Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 35, item 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 35, item 6 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2018 ( 34775-XVI ).
De voorzitter:
Heren in vak-K, ik gebruik niet graag de hamer, maar in dit geval ... Hebben jullie een leuk filmpje gekeken? Ja? Oké, dan gaan wij het straks ook bekijken. We gaan verder met de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. We waren toegekomen aan de antwoorden van de staatssecretaris. Het woord is aan hem.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Het is een bijzonder voorrecht om hier te staan en met uw Kamer te spreken over de begroting van VWS voor 2018. Ik begin met een korte inleiding en daarna kom ik op een paar blokken. In de eerste plaats "geestelijke gezondheidszorg", daarna "preventie en het preventieakkoord", daarna "het voorkomen van onbedoelde zwangerschappen", daarna "het voorkomen van depressie en suïcide", daarna "de maatschappelijke diensttijd". Ik wil ook nog een paar woorden wijden aan Caribisch Nederland. De vragen van uw Kamer zijn allemaal schriftelijk beantwoord; daar is al het een en ander over gezegd. Ik ga in mijn bijdrage nog wel kort in op een aantal vragen die gesteld zijn.
Voorzitter. Ik ben opgegroeid in een pastorie. Mijn vader was dominee, een vrolijk gereformeerde dominee. Dat is voor sommige mensen in deze zaal misschien een contradictio in terminis, maar ze bestaan. Ik woonde in zo'n gezin. Mijn moeder en mijn vader hebben mij en mijn broers en zussen met de paplepel ingegoten dat het goed is om klaar te staan voor andere mensen. In de ruim twaalf jaar dat wij in Schiedam hebben gewoond, was het vanzelfsprekend dat Aad, een verstandelijk gehandicapte man die bij ons in de kerk zat, na de ochtendkerkdienst met ons gezin meeging naar huis, koffie dronk, soep nuttigde en weer naar huis ging. Week in, week uit, jaar in, jaar uit. Ook voor anderen stond de deur altijd open, 's ochtends vroeg en 's avonds laat. Wij leerden dat mensen gelijkwaardig zijn aan elkaar. Het voor anderen klaarstaan, ging mijn vader misschien weleens iets te ver. Het gebeurde dat hij in het gebed voor de maaltijd — dat heb je in een pastorie — weleens verzuchtte: Vader, wilt u vanavond met ons zijn als we wij wéér visite krijgen? Daar zaten wij als pubers naar te luisteren en dan schiet je heel hard in de lach. Maar later realiseer je je dat je opgroeit in een gezin waar het oprecht klaarstaan voor anderen een belangrijke stempel drukte op het leven. Het verhaal vertelt ook dat het echt lang niet altijd makkelijk is om de deur altijd spontaan open te hebben staan.
Klaarstaan voor anderen is de basis voor een inclusieve samenleving, een samenleving waarin iedereen mag en kan meedoen. Anno 2017 staat het streven naar een inclusieve samenleving hoog op de politieke agenda. Als wethouder van de gemeente Apeldoorn heb ik me jarenlang ingezet om er te zijn voor alle mensen: man en vrouw, blank en zwart, hetero en homo, christen en moslim, mensen met beperkingen en mensen die denken dat ze geen beperking hebben. Ik ben daarbij steeds meer gaan inzien dat we mensen mogen en zelfs moeten aanspreken op hun talenten, niet op hun beperkingen.
Ik vind het een voorrecht dat ik dat nu mag doen als staatssecretaris. Toen ik daaraan begon in oktober dacht ik wel: de afstand tot de mensen om wie het gaat, wordt wel erg groot. Gelukkig valt dat mee. Zo ontmoette ik in oktober in Utrecht Martijn. Martijn heeft schizofrenie. Hij sprak een zaal vol mensen onbevangen toe. Hij vertelde daarna aan mij dat het ruim tien jaar geleden volstrekt ondenkbaar was dat iemand met een psychische ziekte op zo'n manier het podium zou pakken. Maar het gebeurt, en hij is zelf het sprekende voorbeeld. Ik ga mij de komende jaren volledig inzetten voor mensen als Martijn, voor iedereen met een psychische stoornis. Dat is best een ambitie. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, want het zijn nogal wat mensen. Volgens het RIVM hebben 1,9 miljoen mensen in Nederland een psychische stoornis. Daar zijn ook mensen bij die aanvankelijk alleen psychische klachten hadden, zoals een depressie na het verlies van een dierbare of een burn-out. Dat kan ons allemaal overkomen. Je hebt het, je krijgt het of je krijgt ermee te maken in je naaste omgeving. Vaak kom je er met hulp van familie en vrienden doorheen, maar het lukt niet altijd. Dan groeien de klachten en dan wordt het een allesoverheersend probleem. Dan is het wel fijn dat we in Nederland goede professionele hulp hebben: zo licht als mogelijk, zo intensief als noodzakelijk en zo veel mogelijk thuis in de eigen vertrouwde omgeving. Maar of je nu structureel psychische klachten hebt of tijdelijke klachten, je voelt je vaak niet betrokken bij of begrepen door de samenleving, je vrienden, je familie of je collega's. In deze snelle tijd spiegelen Facebook en Instagram mensen een wereld voor waarin ze zich niet meer herkennen. Alles om je heen gaat door, maar jij voelt je een buitenstaander. De hulpverlening aan mensen met een psychisch probleem moet er daarom op gericht zijn dat iemand zo snel mogelijk kan meedoen of kan blijven meedoen en zich weer onderdeel voelt van de samenleving en het gevoel heeft ertoe te doen. Daarvoor is een integrale en samenhangende aanpak noodzakelijk.
Hulpverlening moet zich niet alleen richten op de behandeling van mensen met psychische klachten maar ook op het vinden van werk en woonruimte en op het aanpakken van schulden, kortom, op het op orde brengen van je hele leven. Dat beperkt zich dus ook niet tot de wereld van VWS. Ik ga daarover in gesprek met mijn collega van Sociale Zaken en met mijn collega van Binnenlandse Zaken, met die van Sociale Zaken als het gaat om schuldhulpverlening en werk en met die van Binnenlandse Zaken als het gaat om wonen. Dit zeg ik ook in reactie op vragen van onder anderen mevrouw Ellemeet. Zij vroeg hoe je mensen met zo'n laag inkomen betrekt bij psychische hulpverlening en hoe je ervoor zorgt dat drempels daar verdwijnen. We weten allemaal dat als je schulden hebt, dit een enorme drempel kan zijn om überhaupt te gaan zoeken naar hulpverlening.
Maar meedoen vraagt ook wat van de samenleving, van ons allemaal. We moeten anders kijken naar mensen met een psychische stoornis of met psychische klachten. Mensen met psychische problemen worden nog steeds gestigmatiseerd. Dat maakt het lastig om over problemen te praten, laat staan om hulp te zoeken. Het moet gewoon worden om te praten over psychische klachten of psychische problemen zonder vooroordelen. Thuis met vrienden of op het werk. Laten we dat vaker doen. Laten we vaker naar elkaar gaan luisteren. Laten we wat minder vaak stoer doen. Laten we wat meer naar elkaar omzien.
In januari begint de opvolger van de campagne Omgaan met depressie. Ik wil komend jaar ook een brede campagne beginnen met als doel dat stigma bij mensen met psychische klachten weg te halen. Het lijkt trouwens wel alsof dat stigma ook aan de hulpverleners en de zorgverleners kleeft. We hebben het steeds over de cliënten maar ook de sector zelf lijdt daar volgens mij onder. Ze bereiken ontzettend veel en ik heb heel veel respect voor alle hulpverleners in die hele moeilijke sector, maar als je op de krant afgaat: die staat er vol mee maar vaak alleen maar met ellende, met wat er fout gaat. Dan is het goed als we ons realiseren dat die heftige verhalen vaak over een kleine groep mensen gaan en dat er ook heel veel goed gaat.
Als ik mij niet vergis, hebben dus niet alleen cliënten in de ggz te maken met het stigma maar ook in toenemende mate hulpverleners. Dat beeld moeten we kantelen, want we hebben de professionals in de ggz heel hard nodig. Ze verdienen een positief imago. Het is heel belangrijk dat die mensen ook in de toekomst hun werk met plezier kunnen doen, ook om die sector, die markt waarin die mensen werken, aantrekkelijk te houden. Het moet mooi zijn als je de ambitie hebt om daar te gaan werken.
Natuurlijk is er veel te doen in de ggz. Daar is iedereen van overtuigd. Ik heb daarom voor het komend jaar een aantal concrete doelen. In het algemeen overleg van 29 november hebben we daarover al vrij uitvoerig met elkaar gesproken. In dit debat wil ik er nog aan vijf kort aandacht geven. In de eerste plaats de wachttijden. Om mensen met psychische klachten zo snel mogelijk de beste behandeling te geven is het noodzakelijk dat we die wachttijden aanpakken. De wachttijden moeten weer binnen de treeknormen vallen. Ik zeg als relatieve buitenstaander, die normen zijn best wel ruim. Het moet toch kunnen dat we binnen die normen mensen de hulpverlening geven waar ze recht op hebben. Over de aanpak van die wachttijden zijn afspraken gemaakt door onze voorganger, de minister, op 13 juni. Ik ga de voortgang nauwlettend volgen en ik zal de Kamer er ook adequaat over informeren.
Punt twee bij de ggz: er moet volgend jaar overal in Nederland een goed werkende aanpak zijn voor mensen met verward gedrag. Zoals mevrouw Van den Berg aangaf, is samenwerken in de keten hierbij erg belangrijk. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Daarom staat dit ook op de agenda van de gesprekken die wij hierover hebben met gemeenten. Overigens is de aanpak van mensen met verward gedrag breder dan de ggz, zoals wij allemaal weten, maar ik noem die hier wel eventjes onder de kop ggz.
Punt drie: ook ik wil volgend jaar een hoofdlijnenakkoord sluiten en dan op het domein van de ggz. Het doel van het akkoord is niet alleen om de groei van de uitgaven te beperken. Het gaat juist ook om verbetering van de kwaliteit. Ik wil een goed inhoudelijk akkoord sluiten, samen met patiëntenorganisaties, zorgverzekeraars, gemeenten en beroepsverenigingen. Daarover ben ik al in gesprek om na te gaan waaraan partijen behoefte hebben. Zelf denk ik er bijvoorbeeld aan hoe patiënten de juiste zorg op het juiste moment kunnen krijgen. Dat moet een plek krijgen in dat akkoord. Zorg die past bij wat mensen nodig hebben. Zo licht als kan, zo intensief als nodig. Daarbij hoort ook de kunst van het afbouwen. Dat heb ik de afgelopen week al een aantal keren gezegd tegen de sector: jullie moeten ook leren afbouwen. Dus stoppen als iets niet werkt en dan zoeken naar een goed alternatief.
De aanpak van de wachttijden hoort wat mij betreft ook in het akkoord. Dat moeten we structureel doen. Het moet niet een kunstje zijn dat voor de zomer van volgend jaar zijn beslag krijgt om het daarna maar weer te laten waaien, nee, het moet structureel. Evenals de voortgang van de 18-min/18-plus-problematiek. Een goede overgang. We weten heel veel met elkaar. Laten we het alsjeblieft ook eens doen. De ambitie ligt hoog. Voor de zomer van volgend jaar hopen wij een hoofdlijnenakkoord te hebben gesloten.
Het vierde punt bij de ggz: ik wil ook werken aan het toegankelijk maken van de Wet langdurige zorg voor mensen met psychische klachten. Ik proef ook uit de bijdragen van mevrouw Bergkamp en van de heer Slootweg dat zij tempo willen maken. Dat schept een band, want dat wil ik ook. Dat zeg ik ook vanuit mijn vorige rol als wethouder. Gemeenten hebben daar behoefte aan, net als zorgaanbieders. En voor de klanten, de cliënten, kan het ook heel belangrijk zijn.
Ik zal de Kamer informeren over de stappen die wij in dat kader gaan zetten. Ik heb daarover vorige week of de week daarvoor een brief naar de Kamer gestuurd. Ik heb ook aangegeven dat ik in het najaar van 2018 dat wetsvoorstel aan de Kamer wil aanbieden, want we moeten voor die tijd wel een paar stappen zetten.
Volgens mij wil mevrouw Bergkamp mij een vraag stellen.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Inderdaad, over die toegang tot de Wlz van ggz-cliënten. Ik ben blij dat dat hoort onder een van de vijf doelstellingen van deze staatssecretaris. Dat vind ik echt heel positief. Maar ik zou daarbij ook nog wel graag de ambitie willen horen, want als ik kijk naar de planning, lijkt het me toch heel spannend worden of 2019 gaat lukken om de Wlz toegankelijk te maken voor mensen met een ggz-achtergrond. Klopt dat?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja, want als ik eind 2018 dat wetsvoorstel indien bij de Kamer, dan zal niet in 2019 de Wlz toegankelijk zijn voor mensen met een psychische grondslag. Ik ben met u van mening dat dit haast heeft, dat dit eigenlijk ook te lang is blijven liggen. Maar laten we het ook alsjeblieft zorgvuldig doen. Wat mij betreft geldt zeker ook bij dit ingewikkelde dossier dat zorgvuldigheid voor tempo gaat. Dus wij hebben in elkaar een bondgenoot als wij tempo willen maken. Ik reken dus ook op de constructieve medewerking van de D66-fractie bij dit dossier. Maar 2019 klinkt heel ambitieus. Misschien dat het zelfs halverwege 2019 kan. Ik weet niet hoe ingewikkeld dat wordt. Ik kijk even naar de hoofdaannemer Wlz. Maar ik weet werkelijk niet wanneer het precies zou kunnen. Neemt u van mij aan dat ik mijn best doe om het zo snel mogelijk te doen.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dan moet ik de staatssecretaris geloven op zijn blauwe of bruine ogen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ze zijn een beetje bruin en een beetje groen.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Oké, een beetje bruin-groene ogen.
De voorzitter:
Dan weten we dat ook weer.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Inderdaad, dan weten we dat ook weer. De vorige staatssecretaris had het ook vaak over zorgvuldigheid, maar hij liet het toen, eerlijk gezegd, ook liggen. Ik ben dus een beetje op mijn hoede. Natuurlijk is zorgvuldigheid van belang, zeker bij deze cliënten. Kan de staatssecretaris de Kamer begin volgend jaar informeren of het medio 2019 haalbaar is? Kan hij dan ook transparant voor ons op een rijtje zetten om welke onderzoeken het gaat? De staatssecretaris heeft het over benodigde toetsen. Wat moet er allemaal gebeuren om uiteindelijk medio 2019 — hopelijk lukt dat — die ambitie te realiseren?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik zeg mevrouw Bergkamp graag toe dat die informatie begin volgend jaar naar de Kamer komt.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Blokhuis:
Het vijfde punt: ik wil gemeenten gaan stimuleren om de aanbevelingen uit het rapport van de commissie-Dannenberg voortvarend uit te voeren. Het is belangrijk dat mensen die gebruikmaken van beschermde woonvoorzieningen en maatschappelijke opvang, kunnen meedoen in onze samenleving. Volgens mij is collega De Jonge al ingegaan op de vraag van mevrouw Bergkamp over onafhankelijke cliëntenondersteuning, maar zeker voor de jongeren die in de maatschappelijke opvang zitten, pakken we het heel serieus op. Het is overigens ook mijn bedoeling om begin volgend jaar in gesprek te gaan met gemeenten — ik maak een rondje door het land — over de wijze waarop zij de aanbevelingen van de commissie-Dannenberg in de praktijk willen gaan uitvoeren.
Voorzitter. Het gevoel hebben er niet meer bij te horen en er niet toe te doen komt niet alleen voor bij mensen die psychische klachten hebben. Dat geldt evenzeer voor mensen die somatische lichamelijke beperkingen hebben. Ik heb het over mensen die gewoon niet zo'n goede gezondheid hebben; laat ik het ook niet zwaarder maken dan ik het bedoel. Beide ministers van VWS gaan over de care en de cure. Samen spannen wij ons in om mensen met gezondheidsklachten te ondersteunen, om de zorg te verbeteren en om de groei van de zorgkosten te beperken. Dat brengt mij misschien wel bij de grootste uitdaging die wij hebben: preventie. Het gaat dan om het bevorderen van de gezondheid en het voorkomen dat we ziek worden. En als we ziek zijn, dienen we daar zo goed mogelijk mee om te gaan. In bepaalde situaties, bijvoorbeeld bij diabetes type 2, kun je zelf zo'n ziektebeeld heel fors reduceren. Dat alles om de belemmeringen weg te nemen om mee te doen. Ook hier geldt dat meedoen het adagium is.
Mevrouw Kooiman (SP):
We hadden het over preventie en ik ga maar gelijk even wandelen.
Ik heb nog een vraag over het vorige punt, over de ggz. De staatssecretaris weet ook dat er bij de zorgverzekeraars helaas jaarlijks geld op de plank blijft liggen, terwijl we in de ggz wel te maken hebben met behandelstops, wachtlijsten en patiënten die geen hulp krijgen. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat het geld niet daar op de plank blijft liggen maar uitgegeven wordt aan patiënten?
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat is verdraaid lastige materie; dat weet mevrouw Kooiman volgens mij ook wel. Het is mijn ambitie om goed de vinger erachter te krijgen waar het dan precies aan schort. Als we aan de zorgverzekeraars en aan de zorgaanbieders vragen waar het nu zit en waarom zij het niet eens kunnen worden over het verantwoord uitgeven van geld om die kwetsbare doelgroep adequaat te helpen, dan krijgen we een diffuus beeld. Ik wil wel precies weten waar het zit. Wat bijvoorbeeld ook stokt, is het inkopen van beveiligde bedden voor mensen met hele zware klachten en het ambulantiseren. Zorgaanbieders moeten namelijk ook ambulante zorg inkopen. Omdat de ambulante zorg niet adequaat is geregeld, gaat de doorstroom vanuit de instellingen niet in het tempo dat wij zouden willen. Ik wil wel precies weten waar dat zit. Ik hoop dat het in ieder geval een troost is voor mevrouw Kooiman om te weten dat die 280 miljoen die niet uitgegeven is, ook volgend jaar beschikbaar is en blijft om uit te geven aan het wegwerken van die problemen. Ik beloof u dat ik daar intensief over in gesprek ga met zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders. Ik wil het naadje van de kous weten.
Mevrouw Kooiman (SP):
Dat is heel erg goed nieuws. Daar ben ik inderdaad opgelucht over. Ik maak mij er wel zorgen over dat de staatssecretaris niet kan zeggen: die 280 miljoen moet u, zorgverzekeraars, uitgeven aan die hulp. Is de staatssecretaris dan ook voornemens om te kijken naar een instrument waarmee dat wel mogelijk wordt gemaakt, zodat we geen wachtlijsten hebben en geen behandelstops?
Staatssecretaris Blokhuis:
Twee dingen. Volgens mij is het niet een doel op zich om dat geld op te maken, maar zijn we allebei van mening dat mensen adequaat hulp moeten krijgen en dat er geen wachttijden moeten zijn, althans dat die wachttijden niet langer moeten zijn dan de normen die wij hebben afgesproken. Dat is denk ik het belangrijkste hierbij. In het algemeen overleg dat wij eind november hebben gehad, heb ik beloofd dat ik in beeld wil brengen welke instrumenten de Nederlandse Zorgautoriteit heeft om zo nodig in te grijpen om zorgverzekeraars via wat hardere hand te helpen om adequate hulpverlening te bieden en om middelen beschikbaar te stellen als ze nodig zijn. Daarover zal ik de Kamer informeren. Dat heb ik al in het algemeen overleg al gezegd en dat herhaal ik hier.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Ik heb al gezegd dat preventie en het bevorderen van de gezondheid de grootste uitdagingen zijn. Wij willen mensen die ziek zijn in staat stellen om mee te doen. Als hun wat slechtere gezondheid op een aanvaardbaar niveau wordt gebracht, zijn ze in staat om mee te doen. Dan heb ik het uiteraard over mensen bij wie echt wat aan die gezondheid te doen is.
Wij weten steeds meer over de impact van gezond leven op onze gezondheid en op onze kwaliteit van leven, niet alleen als je jong bent en je niks mankeert, maar ook in de andere fasen van je leven. Ook als je ouder wordt of een aandoening hebt, is de kwaliteit van leven belangrijk. Onder anderen mevrouw Arissen en mevrouw Sazias stipten dat aan.
Natuurlijk zijn er al veel mooie initiatieven op dit vlak; we beginnen niet met de jaartelling. Ik wijs op het programma Gezond in de stad, op Gezonde School, op Jongeren Op Gezond Gewicht en natuurlijk op het brede Nationaal Programma Preventie. Tegelijkertijd valt er nog veel te winnen. Een kwart van onze ziektelast wordt veroorzaakt door de manier waarop we leven.
Roken, overgewicht en drinken zijn aantoonbaar de grootste boosdoeners, zoals de heer Van der Staaij ook opmerkte. Bij roken zien we gelukkig wel een beweging de goede kant op, maar ook daar zijn we er nog lang niet. Eén op de vier volwassenen rookt en één op de tien jongeren tussen de 12 en 16 jaar rookt. Dat is nog best veel, terwijl wij toe willen naar een rookvrije generatie. Dat is een prioriteit van dit kabinet.
Kijken we naar overgewicht, dan zien we dat 43% van de Nederlanders te zwaar is. In 1990 was dat nog 30%. Daar moeten we met elkaar mee aan de slag.
Ook de gezondheidsverschillen tussen mensen uit verschillende bevolkingsgroepen zijn enorm. Het is bekend dat factoren als een lage opleiding, een laag inkomen en geen werk — kortom: een lage sociaal-economische status — van grote invloed zijn op de gezondheid. De cijfers die het Sociaal en Cultureel Planbureau in het rapport De sociale staat van Nederland 2017 presenteert, zijn in dit opzicht niet positief. De levensverwachting van hoogopgeleiden is bij de geboorte nog steeds bijna zeven jaar hoger dan bij laagopgeleiden. Het verschil in levensverwachting tussen die groepen in goede gezondheid is zelfs bijna twintig jaar.
Dat zijn confronterende feiten, helemaal omdat de mensen die het betreft daardoor aan de kant kunnen komen te staan en het gevoel hebben er niet toe te doen. Daarom zet dit kabinet uit overtuiging in op preventie, op het voorkomen dat mensen ziek worden en op gezond leven. Voor preventietaken trekken we, zoals u allen waarschijnlijk weet, in deze kabinetsperiode 170 miljoen euro uit.
Een belangrijk actiepunt daarbij ...
De voorzitter:
Maak uw zin maar af.
Staatssecretaris Blokhuis:
... is het Nationaal Preventieakkoord.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik wil even terugkomen op dat punt van een rookvrije generatie. Dat is ook wat de ChristenUnie heel graag wil. We hebben er al vaak over gedebatteerd. In de schriftelijke beantwoording is aangegeven dat we een paar dingen gaan doen. Met de rookvrije scholen ben ik natuurlijk heel blij; het was mijn eigen amendement. Ik noem ook het uitstalverbod en de afschrikwekkende plaatjes. Gaan we die rookvrije generatie met dit setje maatregelen redden? Of moet er nog een tandje bij?
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat er een tandje bij moet, blijkt al uit het feit dat wij een Nationaal Preventieakkoord willen sluiten, waarbij roken een van de speerpunten is. Dat betekent ook dat de ambitie een tandje hoger mag. Ik ga straks zeggen dat wij hierover in gesprek zijn met maatschappelijke partners en dat de ambities hoog zijn. Dat varieert naar gelang wie je erover spreekt, maar iedereen is er vol van overtuigd dat we een flink tandje bij moeten zetten om die rookvrije generatie binnen handbereik te brengen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dit antwoord stelt mij wel gerust, want het betekent dat we de maatregelen gaan uitvoeren die zijn opgesomd in de schriftelijke beantwoording. Maar er komen ook nog maatregelen bij om er echt voor te zorgen dat die rookvrije generatie er gaat komen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Als mevrouw Dik bedoelt dat er wettelijke maatregelen bij komen, dan moet ik haar zeggen dat ik dat in dit stadium niet kan zeggen. Dat hangt mede samen met de inbreng die de maatschappelijke organisaties ons aanreiken om samen zo'n mooi preventieakkoord te sluiten. Het kan best zijn dat dat een heel mooie set maatregelen wordt, die ook heel erg zit in de sfeer van verleiden en van onderop dingen bereiken. Ik sluit ook niet uit dat er vanuit de rijksoverheid aanvullende maatregelen komen. Er zitten er al een paar in de pijplijn. Daaraan refereert mevrouw Dik ook zelf. Maar misschien moeten we met elkaar het gesprek aangaan of ook de overheid er nog een tandje bij moet doen.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ik hoor de staatssecretaris zeggen: we gaan 170 miljoen uittrekken voor preventie en gezondheidsbevordering. Maar is het niet zo dat al het preventiebeleid van de afgelopen jaren tot niets heeft geleid?
Staatssecretaris Blokhuis:
In de schriftelijke beantwoording hebben wij proberen aan te geven op welke fronten er wel degelijk winst is geboekt. Er staat een heel aantal concrete situaties in waaruit dat wel degelijk blijkt. Het is overigens wel een terecht punt, want het moet wel ergens toe leiden. Het kabinet zegt dan ook: als je maatregelen treft om preventie een duw te geven, dan moet dat wel aantoonbare resultaten gaan hebben. Dat staat ook in het regeerakkoord. Het moet bewezen effectief zijn en daar mag de fractie van de Partij voor de Dieren ons aan houden.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Dat is het nou juist, want juist die initiatieven zijn niet bewezen effectief. Dat staat ook in een uitgebreid artikel van Follow the Money. Het is niet bewezen en wij, de Partij voor de Dieren, zijn bang dat het alleen maar grote bedrijven een podium geeft om goede sier te maken. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: gaan we nu die 170 miljoen inzetten om de marketing van de Coca-Cola's van deze wereld te ondersteunen?
