de heren Edgar Mulder en Tony van Dijck over de rentederivaten. Daarover hebben we al van gedachten gewisseld, zo zeg ik in de richting van de heer Mulder. Ik heb in het AO ook proberen te schetsen dat het niet mogelijk is, al zou ik het willen, om dergelijke boetes op te leggen, al is het maar omdat de banken zich hebben laten "verleiden" — dat woord heb ik ook in het AO gebruikt — om hierin actie te ondernemen. Er is geen wettelijk kader waarmee dit soort dingen kan worden afgedwongen. Ik moet die motie dus ontraden.

Ik ben dan bij de volgende motie, van dezelfde twee indieners, over de hypotheken en het mogelijk maken van 50% aflossingsvrij. Ik moet die motie ontraden. We hebben aflossingsvrij bewust afgeschaft. Wel is het zo dat DNB en de AFM momenteel kijken naar de risicogroepen waar het gaat over de aflossingsvrije hypotheken. Daarin kunnen de heer Mulder en ik elkaar wel een hand geven. Volgens mij hebben we dat ook in het AO gewisseld. Ik denk dat het van groot belang is dat we met zijn allen juist deze groep voorbereiden op de problemen die er wellicht nog gaan komen. Daarvan heb ik gezegd dat ik dit nadrukkelijk onderdeel ga maken van de gesprekken met de banken. Ik ben daar inmiddels mee begonnen. Voor de heer Mulder is het vermoedelijk belangrijk om dit nog een keer te horen.

Ik ben dan bij de motie op stuk nr. 160 over de eigen woning. Daarin wordt mij gevraagd om te kijken naar de boete in België en de maximalisatie tot drie maanden rente. Dat is nog best ingewikkeld. De boeterente mag niet meer zijn dan het financieel nadeel voor de bank. Het risico bij dergelijke beperkingen is dat geen langere looptijden meer worden aangeboden. Dat lijkt niet in het belang van de klanten. Ik neem dit mee in het onderzoek naar België, dat ik toch al heb toegezegd. Ik heb destijds al de complicaties van zo'n onderzoek geschetst en de plussen en minnen van een echt goede vergelijking. Ik sluit ook niet uit dat ik, nadat ik die internationale vergelijking gemaakt heb, daar kwalificaties bij moet plaatsen over hoe behulpzaam ze zal zijn. Ik ga het echter wel doen. Dat heb ik hem toegezegd. Met deze interpretatie zou ik het oordeel over deze motie aan de Kamer willen laten.

Dat brengt mij bij de motie op stuk nr. 161. De samenvatting daarbij is dat ik het oordeel daarover ook aan de Kamer zou willen laten. De reacties op de consultatie worden verwerkt. Daar zal ik uw Kamer ook over informeren.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 162 van mevrouw Leijten en de heer Van der Linde. Volgens mij is dit ook weer een heldere aanvulling op het AO dat we gehad hebben. Ook hier zou ik het oordeel over de motie aan de Kamer willen laten. Heel eerlijk gezegd heb ik volgens mij in de richting van mevrouw Leijten al toegezegd dat ik zelfs nog iets breders van plan was. Volgens mij heeft zij mij tijdens het AO geïnspireerd om niet alleen te kijken naar dit specifieke onderwerp, maar om nog breder te bekijken wat we nou van dit type dossiers kunnen leren. De woekerpolissen kwamen langs en ik meen dat er nog één of twee onderwerpen genoemd werden. Dus: ja, het is een verstandig idee. Ik heb toen gezegd dat het moment weleens wat later in de tijd zou kunnen liggen, nadat dit dossier is afgesloten. Maar laten we dit doen, want ik denk dat we er wat aan hebben.

Dan de motie op stuk nr. 163. Daar hebben we het ook tijdens het AO over gehad. De motie moet ik ontraden. Daar zou namelijk zeer veel voor moeten worden ingegrepen.