Staatssecretaris Blokhuis:
Nee, het is mijn allerlaatste ambitie om grote bedrijven een mooi podium te geven en vervolgens niks te doen. Wij zijn wel met ze in gesprek. Ze zitten bij ons aan tafel, maar wel naast vele andere, om te kijken welke stappen we kunnen zetten. Ik zou de fractie van de Partij voor de Dieren toch willen vragen: ga ons alstublieft beoordelen op onze daden. Ik kom in het volgende voorjaar met een aantal voorstellen en daar mag u met mij een heel fanatiek debat over voeren, maar geef ons nu alstublieft de kans om met een hele set afspraken te komen. Samen met partners uit de samenleving — er zitten bedrijven aan tafel maar ook een heleboel andere mensen — willen wij dat mooie pakketje aan u presenteren. Daar gaan we dan een mooi debat over voeren.
De voorzitter:
Gaat u verder. Mevrouw Arissen?
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ja, voorzitter. Dat worden echt brancheafspraken, want ook de branche en de bedrijven sluiten zich daarbij aan. Het wordt een preventieakkoord en geen wetgeving. Ik wil de staatssecretaris meegeven dat op 30 mei 2013 de toenmalige staatssecretaris de volgende toezegging — als ik mag, voorzitter — heeft gedaan: "We hebben er ook al over van gedachten gewisseld in termen van een "laatste waarschuwing". Ik heb op dat punt de toezegging gedaan dat het overleg met de branche tot het beoogde resultaat moet leiden en dat we anders tot regelgeving zullen overgaan." Wij constateren dat er ook vorig jaar nog afspraken zijn gemaakt met de branche, maar nog steeds liggen de supermarktschappen vol. Ze puilen met uit met Minions- en K3-snoepgoed.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Het is nou juist wel mijn ambitie om in een preventieakkoord minder vrijblijvende afspraken te maken dan we tot nu toe hebben gedaan. Ik wil echt met elkaar een commitment aangaan en elkaar aanspreken op te bereiken doelen. Als we dat presenteren in de Kamer, laten we dan dat gesprek hebben. Overigens zijn verschillende interventies wel degelijk bewezen effectief, ook in het kader van roken. Er is natuurlijk ook niet helemaal niks gebeurd. Ook het vorige kabinet heeft belangrijke stappen gezet in de wet- en regelgeving om het roken effectief terug te dringen. Niet voor niets zien we dan ook in de rapporten dat het roken steeds minder gewoon wordt. Er zijn gewoon wettelijke maatregelen getroffen om het terug te dringen. Dit kabinet deinst er bijvoorbeeld niet voor terug om de accijnzen op tabak te verhogen met 200 miljoen. En dat is taakstellend, hè! Dat betekent: wat er ook gebeurt, die 200 miljoen moet binnenkomen. Hoe minder mensen sigaretten gaan roken, hoe duurder sigaretten gaan worden.
De voorzitter:
U mag nog een keer interrumperen, mevrouw Arissen, maar de staatssecretaris heeft tot drie keer toe gezegd: gun me een beetje tijd, dan kom ik terug met een akkoord, een plan. Als u dezelfde vraag nog een keer stelt, dan is dat een herhaling van zetten.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ik ben in elk geval blij dat de staatssecretaris van zins is om minder vrijblijvende afspraken te maken. Wij zouden dat toch graag in regelgeving gegoten zien, want dit duurt echt te lang.
Over het roken wil ik zeggen: voor het eerst in jaren zijn jongeren weer meer gaan roken. 36% van de jongeren tussen de 18 en 25 jaar steekt dagelijks een sigaret op. Dat wil ik de staatssecretaris meegeven.
De voorzitter:
Dank u. Gaat u verder, staatssecretaris.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter, ik was gebleven bij de opmerking dat wij bezig zijn met de voorbereidingen voor een nationaal preventieakkoord. Dat akkoord wil ik sluiten samen met belangrijke maatschappelijke partners zoals patiëntenorganisaties, zorgaanbieders, zorgverzekeraars, gemeenten, sportverenigingen, sportclubs, sportbonden, maatschappelijke organisaties en inderdaad ook het bedrijfsleven. Met deze organisaties ben ik volop in gesprek en ik ben aangenaam verrast door het enthousiasme bij die gesprekspartners. Mensen zijn heel eager en willen echt tempo en meters gaan maken. Bij die gesprekken zijn ook zorgverzekeraars betrokken, zeg ik even in de richting van mevrouw Dijkstra. Zij vroeg wat ik doe met de aanbevelingen van De Nederlandsche Bank over preventieve maatregelen die zorgverzekeraars in de praktijk kunnen brengen. Daarover wil ik graag de Kamer begin volgend jaar berichten, als wij het advies van DNB hebben bestudeerd. Dan komt daar een reactie van het kabinet op.
Ik vind het mooi om in het debat over deze begroting van fracties ook concrete ideeën te horen op het gebied van preventie. Ik heb bijvoorbeeld mevrouw Arissen gehoord over duurzame voeding. Ik heb mevrouw Dik gehoord over ondervoeding. Mevrouw Sazias heeft zich daarbij aangesloten. Dat neem ik allemaal ter harte. Wij gaan dat betrekken bij het op papier zetten van een heel mooi akkoord. Ik streef ernaar, dat akkoord voor de zomer 2018 te sluiten en daarover met uw Kamer van gedachten te wisselen.
In het akkoord staat dat de focus moet liggen op roken en overgewicht. Ik heb rondetafelgesprekken met heel veel maatschappelijke organisaties en ik kan nu al zeggen dat uit de eerste twee van die gesprekken duidelijk wordt dat we de scope moeten verbreden, bijvoorbeeld met een thema als alcohol. De heer Van der Staaij heeft daar ook vragen over gesteld: "Moeten we daarin niet een beetje harder?", "Neem een voorbeeld aan Schotland" et cetera. De wens om het akkoord uit te breiden hoor ik trouwens ook bij mevrouw Dijkstra. Wij willen uitgaan van gezond leven en ons daarbij niet alleen op kinderen en jongeren richten, maar ook op ouderen, zeg ik tegen mevrouw Sazias. Dat is niet persoonlijk bedoeld, maar het zegt misschien iets over uw partij.
Ook is er aandacht nodig voor het bereiken van mensen met verschillende culturele achtergronden, net als mensen met een lagere opleiding en weinig inkomen, een groep die we tot nu toe weinig weten te bereiken. Dat het kan, laat bijvoorbeeld Bas van de Goor zien, die met zijn foundation wandelt met mensen — dat zijn ook mensen met een lage opleiding en weinig inkomen — met een gemiddeld BMI van 31,2. Voor degene die dat niks zegt: dat is best wel zwaar; een gezond BMI ligt tussen de 18 en 25. De mensen die met Bas van de Goor meewandelen, hebben dus een BMI van gemiddeld 31,2. Dat wandelen brengt die mensen in beweging en zo kunnen ze beter omgaan met hun diabetes. Het mooie is dat huisartsen en fysiotherapeuten ook meelopen. Zo komen zij hun patiënten ook een keer tegen als het goed met ze gaat. Dan hebben ze heel andere gesprekken met ze.
Voor het akkoord dat we willen sluiten, geldt in ieder geval: hoe concreter, hoe beter. We moeten er meteen mee aan de slag kunnen gaan en we hebben nog drie rondetafelgesprekken te voeren tot in januari. Daar kijk ik naar uit. Natuurlijk zal ik de Kamer informeren over de voortgang. Dat gebeurt begin 2018. In antwoord op de vraag van mevrouw Ellemeet: ik wil daarbij ook de zorgcorporaties betrekken.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat hij ondervoeding gaat betrekken bij het hoofdlijnenakkoord. Maar in de schriftelijke beantwoording lees ik dat het probleem van ondervoeding in elk geval weer teruggeschoven wordt naar het thuisfront — daar moeten de mantelzorgers maar op letten — terwijl ik ook duidelijk heb gevraagd naar de regisseur van dat probleem. Dat u dit meeneemt in het hoofdlijnenakkoord is in principe alweer een stapje verder, maar ik zou toch graag wat specifieker horen dat u daar echt iets aan wilt doen en daarvoor ook een regisseur wilt aanstellen.
Staatssecretaris Blokhuis:
We zijn op dit moment nog in het stadium dat we in gesprek zijn met maatschappelijke partners over de vraag welke thema's we betrekken bij het preventieakkoord en hoe we een en ander gaan vormgeven. Ik ga het nog niet heel concreet in detail invullen, maar ik snap het punt van mevrouw Sazias wel heel goed. Als je het aan mantelzorgers overlaat — die er vaak ook niet zijn — als bijvoorbeeld hun vader of moeder te weinig eten krijgt, zou er ook op een andere manier aandacht aan moeten worden gegeven. Dat zit bij mij goed tussen de oren en ik wil met maatschappelijke partners bespreken hoe we dat vorm kunnen geven. Het geldt overigens niet alleen voor oudere mensen maar ook voor kinderen. Kinderen met ondervoeding is ook een onderschat probleem. Jongeren Op Gezond Gewicht raakt wat mij betreft niet alleen jongeren met te veel gewicht maar ook jongeren met te weinig gewicht.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Dank u wel voor dit antwoord. Vergeet niet dat het niet alleen gaat om mensen die al of niet te weinig eten krijgen, maar dat ouderen ook heel vaak gewoon vergeten om te eten.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja, dank. Duidelijk.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Blokhuis:
Los van het Nationaal Preventieakkoord is er een aantal onderwerpen op het gebied van preventie waarmee we aan de gang moeten, steeds vanuit het oogpunt: iedereen moet kunnen meedoen. Mevrouw Ellemeet vraagt in dat kader terecht aandacht voor het voorkómen van postnatale depressie. Ik vind het met haar verdrietig dat jaarlijks meer dan 23.000 vrouwen geen blijdschap voelen als ze nieuw leven hebben gebaard, terwijl iedereen dat van ze verwacht. Ja, leg dat maar eens uit: jij hoort blij te zijn, en je bent het niet. Vind dan ook maar eens de juiste hulp. Daarom, zeg ik tegen de Kamer en in het bijzonder tegen mevrouw Ellemeet, krijgt postnatale depressie speciale aandacht in het Meerjarenprogramma Depressiepreventie. Dat programma is in 2017 gestart. Op dit moment wordt gewerkt aan een plan voor een ketenaanpak voor aanstaande en net bevallen moeders. Belangrijk daarbij is aandacht voor vroegsignalering van depressieverschijnselen en aandacht in de opleiding van verloskundigen en jeugdartsen. Mevrouw Kooiman heeft daar terecht dinsdag in een interruptie aan toegevoegd: vergeet ook de kraamverzorgenden niet. Ik wil in dat kader €300.000 uit het budget voor het Meerjarenprogramma Depressiepreventie besteden aan de ontwikkeling en uitvoering van dit plan. Dat is voor de uitvoering van het plan, maar ik voeg er wat aan toe. Het vervolg van de publiekscampagne, waarvoor jaarlijks 1 miljoen euro beschikbaar is, willen we zo invullen dat ook specifiek aan deze doelgroep aandacht wordt gegeven. Dat zeg ik als toevoeging: vooral eenmalig, in 2018, een publiekscampagne, specifiek gericht op deze doelgroep.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Hier ben ik heel blij mee. Ik ben heel blij dat de staatssecretaris dit even serieus neemt als ik. Ik denk dat dit bedrag een heel mooi begin is, ook om met screening aan de slag te gaan. Daarmee kunnen we namelijk het verschil maken. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij ook in het bijzonder het goede voorbeeld uit de Achterhoek wil meenemen. Daar heeft men al gewerkt met deze screening op basis van een internationaal erkende methodiek. Dat is effectief gebleken in Nederland en het zou als een heel mooi voorbeeld kunnen dienen. Mijn tweede vraag aan de staatssecretaris is de volgende. Het is een heel mooi eerste bedrag, maar het zal niet genoeg zijn voor alle vrouwen. Daar heb je namelijk zes ton voor nodig. Zou de staatssecretaris kunnen vragen om specifiek de aandacht te richten op de risicogroep?
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat laatste lijkt mij een terechte vraag. Daar gaan we dus prioriteit aan geven, ja. Ik wil graag kijken naar het voorbeeld uit de Achterhoek. Als ik een keer onderweg van Den Haag naar huis ben, rijd ik erdoor.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Sprekend over depressie, wil ik wat zeggen over depressie en zelfdoding en het voorkomen daarvan. In deze kabinetsperiode wil ik mij ervoor gaan inzetten om het aantal zelfdodingen terug te dringen. U weet allen dat dat helaas toeneemt. Ik wil daarbij specifiek aandacht richten op de doelgroep lhbti-jongeren. Die jongeren hebben vaker te maken met negatieve reacties in hun omgeving. Dat maakt ze heel kwetsbaar. Ik heb deze jongeren ook gesproken. Zij ervaren veel stress en zij overwegen vaker zelfmoord.
Het aantal pogingen tot zelfdoding onder deze jongeren is zelfs ruim vier keer zo hoog als onder leeftijdgenoten. Voor transgenderjongeren is dat aantal zelfs vijf tot tien keer zo hoog. Ik schrik daar heel erg van en het is ontzettend verdrietig dat dat gebeurt, voor de jongeren zelf, hun ouders en hun omgeving. Ik wil extra aandacht besteden aan het tegengaan van zelfdoding onder deze groep. Daarover ga ik in januari in gesprek met vertegenwoordigers van die groep en met jongeren zelf. VWS spreekt over dit onderwerp trouwens samen met het ministerie van Onderwijs ook al met Movisie, het COC en 113 Zelfmoordpreventie. Het herkennen van de signalen van plannen voor zelfmoord is ontzettend belangrijk. Organisaties zoals 113 Zelfmoordpreventie — mevrouw Dik-Faber noemde ze ook — helpen ouders daarbij zodat die het gesprek met hun kind kunnen aangaan.
Voorzitter, ik wil in dit kader ook nog een paar opmerkingen maken over het voorkomen van onbedoelde zwangerschap. Met een brede coalitie van veldpartijen, zoal Fiom, Siriz en Rutgers, wil ik een meerjarenagenda maken om onbedoelde zwangerschappen tegen te gaan. Het gaat in Nederland op dit terrein gelukkig niet superslecht. We staan bijvoorbeeld in de top drie mondiaal van landen met het laagste aantal tienerzwangerschappen. Maar achter elke tienerzwangerschap zit natuurlijk een heel verhaal. Daarom gaan we ook door met initiatieven die er al zijn. Denk bijvoorbeeld aan Nu Niet Zwanger, een programma waarmee de minister van VWS bezig is in het kader van jeugdbeleid en jeugdzorg. Van groot belang is dat we programma's hebben waarbij vrouwen zich niet tot een keuze gedwongen voelen maar die ondersteuning bieden bij het maken van een keuze. Daarbij willen we dat er voor zeer kwetsbare groepen, denk aan vrouwen die een verstandelijke beperking hebben of aan ggz-patiënten, extra ondersteuning komt. Ik ga hierover na de jaarwisseling met veldpartijen in gesprek. In die gesprekken wil ik het onder meer hebben over het beschikbaar stellen van lesmateriaal, online en telefonische hulplijnen en keuzehulpgesprekken.
Ik heb zeker ook de intentie om daarbij de indringende vragen van de heer Van der Staaij en mevrouw Dijkstra te betrekken betreffende het gesprek met vrouwen na abortus. Op dit onderwerp zijn we nu onderhand alle drie ingegaan; u ziet hoe zwaar dit voor ons weegt.
Voorzitter, ik wil ook iets zeggen over de maatschappelijke diensttijd. Bij het invullen van die maatschappelijke diensttijd is de exclusieve samenleving een van mijn belangrijkste drijfveren. Maatschappelijke diensttijd is een hele nieuwe manier om mee te doen en om mensen met elkaar te verbinden, mensen die elkaar anders misschien nooit zouden ontmoeten omdat ze een heel andere leefwereld, een ander geloof of een andere achtergrond hebben. Wij willen jonge mensen uitdagen om uit hun eigen vertrouwde omgeving en uit hun comfortzone te stappen, en om iets interessants te doen waarbij ze een talent kunnen ontwikkelen of ontdekken en waarbij ze ervaring kunnen opdoen die ze met trots op hun cv kunnen zetten. Dat willen we doen met maatschappelijke diensttijd. Dit is iets waarbij jongeren echt iets voor anderen kunnen betekenen of onze omgeving net iets prettiger kunnen maken, bijvoorbeeld in een verpleeghuis, op een basisschool, in een buurthuis, bij een reddingsbrigade of op een sportclub.
De heer Slootweg en mevrouw Dik-Faber vroegen hoe we dat gaan doen. In februari ga ik gesprekken daarover voeren. Uiteraard zijn er al voorbereidingen. Die gesprekken zal ik voeren met jongeren om wie het gaat, met gemeenten, met maatschappelijke organisaties en uiteraard met het onderwijs. Daarom sluit ook het ministerie van Onderwijs aan en daarnaast ook het ministerie van Sociale Zaken. We horen graag van deze betrokkenen, en zeker van jongeren, wat ze belangrijk vinden. In de zomer willen we gaan proefdraaien. En als het goed gaat, beginnen de eerste jongeren komend najaar met hun maatschappelijke diensttijd. We moeten ook wel een beetje tempo maken, want er liggen volgend jaar forse middelen te wachten om hier invulling aan te geven.
Voorzitter, ik ben bij een paar zinnen over het Caribisch gebied. Daar zijn geen vragen over gesteld. Het hoort wel bij Nederland. Ook daar hebben wij natuurlijk belangrijke zorgtaken. Als we het hebben over meedoen, geldt dat natuurlijk ook voor het Caribisch gebied. Op 6 september werd Sint-Maarten hard getroffen door orkaan Irma. Ook Saba en Sint-Eustatius hebben schade geleden. Dat heeft de mensen daar persoonlijk heel erg hard geraakt, net als hun familieleden hier. Wij blijven natuurlijk betrokken bij de wederopbouw. Vanaf 10 oktober 2010 is er flink geïnvesteerd in de zorginfrastructuur, zoals ziekenhuizen, huisartsen, medische uitzendingen en spoedzorg. Nu gaan we ook flink werk maken van preventie. Verbindingen tussen zorg en ondersteuning zijn daarbij heel belangrijk. Een mooi voorbeeld daarvan zijn de life coaches op Sint-Eustatius. Het heet daar "life coaches"; wij zouden dat "maatschappelijk werkers" noemen. Het draait om het winnen van vertrouwen, zodat heel gevoelige onderwerpen zoals huiselijk geweld en kindermishandeling bespreekbaar worden, net als overgewicht. We ondersteunen de komende jaren lokale initiatieven op het gebied van maatschappelijke ondersteuning.
Voorzitter, ik rond af. Meedoen geeft vertrouwen. We bouwen er een leven op. Het geeft betekenis aan ons bestaan. Het grote belang ervan zien en voelen we pas echt als we die kans niet krijgen, als we buiten de boot vallen, als we ons niet meer thuis voelen in de samenleving, als we het contact verliezen met familie, vrienden en buren, als we ons niet meer gezond voelen of als we het gevoel hebben dat we er niet meer toe doen. Iedereen moet kunnen meedoen. Dat is de basis voor een inclusieve samenleving. Ik wil me daar de komende jaren met hart en ziel voor inzetten, en ik hoop samen met u.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu naar ... O, de heer Slootweg.
De heer Slootweg (CDA):
Ja, ik zat even te zoeken naar een moment om te interrumperen. Het gaat over een vraag die we samen met D66 hadden gesteld over doordecentralisatie van beschermd wonen. De toezegging is geweest dat daarover voor het kerstreces een voortgangsrapportage zou komen, alleen zo veel tijd hebben we daarvoor niet meer. Dus gaat dat nog lukken, is onze concrete vraag.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik ga graag in op een paar dingen daarover. Het staat ook goed op mijn netvlies dat dit heel belangrijk is. Dat verbaast ook niet, gelet op de achtergronden van de bewindspersonen hier, die de lokale wereld goed kennen. De taak van de maatschappelijke opvang en beschermd wonen, die bij de gemeenten ligt, verdient heel veel aandacht, ook in relatie tot ambulantisering van de geestelijke gezondheidszorg en de hele geestelijke gezondheidszorg. Ik weet dat gemeenten daar heel hard mee bezig zijn. Er is ook een overzicht gemaakt; ik dacht door Movisie of Trimbos. Dat rapport, dat overzicht gaat de Kamer krijgen, met daarbij een duiding van ons hoe wij daartegen aankijken. In mijn bijdrage, twintig of tien minuten geleden, heb ik ook gezegd dat ik graag met de regio's in gesprek ga over hoe zij beschermd wonen willen vormgeven en ook hoe ze dat dan willen regelen met de regiogemeenten waar u het over heeft. De grootste tijdsdruk vind ik eigenlijk vooral het goed uitvoeren van de mooie aanbevelingen uit het rapport van de commissie-Dannenberg. Dat is de druk die we voelen. Daar spreek ik gemeenten ook op aan. Ik had 6 december een bestuurlijk overleg met gemeenten. Daar spreek ik ze op aan en er wordt vanuit de kant van de gemeenten ook volop beaamd dat we dat met z'n allen gaan doen.
Het doordecentraliseren en het uitgaan van een nieuw financieel model ligt nog wel een tandje ingewikkelder, omdat gemeenten hebben gevraagd: kunt u dat even ophouden totdat duidelijk is hoeveel mensen er uit beschermd wonen naar de Wet langdurige zorg gaan? We hebben het net gehad over de uitstroom uit de Wet langdurige zorg. Dat zal overigens naar verwachting nogal wisselen per regio. In de ene regio zullen er meer mensen uit beschermd wonen naar de Wlz gaan dan op andere plekken. Het is niet mijn ambitie om zo veel mogelijk mensen in de Wlz te krijgen. Dat lijkt me een verkeerde beweging, want we willen juist zo veel mogelijk mensen in het gemeentelijk domein goed helpen. Gemeenten hebben mij gevraagd: wilt u er alstublieft voor zorgen dat eerst de Wlz goed geregeld is, zodat we in één keer kunnen zien hoeveel mensen er nog onder onze verantwoordelijkheid vallen voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, en dan de beweging maken naar een nieuw verdeelmodel? Gemeenten kunnen dus met regiogemeenten afspraken maken over wie doet wat. Het zou mij een lief ding waard zijn als gemeenten gewoon zeggen: zullen wij in onze regio uitgaan van één budget en met elkaar zorg dragen voor die kwetsbare doelgroep?
De heer Slootweg (CDA):
Als het gaat over verdeelmodellen, weet ik vanuit een vorige expertise dat dat nog erg lang kan duren. Dus ik zou wel willen vragen of het toch lukt om wellicht voor de kerst met een concrete planning te komen. Ik begrijp best dat je dan nog niet alles kan invullen.
De voorzitter:
Voor de kerst van dit jaar.
De heer Slootweg (CDA):
Maar je kunt wel al een beetje een overzicht krijgen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik weet niet hoe concreet ik daarover kan zijn, want ik heb helemaal geen agenda om de introductie van dat nieuwe verdeelmodel zo ver mogelijk voor mij uit te schuiven. Sterker nog, ik wil die beweging na 2020 snel maken. Gemeenten hebben gevraagd: "Mag dat alsjeblieft niet in 2020 maar ietsje later, zodat de doelgroep die wij voor ogen hebben voor een deel naar de Wlz kan uitstromen? En dan kunnen we in één keer die beweging maken." Gemeenten hebben ook tegen mij gezegd in het overleg van 6 december, waar ik het net over had, dat de historische verdeling op basis waarvan ze nu de middelen krijgen, op sommige plekken misschien schuurt maar dat ze dat zelf, als collectief, willen oplossen. Dus als er evident gaten vallen, willen gemeenten zelf kijken hoe ze met elkaar tot een goede verdeling kunnen komen van het budget van 1,4 miljard, dat daarvoor beschikbaar is. Ik denk dat ik mij ga vertillen en dat ik verwachtingen ga wekken die ik niet waar kan maken als ik voor de kerst een planning geef waarvan de gemeenten ook nog eens zeggen: nu ga je even sneller dan wij op 6 december hebben afgesproken.
De voorzitter:
Mevrouw Sazias. O, toch nog, meneer Slootweg?
De heer Slootweg (CDA):
Ik ben in ieder geval blij dat hier wordt aangegeven: ik wil mij niet vertillen en geen toezegging doen die ik niet kan waarmaken. Maar ik zou toch graag een soortement richting willen krijgen van wanneer dan wel.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik heb zojuist in het debat beloofd aan de D66-fractie, aan mevrouw ehm ...
De voorzitter:
Bergkamp.
Staatssecretaris Blokhuis:
Bergkamp! Ja, mooie voetballer. Sorry. Aan mevrouw Bergkamp heb ik zojuist beloofd dat ik informatie geef over de planning rond de Wlz. Volgens mij zou dat in dezelfde brief kunnen die ik begin volgend jaar stuur, want dat heeft alles met elkaar te maken. Dus in dezelfde brief over de planning en de stappen die gezet moeten worden om de Wlz te wijzigen, zou deze informatie meegenomen kunnen worden. Dat is wel iets later dan de kerstvakantie, maar dan krijgt u wel adequatere informatie.
De heer Slootweg (CDA):
Dat is wel al eerder dan het zomerreces, neem ik aan.
Staatssecretaris Blokhuis:
Nou, de heer Van der Staaij wilde ook nog informatie krijgen in het tweede kwartaal volgend jaar, omdat alles anders in het eerste kwartaal komt. Maar volgens mij is het niks te veel beloofd als ik zeg dat dat in het eerste kwartaal van volgend jaar moet kunnen.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Wij zijn blij met de preventieakkoorden en misschien heb ik het gemist, maar ik had gehoopt dat u nog even terug wilde komen op valpreventie. Jaarlijks sterven er meer mensen door een val dan in het verkeer, dus dat lijkt me echt een acuut probleem. Ik heb ook twee oorzaken genoemd. De ene is ondervoeding — daar hebben we het net ook al over gehad — en de andere is medicatiebeoordeling. Ik meen niet dat ik uw collega daar iets over heb horen zeggen. Juist voor ouderen is dat namelijk van groot belang. Die slikken soms al jarenlang medicijnen, die inmiddels tegen elkaar in kunnen werken of overbodig zijn. Dat hoort dus bij valpreventie. Er overlijden zo veel mensen per jaar. Zou u daar een speerpunt van willen maken in dat preventieakkoord?
Staatssecretaris Blokhuis:
Om dat laatste zo expliciet toe te zeggen vind ik een beetje spannend, omdat ik juist bij organisaties in de samenleving wil ophalen wat zij willen. Daar is het thema "bewegen" heel nadrukkelijk bij aan de orde en ook het thema "overgewicht in relatie tot ondergewicht", dus gewoon "gezonde voeding". Die twee dingen raken heel erg aan waar mevrouw Sazias het over heeft. Ik weet niet of dat leidt tot een speerpunt "valpreventie" of dat we het positief duiden als "gezond bewegen" waardoor je bijvoorbeeld al een belangrijk deel van dat probleem kunt ondervangen. Ik weet niet of er een apart hoofdstuk of een apart blok "valpreventie" onder het preventieakkoord komt te hangen. Ik heb u wel duidelijk dit pleidooi horen voeren. Ik wil dat ook inbrengen in mijn gesprekken met de maatschappelijke partners.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Sazias.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Ik denk ook niet dat de staatssecretaris dat moet zien als een apart hoofdstuk. Het houdt wel degelijk verband met de dingen die u net noemde. Ik hoop dat u het echt wilt meenemen, al is het onder het hoofdstuk van bewegen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja. Ik heb u heel duidelijk gehoord.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw antwoord. We zijn nu toegekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef mevrouw Agema namens de PVV het woord. O, ja, ik was nog iets vergeten te vragen aan de staatssecretaris. Er zijn twee amendementen ingediend. Misschien kunt u daar in de tweede termijn op terugkomen. Prima. Mevrouw Agema.
Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. Ik dacht dat mevrouw Gerbrands en ik nog acht minuten hadden.
De voorzitter:
Dat klopt. Negen zelfs.
Mevrouw Agema (PVV):
Er staat hier zes. Vandaar mijn opmerking, voorzitter. Ik zou dat graag even in de gaten willen houden.
De voorzitter:
We gaan gewoon de resterende minuten bij elkaar optellen. Is dat wat u wilt?
Mevrouw Agema (PVV):
Ja, heel graag.
De voorzitter:
Dan doen we dat. Dan heeft u ...
Mevrouw Agema (PVV):
Dan zijn het er acht, geloof ik.
De voorzitter:
U heeft volgens mij elf, nee, vijftien minuten.
Mevrouw Agema (PVV):
Zijn die over van mevrouw Gerbrands en mij?
De voorzitter:
Ja, u had zes minuten over en mevrouw Gerbrands negen.
Mevrouw Agema (PVV):
Nou, dan is er helemaal geen reden meer tot paniek, voorzitter.
De voorzitter:
Kijk! Ja, tweede termijn.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik dacht dat ik onze woordvoerder volgende week in de problemen zou brengen. Dat zou ik natuurlijk niet willen.
De voorzitter:
Nee. Dat is goed. Gaat uw gang.
Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. Ik zal alsnog eerst onze moties indienen, alvorens ik mij wijd aan een slotwoord.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van oordeel dat de zorgsector baat heeft bij een verplichte bestuurderstoets voor alle bestuurders en niet alleen degenen die zijn aangesloten bij de NVZD;
verzoekt de regering een verplichte bestuurderstoets in te voeren voor alle bestuursfuncties in de zorg en deze onder te brengen bij de NZa,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat een dragerschapstest veel kan bijdragen aan het opsporen van erfelijke ziektes;
verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat de dragerschapstest meer bekendheid krijgt en deze standaard aan te bieden bij ivf-behandelingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat het voorwaardelijk toelatingstraject (VT-traject) voor medisch geïndiceerde fysiotherapie bij circa 100 reumatische aandoeningen onhaalbaar is;
verzoekt de regering om samen met het reumaveld en het Zorginstituut te komen tot een werkwijze die wel haalbaar is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat zeker 10% van de patiënten afziet van zorg vanwege de kosten;
overwegende dat het eigen risico zijn doel voorbijschiet en we dit zorgstelsel zijn begonnen zonder eigen risico;
verzoekt de regering te komen met een voorstel voor het afschaffen van het eigen risico, te beginnen binnen de eerstelijnszorg,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering te komen tot een overheadnorm,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering te bevorderen dat gemeenten met ingezetenen die 80 jaar of ouder zijn ieder jaar een contactmoment hebben om te vragen hoe het met hen gaat met het oog op het bestrijden van eenzaamheid en het waar nodig inzetten van een Wmo-voorziening,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat verzekeraars nog steeds vijfminutenregistraties verlangen in de wijkverpleging en wijkziekenverzorging;
verzoekt de regering te bewerkstelligen dat vijfminutenregistraties definitief tot het verleden behoren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Hoeveel moties heeft u?
Mevrouw Agema (PVV):
Nou, nog een hoop.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering de fraude-opsporing te intensiveren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering de nachtverpleging niet uit het oog te verliezen en bovenop de bezettingsnorm van 2 op 8 tijdens piekuren ook de 0,5 op 8 in de nacht te realiseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat verpleeghuisbewoners steeds korter in het verpleeghuis wonen en vanaf aanvang zeer zware patiënten zijn, waardoor het steeds maar weer aanvragen van een hogere zzp een administratieve idioterie van jewelste is;
verzoekt de regering de zorgzwaartepakketten 4 tot en met 9 samen te voegen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Agema (PVV):
Oké.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering de indicatiestelling over te laten aan het veld en het CIZ te laten controleren via het principe van "high trust high penalty", bedoelende wie het niet goed doet, gaat terug naar het oude regime met administratieve rompslomp,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Agema (PVV):
En de laatste, voorzitter.
Gaat u verder.
Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de drie bewindspersonen voor hun beantwoording in eerste termijn. Niet alleen wij, maar meer Kamerleden waren teleurgesteld over de schriftelijke beantwoording. Ik hoop dat dat in de toekomst anders gaat.
Waar ik het nog even over zou willen hebben, zijn de ramingen en de hysterische overschrijdingen. Tot 2010 heeft de Tweede Kamer te maken gehad met overschrijdingen, elk jaar weer. Er is een hele gekke trendbreuk waarneembaar tussen de periode tot 2010, met 25 jaar aan overschrijdingen, en de laatste periode, met majeure meevallers. We zien dus dat de ramingen nu steevast veel te hoog zijn. De minister antwoordde dat dat niet bepalend was, omdat een raming ook maar slechts een inschatting is. Maar het is wel dégelijk bepalend; ik zie mevrouw Aukje de Vries al met haar armen in de lucht. Een raming is bepalend voor de rekenpremie, is bepalend voor de zorgtoeslag, is bepalend voor de eigen bijdrage, is bepalend voor het eigen risico. Dus die ramingen zijn heel erg bepalend. En als je dan vier keer te hoog zit met je raming ten opzichte van je realisatie, dan betekent dat dat de burger in feite te veel betaalt. En heel veel te veel betaalt. Op dit moment zit het systeem zo in elkaar dat een meevaller in de schatkist vloeit. Een meevaller leidt dus niet tot een lagere zorgpremie, maar gaat naar begrotingen elders. Dan betalen we dus in feite te veel voor zorg.
Naast het feit dat ik het dus niet goed vind dat er voortdurend doemscenario's worden gecreëerd, omdat burgers bang worden dat zij in de toekomst niet meer de nodige zorg zullen krijgen, bang dat hun zorg wordt weggedrukt, bang dat ze er te veel voor moeten betalen, blijkt het dus ook steeds niet uit te komen. Ik heb deze zorg hier nu uitgebreid gedeeld met de ministers en ik hoop daar in de toekomst in andere debatten wat langer op te kunnen doorgaan.
Wat mij gestoord heeft in de schriftelijke beantwoording is het volgende. Gisteren heb ik al uit het rapport van de Europese Commissie, State of Health in the EU, voorgelezen. Ik heb geen antwoord gekregen op de vraag of dit gebaseerd is op actuele tabellen. Dat is dus echt niet waar. Ik houd nogmaals pagina 5 van dit rapport omhoog. Dat is ook heel bepalend omdat er vaak naar gehandeld wordt. In figuur 5 onderaan staat echt dat de "data referred to" uit 2015 en van de OECD zijn. We weten ook dat de OECD er meestal een of twee jaar over doet om die data te verzamelen. Dus we hebben het echt over gegevens van vóór het opheffen van de AWBZ, dus van voor de grote hervormingen. Het is heel raar. Het is een rapport van november 2017, dus er wordt geanticipeerd op een situatie die in Nederland echt niet meer bestaat.
Voorzitter. Datzelfde geldt ook voor het blauwe boekje van het ministerie van Financiën dat ik nu omhoog houd. Op pagina 57 staan twee tabellen. In de eerste tabel staat het percentage waarmee het bbp van Nederland tussen 2000 en 2016 is gegroeid. Nederland scoort heel hoog met een gemiddelde groei van 3,5%. Op pagina 3 van de beantwoording van de minister zien we dat wij in Nederland tussen 2012 en 2017 een gemiddelde groei hebben gehad van 0,8%. Ook hier wordt dus een heel raar beeld geschetst van een groei van ongeveer 3,5% per jaar, door ons ministerie van Financiën. Wij zien hieronder een tabel staan waarin de zorgkosten een steeds groter deel uit gaan maken van onze uitgaven. Het is het bekende koekoeksjongverhaal. Maar we zien dat de zorgkosten in de afgelopen periode, tussen 2012 en 2017, met 0,8% per jaar gestegen zijn. Dat is dus veel lager dan de stijging van het bbp met gemiddeld 1,6% per jaar. Als de ramingen zo hysterisch blijven en we dit soort plaatjes blijven krijgen, terwijl de realiteit heel anders uitpakt, dan voorzie ik heel veel bezuinigingen op zorg die niet nodig zijn.
Zijn we dan voor zorgkosten die de pan uit rijzen? Nee, dat zijn we niet. We zien de komende periode dan ook echt als een periode waarin heel veel kansen voor ons liggen om fraude, verspilling en regels aan te pakken. Daarom heb ik ook zo veel moties ingediend. Ik heb heel veel frisse moed om echt te komen tot veranderingen in de zorg. Ik heb het niet over systeemwijzigingen, maar wel over het optimaliseren van de systemen. Want het is inderdaad niet de Tweede Kamer die bijvoorbeeld zegt dat die vijfminutenregistraties nodig zijn. Ik heb hier de zorgovereenkomst van VGZ voor de wijkverpleging in 2018, het komende jaar. Op pagina 8 daarvan staat: "De declaratie vindt plaats op basis van vijfminutentarieven". Wij kunnen hier dus debatteren wat we willen, maar ze blijven het gewoon doen. Daarom heb ik daarover ook een motie ingediend. Ik hoop echt dat de Kamer bereid is om die motie aan te nemen, zodat we er echt eens van afkomen. Want hoewel de verzekeraar die regel dus maakt, en wij dat niet hier doen, kunnen we er hier wel voor zorgen dat die regel binnen ons systeem wordt afgeschaft.
Ik zei al: de zorg is ons lief. Maar liefdevolle zorg, waar de Kamer zich de afgelopen dagen vaak voor uitspreekt, creëren wij hier niet. Die wordt gecreëerd door zorgverleners. Zorgverleners creëren liefdevolle zorg. Tot 2023 zijn er 190.000 extra mensen nodig. Dat is de komende periode de opgave voor VWS, en daar moet alles op ingezet worden. Want willen we liefdevolle zorg realiseren, dan zullen we echt zorgmedewerkers moeten hebben die die zorg ook kunnen geven. Ondanks de heel teleurstellende schriftelijke beantwoording, de iets betere mondelinge beantwoording en hopelijk een hoop "oordeel Kamer" bij de behandeling van de moties, zie ik daarom nog steeds kansen en ben ik nog steeds vol goede moed om de komende periode nou eindelijk eens zo veel mogelijk fraude, verspilling, overhead en regels aan te pakken. Dan kunnen we de zorg echt bevrijden en al het geld dat besloten ligt in de zorg gebruiken om zo veel mogelijk extra mensen aan te nemen die die liefdevolle zorg daadwerkelijk kunnen geven.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Agema. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Aukje de Vries namens de VVD.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb nog een aantal punten naar aanleiding van de beantwoording van de verschillende bewindspersonen. Allereerst dank voor de uitgebreide beantwoording en ook voor de schriftelijke antwoorden. De heer Van der Staaij zei al dat er in het eerste kwartaal heel veel voorstellen gaan komen. We kunnen dus vol aan de bak als Tweede Kamer. Wij zijn heel blij met de toezegging dat er in dat eerste kwartaal een voorstel komt om de regeldruk in de zorg te verminderen, en dat daarbij gekeken wordt naar laaghangend fruit, maar dat er ook duidelijke doelen aan gekoppeld worden. Ik denk dat het als een uitdaging gezien moet worden om dat op een goede, werkende manier vorm te geven.
De minister voor Medische Zorg heeft aangegeven dat de verschuiving van de tweede- naar de eerstelijnszorg nadrukkelijk wordt meegenomen in de hoofdlijnenakkoorden en dat een apart plan van aanpak daarom niet nodig is. Wij wachten die hoofdlijnenakkoorden eerst af. We hebben begrepen dat daarin ook de elektronische zorg en de innovatie meegenomen wordt, maar dat daar ook nog een aparte brief over komt. Wij vinden het wel belangrijk dat we niet blijven pionieren met al die voorstellen, maar dat we ze, als ze gewoon goed werken, dan ook breed gaan implementeren. We kunnen blijven experimenteren, maar goede voorstellen moeten gewoon breed over heel Nederland uitgerold worden.
Over de hoofdlijnenakkoorden heeft de minister voor Medische Zorg gezegd dat hij in een heleboel van die hoofdlijnenakkoorden een aantal onderwerpen aan de orde zal stellen. Dat is wat ons betreft goed, maar wat wij nou juist belangrijk vinden, is dat er ook integraal gekeken wordt en dat je niet alleen in een kolom van één hoofdlijnenakkoord zou moeten kijken maar ook tussen die hoofdlijnenakkoorden zou moeten kunnen schuiven. Daar willen we nog wel graag een reactie van de minister op.
Het vierde punt, waarna ik nog bij twee onderwerpen kom waarover we een motie zullen indienen, betreft de toetreders op de zorgverzekeringsmarkt. Ik ben blij dat de minister met een reactie komt op het rapport van de ACM over de toetreders, want ik vind het belangrijk dat we kijken hoe we zorgen dat die nieuwe toetreders die stap ook wel echt gaan nemen. Ik denk dat het belangrijk is dat er gekeken wordt naar het vergunningsproces. Dat wordt als een van de punten aangegeven in dat onderzoek. Ik vind dat we daar ook concrete stappen moeten zetten om te kijken wat daar mogelijk is. Dat sluit misschien ook mooi aan bij de zaken die al genoemd zijn, bijvoorbeeld over vergunningen light in de financiële sector waar ook zorgverzekeraars als onderdeel van de verzekeringssector onder vallen.
De minister heeft aangegeven dat hij geen nadere analyse wil van waarom de andere twee partijen, Anno2012 en de coöperatie Zorgeloos, niet zijn toegetreden, omdat daar al duidelijkheid over zou zijn. Ik ben dan wel benieuwd wat voor analyse de minister dan heeft waarom die partijen niet zijn toegetreden.
Tot slot kom ik bij twee andere punten, allereerst de hulpmiddelen. De minister heeft aangegeven dat er een onderzoek van KPMG loopt, maar dat dat niet helemaal tegemoet zou komen aan datgene waarvan wij als VVD hebben aangegeven dat we dat belangrijk vinden, namelijk dat je ook kijkt welke belemmeringen er zijn en welke oplossingen je daarvoor zou kunnen gebruiken. Vandaar dat we hierover toch een motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er signalen zijn dat de kosten voor hulpmiddelen in Nederland relatief hoog zijn, soms wel tot 30% hoger dan in Duitsland;
constaterende dat de patiënten, premiebetalers en verzekerden uiteindelijk voor de hogere kosten opdraaien;
van mening zijnde dat gekeken moet worden hoe we de zorg betaalbaar kunnen houden;
van mening dat er een relatief zwakke inkoopmacht is en een sterke marktmacht vanuit de aanbieders van hulpmiddelen;
verzoekt de regering de Nederlandse Zorgautoriteit en de Autoriteit Consument en Markt te vragen een onderzoek te doen naar de inkoop- en marktmacht bij hulpmiddelen, waarbij wordt bezien welke belemmeringen en oplossingen er zijn en de Tweede Kamer daarover voor 1 juli 2018 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dan het onderwerp "geneesmiddelen". Er is al veel gezegd over het verkorten van de procedure. Wij zien wel dat men ook in andere landen actief bezig is om te kijken hoe je een snellere toegang en verkrijgbaarheid van een geneesmiddel op de markt voor elkaar kunt krijgen. Wij vinden dat er bij de ambitie om die procedures in te korten nog wel een tandje bij mag. Vandaar ook daarover een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de komende jaren vele nieuwe, veelbelovende, soms dure geneesmiddelen beschikbaar zullen komen;
van mening dat het voor patiënten van belang is dat zij snel toegang hebben tot deze geneesmiddelen;
van mening dat de procedure rond goedkeuring, toelating en vergoeding van deze geneesmiddelen soms lang kan duren;
constaterende dat de Amerikaanse Food and Drug Administration ook kijkt naar versnelde toelating;
verzoekt de regering te onderzoeken hoe deze procedures, in overleg met betrokken partijen, al dan niet in Europees verband, efficiënter kunnen worden vormgegeven en dus korter kunnen worden en de Tweede Kamer in het tweede kwartaal 2018 over de uitkomst te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dan is het woord nu aan mijn collega. Maar ik geloof dat de voorzitter dat moet zeggen.
De voorzitter:
Dat is niet erg. Mevrouw Hermans heeft nu het woord, namens de VVD.
Mevrouw Hermans (VVD):
Voorzitter. Dank aan de bewindslieden voor de uitgebreide beantwoording en via hen ook aan hun ambtenaren. Ik heb in de afgelopen jaren een klein beetje ervaring met deze dagen opgedaan en ik weet dat het hard en veel werken is, maar dat het ook een mooi proces is.
Liefdevolle en goede zorg die zo veel mogelijk als thuis, dat is waar we voor staan, niet omdat dat nu nog nergens het geval is maar omdat we ambities moeten blijven hebben en ambitieus moeten blijven, want het kan altijd beter, elke dag een beetje meer als thuis. Dat kan alleen als we de kwaliteit van de zorg in verpleeghuizen transparant maken. Ik ben blij dat de minister dit deelt en dat hij de benchmark ziet als een spiegel. Zo komen we tot een sfeer van aanmoedigen, van uitdagen en van leren van elkaar.
Ik vind alleen dat de minister over de rol van de zorgkantoren in dit proces nog wel een beetje voorzichtig en terughoudend was. Ik denk dat er juist in het proces van inkopen van zorg allemaal mogelijkheden zitten om strakker te sturen op de kwaliteit. Het thema van de persoonsvolgende bekostiging werd in dat kader al even genoemd. Ik kom zo met een motie daarover, om daar toch nog iets meer ambitie van de minister op te vragen.
Dat geldt ook voor het punt van de innovatie. Ik wil natuurlijk ook geen projectjes en dingetjes die even een beetje innovatie zijn en die morgen weer wegvallen of tot een nieuw project gaan leiden. Ik wil dat er in de verpleeghuiszorg breed maar vooral ook duurzaam geïnnoveerd wordt en dat we echt een kwaliteitsslag in de sector voor elkaar krijgen. Daarom heb ik de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kwaliteitskader verpleeghuiszorg primair bedoeld is om de kwaliteit in verpleeghuizen te verbeteren;
constaterende dat voor die kwaliteitsverbetering 2,1 miljard structureel beschikbaar is om te investeren in voldoende, goed opgeleide zorgprofessionals;
overwegende dat het aannemen van meer zorgprofessionals moet leiden tot liefdevolle en goede zorg;
van mening dat de beste verpleeghuizen de norm moeten worden;
van mening dat de kwaliteitsverbetering in de sector inzichtelijk moet zijn voor iedereen, waarbij de focus moet liggen op het stimuleren van daadwerkelijke verbetering;
van mening dat de administratievelastendruk niet verder op mag lopen;
verzoekt de regering in het verbeterprogramma dat begin 2018 naar de Tweede Kamer komt en de periodieke monitoring daarna aan de hand van concrete, heldere maatregelen duidelijk te maken hoe:
-de kwaliteitsslag die de verpleeghuissector moet maken gebenchmarkt gaat worden en op basis van welke indicatoren naast de indicatoren cliënt- en medewerkerstevredenheid;
-de benchmark een plek krijgt in de bestaande structuur van het jaarlijkse kwaliteitsplan en -verslag (inclusief verbeterparagraaf);
-óók de kwaliteit van goed presterende verpleeghuizen inzichtelijk wordt gemaakt en hoe de inspectie in haar toezichtskader hier rekening mee houdt;
-prikkels in de inkoop door zorgkantoren gebracht kunnen worden om vernieuwing bij zorgaanbieders te stimuleren;
-innovatie gestimuleerd en beloond zal worden, zodat innovatie een duurzame plek krijgt in de verpleeghuiszorg;
-bestuurders zullen worden beoordeeld op het realiseren van de kwaliteitsverbetering,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kooiman heeft een vraag over deze lange motie.
Mevrouw Kooiman (SP):
Het zal u niet verbazen dat de SP geen heel groot voorstander is van benchmarks en al die andere jeukwoorden die in de motie staan. Wat mij grote zorgen baart, is dat dit gaat leiden tot veel meer bureaucratie op de werkvloer. Hulpverleners zijn al zo veel bezig met het invullen van lijsten. Regelt deze motie niet dat hulpverleners straks helemaal niet meer aan zorg toekomen?
Mevrouw Hermans (VVD):
In tegendeel. Daarom is een van de overwegingen ook dat het niet mag leiden tot extra administratievelastendruk.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik vind het heel knap. Enerzijds zeg je: we willen meer transparantie. Wat die transparantie is en wat die benchmark dan moet zijn, is mij nog niet helemaal duidelijk. Mogelijk heeft de minister daar wel een antwoord op. Maar als je dat wilt krijgen, zal je natuurlijk ook een hele hoop papierhandel moeten creëren. Ik zie dus eigenlijk niet hoe je dat voor elkaar zou kunnen krijgen.
De voorzitter:
Een korte reactie.
Mevrouw Hermans (VVD):
De minister heeft die benchmark al aangekondigd. Een van de redenen waarom ik zeg dat de bestaande structuur van het kwaliteitsverslag en de verbeterparagraaf onderdeel daarvan moet zijn, is precies wat mevrouw Kooiman zegt: we moeten geen extra lijstjes en extra administratievelastendruk organiseren.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Een van de overwegingen in de motie is om de beste verpleeghuizen tot norm te verheffen. Maar wat is het beste verpleeghuis? We willen toch geen eenheidsworst maar diversiteit? Ik heb eerder gevraagd, ook in een interruptiedebatje met de VVD, om ruimte voor lerende verpleeghuizen. Volgens mij staat dat ook in het kwaliteitskader. De beste verpleeghuizen zijn de lerende verpleeghuizen. Ik wil daar graag een reactie op.
De voorzitter:
Ja, dat is prima, maar dit is de tweede termijn. We gaan het debat dus niet opnieuw doen. Uw vraag gaat dus echt over de motie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Het gaat inderdaad over de motie en ik heb dit echt nodig om de motie te kunnen duiden.
Mevrouw Hermans (VVD):
Liefdevolle en goede zorg die zo veel mogelijk voelt als thuis. De verpleeghuizen waar dat lukt, zijn wat mij betreft de beste. Op uw vraag of dat eenheidsworst oplevert en of het dan overal op dezelfde manier gebeurt, is wat mij betreft het antwoord nee. Iedereen doet het op zijn eigen manier, heeft zijn eigen aanpak en stemt het af op de bewoners, de omgeving en de situatie. Geen eenheidsworst dus. Als de beste verpleeghuizen de norm zijn, is dat een ambitie voor individuele verpleeghuizen om elke dag een beetje beter te worden en er elke dag voor te zorgen dat het een beetje meer voelt als thuis. Daar gaat het mij om.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Hermans (VVD):
Ik heb nog twee vragen aan de minister. De eerste gaat over de cliëntondersteuning. Ik ben blij met de toezegging dat hij met een plan van aanpak komt waarin specifiek aandacht is voor een aantal van de genoemde kwetsbare doelgroepen. Maar ik wil hem nog wel vragen of dat betekent dat de algemene cliëntondersteuning geen aandacht krijgt in dat plan. Gezien het laatste rapport dat ik erover las, namelijk dat waarin de NZa wat dingen zegt over hoe de cliëntondersteuning vanuit de zorgkantoren gaat, kan het nog wel wat beter worden.