Ik ben dan bij de motie op stuk nr. 164. Het zal mevrouw Leijten niet verbazen dat ik die ook moet ontraden. De discussie over de depositobank raakt aan de brede discussie over het geldstelsel. Daar hebben we uitvoerig over van gedachten gewisseld. Ik begrijp heel goed haar teleurstelling, maar ik heb toen ook proberen te schetsen dat mij geen andere mogelijkheden resten. Dat is juist ook omdat de initiatiefnemers van de depositobank, zoals ik het in ieder geval begrepen heb, zelf geen vervolgstappen ondernemen. Ik kan wel nog zeggen dat de WRR momenteel onderzoek doet en dat deze het kabinet hier naar verwachting voor de zomer over zal informeren. De motie zou ik dus willen ontraden. Ik zou wel richting mevrouw Leijten willen zeggen dat ik het debat na het advies van de WRR best zou willen hernemen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat roept een interruptie op van mevrouw Leijten. Ik wil aan haar vragen over welke motie zij een interruptie heeft. Twee moties zijn namelijk heel snel behandeld: de moties op de stukken nrs. 163 en 164. Die zijn allebei van mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Nummer 164, voorzitter. Het gaat over geld dat geen schuld wordt aan een bank, waardoor je het mogelijk ook kunt verliezen. Je legt €100 neer en dat blijft €100. Je krijgt daarvoor ook geen waardevermeerdering, maar het blijft €100. De "vollereservebank", om het maar even in goed Nederlands te zeggen. Ik vraag in mijn verzoek aan de minister niet om een bankvergunning mogelijk te maken. Wat mij betreft waren de bezwaren wel erg praktisch en organisatorisch, terwijl het eigenlijk een fundamentele wens is. Daar hebben we al over gediscussieerd. Ik kan me voorstellen dat hij samen met De Nederlandsche Bank en wellicht ook met de initiatiefnemers, niet zozeer kijkt naar die bankvergunning, wat nu volgens mij een doodlopende weg is, maar wel kijkt hoe het op een andere manier zou kunnen, om tegemoet te komen aan mensen die zeggen: ik wil eigenlijk helemaal niet meedoen aan iets waarbij mijn geld verkeerd belegd wordt, waarbij ik het kwijt kan raken en waarbij er dingen mee worden gedaan in het betalingsverkeer in de wereld waar ik niet achter sta. Dat is eigenlijk het verzoek dat ik hier doe. Waarom wil de minister daar niet naar kijken?

Minister Hoekstra:

Omdat de eisen waar de depositobank aan vasthoudt, namelijk wel spaargeld aantrekken en wel toegang tot het Europese betaalsysteem TARGET2, maar niet deelnemen aan het dgs, juridisch onverenigbaar zijn. Ook mijn voorganger heeft dat al gezegd. Daarom kan ik onmogelijk akkoord gaan met deze motie. Ik ben graag bereid om ook met deze groep in contact te treden voor nader overleg of het ministerie daarvoor te enthousiasmeren. Wij maken in principe voor geen enkele marktpartij een uitzondering als het erom gaat om het gesprek aan te gaan. Dat zou ik mevrouw Leijten dus wel willen toezeggen. Maar het is wel heel veel om de regering te verzoeken zich in te zetten voor het tot stand komen van de depositobank.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten, afrondend.

Mevrouw Leijten (SP):

Maar dat staat er toch niet? Dat staat er toch niet? Er staat: "verzoekt de regering mogelijkheden te onderzoeken om betalingsverkeer zonder kredietrisico mogelijk te maken". Dat kan dus ook buiten een mogelijke depositobank om. Dat zou kunnen via een directe storting bij De Nederlandsche Bank of bij de ECB. Dat zijn allemaal mogelijkheden. Maar het gaat mij erom dat het door het niet afgeven van die bankvergunning aan de depositobank, net lijkt alsof deze discussie klaar en over is, en we dus allemaal gevangen zitten in een geldsysteem waarbij je eigenlijk alleen kunt sparen met kredietrisico. Dat vind ik een heel slecht signaal naar een hele groep mensen die hebben gezegd: wij willen daar een alternatief voor.