Het tweede betreft een onderzoek dat de minister heeft aangekondigd naar de variatie in Wlz-tarieven, waarbij rekening zou moeten worden gehouden met de verschillen in vastgoedprijzen in de Randstad en daarbuiten. Kan de minister aangeven wat de relatie is met het kostprijsonderzoek van de NZa dat loopt? Hoe verhoudt dit zich tot de hele operatie die in de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden om juist vanaf januari 2018 met integrale Wlz-tarieven te gaan werken?
Tot slot. Liefdevolle en goede zorg die zo veel mogelijk voelt als thuis vraagt om vertrouwen. In de eerste termijn zei ik: ik hoop dat we dat vertrouwen kunnen geven. Eigenlijk wil ik daar nu van maken: ik reken erop dat we dat vertrouwen met elkaar de komende jaren gaan geven.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Hermans. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ellemeet.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording van de vragen. Dank ook aan de ambtenaren voor al het werk dat zij hebben verricht. Ik begon mijn eigen inbreng met de constatering dat uit de eerste debatten blijkt dat het drie heel verschillende bewindspersonen zijn, met ieder hun eigen stijl. Dat hebben we denk ik bevestigd gezien vandaag. Dat wil ik even vastgesteld hebben. Alle drie hebben ze een hands-onmentaliteit. Ook dat hebben we bevestigd gezien.
Wat GroenLinks betreft mogen ze af en toe nog wel een tandje harder lopen en zijn we het niet over alles eens. Ik wil graag een aantal moties indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gemeentepolissen een belangrijke bijdrage leveren aan goede en betaalbare zorg voor mensen met een kleine beurs;
constaterende dat samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars in het bieden van zorg en ondersteuning van grote meerwaarde is;
van mening dat alle zorgverzekeraars een maatschappelijke verantwoordelijkheid dragen in het bieden van goede en toegankelijke zorg en het aanbod van een gemeentepolis daaraan bijdraagt;
verzoekt de regering met gemeenten en zorgverzekeraars in overleg te treden, met als doel een goede samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars op het raakvlak van het medisch en sociale domein, waarbij gemeentepolissen een waardevolle bijdrage kunnen leveren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de wanbetalersregeling voor een grote groep mensen geen oplossing biedt voor het niet betalen van de zorgpremie;
van mening dat de huidige systematiek van de regeling in ieder geval voor een deel van de doelgroep niet tot het gewenste resultaat leidt;
verzoekt de regering de huidige regeling te onderzoeken op ongewenste effecten en mogelijke verbeteringen en daarbij de optie van uitstroom uit de regeling voor mensen onder bewind als (deel)oplossing mee te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat mantelzorgers te maken hebben met zorgverlening vanuit de Wmo, de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg;
constaterende dat zorgverzekeraars en zorgkantoren signalen afgeven dat zij juridische belemmeringen ondervinden in het ondersteunen van mantelzorgers;
van mening dat de grote druk op mantelzorgers vraagt om optimale ondersteuning;
verzoekt de regering te onderzoeken of er sprake is van juridische belemmeringen in het ondersteunen van mantelzorgers;
verzoekt de regering tevens te onderzoeken hoe samenwerking tussen gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren kan worden bevorderd die hen in staat stelt in elkaars trajecten rond mantelzorgondersteuning te investeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er tot 2020 jaarlijks 15 miljoen euro is bestemd voor de preventie van en ondersteuning bij onbedoelde zwangerschappen;
van mening dat deze doelstelling onderdeel uitmaakt van een bredere agenda ter bevordering van seksuele gezondheid, waarbij ook nadrukkelijk aandacht is voor het voorkomen van en adequaat reageren op seksueel grensoverschrijdend gedrag;
overwegende dat het recent verschenen Nationaal Actieplan Seksuele Gezondheid van het RIVM en veldpartijen invulling geeft aan deze brede doelstelling;
verzoekt de regering om niet alleen in de preventie van en ondersteuning bij onbedoelde zwangerschappen te investeren, maar ook aandacht te hebben voor de bevordering van positieve seksuele gezondheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter. Tot slot wil ik nog een keer zeggen dat ik erg blij ben met de toezegging van de staatssecretaris om werk te maken van betere zorg voor vrouwen met een postnatale depressie. Dat gaat mij zeer aan het hart en volgens mij velen met mij. Het is heel goed dat hiervoor eindelijk meer aandacht komt, dat we de samenleving hierover beter informeren zodat vrouwen hierin niet alleen staan, dat we ook de mensen in opleiding, verloskundigen, kraamverzorgenden, jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen hierin meenemen en dat we ook echt werk gaan maken van de screening die al internationaal effectief is gebleken. Dus nogmaals veel dank daarvoor. Ik zal u hierbij op de voet blijven volgen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Berg namens het CDA.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Allereerst mijn dank voor de antwoorden van de bewindslieden. Ik was zeer verheugd om te zien dat er zelfs vijf rondetafels zijn om te komen tot een preventieakkoord. Ik ben ook verheugd over de antwoorden die we hebben gekregen over het buddyproject. Ik was van plan daarover een motie in te dienen, maar dat ga ik nu in ieder geval niet doen.
Wat betreft het CDA gaat het om de zorg voor mensen die kwetsbaar zijn door een handicap, door een ziekte, door een aandoening of door ouderdom. Het is heel belangrijk dat we met z'n allen willen blijven zorgen voor die kwetsbare mensen, maar die solidariteit staat wel onder druk. Gisteren heb ik aangegeven dat dit onder andere komt door het oerwoud aan polissen dat er is. U zult begrijpen dat wij daar graag een motie over willen indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat zorgverzekeraars al dan niet via volmachten of andere kanalen diverse basisverzekeringen aanbieden met identieke voorwaarden, maar met een andere naam en een andere prijs;
overwegende dat hierdoor het aanbod van basisverzekeringen onnodig groot en onoverzichtelijk is;
constaterende dat de regering onderzoekt of en hoe meer transparantie en standaardisatie van het totale polisaanbod (waaronder collectiviteiten) van basisverzekeringen gerealiseerd kan worden;
verzoekt de regering een nulmeting uit te laten voeren naar de vraag hoeveel identieke polissen onder verschillende namen worden aangeboden en de Kamer hier voor april 2018 over te informeren;
verzoekt de regering tevens om de Kamer daarna periodiek na elk overstapseizoen te informeren over de voortgang en ontwikkeling van het realiseren van meer transparantie en standaardisatie van het aanbod van basisverzekeringen door zorgverzekeraars,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Om verder te ondersteunen dat dit woud aan polissen gereduceerd wordt, is het ook belangrijk dat de risicoverevening optimaal gaat werken. We zijn in ieder geval blij dat die afslag voor hogeropgeleiden er is gekomen, maar we hebben nog wel een motie om dit verder te ondersteunen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een goed functionerend risicovereveningssysteem cruciaal is voor het behoud van solidariteit in het zorgstelsel;
constaterende dat het risicovereveningssysteem constant in onderhoud is om het beter te laten functioneren;
overwegende dat er sinds 2015 zorg in de Zorgverzekeringswet is opgenomen die langdurig van aard en groot van omvang is, zoals de langdurige ggz en de wijkverpleging;
verzoekt de regering onderzoek te laten uitvoeren naar de vraag of het huidige risicovereveningssysteem nog adequaat en passend is, gezien het feit dat een deel van de langdurige zorg onder de Zvw is gebracht, en bij dit onderzoek buitenlandse onderzoekers te betrekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter. We zeiden dat de solidariteit onder druk staat, aan de ene kant door dat oerwoud aan polissen, aan de andere kant doordat de kosten stijgen. Nu is het aparte dat die kosten ook weer voor een heel stuk worden veroorzaakt door de regeldruk, dus als we de regeldruk naar beneden kunnen brengen, dan scheelt dat ook in de kosten. In Medisch Contact van deze maand stond een dezer dagen een artikel van een huisarts die drie uur bezig was geweest om te proberen om een katheter te bestellen, omdat hij namelijk de katheter die op voorraad was in de praktijk bij iemand had geplaatst. Dat maakt mensen echt helemaal hoorndol. U zult begrijpen dat wij daar ook nog graag een motie over willen indienen ter ondersteuning van een betere samenwerking en betere resultaten, maar met name van een betere informatie-uitwisseling en standaardisering.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de administratieve lasten en regeldruk in de zorg zeer groot zijn en dat het breed gedragen wordt deze terug te dringen;
constaterende dat kwaliteitsregistraties waardevolle informatie opleveren over de uitkomsten van zorg;
constaterende dat de regie op deze informatie ontbreekt, met als gevolg grote versnippering van informatie, hoge kosten en grote registratielasten;
constaterende dat er in andere OECD-landen een centralere aansturing voor het voeren van kwaliteitsregistraties is;
verzoekt de regering een commissie van deskundigen voor 1 juli 2018 te laten adviseren over een herinrichting van de kwaliteitsregistraties van de gehele zorg in relatie tot de kosten en resultaten met als uitgangspunt "eenmalig vastleggen, meervoudig gebruik", en daarbij goede voorbeelden uit het binnen- en buitenland te betrekken;
verzoekt de regering tevens de Kamer halfjaarlijks te rapporteren over de voortgang binnen het zogenoemde Informatieberaad,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dan heb ik nog één vraag, voorzitter. In de antwoorden die we van de minister hebben gekregen, wordt onder andere vermeld dat niet alle nieuwe intramurale geneesmiddelen altijd getoetst worden. Onder de 2,5 miljoen euro gebeurt dat sowieso niet, maar wij horen ook echt nog hogere bedragen. Ook op macroniveau is niet inzichtelijk welke behandelingen het meest effectief zijn. Toen moest ik toch echt denken aan dat kinderrijmpje:
Jantje zag eens pruimen hangen,
o, als eieren zo groot.
't Scheen dat Jantje wou gaan plukken,
schoon zijn vader 't hem verbood.
"Hier is", zei hij, "noch mijn vader,
noch de tuinman, die het ziet:
aan een boom, zo vol geladen,
mist men vijf, zes pruimen niet."
Er kan natuurlijk makkelijk worden gedacht: ach, op 45 miljard doen die paar miljoen niks. Maar vele kleintjes maken één grote. We zouden hier dus graag een reflectie van de minister op willen horen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Ik zie mevrouw Ellemeet bij de interruptiemicrofoon staan.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter. Ik was vergeten om nog even formeel mijn amendement op stuk nr. 51 in te trekken.
De voorzitter:
Het amendement-Ellemeet (stuk nr. 51) is ingetrokken.
Dan geef ik nu het woord aan de heer Slootweg namens het CDA.
De heer Slootweg (CDA):
Voorzitter. Ik wil allereerst de bewindslieden hartelijk bedanken voor deze twee dagen waarin we van gedachten hebben kunnen wisselen. We hebben vragen gesteld. Misschien kan de beantwoording hier en daar wat verbeterd worden, maar als je de hoeveelheid papier ziet die in een dag is geproduceerd, dan begrijp je ook dat het ambtelijk apparaat enorm hard heeft gewerkt.
Als het gaat om de zorg, is dat ook wel een goede analogie. Wat we hier doen, is natuurlijk niet voor onszelf. Er komt meer geld bij, met name voor de ouderenzorg, maar dat is ook nodig voor diegenen die zorg behoeven. We moeten ook het zorgpersoneel in staat stellen om dat te kunnen doen. We moeten hen in staat stellen om die zorg liefdevol te kunnen geven. Daarvoor hebben we ook een zekere rust nodig. We hebben de tijd van de grote stelselwijzigingen gehad, maar we moeten nu echt gewoon kijken hoe we binnen het huidige kader de kwaliteit kunnen verbeteren. Dat hangt toch ook een beetje samen met de vraag hoe we de administratieve lasten kunnen verminderen. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het geld ook echt wordt besteed aan meer personeel en dat we die mensen ook in staat stellen om een betere kwaliteit te bieden?
De benchmark mag inderdaad niet leiden tot extra rompslomp. Ik hoop dan ook dat die benchmark tot zo'n format kan leiden dat we daarmee regels en dingen die worden gevraagd, kunnen verminderen. Dat is ook de reden dat ik twee moties wil indienen. Met die moties wordt uitgestraald dat het gaat om de speerpunten "het verminderen van de administratieve lasten", "het brengen van rust in de sector" en "het toewerken naar een betere kwaliteit".
De eerste motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het huidige Wlz-inkoopkader bij zowel de zorgorganisaties als de zorginkopers tot forse administratieve lasten leidt;
constaterende dat er jaarlijks onderhandeld wordt over de prijs;
overwegende dat meerjarencontracten over prijs en kwaliteit administratieve lasten voorkomen en zorgaanbieders financiële duidelijkheid geven;
verzoekt de regering om in overleg met zorgkantoren tot concrete afspraken te komen over meerjarencontracten, waarin afspraken over kwaliteit en prijs worden opgenomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Slootweg (CDA):
In aanloop naar dit overleg hebben we ook gesproken over de dubbele zorgval. Het is voor veel mensen echt onbegrijpelijk dat je van de ene zorgvorm naar de andere zorgvorm te maken kunt krijgen met meer eigen bijdrage en minder uren zorg. Dat is ook de reden waarom wij de tweede motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een groot financieel verschil is tussen de hoogte van de eigen bijdrage voor zorg thuis (Wmo & Zvw) en de eigen bijdrage voor zorg in de Wet langdurige zorg (Wlz), terwijl in sommige gevallen mensen minder zorg krijgen als ze van de Wmo-wijkverpleging naar de Wlz-thuis overgaan;
overwegende dat financiële drempels nimmer een belemmering mogen vormen om onder de Wlz te vallen;
overwegende dat momenteel onvoldoende inzicht bestaat in hoe groot dit probleem daadwerkelijk is;
verzoekt de regering om onderzoek te doen of het verschil in eigenbijdrageregelingen en zorginhoud belemmerend werkt om van het Wmo/Zvw-systeem over te gaan naar de Wet langdurige zorg, en de Tweede Kamer voor het zomerreces hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dat is een hele mooie motie. Ik heb voor de zomer bijna letterlijk dezelfde motie ingediend. Dus als het goed is, is het departement al bezig om te kijken of het verschil tussen de eigen bijdragen en die ongewenste prikkels uit het systeem gehaald kan worden. Ik zou dan toch in overweging willen geven om niet dubbel werk te doen.
De heer Slootweg (CDA):
Dubbel werk proberen we te voorkomen. Ik denk dat we dit moeten zien als een versterking van uw motie. Laten we kijken wat er voor het zomerreces gebeurt.
De voorzitter:
Was u klaar, mijnheer Slootweg?
De heer Slootweg (CDA):
Ja. Hiermee ben ik gekomen aan het einde van mijn inbreng.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kooiman namens de SP.
Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter, ik mompelde net dat ik twaalf minuten heb en dat ik dus ook twintig moties ga voorlezen, maar dat is niet het geval.
Voorzitter. Mijn bijdrage ging voornamelijk over de zeggenschap. De zeggenschap voor patiënten, voor mensen die zorg nodig hebben, voor ouderen. Ik hoop heel erg dat deze drie bewindspersonen, die een kersverse start maken en die vandaag al heel wat uren in deze Kamer zijn, de zeggenschap weer naar zich toe trekken en zeggen: hier ga ik over en ik vind hier wat van; ik zie dat patiënten lijden en ik ga daar wat aan doen.
Voorzitter. Ik heb natuurlijk een aantal voorstellen gedaan in mijn eigen bijdrage. De SP heeft ook een heel mooie initiatiefnota gemaakt om ouderen een plek te geven in hun eigen buurt. Wij hebben het een "zorgbuurthuis" genoemd. Het is een plan met allerlei initiatieven, want zo is de SP ook: als we iets willen, dan zorgen we dat we mensen uit het veld erbij betrekken en dan zorgen we voor een mooi plan. Dat heb ik ingediend. Ik heb een motie die dat mooi op weg kan helpen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het een wens van velen is dat ouderen in hun eigen buurt in kleinschalige voorzieningen kunnen wonen en begeleid kunnen worden;
constaterende dat initiatiefnemers van toegankelijke kleinschalige woonvormen met zorg voor ouderen oplopen tegen belemmerende regels, die een onwenselijke barrière vormen voor het opzetten van kleinschalige woonvormen met zorg;
verzoekt de regering om in reactie op de ingediende initiatiefnota over het Zorgbuurthuis (34849), belemmerende regels te inventariseren en te komen met voorstellen hoe deze barrières weg te nemen om zo kleinschalige opvang in de wijk te kunnen realiseren en de Kamer in het eerste kwartaal van 2018 hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kooiman (SP):
Deze motie is dus medeondertekend door de nieuwe partijleider van de SP, mevrouw Marijnissen.
Voorzitter. De volgende motie leg ik zo graag uit.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het regeerakkoord staat dat er via hoofdlijnenakkoorden in de zorg 1,9 miljard euro minder uitgegeven gaat worden;
van mening dat het werken in de zorg juist meer waardering moet krijgen en dat de uitdaging al groot genoeg is om voldoende zorgpersoneel te werven;
verzoekt de regering om de ova-ruimte, de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling, uit te zonderen van de hoofdlijnenakkoorden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik zie een aantal ambtenaren heel enthousiast reageren.
Voorzitter. De reden dat ik de motie indien, is dat het vorige hoofdlijnenakkoord helaas wel invloed had op de ova. Het gaat mij er nu niet zozeer om dat de minister aan tafel gaat zitten met het personeel en dat er een aparte onderhandelingstafel voor is, maar ik vind het heel erg belangrijk dat die ruimte voor de onderhandelingen beschikbaar blijft. Dat kan geregeld worden in de hoofdlijnenakkoorden. Mijn oproep is: blijf in ieder geval af van de arbeidsvoorwaarden van het personeel.
Voorzitter, dan heb ik nog een aantal heel mooie voorstellen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Autoriteit Consument & Markt heeft geconstateerd dat ziekenhuisfusies geen aantoonbaar positief effect hebben op de kwaliteit van zorg, en dat de prijzen van behandelingen zijn gestegen;
constaterende dat het maatschappelijk draagvlak voor fuserende en steeds groter wordende ziekenhuizen lijkt af te nemen;
verzoekt de regering om de Autoriteit Consument & Markt de mogelijkheid te geven om het draagvlak van de lokale bevolking en de lokale politiek mee te wegen in de zorgspecifieke fusietoets,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ter toelichting zeg ik dat deze overweging niet helemaal uit de lucht is gegrepen. De Autoriteit Consument & Markt heeft het in haar aanbeveling bij haar eigen onderzoek al opgeschreven. Maar je ziet in het land heel erg dat, daar waar posten worden gesloten en ziekenhuizen moeten sluiten, de weging van het volk en van de lokale raden niet wordt meegenomen in de besluitvorming, en dat willen wij natuurlijk heel graag wel.
Dan heb ik nog een andere heel mooie motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er zorgverzekeraars zijn die te weinig zorg inkopen, terwijl er vanuit VWS genoeg budget beschikbaar wordt gesteld;
constaterende dat de mensen die zorg nodig hebben hier de dupe van zijn;
constaterende dat zorgverzekeraars op dit moment niet gedwongen kunnen worden meer zorg in te kopen, als dit nodig blijkt te zijn;
verzoekt de regering om een instrument te ontwikkelen om zorgverzekeraars te kunnen dwingen meer zorg in te kopen als dat nodig is om zo onwenselijke onderbesteding tegen te gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kooiman (SP):
Wij hebben het natuurlijk heel vaak over overbesteding. Deze motie gaat over het tegengaan van onderbesteding. Het is eigenlijk een heel mooie motie om de bewindspersonen te helpen, vond ik zelf. Dan heb ik nog een heel mooie motie om de bewindspersonen ... Mooi hè? Even voor het verslag, voorzitter: de bewindspersonen vinden het ook heel erg mooi, vooral minister De Jong is erg enthousiast.
De voorzitter:
Dan weet u dat u vanuit vak-K niets meer mag zeggen.
Mevrouw Kooiman (SP):
Hij zei niks, maar ik kon het aan zijn uitstraling zien.
De voorzitter:
Ook dat mag niet meer. Gaat u verder.
Mevrouw Kooiman (SP):
Helaas, want ik vond het wel prettig.
Voorzitter, als het gaat om de Zorgverzekeringswet mag het geen geheim zijn dat wij een heel ander stelsel voorstaan. De zorg is geen markt en de mens geen product. Wij willen ook heel graag zien dat mensen gewoon zorg krijgen als ze dat nodig hebben. Je moet niet hoeven kiezen uit zestig verschillende polissen. Het gaat erom dat, als je aanklopt bij een ziekenhuis, bij een arts, bij een hulpverlener, die zorg gewoon beschikbaar en goed is.
Wat mij ook zorgen baart, is dat het eigen risico blijft bestaan. Wij hebben meerdere malen voorstellen gedaan om dat af te schaffen of te verlagen. Helaas heeft dat nog niet tot een meerderheid geleid. Deze keer probeer ik het over een andere boeg te gooien, namelijk om de premie te verlagen. Want die stijgt alleen maar. Ook daarover heb ik meegedacht en daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat zorgverzekeraars 1 miljard euro opstrijken doordat mensen niet overstappen naar een andere zorgverzekeraar;
constaterende dat zorgverzekeraars daarnaast 11 miljard aan reserves op de plank hebben liggen, waarvan 4 miljard boven de wettelijk gestelde solvabiliteitseisen;
verzoekt de regering zorgverzekeraars te dwingen dit geld in te zetten om de premies substantieel te verlagen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kooiman (SP):
Zo heb ik een heel pakketje allemaal heel mooie maatregelen aangeboden aan deze drie kersverse bewindspersonen, die mooi aan de slag mogen. Ik wens ze heel veel succes om de zeggenschap weer in handen te nemen en weer terug te brengen naar de mensen om wie het gaat, namelijk de mensen die de zorg nodig hebben.
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Bergkamp, namens D66.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb vier moties en weinig tijd. Dus ik begin heel snel met het voorlezen van mijn moties. De eerste.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er de komende kabinetsperiode een forse investering in de verpleeghuiszorg wordt gedaan als gevolg van het nieuwe kwaliteitskader verpleeghuiszorg;
constaterende dat de huishoudprognose van het CBS voorspelt dat de hoeveelheid ouderen die langer thuis blijven wonen enkel toeneemt;
verzoekt de regering om een verkenning uit te voeren, die recht doet aan de demografische, maatschappelijke en technologische ontwikkelingen, op welke wijze het mogelijk is dat naast de verbeteringen in de verpleeghuiszorg ook de kwaliteit voor zorg thuis van goede kwaliteit blijft, waarbij alle facetten van zorg thuis worden meegenomen zoals bijvoorbeeld woonzorgcombinaties, woningaanpassingen, wijkvoorzieningen, en zorg en begeleiding thuis en waarbij gekeken word over schotten en wetten heen en deze eind eerste kwartaal 2018 aan de Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Nu komt een hele lange motie, mede namens mevrouw Geluk, die ook in de zaal aanwezig is. Ik lees haar voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat kwalitatief goede hulpmiddelen uit de Wmo bijdragen aan de kwaliteit van leven van mensen en dat verspilling van zorggeld tegengegaan moet worden;
constaterende dat er al jarenlang veel signalen zijn van problemen met de verstrekking en aanpassingen van hulpmiddelen;
constaterende dat verspilling van hulpmiddelen ook veroorzaakt wordt door te weinig bovengemeentelijk handelen;
constaterende dat de VNG in 2014 de Handreiking Inkoop middelen uitbracht maar deze niet het beoogde effect lijkt te hebben;
constaterende dat in het voorjaar van 2018 het kabinet met een analyse komt in samenspraak met leder(in) en de VNG met als doel de gesignaleerde knelpunten op te lossen en te adresseren;
verzoekt de regering om in deze analyse mee te nemen:
-best practices aanbestedingsregels hulpmiddelen;
-op welke wijze het sturingsmechanisme op kwaliteit van de gemeente vergroot kan worden, bijvoorbeeld door aanscherping en bevorderen van de handleiding;
-welke maatregelen er mogelijk zijn om te voorkomen dat hulpmiddelen moeten worden ingeleverd bij verhuizing en hergebruik in bredere zin bevorderd kan worden;
verzoekt de regering tevens de Kamer hierover te informeren voor juli 2018,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. De derde motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het verbinden van zorg en welzijn een bijdrage kan leveren aan het verhogen van de kwaliteit van leven van mensen en hun omgeving;
constaterende dat daarbij schottenproblematiek een belemmering kan zijn om hieromtrent experimenten uit te voeren;
overwegende dat uit de voorstellen (social trials) van bijzonder hoogleraar Anne-Mei The over dementie, zoals ook te lezen is in haar boek "Dagelijks leven met dementie", blijkt dat er wel degelijk oplossingen hiervoor zijn die bijdragen aan betere zorg en begeleiding voor mensen met dementie en hun mantelzorgers en ook bijdragen aan beheersing van de kosten;
verzoekt de regering de uitrol van deze specifieke experimenten over dementie en mantelzorg te ondersteunen, zorgkantoren, zorgverzekeraars, zorgaanbieders en gemeenten te benaderen om hier een actieve bijdrage aan te leveren en de belemmeringen die voortvloeien uit de schottenproblematiek te om- of ontschotten en de Kamer medio 2018 hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik ga het nog redden ook, jeetje! Deze motie dien ik in omdat een vraag niet beantwoord werd en ik maar drie interrupties had. Zie je, als je meer tijd hebt, ga je ook weer een beetje uitweiden en dat moet ik eigenlijk helemaal niet doen. Ik lees de motie voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat forensische kennis op het terrein van kindermishandeling van groot belang is;
constaterende dat er in het regeerakkoord geld is gereserveerd voor de versterking van de forensisch medische expertise voor kinderen (FMEK);
constaterende dat de Forensische Polikliniek Kindermishandeling op 1 maart 2017 gesloten is;
constaterende dat een deel van het budget gebruikt zal worden voor de bijscholing van vertrouwensartsen, forensisch artsen en kinderartsen;
van mening dat medische kennis over kindermishandeling een apart medisch specialisme is;
verzoekt de regering ook een deel van het budget, in opvolging van het FPKM, te besteden aan het realiseren van meer forensisch artsen kindermishandeling, gecentraliseerd werkzaam, bijvoorbeeld bij de GGD,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
U staat echt verbaasd te kijken dat u nog tijd over hebt.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Best wel. Ik ben heel blij dat ik nog tijd over heb om beide bewindspersonen ...
De voorzitter:
Mevrouw Pia Dijkstra, kijkt je heel lief aan
Mevrouw Bergkamp (D66):
Fijn, hè. ... om de drie bewindspersonen te danken voor hun bijdrage. Dat geldt natuurlijk ook voor de ondersteuners. Er zit veel ambitie in alle drie de verhalen en dat doet me deugd. Er gaat veel gebeuren in het eerste kwartaal van 2018. Daar kijken we naar uit, maar met name naar het tweede kwartaal van 2018, want dan mogen we er wat van vinden. Ik zou zeggen: de kop is eraf, aan de slag en dan vooral van systemen naar mensen!
Ik dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Pia Dijkstra is heel blij dat ze nog een paar minuutjes extra mag gebruiken. Gaat uw gang.
Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Dank u wel, voorzitter. Als je hier staat en je ziet dat de tijd nog een beetje ruimte biedt, dan hebben wij allemaal de neiging om die helemaal tot het einde toe te gebruiken. Goed, voorzitter, ik probeer ook kort te zijn, want de tijd is niet lang.
Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden. Er is ons verteld dat dit bewindslieden zijn met een can-domentaliteit. Dat gaan we zien. Wat we gehoord hebben, is veelbelovend, maar we moeten ook nog heel veel krijgen in het eerste kwartaal van 2018 en dat wachten wij af.
We hebben het gehad over de abortuszorg en de minister zegt een belronde te hebben gedaan en te hebben gehoord dat vrouwen nog terechtkunnen voor abortus. Maar de Volkskrant schetste deze week toch een wat zorgelijker beeld: je moet er ver voor reizen en er is een verdubbeling van de wachtlijst. Ik zal daar verder niet over uitwijden, maar het is echt een ander beeld. 28% van de vrouwen gaat overigens zonder doorverwijzing rechtstreeks naar de abortuskliniek. Dat zeg ik even tegen de minister, die zei: de meeste vrouwen gaan via de huisarts. Ik heb toch een motie over die abortuszorg.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vrouwen, wanneer ze de keuze voor een abortus hebben gemaakt, ook snel hulp nodig hebben;
constaterende dat er als gevolg van de sluiting van de Casa Klinieken wachtlijsten kunnen ontstaan, of vrouwen erg ver moeten reizen voor een abortus;
overwegende dat het van belang is dat vrouwen weten waar ze terechtkunnen voor abortus;
verzoekt de regering zolang het landelijk dekkend netwerk onder druk staat, een tijdelijke voorziening in te richten, waar vrouwen kunnen navragen waar ze zo dichtbij mogelijk terechtkunnen voor een abortus en op welke termijn;
verzoekt de regering tevens gezien de urgentie, de Kamer hierover zo snel mogelijk te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Dan heb ik een motie over geestelijke verzorging.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat zal worden ingezet op de beweging van meer zorg van de tweede naar de eerste lijn;
van mening dat we daarbij oog moeten houden voor de belasting van de huisarts die op deze manier met steeds meer en complexere vragen te maken krijgt;
overwegende dat geestelijk verzorgers in de eerste lijn een belangrijke rol kunnen spelen bij het helpen van patiënten bij levensvragen en hiermee ook de huisarts kunnen ontlasten, maar dat initiatieven rondom geestelijke verzorging en de financiering in de eerste lijn momenteel erg versnipperd zijn;
verzoekt de regering in overleg met geestelijk verzorgers, huisartsen en de zorgverzekeraars te bezien welke voordelen geestelijke verzorging kan bieden, en te onderzoeken of geestelijke verzorging een meer structurele plek binnen de eerste lijn kan krijgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Ik heb ook gevraagd aan het kabinet om kennisinfrastructuur voor het verspreiden van goede voorbeelden op te zetten. Ik vond het antwoord dat ik daarop kreeg in de schriftelijke beantwoording niet erg overtuigend. Vandaar deze motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat er in de zorg volop goede voorbeelden zijn die we beter zouden kunnen benutten;
constaterende dat innovatie en het stimuleren van de inzet van e-health een belangrijk onderdeel zijn van de hoofdlijnenakkoorden die zijn gesloten met de medisch-specialistische zorg en met de geestelijke gezondheidszorg;
constaterende dat het zorgveld lang niet altijd op de hoogte is van initiatieven die in andere regio's worden genomen en de resultaten hiervan;
verzoekt de regering een kennisinfrastructuur in te richten, die het mogelijk maakt om goede voorbeelden en initiatieven, ook op het gebied van e-health, te verzamelen, verspreiden en te verankeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Ik zie dat mijn tijd bijna op is. Ten slotte kan ik nog zeggen dat ik erg blij ben dat de minister heeft toegezegd de farmacie bij de les te houden als het gaat om de inzet op medicatie voor vrouwen. Hij gaat nog op zoek naar een manier om dat te doen. Als hij die gevonden heeft, dan verneem ik dat graag.
Mevrouw Arib (PvdA):
Dank u. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Dijksma.
Mevrouw Dijksma (PvdA):
Voorzitter. Ik wil mijn tweede termijn gebruiken om allereerst de kakelverse bewindslieden dank te zeggen voor hun antwoorden. Het is belangrijk dat ze dat uitgebreid en over het algemeen zeer adequaat gedaan hebben.
Op een aantal punten hebben wij nog een kleine aanmoedigingsmotie. Dat begint bij het thema "kloonpolissen". Er waren in potentie een paar woorden van het jaar die wij liever niet terug zouden zien. Aan de valboete wordt volgens mij goed gewerkt. Voor de zorgval hebben we ook een plan gekregen. En ja, de minister voor Medische Zorg wil ook aan de slag met het kapmes in de polisjungle. Hij is nog niet zo ver dat hij de kloonpolissen wil verbieden. Ik had eigenlijk een motie in gedachten om hem op te roepen om dat nu te doen. Maar ik dacht: weet je wat, ik ben ook de beroerdste niet, ik dien een motie in iets mildere vorm in. Deze motie helpt de minister vooral als een stok achter de deur voor die zorgverzekeraars die nog niet begrepen hebben dat ze hier gewoon mee moeten stoppen. Ik vraag de minister bij motie om gewoon te laten zien hoe zijn instrumentenkistje — in zijn woorden — eruit kan zien op het moment dat hij het wel gaat doen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat mensen door de polisjungle de voor hen beste polis niet meer kunnen zien;
van mening dat gelijke polissen voor verschillende prijzen leiden tot een schijnkeuze en niet bijdragen aan het zorgverzekeringsstelsel;
verzoekt de regering de Kamer te laten weten op welke wijze de kloonpolissen verboden kunnen worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Dijksma (PvdA):
We hebben indringend over de huisartsen gesproken. Er wordt zo meteen een nieuw hoofdlijnenakkoord gesloten, maar er is op dit moment al sprake van extra beschikbare middelen die helaas niet altijd terechtkomen waar ze terecht zouden moeten komen, namelijk bij de huisartsen, soms ook in achterstandsgebieden. Recent is door hen aan de bel getrokken. Ik heb schriftelijke vragen over dit onderwerp gesteld. Het lijkt mij goed om via een motie ook dit dossier weer een stap verder te brengen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat veel huisartsen een hoge werkdruk ervaren en dat onvoldoende zichtbaar is hoe extra middelen worden besteed;
overwegende dat de Nederlandse Zorgautoriteit in overleg met huisartsen wil komen tot een betere verdeling van middelen;
verzoekt de regering de Kamer vóór 1 maart 2018 te berichten hoeveel geld beschikbaar wordt gesteld om de werkdruk te verlichten, welke verdeling daarbij wordt gehanteerd en wat dit concreet betekent voor de werkdruk van huisartsen in achterstandsgebieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Dijksma (PvdA):
Dan kom ik op het enige wat wankele momentje in de beantwoording van minister De Jonge. Dat was de discussie over het Netflixtarief en de wijze waarop dit prachtige cadeau dat in het regeerakkoord wordt aangekondigd uiteindelijk wordt gefinancierd.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering een abonnementstarief in de Wmo wil invoeren;
overwegende dat het CPB heeft berekend dat een uniform tarief voor de Wmo-voorzieningen 290 miljoen euro kost;
verzoekt de regering inzichtelijk te maken hoe de financiering van het abonnementstarief in de Wmo eruit komt te zien,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Agema (PVV):
In de eerste termijn heb ik bij een interruptie deze vraag gesteld, ik geloof aan mevrouw Dik-Faber. Ik zou heel graag deze motie ook mee willen tekenen als dat zou mogen.
Mevrouw Dijksma (PvdA):
O. Dat mag allemaal. Ik kijk ook even naar mijn mede-indiener, want dat is wel zo chic. Maar ik zie dat die daar geen enkel bezwaar tegen heeft. Dus dat lijkt me uitstekend.
De voorzitter:
Prima.
Mevrouw Dijksma (PvdA):
Mijn laatste twee opmerkingen betreffen de twee punten die in ieder geval nog niet voldoende helder zijn. Er moet bij het afsluiten van de hoofdlijnenakkoorden uiteindelijk 1,9 miljard opbrengst tevoorschijn worden getoverd. En al eerder hebben de rekenmeesters daarbij aangegeven dat zij verwachten dat dat direct invloed zal hebben op de kwaliteit van zorg. We hebben de schriftelijke beantwoording gekregen en die heb ik bestudeerd. Ik vond eigenlijk dat de regering daarin in dit geval om de hete brij heen draaide. Dus ik zou nu graag mondeling nog een keer een toelichting willen krijgen. Hoe denkt men te gaan voorkomen dat uiteindelijk bij zo'n bedrag de kwaliteit van de zorg daadwerkelijk in het geding komt?
Het laatste punt dat ik wil onderstrepen betreft de inbreng van mevrouw Agema. Zij begon namelijk bij haar vragen met opmerkingen over de ramingen en de overschrijdingen die we tot 2010 hebben gekend. Al een aantal jaren zien we nu echter dat er elke keer weer meevallers zijn. Ook op dat punt vond ik de schriftelijke beantwoording niet heel erg sterk, als ik het zachtjes mag uitdrukken. Er stond: we hebben geen rapport van de Algemene Rekenkamer. Nee, dat mag zo zijn, maar de Rekenkamer heeft wel kritiek op precies dit punt. Ik zou, in navolging van mevrouw Agema, graag van de bewindslieden willen horen hoe zij aankijken tegen die meevallers en tegen het feit dat je misschien, door zo te ramen, uiteindelijk de zorg tekortdoet.
Dat was mijn bijdrage in tweede termijn. Ik heb exact 15 seconden over.
De voorzitter:
Ja, die bewaren we voor u. Dank u wel, mevrouw Dijksma. Dan ga ik nu naar mevrouw Dik-Faber, namens de ChristenUnie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de bewindspersonen danken voor de beantwoording en ook voor een heel aantal toezeggingen. Ook ik heb vastgesteld dat we veel krijgen in het eerste kwartaal van 2018. Ik zie daarnaar uit, en ook naar alle debatten die we nog met elkaar zullen gaan voeren.
Ik wil nog twee punten helder benoemen. Ik had ergens in gedachte om wellicht nog een motie over deze punten in te dienen, maar ik ben heel tevreden dat dit voortvarend wordt opgepakt.
Ik weet dat de staatssecretaris met een preventieakkoord aan de slag gaat. Hij heeft mij echt overtuigd hoe belangrijk het is dat er een rookvrije generatie opgroeit. Dus ik zie uit naar de uitkomst van de rondetafels en de maatregelen die daaruit eventueel nog naar voren komen als het gaat om die rookvrije generatie.
Het andere punt betreft positieve gezondheid en de toezegging om ook naar aanleiding van de brief van ik meen de minister voor Medische Zorg daarover nog met elkaar te spreken. Ik denk dat we met positieve gezondheid ontzettend veel winst kunnen boeken, voor mensen zelf, voor hun welzijn, maar uiteindelijk zeker ook voor een betere zorg en voor zorgkosten.
Voorzitter. Ik heb drie relatief korte moties. Die ga ik nu snel indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat geestelijke verzorging onderdeel is van goede zorg;
overwegende dat geestelijke verzorging in het verpleeghuis, in de wijkverpleging en als onderdeel van palliatieve zorg en de ggz onder druk staat, onder meer vanwege onduidelijkheid over de financiering;
overwegende dat geestelijke verzorging bereikbaar en passend bij de levensbeschouwing moet zijn;
verzoekt de regering een thematisch onderzoek te laten verrichten naar de bereikbaarheid en vergoeding van geestelijke verzorging binnen de relevante zorgdomeinen en de Kamer hierover voor het zomerreces 2018 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het Nationaal Programma Palliatieve Zorg (NPPZ) in 2020 afloopt;
overwegende dat een langetermijnperspectief nodig is om te komen tot verdere implementatie van de activiteiten die zijn uitgevoerd in het kader van het NPPZ om zo de palliatieve zorg in Nederland op een hoger niveau te brengen;
overwegende dat voorkomen moet worden dat het NPPZ zich de komende jaren gaat richten op een afronding, omdat onduidelijk blijft hoe het NPPZ na 2020 wordt voortgezet;
verzoekt de regering in gesprek te gaan met de Stuurgroep Palliatieve Zorg met als doel om het NPPZ na 2020 te continueren, en de Kamer hierover voor de zomer van 2018 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
En de derde motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in het bestuurlijk akkoord huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg 2018 afspraken zijn gemaakt over het aanpakken van knelpunten in de huisartsenzorg (zoals kwetsbare ouderen die langer thuis wonen, ggz-patiënten en extra investeringen in achterstandswijken), en dat hiervoor ook extra geld beschikbaar is;
overwegende dat er al enige jaren sprake is van een onderschrijding in de huisartsenzorg en dat zorgverzekeraars slechts een (klein) deel van de in het akkoord overeengekomen groeiruimte hebben gebruikt in de contractering om deze knelpunten aan te pakken;
overwegende dat de gewenste beweging van meer zorg van de tweede naar de eerste lijn alleen kan slagen als de bestaande knelpunten in de eerste lijn daadwerkelijk worden aangepakt;
verzoekt de regering in een nieuw hoofdlijnenakkoord over de huisartsenzorg waarborgen op te nemen dat de landelijk gemaakte afspraken over de aanpak van knelpunten ook daadwerkelijk een vertaling krijgen in de lokale contracten tussen zorgverzekeraars en huisartsen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik nu naar mevrouw Arissen, namens de Partij voor de Dieren. Wat heeft u bij zich, mevrouw Arissen? Mag ik even kijken? O, een hele verzameling snoepjes. Heb ik ook ooit als Kamerlid gebruikt, dus ik kan dit nu moeilijk tegenhouden! Gaat uw gang.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb iets meegenomen, want in 2013 deed de toenmalig staatssecretaris de Kamer al een toezegging: ik ga brancheafspraken maken voor de laatste keer; dit is de allerallerlaatste waarschuwing en dan moet de branche ook echt ophouden met kindermarketing, anders gaan we over tot regelgeving. Nou, zie hier het resultaat. Dit hebben we vandaag gescoord: ontzettend veel suiker, Minions, Buurman en Buurman, Dora ...
De voorzitter:
Geen reclame maken voor snoep.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Precies! We willen inderdaad dat die reclame stopt, en daarom de volgende moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat afspraken met de brancheorganisaties over kindermarketing stelselmatig genegeerd worden;
van mening dat er genoeg "laatste waarschuwingen" zijn gegeven;
verzoekt de regering om kindermarketing voor ongezonde producten, gericht op kinderen onder de 12 jaar, te verbieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ik zou al deze snoepjes graag willen aanbieden aan de staatssecretaris.
De voorzitter:
Niet allemaal opeten, het is heel ongezond! De bode zal het zo aan de staatssecretaris geven.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bedrijven die ongezonde producten op de markt brengen onderdeel zijn van het probleem en daarom geen onderdeel kunnen zijn van de oplossing;
overwegende dat de 170 miljoen die wordt uitgetrokken voor het preventieakkoord, niet bedoeld mag zijn om deze bedrijven een goede sier te laten maken met hun zogenaamde bijdrage aan het tegengaan van overgewicht;
verzoekt de regering geen bedrijven te laten aanschuiven bij de onderhandelingen over het preventieakkoord, indien zij geld verdienen met de verkoop van ongezonde producten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een groene leefomgeving bijdraagt aan de gezondheid van kinderen;
verzoekt de regering zich proactief in te zetten voor groene speelvoorzieningen in de buurt en de Kamer over de voortgang te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit verschillende wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat er een directe link bestaat tussen dierlijke-eiwitconsumptie en welvaartsziekten, zoals hart- en vaatziekten;
verzoekt de regering om een voorlichtingscampagne te starten over minder vlees voor een betere gezondheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Mijn allerlaatste motie gaat over dieren in zorginstellingen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat huisdieren vele positieve effecten hebben op de geestelijke en lichamelijke gezondheid van mensen;
constaterende dat het te vaak voorkomt dat huisdieren niet mee mogen naar een zorginstelling;
verzoekt de regering in overleg te gaan met brancheorganisatie ActiZ over hoe zorginstellingen het meenemen van een huisdier breder mogelijk kunnen maken en de Kamer over de resultaten te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Sazias. Zij spreekt namens de fractie van 50PLUS.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Dank, voorzitter. Ik heb nog heel even. Ik dank de bewindslieden voor hun beantwoording. Ik heb heel veel goede intenties gehoord. Vandaar dat ik nog een paar moties heb ter aanmoediging.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ondervoeding bij ouderen in zorginstellingen en thuiswonend met 15% tot 30% nog steeds te hoog is;
overwegende dat goede voeding een belangrijke bijdrage levert aan gezond blijven, herstellen en ernstige complicaties kan voorkomen;
overwegende dat de aanpak van ondervoeding om die reden ook een verantwoordelijkheid van zorgverleners is;
overwegende dat belangrijk is te weten welke zorgverlener primair aanspreekbaar is op dit probleem;
verzoekt de regering met relevante partijen te onderzoeken op welke manier de aanpak van ondervoeding binnen de zorg verder verbeterd kan worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat één op de negen 65-plussers overlijdt aan de gevolgen van een val;
overwegende dat uit een val veel menselijk leed, maar ook hoge zorgkosten kunnen volgen;
overwegende dat er verschillende projecten en programma's bestaan, maar dat het aantal valongevallen in Nederland niet afneemt;
verzoekt de regering valpreventie bij ouderen tot speerpunt te benoemen binnen het Nationaal Preventieakkoord,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Agema heeft een vraag.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik heb hier ook al zo veel moties over ingediend. Mag ik ook meedoen?
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Ik denk het wel hoor. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd.
De voorzitter:
Gezien de manier waarop u het vraagt, kan niemand nee zeggen.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Ik ga ervan uit dat dat goed is, toch? Ik zie dat mevrouw Ellemeet en mevrouw Dijksma het goed vinden. De heer Van der Staaij vindt het ook, zie ik. Een breed draagvlak levert veel op.
De voorzitter:
Kijk. Gaat u verder.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Dan de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een medicatiebeoordeling een belangrijke bijdrage levert aan het inperken van zorgkosten, maar ook het welzijn van mensen;
overwegende dat er steeds meer wordt ingezet op uitvoer van de medicatiebeoordeling;
overwegende dat enkele zorgverzekeraars de medicatiebeoordeling buiten het eigen risico hebben geplaatst;
verzoekt de regering te stimuleren dat zorgverzekeraars de medicatiebeoordeling buiten het eigen risico plaatsen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Tot slot.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de nieuwe regering erop inzet om meer medisch specialisten in loondienst te brengen;
overwegende dat het besparen op zorgkosten van groot belang is;
verzoekt de regering een concreet plan van aanpak hiertoe op te stellen en de Kamer daarover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Dank u wel, voorzitter. Dank u wel, heren. Tot zover.
De voorzitter:
Precies binnen de tijd, dit keer. Goed hè. Dank u wel, mevrouw Sazias.
Ik geef tot slot het woord aan de heer Van der Staaij. Hij spreekt natuurlijk namens de fractie van de SGP.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Ik dank allereerst de bewindslieden voor hun beantwoording en de toezeggingen die zij op verschillende onderwerpen hebben gedaan. Het had voor een belangrijk deel, denk ik, ook een agenderend karakter. Wat zit eraan te komen? Waar gaan we in het de komende tijd verder over hebben?
Ik heb vandaag ook geleerd dat maar liefst twee van de drie bewindslieden domineeszoon zijn. Dat kan je ook wel merken aan de gave van het woord. Ik begrijp nu ook waarom minister Bruins iets beknopter was. Hij mist dat hebben van een dominee als vader natuurlijk, maar ik heb gelezen dat hij heel goed kan luisteren. Dat maakt mij wel geïnteresseerd in het beroep van zijn ouders, maar dat terzijde.
Voorzitter. Ik zal mij van verdere beschouwingen onthouden en mij beperken tot het indienen van mijn moties. De eerste luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er als gevolg van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg structureel 2,1 miljard euro beschikbaar komt om te kunnen voldoen aan de nieuwe normen voor goede verpleeghuiszorg;
van mening dat de verdeling van het extra budget niet mag leiden tot een vergroting van de administratieve lasten;
verzoekt de regering te bewerkstelligen dat bij het inkopen van verpleeghuiszorg geen nieuwe administratieve lasten worden opgelegd, door aan te sluiten bij het door verpleeghuizen op te stellen kwaliteitsplan en door zowel de interne als de externe verantwoording via het kwaliteitsverslag te laten verlopen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van der Staaij (SGP):
Mijn tweede motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er ondanks de motie-Van der Staaij/Bruins Slot (34300-XVI, nr. 77) nog te weinig terechtkomt van de standaardisatie van inkoop-, kwaliteits- en facturatie-eisen bij zorg die geleverd wordt vanuit de Zorgverzekeringswet;
verzoekt de regering teneinde de administratieve lasten te verlagen, in overleg met (vertegenwoordigers van) zorgverzekeraars, te komen tot een verdere standaardisatie van inkoop-, kwaliteits- en facturatievoorwaarden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van der Staaij (SGP):
Tot slot een motie die betrekking heeft op minimumprijzen voor alcohol. In de schriftelijke beantwoording is gezegd dat het kabinet die een stap te ver vindt gaan. Ik zou toch wel daartoe willen oproepen, juist omdat we in het verleden vrij breed gesteunde moties hadden waarin erop aangedrongen werd om stunten met bier of andere dranken tegen te gaan. In het kader van het preventiebeleid lijkt mij dat een nuttige aanvulling. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Kamer de regering meermaals heeft gevraagd om het stunten met prijzen voor alcoholische dranken tegen te gaan met een wettelijk verbod op de verkoop van alcohol beneden de kostprijs, maar dat deze wens tot op dit moment niet uitgevoerd is omdat de gedachte leefde dat dit in strijd zou zijn met het Europees recht;
overwegende dat het Europees recht blijkens een recente uitspraak van het Britse hooggerechtshof wel degelijk ruimte biedt voor het invoeren van een minimumprijs voor alcohol;
verzoekt de regering het openstaande verzoek van de Kamer alsnog uit te voeren en op korte termijn een wetsvoorstel aanhangig te maken voor het invoeren van een minimumprijs voor alcohol,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Staaij. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik begrijp dat de minister direct kan antwoorden. De laatste twee, drie moties van de heer Van der Staaij worden gekopieerd en zullen zo worden rondgedeeld. Ik neem aan dat er een verdeling is gemaakt in de beantwoording, want er zijn 55 moties ingediend. Goed, het woord is aan de minister.
Minister De Jonge:
Voorzitter. Slechts 55 moties! Ik heb velen van u horen zeggen dat de moties vooral ter aanmoediging bedoeld zijn. U bent dan buitengewoon aanmoedigend bezig geweest vanmiddag. Wij gaan uiteraard graag met z'n drieën met die aanmoedigingen aan de slag. Ik denk dat het goed is om mij in tweede termijn vooral te beperken tot het behandelen van de moties en een enkel amendement. Laat ik daarmee beginnen.
Als eerste kom ik bij het amendement-Agema op stuk nr. 10, waarin zij vraagt om 610 miljoen toe te voegen aan het Gemeentefonds. Die toevoeging wordt gedekt vanuit de expatregeling. Dit amendement zou ik graag willen ontraden omdat eigenlijk niet uit de uitputting bij gemeenten van het Wmo-budget blijkt dat er aanvullend budget naartoe zou moeten. Bovendien is de voorgestelde dekking in strijd met de scheiding tussen inkomsten en uitgaven.