Minister Hoekstra:

Ik begrijp echt goed waar mevrouw Leijten vandaan komt op dit punt. Ik denk dat zij niet de enige is die graag had gezien dat zoiets verder was gekomen, in ieder geval als experiment. Maar ik wil me toch nog even concentreren op de tekst van de motie. Daar staat ook in dat er praktische en organisatorische bezwaren zijn opgevoerd om geen bankvergunning af te geven. Het ligt echt gecompliceerder. De motie spreekt ook uit dat de mogelijkheid een waardevolle toevoeging zou kunnen zijn, om vervolgens te zeggen dat we mogelijkheden moeten onderzoeken om betalingsverkeer zonder kredietrisico mogelijk te maken. Daar wringt ook een deel van de schoen. Als we elkaar erin zouden kunnen vinden dat wij met de initiatiefnemers, mochten zij daar zelf nog behoefte aan hebben, in gesprek treden, dan heel graag. Ik ben ertoe bereid — of anders is het ministerie dat wel — om met allerlei marktpartijen in gesprek te gaan, maar de motie met de tekst die hier nu op papier staat, kan ik niet anders dan ontraden.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten, tot slot.

Mevrouw Leijten (SP):

Als ik nou alle overwegingen weghaal en alleen het dictum overblijft, wat is dan het oordeel? Dat zou ik wel willen weten, want de bezwaren van de minister zitten in de overwegingen.

Minister Hoekstra:

Als ik mevrouw Leijten goed begrijp, zegt zij dan: "De Kamer, gehoord de beraadslaging, verzoekt de regering mogelijkheden te onderzoeken om betalingsverkeer zonder kredietrisico mogelijk te maken en daarover de Kamer te informeren voor 1 september 2018".

Mevrouw Leijten (SP):

Ja.

Minister Hoekstra:

Dat is vragen om iets onmogelijks, denk ik. Juist om betalingsverkeer zonder kredietrisico mogelijk te maken ... Ik blijf toch één ding herhalen dat ik volgens mij in het AO richting mevrouw Leijten heb gezegd. In het systeem met die depositobank, waarin mensen geld inleggen, maar het ook weer terugkrijgen, is het niet zo dat je vervolgens geen kosten maakt. Het is niet zo dat je zoiets als het depositogarantiestelsel niet nodig zou hebben, want er zijn mensen die die bank moeten bemensen en er zijn allerlei dingen die die bank moet doen. Dat gaat ten koste van het geld dat in kas zit. Dan kom je dus toch weer in de discussie terecht die maakt dat de conclusie van mijn voorganger zo juist is.

De voorzitter:

U blijft bij uw oordeel om de motie te ontraden?

Minister Hoekstra:

Met veel spijt. Ik wil er graag verder over in gesprek gaan met mevrouw Leijten. Ik hoop dat ze mijn toch enigszins enthousiaste houding ten aanzien van verder puzzelen kan voelen. Maar niet met deze tekst.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vind het jammer dat we toch niet dichter bij elkaar komen. De kosten van een bank en een betaalrekening worden nu natuurlijk ook bij de gebruiker gelegd; die betaalt dat gewoon per kwartaal. Volgens mij zijn het organisatorische vragen; er ligt geen principiële vraag onder. Maar ik doe het volgende, voorzitter. Ik houd deze motie aan totdat de WRR met zijn rapport is gekomen. Dan treffen we elkaar snel weer.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Leijten stel ik voor haar motie (32013, nr. 164) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik zie nog de heer Nijboer ...

Minister Hoekstra:

Voorzitter, dat lijkt mij overigens een uitstekend idee. Ik had het idee dat ik al een grote stap in de richting van mevrouw Leijten had gezet, maar we zijn nóg dichter bij elkaar gekomen.

De voorzitter:

Dank u wel, minister. Ik zie dat er nog een interruptie is van de heer Nijboer. Gaat die over de aangehouden motie op stuk nr. 164?

De heer Nijboer (PvdA):

Nee, het is een punt van orde, voorzitter.

De voorzitter:

Een punt van orde!

De heer Nijboer (PvdA):

U hebt mij ruim de gelegenheid gegeven om te interrumperen, maar ik zit nog met het volgende. De bonuswetgeving is voor de PvdA een aangelegen punt. Ik wil daarover goed stemmen. Ik dacht eerst dat de motie op stuk nr. 157 van de heer Van Weyenberg en collega's inhoudelijk hetzelfde behelsde als de motie die ik met collega's heb ingediend. Dat blijkt uit de beoordeling van de minister niet. Ondanks dat u ruim was, voorzitter, in het toestaan van interrupties, is het mij niet gelukt om te achterhalen wat nou precies het verschil is. Maar ik moet wel mijn fractie adviseren om straks voor of tegen die motie van Van Weyenberg te stemmen.