De motie-Agema op stuk nr. 60 vraagt de regering om te komen tot een overheadnorm. In eerste termijn heb ik gezegd dat ik zo'n norm een heel interessante gedachte vind. Als je met elkaar een benchmark ontwikkelt waarbij je kijkt naar de 25% best presterende instellingen, is het heel goed om te vergelijken hoe de overhead bij de ene instelling zich verhoudt tot de overhead van de andere en om dan te kijken of je het beste kwartiel, de beste 25%, tot norm kunt maken in het hanteren van een overheadtarief in de tariefstelling van de NZa. Dus ik zou het oordeel aan de Kamer willen laten, met die uitleg, maar dat had u al begrepen, denk ik.
De motie op stuk nr. 61 vraagt om te bevorderen — niet om te verplichten, en dat vind ik er mooi aan — dat gemeenten met ingezetenen die 80 jaar of ouder zijn, ieder jaar een contactmoment hebben. Dat was ik gewend te doen in Rotterdam. Dat is ook een reden waarom het me aanspreekt. Een andere reden is dat het gewoon werkt om mensen op te zoeken, om erop af te gaan. Ik zou gemeenten daartoe graag willen aanmoedigen, zij het dat Rotterdam Raalte niet is. Je moet ook wel ruimte willen houden voor lokale verschillen, maar ik wil het heel graag stimuleren, dus ik laat ook hier het oordeel aan de Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 62 over de vijfminutenregistraties. Daarvan heb ik gezegd dat ik daarvan af wil. Sterker nog, ik dacht dat we daar al afscheid van hadden genomen, maar het blijkt toch nog in een enkele praktijk voor te komen. Dat betekent dat ik het oordeel aan de Kamer zou willen laten, omdat die vijfminutenregistratie hoog staat op de prioriteitenlijst bij het schrappen van administratieve lasten.
Dan de motie op stuk nr. 63 over de indicatiestelling. Die motie zou ik willen ontraden, in aansluiting op wat ik daarover in eerste termijn heb gezegd. Natuurlijk hebben het veld en het CIZ daarover een goede pilot gedaan. Die pilot geeft absoluut aanleiding om te kijken hoe we dat breder kunnen uitvoeren, met als standaard dat het veld zelf indiceert en dat het CIZ toetst. Dat tweede deel: als dat niet lukt, ga je terug naar het oude regime van administratieve lasten, dat lijkt mij niet zo goed uitvoerbaar, dus ik wil meer tijd hebben om er goed over na te denken hoe we de uitkomsten van die pilot op een goede manier kunnen verwerken. Daarover moet ik in overleg met het veld en het CIZ. In het eerste kwartaal kom ik terug op hoe ik dat ga doen, dus misschien kunnen we dan daarover een discussie hebben. Dat principe van high trust, high penalty vind ik een prachtig sturingsprincipe, maar deze motie zou ik willen ontraden.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 64. Ook die zou ik in de huidige vorm willen ontraden. Misschien zou u deze kunnen aanhouden totdat de aanpak van de verpleeghuiszorg naar de Kamer gaat. Het gaat over het uitrollen van best practices, maar situaties verschillen natuurlijk ook altijd. Tegelijkertijd wil ik ook een aanpak waarbij het ene verpleeghuis leert van het andere. Dat wil ik juist in die aanpak verpleeghuiszorg verwerken. Ik geloof in het spiegelen aan elkaar via die benchmark en ik geloof ook dat je je kunt optrekken aan elkaar, maar nu landelijk best practices uitrollen vind ik wel ingewikkeld om te doen, ook in relatie tot het maken van die aanpak verpleeghuiszorg die ik van plan was.
Mevrouw Agema (PVV):
Dat vind ik wel jammer, want deze motie is twee jaar geleden al aangenomen. Ik hoor mijn collega's hier allemaal zeggen dat de best presterende verpleeghuizen de norm moeten worden. Daarom dacht ik: ik haal mijn motie nog eens van stal en dan laat ik de Kamer opnieuw die uitspraak doen die we twee jaar geleden ook al hebben gedaan. Dan vind ik het een beetje jammer dat dit nu wordt ontraden. Dat zou betekenen dat iets wat we allemaal willen, zoals iedereen hier aangeeft, ook de coalitiepartijen, uiteindelijk straks niet uitgevoerd wordt, namelijk dat de best presterende verpleeghuizen de norm worden. Het is een beetje jammer als dat niet meer ons algemene doel is. Zo mag de motie ook gelezen worden: de best presterende verpleeghuizen worden de norm en dan willen we dat het overal zo gaat gebeuren.
Minister De Jonge:
Oké. Laat ik met mevrouw Agema meegaan, met deze interpretatie: we gaan een aanpak neerzetten voor de verpleeghuiszorg waarbij het belangrijk is dat verpleeghuizen van elkaar leren; wat je binnen het huidige en het toekomstige budget wel of niet kunt doen; hoe je morgen weer beter kunt worden dan je gisteren was. Als ik de motie zo mag lezen dat het daarom gaat, kan ik het oordeel gewoon aan de Kamer laten.
Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel.
Minister De Jonge:
Voorzitter. Dan ...
De voorzitter:
Mevrouw Bergkamp, over dezelfde motie?
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik heb een vraag, zodat wij de motie ook kunnen appreciëren. In de motie wordt verzocht dit geld terug te laten vloeien naar de verpleeghuizen. Ik vroeg mij af of dat ook een onderdeel is van het verhaal waarover de minister "oordeel Kamer" uitspreekt.
Minister De Jonge:
We hebben de motie net geherinterpreteerd. Als ik de motie zo mag uitleggen dat het erom gaat dat men van elkaars aanpak leert, dat het erom gaat dat verpleeghuizen onderling van elkaar leren en dat zij zich aan elkaar spiegelen, dan kan ik prima met die motie uit de voeten. Veel meer dan dat zou ik niet aan deze motie willen verbinden.
Mevrouw Agema (PVV):
Het gaat om de angst: als je bijvoorbeeld een overhead hebt van 7% en het veel beter doet dan iemand met 15%, dan zou dit niet moeten betekenen dat je een jaar later minder geld krijgt. Daar komt die angst vandaan. Het lijkt mij toch dat een instelling die het beter doet — er is bijvoorbeeld een lagere prevalentie van ondervoeding, doorligwonden of uitdroging — daar niet uiteindelijk voor beboet zal worden. Een instelling doet het beter; dat wordt de landelijke norm en we gaan proberen om iedereen zo goed te laten worden. Je wilt niet dat deze instelling uiteindelijk een boete of een lager tarief krijgt. Daar komt die angst vandaan.
De voorzitter:
Goed. Minister, gaat u verder zou ik zeggen. Ik zie iedereen een beetje vreemd kijken. De motie wordt in stemming gebracht. Mevrouw Hermans, over diezelfde motie?
Mevrouw Hermans (VVD):
Ja, toch nog even over deze motie. Ik vind het nu verwarrend worden. De minister geeft een duiding. Daar kan ik mij nog wel in vinden, maar in de motie van mevrouw Agema staat het verzoek om het landelijk uit te rollen; het beste verpleeghuis wordt de norm. Daarover heb ik zelf een paar keer gezegd dat er nou net niet een uitrol van één manier, van één vorm moet zijn voor alle verpleeghuizen. Daarover ging ook mijn interruptiedebatje zo-even met mevrouw Dik-Faber. Voor mij is het nu even verwarrend: wat is nu precies overgebleven van de tekst en het oordeel van de minister?
De voorzitter:
Mevrouw Agema kan het zelf uitleggen, denk ik.
Mevrouw Agema (PVV):
Het hoeft niet allemaal moeilijker gemaakt te worden dan het is. Als je een lagere prevalentie hebt van ondervoeding, doe je het beter. We hebben instellingen die een prevalentie hebben van 25% en instellingen die een prevalentie hebben van 4%. Wij gaan dus proberen om zo veel mogelijk instellingen te helpen, opdat zij een lagere prevalentie hebben van ondervoeding, van uitdroging, van doorligwonden en van al die andere indicatoren.
De voorzitter:
Is het een idee om deze motie misschien ... Dit wordt te ingewikkeld.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Dat klopt.
De voorzitter:
De minister vervolgt zijn betoog.
Minister De Jonge:
Voorzitter, volgens mij valt het wel mee. Ik zie allerlei vertwijfeling in de zaal. Er is een motie ingediend en daar heb ik een duiding aan gegeven: zo kan ik het oordeel aan de Kamer laten. Als iets anders wordt verwacht dan dat, moet ik de motie op stuk nr. 64 ontraden. Dat heb ik volgens mij al gezegd. Voor de rest mag de Kamer uiteraard altijd zelf weten hoe zij daar bij de stemming mee omgaat.
Dan kom ik op de motie-Agema op stuk nr. 65 waarin wordt gevraagd om de fraudeopsporing te intensiveren. Ik zou mevrouw Agema willen vragen om die motie even aan te houden. Dat vraag ik omdat mijn collega in het debat met de Kamer heeft toegezegd u daarover nog voor de kerst te informeren. De fraudeaanpak komt daarbij aan de orde, ook de intensivering daarvan. Of u de fraudeaanpak ten opzichte van die inzet zou willen intensiveren, is volgens mij eerst nog eventjes onderwerp van debat. Ik zou de indiener dus graag verzoeken om deze motie aan te houden.
Dan de motie-Agema op stuk nr. 66. Daarin gaat het om de nachtverpleging en de bezettingsnorm. Daar hebben we een debat over gehad. Die motie kan ik ontraden. Dat heeft er alles mee te maken dat het kabinet uitgaat van het kwaliteitskader dat is ingeschreven in het Zorginstituut. Dat is de basis voor de berekeningen die wij doen. Wij moeten uitgaan van het kwaliteitskader en van wat daarin staat. Dus deze motie zou ik willen ontraden.
De voorzitter:
U heeft het over de motie op stuk nr. 65? Sorry, de motie op stuk nr. 66.
Minister De Jonge:
Ja, nr. 66.
De voorzitter:
Het verzoek was om de motie op stuk nr. 65 aan te houden.
Minister De Jonge:
De motie op stuk nr. 65: aanhouden. De motie op stuk nr. 66: ontraden.
De voorzitter:
En anders? Wat is uw oordeel mocht ... Eerst mevrouw Agema.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik hou zo vaak moties aan, maar dan hoor ik er daarna niks meer over, terwijl dat voor bijvoorbeeld de voorbereiding van dit debat wel fijn zou zijn. Ik wil de motie wel aanhouden, maar dan is het wel leuk om binnen zes weken iets te horen, voordat de motie vervalt.
Minister De Jonge:
Voor de kerst, en waarschijnlijk is de kerst binnen zes weken, zult u een fraudeaanpak van het kabinet krijgen. Die toezegging heeft mijn collega gedaan en die toezegging gaat hij gestand doen.
De voorzitter:
Houdt u de motie aan, mevrouw Agema?
Mevrouw Agema (PVV):
Ja.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Agema stel ik voor haar motie (34775-XVI, nr. 65) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister De Jonge:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 67, waarin wordt verzocht om de zorgzwaartepakketten 4 tot en met 9 samen te voegen. Ik ga het debatje dat we daarover in eerste termijn hebben gehad, niet overdoen. U zult begrijpen dat ik deze motie ontraad. Desalniettemin wordt er op dit moment een kostprijsonderzoek gedaan door de NZa. Dat zal leiden tot nieuwe tarieven voor zzp's per 2019. Dat is wel een weegmoment om te kijken hoe we daarin het een en ander kunnen vereenvoudigen, dus het lijkt mij goed om het debat op dat moment te herpakken.
Dan heb ik de moties van mevrouw Agema gehad, maar is er nog de kwestie van de ramingen. Ook daarbij aarzel ik een beetje om het hele debat van de eerste termijn over te doen. We zijn het, denk ik, gewoon niet eens over ramingen. De bottomline van de boodschap die ik heb geprobeerd af te geven in eerste termijn is dat de zorgkosten fors, forser, zullen gaan stijgen. De ramingen die daartoe in de begroting staan, zijn gebaseerd op de verwachtingen. We moeten juist willen dat de realisatie niet aan die verwachtingen gaat voldoen. Dat is de reden dat we hebben afgesproken om hoofdlijnenakkoorden te sluiten, om te zorgen dat we die enorme stijging van de zorgkosten — ik heb u voorgerekend dat het gaat om 18 miljard deze kabinetsperiode — enigszins in de hand houden. Dat is onze opdracht en dat is een gezamenlijke opdracht. Dat is namelijk de allerbeste manier om de zorgkosten en de stapeling van de zorgkosten voor mensen ook in de hand te houden. Daar moeten we mee aan de slag.
U heeft gezegd: doordat die ramingen afwijken van de feitelijke uitgaven, betalen mensen uiteindelijk te veel. Maar dat is natuurlijk niet zo, omdat de meevallers in de uitgaven worden teruggegeven in de jaren daarna, in lagere premies of in een correctie op de zorgtoeslag. Daar wordt allemaal rekening mee gehouden, dus het is niet zo dat mensen te veel betalen. In de afgelopen vier jaar is er bijvoorbeeld 5,5 miljard teruggegeven. Het is dus niet zo dat burgers meer betalen als de ramingen hoger zijn. De ramingen bepalen voor ons het uitgavenplafond waaronder wij hebben te blijven. Dat is het plafond waarvan de Kamer tegen het kabinet zegt: daar moet u onder blijven. Daar houden wij ons aan. Dat is de ene kant, de functie van die ramingen, maar verder gaat er geen plafondwerking van uit voor het toekennen van zorg aan mensen. Mensen merken er dus niets van als een raming afwijkt van de realisatie.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik wil dit echt heel graag geloven, maar ik heb dit in de voorbereiding van dit debat nog extern uitgezet en ik krijg toch echt de bevestiging dat die meevallers naar de schatkist gaan om overschrijdingen elders op te vangen. Het blijft niet bij ons, bij VWS. Dat is dus één concern.
Het andere punt is: als je heel hoog gaat ramen, komen er ook heel hoge schattingen uit voor een rekenpremie, voor een eigen risico of voor wat dan ook. Als je er dan zo erg naast blijkt te zitten ...
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Agema.
Mevrouw Agema (PVV):
... worden er allerlei bange verhalen gecreëerd die nooit uit gaan komen. Het is vier keer te hoog geweest. We gaan het allemaal niet overdoen, maar als je vier keer te veel raamt ...
De voorzitter:
Mevrouw Agema, u heeft twintig moties ingediend en bij elke motie de hele discussie opnieuw voeren, is niet de bedoeling.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik heb dertien moties ingediend.
De voorzitter:
Voor mijn gevoel heeft u er twintig ingediend. Goed, maak uw zin af, maar dan gaan we echt snel verder.
Mevrouw Agema (PVV):
De zorgen blijven groot. Ik vind het gewoon heel gek dat we tot 2010 25 jaar aan tegenvallers hebben gehad en dat we vanaf 2013 ineens gigantische meevallers hebben. Dat is heel raar. Het is een ander soort van ramen of zo; dat is veranderd. Het zorgt wel voor paniekverhalen.
Mevrouw Dijksma (PvdA):
Ik heb dit onderwerp ook in mijn bijdrage genoemd. Ik heb een voorstel. De minister zegt: we zijn het niet eens. Dat valt te bezien. Zou hij willen toezeggen dat wij een technische briefing vanuit zijn departement over dit onderwerp krijgen? Dan kunnen we de discussie eerst in de techniek en daarna heel snel ook politiek voortzetten.
Minister De Jonge:
Ik zie ernaar uit. Ook mevrouw Agema zei aan het einde van haar inbreng dat we er nog op terug gingen komen. Dat vond ik zo'n hoopvol gegeven. Wij zijn hier nog een tijd, zo'n drieënhalf jaar waarschijnlijk. Ik zou dus inderdaad heel graag dat debat op enig moment herpakken. En een technische briefing kan daarbij natuurlijk zeer ondersteunend zijn. Dus laat ik dat toezeggen. Goed voorstel!
Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 71 van de VVD. Die bevat ook een aanmoediging, zo heb ik haar in ieder geval gelezen. Het is wel een vrij bloemrijke aanmoediging. Ik vermoed dat die, qua lengte, zelfs op een literatuurlijst van een gemiddelde middelbare school kan worden geplaatst. De inhoud van de motie is volgens mij heel erg in lijn met mijn betoog in eerste termijn. Dit is inderdaad de wijze waarop we op een niet vrijblijvende manier met de verbetering van de verpleeghuiszorg aan de slag moeten. Ik wil nog wel een paar kanttekeningen plaatsen voordat ik het oordeel over de motie aan de Kamer zal laten. Dat zit 'm in een paar woorden waarbij het ook maar weer net is hoe je die leest. Dat is vaker het geval met literatuur.
Ik noem bijvoorbeeld de zinsnede "prikkels in de inkoop door zorgkantoren gebracht kunnen worden om vernieuwing bij zorgaanbieders te stimuleren". Ik zou juist voor rust op de bekostiging willen kiezen. Als u hiermee prestatiebekostiging bedoelt, dan ben ik daar niet enthousiast over. Als u hiermee bedoelt dat de inkoop op een kwalitatief inhoudelijke manier moet worden vormgegeven — dat is ook een vorm van prikkeling — dan kan ik het oordeel aan de Kamer laten. Als u er meer mee bedoelt dan dat, als u er prestatiebekostiging mee bedoelt, dan moet ik de motie ontraden. Ik wil dat dus even goed checken.
Hetzelfde geldt voor het volgende gedachtestreepje, waarachter staat dat innovatie gestimuleerd en beloond zal worden. Ja, beloning in de zin van een kwalitatieve manier van inkopen, maar ook hier weer niet apart projectjes gaan zitten subsidiëren en ook een vorm van prestatiebekostiging rondom innovatiebekostiging invoeren, want daar geloof ik echt niet in. Daar ga ik ook echt niet aan beginnen.
De voorzitter:
Korte reactie, mevrouw Hermans.
Mevrouw Hermans (VVD):
Ik zal mijn reactie minder bloemrijk maken dan de motie. Ik bedoel inderdaad geen prestatiebekostiging, het gaat mij puur om het verbeteren van de kwaliteit van de inkoop, opdat de kwaliteit van zorg verbetert. Ik kan mij ook voorstellen dat dat betekent dat u dat gesprek ook nog eens voert met de zorgverzekeraars, zodat het bij hen ook op de agenda van de zorgkantoren terechtkomt.
Minister De Jonge:
Dan zijn we het eens en kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten.
Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 74 van GroenLinks over het onderzoeken of er sprake is van juridische belemmeringen in het ondersteunen van mantelzorgers. Ik interpreteer de motie zo dat dit met name het geval is als de cliënt zelf zorg krijgt uit het ene domein, bijvoorbeeld via de Zorgverzekeringswet, en de mantelzorger eigenlijk ondersteund zou moeten worden uit het andere domein. Komt dat op dit moment op een goede manier bij elkaar? Ik denk dat het van groot belang is om de mantelzorg juist bij zorg uit meerdere systemen op een goede manier te ondersteunen. Daar is echt nog wel een wereld te winnen. Ik zou het oordeel over deze motie dus graag aan de Kamer willen laten.
Dan de motie op stuk nr. 79 inzake de meerjarencontracten waarin afspraken over kwaliteit en prijs worden opgenomen. Meerjarencontracten betekenen rust in de financiering voor instellingen. Ik denk ook hier dat als we rust bieden in de financiering voor instellingen, alle tijd en aandacht in het hoofd van de leidinggevende aldaar kan uitgaan naar het verbeteren van de zorg. Dat is precies wat belangrijk is. Met meerjarencontracten durven instellingen ook meer investeringen te doen. Dan heb je meer mogelijkheden om ook bij banken investeringsruimte los te krijgen. Dus meerjarencontracten zijn in alle opzichten echt een heel erg goed idee. Ik zou dus ook hierover het oordeel aan de Kamer willen laten.
Dan de motie op stuk nr. 81 van de leden Kooiman en Marijnissen. Het is toch wel eervol om hier in het debat zomaar een motie van een partijleider onder de neus geschoven te krijgen. Die motie gaat over de ingediende initiatiefnota. Ik denk dat we daar met elkaar een goed debat over hebben gehad. Zo zie ik ook de weerslag in de motie. Ik ga hier heel graag mee aan de slag en ik wil bekijken hoe we die kleinschalige ... Hier staat "kleinschalige opvang" maar ik denk dat u kleinschalige vormen van wonen en zorg in de wijk bedoelt. We zullen bekijken hoe we die kunnen realiseren. Daarbij zullen we leren van de reeds bestaande voorbeelden. Ik laat het oordeel over die motie aan de Kamer. Het gaat om de motie op stuk nr. 81.
De voorzitter:
Ja.
Minister De Jonge:
Dan ... Ik ben verder supergoed geadministreerd, voorzitter, maar ik moet toch eventjes kijken.
De voorzitter:
Dat is prima.
Minister De Jonge:
De administratieve lasten aan deze kant vallen ook niet mee.
Ja, daar ben ik weer. Dan de motie-Bergkamp c.s. op stuk nr. 86. Het eerste dat ik daarover wil zeggen, is dat voor werkwoorden in de derde persoon enkelvoud de regel "stam plus t" geldt. Het tweede dat ik daarover wil zeggen, is dat ik het oordeel over die motie heel graag aan de Kamer laat. Het is inderdaad nodig dat we ons goed oriënteren op die zorg thuis. De vraag is hoe we die financierbaar houden en ook hoe we die organiseerbaar houden met een wezenlijk groter aandeel ouderen in onze samenleving. Het gaat om nu en het gaat om de langere termijn. Die verkenning wil ik heel graag doen. Het oordeel over deze motie laat ik dus aan de Kamer.
De motie-Bergkamp/Geluk-Poortvliet op stuk nr. 87 gaat over het punt van de verspilling. Daarin worden een aantal zaken gevraagd om die verspilling tegen te gaan. De analyse is aan de gang. Het verspillen van zorg tegengaan is iets wat we met elkaar moeten willen. Ik ga ook met deze motie graag aan de slag. Ik laat het oordeel hierover dus ook aan de Kamer.
De motie-Bergkamp c.s. op stuk nr. 88 gaat over dementiezorg. Daarbij wordt gerefereerd aan het verhaal van mevrouw The. Ik mag aannemen dat er voor deze experimenten, om die goed te ondersteunen, geen stelselwijzigingen nodig zijn. Als ik de motie zo mag begrijpen, zal ik graag een actieve bijdrage leveren aan het breder bekendmaken ervan. Dan kunnen we bekijken of ook anderen zouden kunnen leren van de experimenten die op dit punt zijn gedaan. Ik zou ook hierover het oordeel aan de Kamer willen laten. Ik zag een interruptie aankomen.
De voorzitter:
Het oordeel wordt dus aan de Kamer gelaten.
Mevrouw Bergkamp (D66):
De minister zei "als ik de motie zo mag begrijpen". Ik bedoelde het ook zo. Er is geen stelselwijziging nodig. Dat kan de minister eruit concluderen.
Minister De Jonge:
Ja.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister De Jonge:
Dan ga ik naar de motie-Bergkamp c.s. op stuk nr. 89. Die is wat complexer. Ik ben het, denk ik, helemaal eens met het doel dat achter deze motie zit, namelijk de zorg op een goede manier adresseren. Dan gaat het om het voldoende beschikbaar zijn van forensisch-medische expertise voor kindermishandeling. Ik heb u daarover een brief geschreven. Ik begrijp dat u daar nog een enkele vraag over had. De vorm waarin u die vraag stelt, is met een motie. Dat maakt het een beetje complex. Ik kan u vragen om die motie aan te houden, omdat ik op dit moment bezig ben met het verder uitwerken van het advies van de commissie-Bos. Die maakt de heldere keuze om forensische expertise bij het NFI en bij het LECK te beleggen en daarnaast te kijken hoe je in de regio die expertise beschikbaar kan hebben. Dat zou bijvoorbeeld kunnen bij de GGD. Dit is de portee van dat advies en de manier waarop ik ermee aan de slag wil. Dat heb ik u geschreven, maar nu vraag deze motie om "forensische artsen kindermishandeling gecentraliseerd werkzaam" bijvoorbeeld bij de GGD aan de slag te laten gaan. De GGD is juist bij uitstek gedecentraliseerd. De gecentraliseerde expertise zit bij het NFI en bij het LECK. De gedeconcentreerde expertise zou dan bij de GGD's terecht kunnen komen. Dat was het idee van het advies en ook het idee van de uitwerking van dat advies. Zo wil ik er eigenlijk mee aan de slag, maar ik zou u eigenlijk dit willen voorstellen: ik schrijf u een brief op het moment dat wij erover uitgedacht zijn hoe wij ook dat deel precies willen. Dan kunnen wij het debat op dat moment herpakken.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Toch nog even een paar zinnen hierover. Het idee achter de motie is dat er meer forensische artsen moeten komen die gespecialiseerd zijn in kindermishandeling. Het gaat dus niet alleen maar over het verspreiden van wat kennis en het gaat er ook niet om dat forensische artsen van het NFI drie dagen training krijgen. Het gaat erom — en dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat die polikliniek in Utrecht er niet meer is — dat voor de uitvoering een aantal forensische artsen kindermishandeling niet meer beschikbaar is. Nu is het wel zo dat er volgens mij twee werkzaam zijn voor de GGD. Zij hebben nu een landelijke functie gekregen ...
De voorzitter:
Helder, mevrouw Bergkamp.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Net als de FPMK. Die was in Utrecht gecentreerd, maar werkte heel landelijk. Als de minister dit specifieke punt kan meenemen en de Kamer daarover kan informeren, ben ik benieuwd wanneer de Kamer daarop kan terugkomen.
Minister De Jonge:
Dit gaat zo de diepte en de details in, dat ik zou willen voorstellen dat ik in het voorjaar van 2018 daarop terugkom.
De voorzitter:
De vraag is dan of u wilt dat mevrouw Bergkamp haar motie aanhoudt.
Minister De Jonge:
Ik zou willen dat de motie tot dat moment wordt aangehouden. Als ik met "voorjaar" februari bedoel, hoeft u er ook niet heel erg lang op te wachten. Het vroege voorjaar is dat.
Mevrouw Bergkamp (D66):
De minister kan mijn gedachten lezen. Ik vond het voorjaar wel heel ruim, maar als het februari wordt, houd ik mijn motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Bergkamp stel ik voor haar motie (34775-XVI, nr. 89) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister De Jonge:
Het voorjaar duurt tot juli voor heel veel mensen, maar ik dacht: het vroege voorjaar, dat moet goed zijn.
Dan kom ik op de motie-Pia Dijkstra/Aukje de Vries op stuk nr. 92 over kennisinfrastructuur en goede voorbeelden. Die motie zou ik willen ontraden. Een kennisinfrastructuur inrichten ... Er is al zo allemachtig veel aan kennisinfrastructuur. Volgens mij is hier niet zozeer de kwestie of wij een nieuwe kennisinfrastructuur kunnen inrichten, maar gaat het veel meer om het opschalen van goede praktijken en het implementeren van bestaande kennis. Dat is hier veel meer de kwestie. Daar gaan wij natuurlijk met alle liefde mee aan de slag, maar de motie in deze vorm zou ik graag willen ontraden.
Dan kom ik op de motie-Dik Faber/Slootweg op stuk nr. 96 over geestelijke verzorging. Geestelijke verzorging wordt gezien als onderdeel van goede zorg in het kader van het kwaliteitskader, en dat is terecht. Het is inderdaad interessant om dat eens goed in beeld te brengen. Daarom laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer over.
De motie-Dik Faber/Van der Staaij op stuk nr. 97 gaat over het in gesprek gaan met de Stuurgroep Palliatieve Zorg, met als doel het programma na 2020 te continueren. In het nationaal programma zijn eigenlijk al goede stappen gezet ter verbetering van de palliatieve zorg. Die is van enorm belang. In het regeerakkoord wordt daar waarde aan toegekend, onder andere door het toekennen van extra middelen in het kader van waardig ouder worden. De vorm en omvang daarvan moet ik nog bezien, maar de indieners vragen nu juist: bekijk dat en kom erop terug. Ook over deze motie zou ik het oordeel best aan de Kamer kunnen laten.
Dan de motie-Arissen c.s. op stuk nr. 103. Benchmarks en beesten: we zijn vandaag echt alle hoeken van de verpleeghuiszorg doorgegaan. Het is natuurlijk waar dat de zorg in verpleeghuizen eigenlijk zo "thuis" mogelijk moet voelen. Daar horen huisdieren bij. Natuurlijk helpt het, zeker ook om zoiets als eenzaamheid tegen te gaan. Maar er kunnen ook praktische belemmeringen zijn, dus ik houd niet van verplichtingen uit Den Haag. Dat zei ik al. Maar als ik de motie zo mag verstaan dat het eigenlijk vooral gaat om een stimulans en om het aangaan van het gesprek over de vraag waar eventueel belemmeringen zouden zitten en of die weg te nemen zouden zijn, wil ik daarmee wel aan de slag en laat ik het oordeel over aan de Kamer.
Dan is er nog één motie, van de heer Van der Staaij van de SGP, waarop ik moet ingaan. Daarin wordt de regering gevraagd, te bewerkstelligen dat bij het inkopen geen nieuwe administratieve lasten worden opgelegd. Ik versta dat "geen nieuwe" in de motie op stuk nr. 108 als "per saldo liever minder", want zo moet die benchmark eigenlijk gaan werken. Zowel voor de inspectie als voor de NZa en het verbeterprogramma moet het een bruikbare set aan indicatoren opleveren, zodat we niet de hele tijd nieuwe uitvragen bij instellingen hoeven te doen. Dus die benchmark moet ook voor de inkoop worden gebruikt. Maar die benchmark is wel iets nieuws. Er komt dus wel iets nieuws, maar dat is juist om andere administratieve lasten terug te dringen. Dat wil zeggen: per saldo minder administratieve lasten. Als ik haar zo mag lezen, ga ik er graag mee aan de slag. U verwijst zelf ook, mijnheer Van der Staaij, naar het kwaliteitsplan en het kwaliteitsverslag en daarmee bedoelt u, denk ik: niet allerlei nieuwe plannenmakerij daar bovenop. En daar ben ik het ook zeer mee eens.
De heer Van der Staaij (SGP):
Zo mag de minister de motie inderdaad uitleggen. Zo is ze bedoeld en die verwijzing naar het kwaliteitsplan en -verslag is dus net nieuw in het kwaliteitskader. Daar zijn de instellingen nu mee bezig en laat dat vooral het kanaal zijn waarlangs dingen gaan lopen, zodat we er niet te veel nieuwe verantwoordingsroutes bovenop leggen.
Minister De Jonge:
Maar dan ga ik u toch echt even vragen om deze motie aan te houden en het verbeterplan te beoordelen op het moment dat het er ligt. Kijk, ik moet wel ruimte hebben om aan de slag te gaan. Als ik daarbij uit zou moeten gaan van "ja, maar hou nou eerst eens vast aan wat je hebt", weet ik niet of dat de beweging tot stand brengt die we graag willen. Ik wil nou juist graag met de sector een goede aanpak uitwerken. Dat is ook zo'n beetje de opdracht die ik zojuist in die andere motie heb meegekregen, althans als die wordt aangenomen. Maar ik ga er graag op die manier mee aan de slag. Als u dus bedoelt "zorg dat de aanpak per saldo niet leidt tot meer administratieve lasten maar tot minder" dan is dat zeker een opdracht waar ik graag mee aan de slag ga. Maar geef me wel even de ruimte om het zelf vorm te geven.
De heer Van der Staaij (SGP):
Volgens mij is die ruimte er ook. Het enige wat ik met dat nieuwe kwaliteitsplan en kwaliteitsverslag bedoel, is ... Ik merk ook een beweging bij de zorgkantoren, want die zeggen: wij gaan niet meer bij bepaalde subsidiepotjes om allerlei extra plannen vragen. Zij zeggen nu ook: doe dat in dat kwaliteitsplan. Dat is een nieuwe beweging die we een kans moeten geven, zonder dat we daar een kerstboom omheen organiseren.
Minister De Jonge:
Absoluut. Daar ben ik het zeer mee eens. Als u de motie zo uitlegt, dan kan ik de motie ondersteunen en laat ik het oordeel aan de Kamer.
Ik ben één motie vergeten, voorzitter. Ten onrechte, geheel ten onrechte! Toch vind ik het niet zo heel eenvoudig om te zien wat hierin eigenlijk wordt gevraagd. Ik heb namelijk gezegd dat ik dit zou gaan doen. Ik heb het nu over de motie van mevrouw Dijksma op stuk nr. 95, die medeondertekend is door de heer Van der Staaij.
Mevrouw Dijksma (PvdA):
En mevouw Agema!
Minister De Jonge:
En mevrouw Agema. Inderdaad, het zij vermeld. Een exotische combinatie overigens, maar dat is juist wel mooi. Die motie verzoekt de regering inzichtelijk te maken hoe de financiering van het abonnementstarief in de Wmo eruit komt te zien. Ja, natuurlijk moet ik dat doen. Het budget dat daarvoor in het regeerakkoord beschikbaar is, staat in datzelfde regeerakkoord. Daarmee ga ik aan de slag. Ik ga met de gemeenten aan de slag en vervolgens kom ik daar — ik heb het net al gezegd — op terug. Als ik daarop terugkom, maak ik natuurlijk inzichtelijk wat de financiering van dat abonnementstarief zal zijn.
Mevrouw Dijksma (PvdA):
Nee, voorzitter. Het gaat erom dat we van tevoren inzichtelijk gaan krijgen wat u al in de boeken heeft staan en wat er nog bijgeplust moet worden. De minister moet inzichtelijk maken hoe dat georganiseerd moet gaan worden.
Minister De Jonge:
Maar dan is de motie bij dezen al afgedaan, want u heeft al de financiële paragraaf in het regeerakkoord gezien waarin 145 miljoen gereserveerd wordt voor het abonnementstarief. Dan is het al inzichtelijk gemaakt. Op basis daarvan ga ik het gesprek aan met de gemeenten. Ik heb u gezegd dat ik dat in de context doe dat er ook een accres is en dat er ook nog behoorlijk wat ruimte is door de middelen bij de gedecentraliseerde vormen van zorg. In die context ga ik in gesprek met de gemeenten. De uitkomst van dat gesprek zal zijn hoe dat abonnementstarief eruit zal gaan zien. Dan kom ik weer terug naar de Kamer en dan zal ik natuurlijk ook weergeven hoe we een en ander gaan betalen. Dus ik zie niet welke opdracht ik hier meekrijg.
Mevrouw Dijksma (PvdA):
Dat wil ik dan wel heel helder maken. Ik wil eigenlijk gewoon begrijpen wat u nu allemaal zegt over wat er dan kennelijk bij de gemeenten voorradig is aan middelen. U gaat daar wel van uit, want in eerste termijn had u daarover een voor mij vrij onnavolgbare redernering. Het lijkt mij toch het minste dat wij dat als Kamer even op papier krijgen.
Minister De Jonge:
Ja, voorzitter, maar dan schrijf ik een stukje van het regeerakkoord over. Volgens mij heeft u daar ook niks aan. Ik ga met de gemeenten in gesprek en ik meld u de uitkomst. Dan mag u zeggen of u daar enthousiast over bent of niet. Ik zie niet wat dit toevoegt aan het gesprek dat ik met gemeenten heb of aan de controlerende taak van de Kamer.
De voorzitter:
Mevrouw Dijksma tot slot.
Mevrouw Dijksma (PvdA):
Ik probeer het nog maar een keer, voorzitter. Er is kennelijk een veronderstelling, laat ik het zo maar zeggen, dat de gemeenten die andere 145 miljoen met gemak, of misschien met moeite, maar toch kunnen bijplussen. Die veronderstelling staat niet met zoveel woorden in het regeerakkoord. Die wil ik graag op papier hebben.
Minister De Jonge:
Dan kan ik twee dingen doen. Ik kan mevrouw Dijksma vragen om de motie aan te houden. Dan kom ik met de resultante van het gesprek met de gemeenten terug naar de Kamer. Dat is een weg. Ik kan ook zeggen: dat is echt overbodig, want ik heb zojuist toegelicht wat daarover in het regeerakkoord staat en u kent het regeerakkoord. Dan is die motie overbodig en moet ik haar in die zin ontraden. Het is één van die twee: of ik vraag u om de motie aan te houden of ik ontraad haar.
De voorzitter:
U heeft de tijd tot volgende week dinsdag, mevrouw Dijksma. Gaat u verder, minister. En niet naar mevrouw Hermans kijken, die in de buurt van de interruptiemicrofoons staat.
Minister De Jonge:
Voorzitter, ik zal nooit meer naar mevrouw Hermans kijken.
Ik was volgens mij aan het einde gekomen van de beantwoording. Er resteren mij nog een paar slotopmerkingen. Ik zie uit naar de verdere samenwerking met de Tweede Kamer om de zorg in Nederland te verbeteren. Ik vond het mooi om vandaag te zien dat er veel concrete plannen werden ingediend, waarmee we zeker aan de slag moeten. Ik kan de heer Van der Staaij geruststellen, want hij sprak toch een beetje zijn vrees uit in de eerste termijn, zo van: komt er dan ook ná het eerste kwartaal nog iets naar de Tweede Kamer? Hebben we dan nog wel iets om over te spreken? Na dat eerste kwartaal volgt er gewoon een tweede kwartaal. Bovendien is de lente dan aangebroken, dus het kan alleen maar mooier worden.
Ik heb begrepen, voorzitter, en dat tot slot ... Nee, nog één opmerking voordat ik aan mijn slotopmerking begin. Ik wil graag alle mensen die zo ongelofelijk hard hebben gewerkt de afgelopen dagen om al die vragen te beantwoorden en ons te ondersteunen, heel erg hartelijk bedanken voor het vele goede zwoegen. Dat was de een-na-laatste opmerking.
De allerlaatste is een opmerking in de richting van de heer Van der Staaij. Ik begrijp dat het altijd traditie was dat Martin van Rijn in zijn debatten een Bijbeltekst noemde in uw richting en in de richting van iedereen die zich daardoor liet inspireren. Tradities zijn er om voort te zetten, vind ik altijd. Dus ik wil ook vandaag met die traditie verdergaan en heb gekozen voor een mooie tekst uit Prediker 4: "Twee zijn beter dan een; want samen krijgen zij een goede beloning voor hun zwoegen. Als zij vallen, helpt de een zijn metgezel overeind. Maar wee die ene die valt, terwijl er geen tweede is om hem overeind te helpen." Nou, dat leek mij zowel voor de zorg als ook in de politiek een pracht van een gedachte om de komende jaren mee in te gaan. Daar wil ik het bij laten.
De voorzitter:
Dank je wel. Mevrouw Hermans, weet u zeker dat het moet? Ik vond het zo'n mooie afsluiting.
Mevrouw Hermans (VVD):
Ja, voorzitter, ik vind het ook vreselijk dat ik dit poëtische einde nu toch nog met een praktische vraag moet doorbreken, maar ik wil het toch graag even doen. Het gaat over de motie-Kooiman/Marijnissen op stuk nr. 81, die de minister oordeel Kamer heeft gegeven. Ik wil die motie goed begrijpen. U gaat de belemmerende regels binnen het huidige systeem onderzoeken. Dus de initiatiefnota gaat verder, want die wil eigenlijk ook het systeem veranderen.
Voorzitter. Ik realiseer mij net dat ik deze vraag gewoon even aan mevrouw Kooiman had moeten stellen, maar ik realiseer mij dat te laat.
De voorzitter:
Dank u. Ik geef mevrouw Kooiman even kort het woord. Heel kort.
Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter, ik vind het eigenlijk een beetje flauw. Het is goed gebruik dat een bewindspersoon reageert op een initiatiefnota. Ik heb het vastgelegd in een motie, ook als eerbetoon naar mijn nieuwe partijleider, omdat zij daar zo veel werk aan heeft gehad. Het is heel schappelijk dat de minister heeft gezegd: ik ga hierop reageren. Dat wil niet zeggen dat hij dan gelijk alles overneemt, want we kunnen van mening verschillen.
De voorzitter:
Maar mevrouw Hermans had een vraag.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik vraag hem wel om op die punten te reageren.
De voorzitter:
Mevrouw Kooiman, mevrouw Hermans heeft een vraag. Waarschijnlijk was die nodig om te beoordelen of zij wel of niet voor de motie wil stemmen.
Mevrouw Kooiman (SP):
Daar had ik al op gereageerd.
De voorzitter:
Goed. Dan geef ik het woord aan de minister.
Minister De Jonge:
Ik heb gereageerd zoals ik heb gereageerd, ook in het licht van mijn reactie in de eerste termijn. Ik heb gezegd dat er een snellere weg is om te bereiken wat mevrouw Kooiman en mevrouw Marijnissen willen dan de route die zij zelf kiezen en de stappen die zij zelf zetten in de initiatiefnota. Ik verklap dus alvast dat dat mijn reactie zal zijn. Maar de motie vraagt nog meer, namelijk inventariseren wat belemmeringen kunnen zijn en voorstellen over hoe die belemmeringen weg te nemen om een kleinschalige vorm van wonen en zorg te realiseren. Volgens mij is dat echt wat we moeten willen, dus ik ga hier heel graag mee aan de slag. Op die manier.
De voorzitter:
Goed. Dank u wel, ook voor uw mooie woorden aan het eind. Dan geef ik nu het woord aan de minister voor Medische Zorg.
Minister Bruins:
Voorzitter, dank u wel. Tegen de heer Van der Staaij zou ik willen zeggen dat mijn vader geen dominee was, maar in de kerkeraad zat. Die kunnen ook heel lang praten — daar is weinig voor nodig — maar ik zal het niet doen.
Een paar opmerkingen voordat ik toekom aan de moties en de amendementen. Mevrouw De Vries vroeg om de hoofdlijnenakkoorden niet los van elkaar te bekijken, maar in verbinding met elkaar te bespreken. Dat is nodig. In bijvoorbeeld hoofdlijnenakkoorden voor de medische specialistische zorg en die voor de huisartsen moet die ontwikkeling op gang worden gebracht. Het zijn dus hoofdlijnenakkoorden die je in samenhang met elkaar moet bekijken. Daarnaast heb ik een aantal voorbeelden genoemd, zoals de arbeidsmarkt en ook transparantie en regeldruk, die in meerdere hoofdlijnenakkoorden aan bod zullen komen.
Mevrouw De Vries heeft daarnaast gevraagd naar het rapport van de ACM over nieuwe toetreders op de verzekeringsmarkt. Ik zal daar een reactie op maken. Daarin zal ik aandacht geven aan toetredingsmogelijkheden, maar ook aan punten waar het niet slaagt waardoor die toetreding wordt gehinderd. Daar kom ik dus op terug.
Mevrouw Van den Berg stelde in haar betoog een vraag over het beoordelen van geneesmiddelen, of het 2,5 miljoen is of 8 miljoen. Voor ons is het allemaal veel geld. Ik ga met u nog een keer uitkruisen waar u de 8 miljoen heeft gelezen, mevrouw Van den Berg. Ik heb begrepen dat het 2,5 miljoen is. Er is een vorm van risicogericht pakketbeheer. In het AO over geneesmiddelen heb ik u toegezegd om een brief te schrijven met een analyse over dat risicogerichte pakketbeheer en daarin wil ik graag dit punt meenemen.
Mevrouw Dijksma noemde in haar betoog in tweede termijn een punt van zorg: als je nou hoofdlijnenakkoorden gaat sluiten en er is minder meer beschikbaar, is het dan niet zo dat het risico manifest is dat de kwaliteit op de schop moet? Dat zijn we natuurlijk niet van plan. Er is de transitie van tweede lijn naar eerste lijn, of naar anderhalfde of nulde lijn en misschien soms derde lijn. Dat zijn allemaal voorbeelden van manieren om naar goedkopere zorg te komen, goedkopere zorg redenerend vanuit de patiënt. Daarnaast hebben we in de eerste termijn omstandig besproken — dat deden eigenlijk alle fracties — dat ook thema's als e-health en een andere manier van werken moeten bijdragen aan het beteugelen van die zorgkosten. Dus minder meer en een aantal afspraken maken die moeten landen in die hoofdlijnenakkoorden. Dan moet het lukken om die kwaliteit beter te laten worden en niet slechter.
Dan kom ik toe aan een flink stapeltje moties en daarna nog twee amendementen. Allereerst de motie op stuk nr. 56, die de regering verzoekt om een verplichte bestuurderstoets in te voeren voor alle bestuursfuncties in de zorg. In de eerste termijn heb ik al laten weten dat ik die motie wil ontraden. Ik ben hiervan geen voorstander. Ik vind dat de zorginstellingen en de zorgbranche daar zelf het voortouw in moeten nemen en houden.
In de motie op stuk nr. 57 gaat het over het meer bekendheid geven aan de dragerschapstest en deze standaard aan te bieden bij ivf-behandelingen. Ook deze motie wil ik ontraden omdat, zoals ik heb betoogd in de eerste termijn, ik de medische noodzaak belangrijk vind. Dan is er een vergoeding voor in het pakket, niet in andere gevallen.
In de motie op stuk nr. 58 wordt de regering verzocht om samen met het reumaveld en het Zorginstituut te komen tot een werkwijze die wél haalbaar is. De beoordeling van aanvragen voor voorwaardelijke toelating van onder andere het Reumafonds en het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie door het Zorginstituut loopt inmiddels. Het lijkt mij daarom belangrijk om die eerst af te wachten en dan pas te kijken wat er meer nodig is. Dus ik ontraad deze motie.
De motie op stuk nr. 59 gaat over het afschaffen van het eigen risico. Dit is een beetje vragen naar de bekende weg, want we hebben daarover een heldere afspraak in het regeerakkoord gemaakt. Ik ontraad de motie.
Ik ben even kwijt of collega De Jonge is ingegaan op de motie op stuk nr. 60, die gaat over het komen tot een overheadnorm.
De voorzitter:
Dat heeft hij gedaan, ja.
Minister Bruins:
Mooi. Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 69. Daarin wordt de regering verzocht de Nederlandse Zorgautoriteit en de ACM te vragen een onderzoek te doen naar de inkoop- en marktmacht. In de eerste termijn heb ik het KPMG-rapport met een analyse genoemd. Ik zie dit als een vervolg op die analyse. Ik laat het oordeel over deze motie daarom aan de Kamer.
In de motie op stuk nr. 70 wordt geconstateerd dat de Amerikaanse Food and Drugs Administration ook kijkt naar versnelde toelating en dat wij daar ook eens naar moeten kijken. Dit is geheel en al in lijn met het beleid. Ik geloof dat dit ook door iedereen zo is gezien, niet alleen hier maar ook in het eerdere debat. Dus wat mij betreft zou deze motie kunnen worden overgenomen.
Minister Bruins:
Voorzitter. De motie op stuk nr. 72 gaat over gemeentepolissen. Ik ben het eens met het belang dat wordt gezien in de samenwerking tussen gemeenten en verzekeraars en de rol die gemeentepolissen op dat punt kunnen spelen. Wat mij betreft: oordeel Kamer, voorzitter.
De motie op stuk nr. 73 gaat over het niet betalen van zorgpremies. Daarin wordt de regering verzocht de huidige regeling te onderzoeken op ongewenste effecten en mogelijke verbeteringen, en daarbij de optie van uitstroom uit de regeling voor mensen onder bewind mee te nemen. Ik dacht dat ik in het debat in de eerste termijn al heb aangegeven dat ik hiernaar wil kijken. Ik herhaal dat hierbij. Ik laat het oordeel aan de Kamer.
De motie op stuk nr. 76 verzoekt de regering om de Kamer periodiek na elk overstapseizoen te informeren over de voortgang en ontwikkeling van het realiseren van meer transparantie en standaardisatie. Dat ga ik doen. Ik meen ook geproefd te hebben dat hier in de Kamer brede steun voor is. Dus ook deze motie zou wat mij betreft overgenomen kunnen worden.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 77 gaat over de evaluatie risicoverevening. Daarin wordt de regering verzocht onderzoek te laten uitvoeren naar de vraag of het huidige systeem nog adequaat en passend is, gezien het feit dat een deel van de langdurige zorg onder de Zvw is gebracht en bij dit onderzoek buitenlandse onderzoekers te betrekken. Er is een behoorlijk goed systeem van Nederlandse experts die jaarlijks die risicoverevening beoordelen. Dat is een waardevol instrument. Het haakt hier dus wat mij betreft een beetje op het betrekken van buitenlandse onderzoekers. Ik weet dat de wetenschappers die zich bezighouden met dat Nederlandse systeem wel in een internationaal netwerk verkeren. Zij maken ook een verslag. Ik ben graag bereid om dat toe te sturen, maar ik vind het lastig om bij het onderzoek over het Nederlandse systeem van risicoverevening nu mensen uit andere landen te betrekken.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
De minister moet het niet te breed zien. Het gaat ons erom dat er vanuit het buitenland één of twee onderzoekers even een blik out of the box kunnen werpen voordat een onderzoek hier in Nederland wordt gestart. Het gaat er dus niet om dat een heel grootscheeps onderzoek gestart moet worden waar ook allerlei buitenlandse onderzoekers bij betrokken zijn. Het gaat met name om even een blik out of the box te hebben.
Minister Bruins:
Dan ben ik toch een beetje voorzichtig. Wie zijn die buitenlandse onderzoekers en wat is hun opdracht? Als dat meedoen in dat netwerk is, dan vind ik dat prima. Ik wil ook heel graag de Nederlandse resultaten die wij jaarlijks hebben voorleggen aan een andere partij. Graag bereid, maar niet in verplichtende zin, want het ritme van de risicoverevening moet wel jaarlijks zijn. Dat vinden wij belangrijk. Ik wil dat tempo niet verliezen door een extra schakel in te lassen.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Het is absoluut niet de bedoeling dat het wordt vertraagd of dat er een extra schakel in komt.
Minister Bruins:
Dan gaan we op zoek naar een praktische werkwijze en laat ik de motie oordeel Kamer.
Ik kom bij de motie op stuk nr. 78, over bedrijfsmatigheid. Daarin wordt verzocht om een commissie van deskundigen te laten adviseren over herinrichting van kwaliteitsregistraties van de gehele zorg in relatie tot de kosten en resultaten, met als uitgangspunt "eenmalig vastleggen, meervoudig gebruik". Ik ben geen voorstander van een centrale aansturing van alle kwaliteitsregistraties, whatever that may be. We moeten wel weten waar iedereen mee bezig is en dat doet het Zorginstituut voor ons. Het principe "eenmalig vastleggen, meervoudig gebruiken" is nu al de standaardprocedure in de programmaregistratie. Dit haakt in op de werkwijze van het Informatieberaad, waar wij in de eerste termijn over hebben gesproken. We hebben aangeboden om eerst nadere informatie in de vorm van bijvoorbeeld een technische briefing aan te bieden over de werking en de doelen van zo'n Informatieberaad. Ik wil voorstellen om de motie tot die tijd aan te houden.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Aanhouden is prima, voorzitter.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van den Berg stel ik voor haar motie (34775-XVI, nr. 78) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Bruins:
Voorzitter, dan kom ik bij de motie op stuk nr. 80. Daarin wordt de regering verzocht een onderzoek te doen of het verschil in de eigenbijdragenregelingen en zorginhoud belemmerend werkt om van het Wmo/Zvw-systeem over te gaan naar de Wlz en de Tweede Kamer voor het zomerreces hierover te informeren. Dat lijkt mij een goed idee. Wat mij betreft overnemen.