De voorzitter:

Wat is uw punt van orde?

De heer Nijboer (PvdA):

Mijn punt van orde is dat ik de minister vraag om voor de stemmingen per brief duidelijk te maken hoe beide moties zich verhouden tot de brief die afgelopen vrijdag samen met het wetsvoorstel naar de Kamer is gestuurd, hoe dat zich verhoudt tot de Europese discussie, wat precies de impact van beide moties is en waarom de ene ontraden is en de andere "oordeel Kamer" krijgt. Anders kunnen wij niet stemmen, voorzitter. Ik wil goed stemmen, maar het is een behoorlijk onduidelijke boel geworden. Ik hoop niet dat ik straks voor of tegen een motie stem die niks behelst, want daar ben ik tegen. Maar als die wel wat behelst, dan ben ik voor. Maar dan wil ik dat ook weten.

De voorzitter:

Dank u wel. Het is niet helemaal een punt van orde, dus ik kijk even naar de minister of hij bereid is ...

Minister Hoekstra:

Ik hoop ook dat de heer Nijboer goed gaat stemmen. Daarover geen misverstand.

De voorzitter:

Ik vraag de minister of hij de ...

Minister Hoekstra:

Daarom heb ik hem ook mijn oordeel gegeven. Het zou natuurlijk geweldig zijn als hij dat in beide gevallen tot het zijne zou maken. Maar ik ...

De voorzitter:

Minister, minister, mag ik er even tussen komen? De vraag is of u bereid bent om nog een brief te sturen voor de stemmingen. Dat is de concrete vraag. Dat is geen punt van orde. Dus uw reactie kan ja of nee zijn. Bent u daartoe bereid?

Minister Hoekstra:

Ik heb niet de indruk dat ik na alle pogingen die ik heb gedaan om echt expliciet te zijn — ik heb daarvoor ruimte genomen in mijn antwoord — over mijn overwegingen, over de discussie die in het verleden heeft plaatsgevonden en over de evidente verschillen tussen beide moties, zowel in de considerans als in het dictum, nog iets kan veranderen. Ik zie niet helemaal hoe ik met een brief nog verandering zou kunnen brengen, hoe graag ik de heer Nijboer ook nog verder wil inspireren om mijn oordeel te volgen.

De voorzitter:

Dus de minister is niet bereid om een brief te sturen.

Minister Hoekstra:

Ik zie niet wat die toevoegt, voorzitter.

De heer Nijboer (PvdA):

Wij verzoeken dat natuurlijk netjes als Kamer. Maar we hebben er gewoon recht op. Ik kan morgen Kamervragen stellen en het eisen. Het is gewoon een grondwettelijk recht. Ik weet oprecht niet — ik weet het oprecht niet — wat het betekent als ik voor de motie-Van Weyenberg c.s. stem. Of dat nou betekent dat die wet er niet komt of dat die er wel komt, ik weet het gewoon oprecht niet, want dat is in nevelen gehuld. Wij moeten het echt weten.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Nijboer is helder in zijn betoog. Het vragen van een brief is op zich niet een heel raar verzoek.

Minister Hoekstra:

Integendeel, voorzitter. Maar ik ...

De voorzitter:

Dus ik vraag de minister of hij bereid is om een brief te sturen, of niet.

Minister Hoekstra:

Ik heb volgens mij proberen uit te leggen dat ik denk dat het niet zo veel toegevoegde waarde heeft, omdat er niet veel anders in zal staan dan mijn antwoord van nu. Maar als de heer Nijboer, met mij, denkt dat het toch voor opheldering zorgt dan wel dat het de kans vergroot om bij beide moties mijn advies te volgen, dan ga ik dat natuurlijk graag doen.

De voorzitter:

Kijk, dat is mooi! Er komt in ieder geval een brief.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Hiermee zijn we aan het einde gekomen van dit voortgezette algemeen overleg. We hebben veel moties behandeld. Ik dank de minister voor zijn oordelen. Ik dank de Kamerleden. We hebben zo een ander debat, met twee al aanwezige bewindspersonen. Ik schors de vergadering toch nog even vijf minuten.

De vergadering wordt van 20.07 uur tot 20.14 uur geschorst.

Naar boven