De voorzitter:
Heeft iemand bezwaar tegen het overnemen van de motie op stuk nr. 80? Dat is niet het geval.
Minister Bruins:
Voorzitter, dan kom ik bij de motie op stuk nr. 82. Daarin wordt de regering verzocht "om de ova-ruimte, de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling, uit te zonderen van de hoofdlijnenakkoorden". Deze motie gaat ervan uit dat bij de gesprekken over de hoofdlijnenakkoorden de omvang van de ova of de ova-systematiek aan bod komt. Dat is niet zo. Daarnaast, en dat heb ik in de eerste termijn ook gezegd, is het aan werkgevers en werknemers om de cao-afspraken te maken. Daarbij kunnen ze van de ova-ruimte gebruikmaken. Ik ga daar dus niet over. Om die reden ontraad ik de motie.
De voorzitter:
Korte reactie, mevrouw Kooiman, geen discussie.
Mevrouw Kooiman (SP):
De minister kan er wel over gaan als hij ervoor kiest om dat wel onderdeel te maken van de hoofdlijnenakkoorden en te zeggen: de ova-ruimte laten we onaangetast.
Minister Bruins:
Ik kies daar niet voor.
De voorzitter:
Oké, gaat u verder. Dus het oordeel?
Minister Bruins:
Ontraden.
Ik kom bij de motie op stuk nr. 83: verzoekt de regering om de ACM de mogelijkheid te geven om het draagvlak van de lokale bevolking en de lokale politiek mee te wegen. In de zorgspecifieke fusietoets toetst de NZa nu al of stakeholders zijn betrokken bij afwegingen van stakeholders. Dat kan dus ook de lokale politiek en/of de bevolking zijn. Dat gebeurt niet altijd, zeg ik er direct bij. Het lijkt mij goed om de bestaande werkwijze door te zetten en het lijkt mij dus niet goed om daar een andere werkwijze tegenover te zetten. Om die reden ontraad ik de motie.
Mevrouw Kooiman (SP):
Dit is een aanbeveling van de Autoriteit Consument & Markt zelf. Ze geven daar zelf aan dat ze hier behoefte aan hebben. Ik heb het ook als zodanig opgeschreven in het dictum. Het zou dus heel gek zijn als de minister nu zegt "nou, dat ga ik niet doen", want ze geven daar zelf aan dat ze dit heel graag zouden willen en dat ze het onvoldoende kunnen.
Minister Bruins:
Toch ontraad ik de motie. Ik wil dat eerst zelf nagaan en ik wil beter leren hoe dat nu werkt bij de NZa. Als er iets moet worden toegevoegd, dan kom ik daar wel mee.
De voorzitter:
Ik denk niet dat u de minister met een interruptie op een andere gedachte brengt, maar u mag het proberen, mevrouw Kooiman.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik zou de minister best wel wat tijd willen geven om dat onderzoek te bestuderen en om in overleg te gaan met de NZa. Ik zou de motie eventueel kunnen aanhouden, maar ik wil dan wel graag weten wanneer hij meer duidelijkheid heeft en wanneer hij dit dan wel kan laten meewegen.
Minister Bruins:
Uit de hoek van de NZa heb ik helemaal geen klachten gehoord over de huidige werkwijze, dus ik wil het daar graag even bij laten.
De voorzitter:
We gaan verder.
Minister Bruins:
Ik kom bij de motie-Kooiman c.s. op stuk nr. 84. Daarin wordt de regering verzocht om een instrument te ontwikkelen om zorgverzekeraars te kunnen dwingen om meer zorg in te kopen als dat nodig is om zo onwenselijke onderbesteding tegen te gaan. Ik ontraad die motie. Het is niet zo dat VWS het budget verstrekt en dat de verzekeraars dat moeten uitgeven bij inkoop. De suggestie die in deze motie besloten ligt, maak ik dus niet de mijne. Ik ontraad de motie op stuk nr. 84.
Ik kom op de motie-Kooiman/Arissen op stuk nr. 85. De eerste woorden van die motie zijn: constaterende dat zorgverzekeraars 1 miljard euro opstrijken". In het dictum staat vervolgens: verzoekt de regering zorgverzekeraars te dwingen dit geld in te zetten om de premies substantieel te verlagen. In de eerste termijn heb ik al uitgebreid aangegeven dat ik dat echt onverstandig vind. Zorgverzekeraars zijn financiële instellingen en die instellingen moeten solide zijn. Ik ontraad de motie.
De motie-Dijkstra/Ellemeet op stuk nr. 90 gaat over abortuszorg. Het dictum van die motie luidt: verzoekt de regering zolang het landelijk dekkend netwerk onder druk staat, een tijdelijke voorziening in te richten, waar vrouwen kunnen navragen waar ze zo dichtbij mogelijk terechtkunnen". Ik heb het in de eerste termijn al gezegd: er is behoorlijk goed contact tussen de verschillende abortuszorgklinieken. Ze hebben up-to-datewebsites, maar ze hebben ook veel praktische onderlinge contacten. Ik ontraad de motie op stuk nr. 90 daarom.
De motie-Dijkstra/Dik-Faber op stuk nr. 91 gaat over geestelijke verzorging. Het dictum van die motie luidt: verzoekt de regering in overleg met geestelijk verzorgers, huisartsen en de zorgverzekeraars te bezien welke voordelen geestelijke verzorging kan bieden, en te onderzoeken of geestelijke verzorging een meer structurele plek binnen de eerste lijn kan krijgen. Er zit wat mij betreft een beetje een dubbele vraag in deze motie. Als ik haar zo mag uitleggen dat we eerst de bekendheid met dit onderwerp vergroten, actief, ook vanuit mijn rol — het gaat dan nog niet over het krijgen van die structurele plek; het gaat eerst over het vergroten van de bekendheid — dan zou ik het oordeel over deze motie aan de Kamer willen laten.
Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Ik realiseer me dat er twee vragen of opdrachten in staan, en dat de ene afhankelijk is van de andere. Dus laten we inderdaad beginnen met het eerste. Ik ga ervan uit dat het volgende dan kan worden bekeken als we daar meer over weten.
Minister Bruins:
Zoals gezegd laat ik het oordeel over deze motie dan aan de Kamer.
De motie-Dijksma c.s. op stuk nr. 93 gaat over een verbod op kloonpolissen. Ik dacht dat ik in de eerste termijn al had gezegd dat een verbod mij thans nog te ver gaat. Ik vind het dus voorbarig om nu een stuk te maken om te laten zien op welke wijze kloonpolissen verboden kunnen worden. Ik ontraad de motie op stuk nr. 93 daarom.
Ik kom op de motie-Dijksma c.s. op stuk nr. 94. Die motie gaat over de huisartsen. Het dictum ervan luidt: verzoekt de regering de Kamer vóór 1 maart 2018 te berichten hoeveel geld beschikbaar wordt gesteld om de werkdruk te verlichten, welke verdeling daarbij wordt gehanteerd en wat dit concreet betekent voor de werkdruk van huisartsen in achterstandsgebieden. Het zijn de partijen die hier in de regio afspraken over maken. Het is niet zo dat wij dat bij elkaar optellen of iets dergelijks. Wij gaan ook niet extra administratie of registratie hier voeren. Het onderwerp als zodanig, de werkdruk in achterstandswijken en avond- en nachtdiensten, zal ik in het hoofdlijnenakkoord over de huisartsengezondheidszorg meenemen. Maar het verzoek om informatie voor 1 maart 2018 over het beschikbaar stellen van geld gaat te ver. Ik ontraad deze motie.
Ik kom bij de motie-Dijksma c.s. op stuk nr. 95, waarin de regering wordt verzocht om inzichtelijk te maken hoe de financiering van het abonnementstarief in de Wmo eruit komt te zien. Zoals besproken in eerste termijn werk ik het voorstel uit in overleg met de gemeenten en het CAK, inclusief financiering. O, mij blijkt uit signalen rechts van mij dat deze motie al is behandeld.
De voorzitter:
Ja.
Minister Bruins:
Goed zo, prachtig, mooi zo. Beter dubbel dan niet. Dank je wel, collega!
Voorzitter. Ik ga gauw naar de motie-Dik-Faber op stuk nr. 98, waarin de regering wordt verzocht in een nieuw hoofdlijnenakkoord over de huisartsenzorg waarborgen op te nemen dat de landelijk gemaakte afspraken over de aanpak van knelpunten ook daadwerkelijk een vertaling krijgen in de lokale contracten tussen zorgverzekeraars en huisartsen. Dit is, dacht ik, zelfs helemaal letterlijk de bedoeling die ik heb. Wat mij betreft zou deze motie kunnen worden overgenomen.
De voorzitter:
Heeft iemand bezwaar tegen het overnemen van de motie-Dik-Faber op stuk nr. 98? Mij blijkt dat dit niet het geval is.
Minister Bruins:
Voorzitter. Ik kom bij motie-Sazias c.s. op stuk nr. 106, waarin de regering wordt verzocht te stimuleren dat zorgverzekeraars de medicatiebeoordeling buiten het eigen risico plaatsen. Ik heb een beetje een dubbel antwoord. Ik wil best in gesprek gaan met de verzekeraars, maar ik wil toch laten weten dat ze zelf bepalen of ze het ook werkelijk gaan doen. Dat is dus wat anders dan stimuleren. Ik wil het onderwerp bij hen aankaarten, maar ik wil het niet stimuleren. Ik vind dat ze daar een eigen keuze in moeten maken. Omdat het woord "stimuleren" in het dictum zit, ben ik geneigd om de motie te ontraden.
De voorzitter:
Mevrouw Sazias, een korte opmerking.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Ik snap niet zo goed waarom de minister dit niet zou willen stimuleren, terwijl dit een enorme winst in gezondheid, maar ook besparingen kan opleveren. Wat is het bezwaar ertegen om de verzekeraars aan te moedigen, te stimuleren? Er staat niet "dwingen".
Minister Bruins:
De bottomline is dat de zorgverzekeraars hun eigen afweging hierin moeten maken.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Bruins:
Dan de motie-Sazias/Ellemeet op stuk nr. 107, die gaat over een concreet plan van aanpak over medisch specialisten in loondienst. Deze motie wil ik ontraden. Het gaat niet alleen over loondienst, maar het kan ook via het participatiemodel van de medisch specialisten om hen beter erbij te betrekken. Er is een regeling. Ik heb al gezegd dat ik het onderwerp mee wil nemen in de hoofdlijnenakkoorden. Ik ben niet voor een plan van aanpak daarnaast.
Ik kom bij de laatste motie: de motie-Van der Staaij c.s. op stuk nr. 109. Daarin wordt de regering verzocht teneinde de administratieve lasten te verlagen, in overleg met (vertegenwoordigers van) zorgverzekeraars, te komen tot een verdere standaardisatie van inkoop-, kwaliteits- en facturatievoorwaarden. Dit punt wil ik meenemen bij de exercitie van vermindering van administratieve lasten. Ik moet er wel bij zeggen dat het gaat om de voorwaarden voor zover die niet concurrentieel zijn, dus niet om de inhoud van inkoop en kwaliteit. Het gaat om de administratieve kant ervan.
De voorzitter:
Het oordeel is?
Minister Bruins:
Mijn oordeel is "oordeel Kamer". Excuus.
Voorzitter. Ik heb nog twee amendementen, maar ik zie mevrouw Ellemeet bij de interruptiemicrofoon.
De voorzitter:
Mevrouw Ellemeet.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik wil nog even terug naar de motie op stuk nr. 107, die gaat over een concreet plan van aanpak om meer medisch specialisten in loondienst te brengen. Volgens mij staat er in het regeerakkoord dat het de afgelopen kabinetsperiode niet gelukt is, of dat de uitkomsten teleurstellend waren. Het is dus belangrijk om er meer werk van te maken. Dat is de intentie van deze motie. We zullen meer moeten doen dan in de vorige periode is gebeurd, dus daarom is mijn vraag om met een plan te komen.
Minister Bruins:
Ik stel niet voor om daar een apart plan van te maken, maar ik wil dit onderwerp meenemen bij het hoofdlijnenakkoord.
De voorzitter:
Gaat u verder. Nee, mevrouw Kooiman. U staat niet onder de motie. Ik ga niet iedereen toelaten die niet mee heeft getekend, want anders ... Gaat u verder.
Minister Bruins:
Voorzitter. Ik heb nog twee amendementen. Het ene is het amendement-Dik-Faber op stuk nr. 54, dat gaat over de sluipsuikers. Daarin wordt gepleit voor richtlijnontwikkeling op dit punt. Over het algemeen houden wij de lijn aan dat richtlijnontwikkeling een zaak is van de beroepsgroep, maar omdat het hier gaat om een multidisciplinaire richtlijn, is dat lastig. In dat licht heb ik wel sympathie voor dit amendement en laat ik het oordeel aan de Kamer.
Tot slot is er nog een amendement op stuk nr. 8, dat is ingediend op 25 september 2017. Dat gaat over het verlagen van het eigen risico. Gelet op datgene wat ik al eerder heb gezegd: in het regeerakkoord staat dat we niet tornen aan het eigen risico, dus ik ontraad dit amendement.
Voorzitter, ik heb geen Bijbeltekst voor u.
De voorzitter:
Dat vind ik dan weer minder.
Minister Bruins:
Ik hoop dat ik alles heb beantwoord. Hartelijk dank. Dank voor alle mensen die zo hard hebben gewerkt aan de ambtelijke voorbereiding.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Voordat ik de staatssecretaris het woord geef, wil ik de minister van VWS het woord geven voor het becommentariëren van de motie van de heer Slootweg.
Minister De Jonge:
Voorzitter. Dank. Excuus dat ik deze zojuist ben vergeten. Het was de motie van de heer Slootweg en mevrouw Dik-Faber die gaat over de zorgval, op stuk nr. 80.
De voorzitter:
Die is overgenomen.
Minister De Jonge:
Door wie dan zoal? Niet door mij namelijk, maar ik zou deze prima over hebben kunnen nemen. Ik zou dat oordeel er prima aan kunnen verbinden. Oordeel Kamer zou ook kunnen. Ik kan prima leven met deze motie; het is goed om dat te doen.
De voorzitter:
Zij is om tien over zes overgenomen door uw collega Bruins, minister voor Medische Zorg.
Minister De Jonge:
Wat bijzonder, maar wel mooi. Zo helpen we elkaar nog eens.
De voorzitter:
Ja, het gaat heel goed tussen jullie. Dank u wel. De heer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
Het gaat over het algemeen heel goed, maar soms heb ik het gevoel dat de portefeuilleverdeling nog niet helemaal helder is. Misschien kunt u na afloop even checken welke moties op lijsten van beide ministers stonden.
De voorzitter:
Die indruk heb ik ook. Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dank u wel, voorzitter. Als het goed is, zijn er nog één amendement en negen moties niet van commentaar voorzien; anders klopt de puzzel niet.
De voorzitter:
Wij houden het in de gaten. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Er is een amendement ingediend door de leden Dik-Faber en Veldman onder nummer 53 om de Stuurgroep Ondervoeding in staat te stellen de activiteiten voort te zetten. Dat vindt het kabinet een prima idee. Wij kunnen daarmee leven. Het oordeel is aan de Kamer wat ons betreft.
Dan de motie-Agema op stuk nr. 68, waarin wordt gevraagd om de backpayregeling nog even te verlengen. De regeling was oorspronkelijk in principe voor één jaar bedoeld, maar die is in 2017 verlengd. De verlenging in 2017 heeft geleid tot zegge één extra toezegging, op basis van een aanvraag die in januari van dat jaar is gedaan. De inschatting van het Indisch Platform is dat andermaal verlengen tot onterechte verwachtingen leidt. Dat weegt voor mij heel zwaar. Ik zie daarom geen aanleiding om de regeling nogmaals te verlengen. Daarom ontraad ik de motie.
De voorzitter:
Een korte opmerking, mevrouw Agema.
Mevrouw Agema (PVV):
Het Indisch Platform bestaat niet meer. Het is vervangen door het Indisch Platform 2.0. Dat heeft een totaal andere kijk op de situatie dan de staatssecretaris. Mijn verzoek is om in plaats van de aanmelding voor verzoeken acuut per 1 januari te stoppen, het nog even door te laten lopen tot in januari. Ik zal volgende week voorstellen tijdens de procedurevergadering om dan de evaluatie van de backpaykwestie te doen. Het Indisch Platform 2.0 zou dat heel graag willen. Dat is voor de vervanger.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik heb het commentaar namens het kabinet te geven en daar blijf ik bij.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Blokhuis:
In de motie op stuk nr. 75 van mevrouw Ellemeet en mevrouw Dijkstra wordt de regering verzocht om niet alleen in de preventie van en ondersteuning bij onbedoelde zwangerschappen te investeren, maar ook aandacht te hebben voor de bevordering positieve seksuele gezondheid. Ik deel de mening van mevrouw Ellemeet dat grensoverschrijdend gedrag net als onbedoelde zwangerschappen deel uitmaakt van een bredere kijk op positieve seksuele gezondheid. Ik kan prima leven met deze motie. Ik zie haar als ondersteuning van het beleid. Ik laat graag het oordeel aan de Kamer.
Dan spring ik naar de motie op stuk nr. 99 over kindermarketing, iets wat mevrouw Arissen wil verbieden. Dit is een zeer aansprekend thema. De bewindslieden hebben al verlekkerd zitten kijken naar alle presentjes die we straks gaan verdelen. Ik snap het ongeduld van mevrouw Arissen wel. Niettemin wil ik haar vragen om even wat geduld te hebben, omdat de gemaakte afspraken nu worden geëvalueerd. Die evaluatie wordt in januari opgeleverd. Daarna komen wij met een reactie. Ik zou de indiener, mevrouw Arissen, daarom willen vragen om even te wachten. Wij komen met een reactie. Als zij dat niet wil, dan zou ik de motie graag willen ontraden.
De voorzitter:
Mevrouw Arissen, kort graag.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Ik ben heel erg blij dat de staatssecretaris ons ongeduld begrijpt. Omdat hij van zins is het onderzoek inderdaad in januari naar de Kamer te sturen, wil ik de motie tot dan aanhouden. Ik wil hem toch meegeven dat de tijd van vrijblijvende afspraken nu echt voorbij is. De Partij voor de Dieren wil regelgeving.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Arissen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja, voorzitter, ...
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Arissen stel ik voor haar motie (34775-XVI, nr. 99) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Blokhuis:
Het ongeduld is volledig helder.
De volgende motie, de motie van mevrouw Arissen op stuk nr. 100, verzoekt de regering om geen bedrijven te laten aanschuiven bij de onderhandelingen over het preventieakkoord indien zij geld verdienen met de verkoop van ongezonde producten. Daar voel ik mij niet zo bij thuis. Wij willen welzeker het bedrijfsleven betrekken bij duurzame resultaten op het gebied van preventie. Van bedrijven kan ook een innovatieve bijdrage worden gevraagd. Van die goede sier kan wat mij betreft absoluut geen sprake zijn; dat heb ik in mijn termijn al gezegd. Al met al mag duidelijk zijn dat ik de motie op stuk nr. 100 ontraad.
In de motie op stuk nr. 101 wordt de regering verzocht zich proactief in te zetten voor groene speelvoorzieningen in de buurt. Hoor ik u "nr. 100" zeggen, voorzitter? Excuus. Heb ik "nr. 100"gezegd?
De voorzitter:
Nee, nee, u had gelijk. Ik had het niet goed gehoord.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voor de duidelijkheid: speelvoorzieningen zijn primair de verantwoordelijkheid van gemeenten. Dat weet mevrouw Arissen ook. Ik vind het wel een belangrijk punt. Ik zal ook aandacht vragen voor de fysieke omgeving in relatie tot een gezonde leefstijl. Ik kan me voorstellen dat dit thema wel degelijk in het kader van het preventieakkoord een plek krijgt, want bij het gesprek over het preventieakkoord zijn ook gemeenten uitgenodigd. Ik zal de Kamer in dat kader graag willen informeren over hoe wij de fysieke leefomgeving betrekken bij ons preventiebeleid. In dat licht bezien zou ik de motie willen ontraden.
In de motie-Arissen op stuk nr. 102 wordt de regering verzocht om een voorlichtingscampagne te starten over minder vlees voor een betere gezondheid. De voedingsvoorlichting vindt plaats via het Voedingscentrum. Ik voel er niet zo veel voor om een aparte campagne te richten op één soort levensmiddel. Wat ik wel wil doen, is in gesprek gaan met het Voedingscentrum over de vraag of zij het een goed idee vinden om aan het thema "vlees" bijzondere aandacht te geven. Volgens mij kom ik mevrouw Arissen daar een heel eind mee tegemoet. Dat gesprek wil ik gaan voeren en daar wil ik ook een terugkoppeling over geven. Ik zou mevrouw Arissen willen vragen om haar motie tot die tijd aan te houden. Als zij zegt "nee, zij zal nu in stemming komen", dan wil ik de motie ontraden.
De voorzitter:
Mevrouw Arissen, heel kort. Wat gaat u doen? Wat is uw antwoord?
Mevrouw Arissen (PvdD):
Dit is niet echt een motie die de Partij voor de Dieren van zins is om aan te houden. Wij stellen het wel op prijs dat de staatssecretaris in gesprek wil gaan met het Voedingscentrum om dit soort onderwerpen meer aandacht te geven in een bredere campagne, maar gezien de duizelingwekkende hoeveelheid onderzoeken over hoe schadelijk vlees eten is voor de volksgezondheid ...
De voorzitter:
Helder. Het is duidelijk, mevrouw Arissen. U houdt uw motie niet aan. Het oordeel van de staatssecretaris is "ontraden", dus we gaan erover stemmen.
De volgende motie.
Staatssecretaris Blokhuis:
In de motie-Sazias c.s. op stuk nr. 104 wordt de regering verzocht met relevante partijen te onderzoeken op welke manier de aanpak van ondervoeding binnen de zorg verbeterd kan worden. Dat is een belangrijk thema en het is goed om dat breed te bezien, maar ik zou ervoor willen waken dat er een stapeling van eisen komt naast bestaande kwaliteitskaders. Als we er dus iets mee zouden moeten doen, zou dat binnen een bestaand kwaliteitskader moeten. Met dat oordeel laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer over.
Ik heb nog twee moties te gaan. In de motie-Sazias c.s. op stuk nr. 105 wordt gevraagd om valpreventie bij ouderen tot speerpunt te benoemen binnen het nationaal preventieakkoord. Ik heb daar al wat over gezegd in mijn eerste termijn. Valpreventie is een belangrijk thema, maar ik wil mij nu niet te veel vastleggen op de vraag welke thema's speerpunt worden in een preventieakkoord, als we überhaupt al zaken "speerpunt" gaan noemen. Ik zeg wel toe dat ik veel aandacht wil geven aan valpreventie. Die toezegging heeft mevrouw Sazias. Ik zeg dus toe dat ik daar aandacht aan zal geven, maar of dat een plek gaat krijgen in het preventieakkoord of dat ik het daarbuitenom doe, weet ik nog niet. Ik zou daar graag wat ruimte voor willen hebben. Tegen die achtergrond zou ik de motie willen ontraden, maar ik sta wel heel welwillend tegenover het thema. Alleen, als wordt voorgeschreven dat het een speerpunt moet worden in het preventieakkoord, gaat dat mij net een stap te ver.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Als we nou het woord "speerpunt" veranderen in "belangrijk punt", heeft u er dan wel vertrouwen in?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik heb sowieso vertrouwen in de stappen die wij gaan zetten in het kader van valpreventie. Wat mij betreft verandert daar niet zo heel veel mee, want dan plaatst u mij in een een beetje lastige positie ten opzichte van al die partijen waarmee ik in gesprek ben om te kijken wat we precies in dat preventieakkoord gaan zetten. Het kan zo maar zijn dat partijen zeggen: wij gaan heel veel afspraken maken in het kader van het preventieakkoord, maar regel dit alstublieft via een ander spoor, anders gaan we ons vertillen in dat akkoord. Dat weet ik niet, maar ik zou graag de handen vrij willen hebben. Ik heb in mijn eerste termijn ook al gezegd dat ik hetgeen wij gaan bespreken in het preventieakkoord uiteraard zal voorleggen aan de Kamer; tenminste, daar ga ik met u over in gesprek. Ik zal u daarover informeren. Hopelijk heeft u er vertrouwen in dat het een goede plek krijgt, maar ik vind het te ver gaan als u zegt dat het sowieso een belangrijke plek moet krijgen in het preventieakkoord.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Nou, voorzitter, wij vinden dat wel belangrijk, want hierdoor vallen er meer doden dan in het verkeer.
De voorzitter:
Het is duidelijk. Daarom heeft u de motie ingediend. Dank u wel.
Staatssecretaris Blokhuis:
De laatste motie waar ik commentaar op geef, is die op stuk nr. 110, van de leden Van der Staaij en Dijksma. Daarin wordt de regering gevraagd een wetsvoorstel aanhangig te maken voor het invoeren van een minimumprijs voor alcohol. In de afgelopen weken is de beantwoording van Kamervragen over deze materie naar de Kamer gestuurd. Daarin heb ik de Kamer gemeld dat er rond de zomer van 2018 een notitie volgt over het alcoholbeleid. Ik zou graag begrip willen vragen voor de gedachte dat wij in dat kader willen ingaan op een breed spectrum aan maatregelen, waaronder prijsmaatregelen. In dat licht bezien, zou ik de heer Van der Staaij willen vragen om zijn motie aan te houden. Anders, als hij zegt dat de motie nu in stemming moet komen, zou ik haar willen ontraden.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik kijk even naar mevrouw Dijksma. Wij vinden het prima om de motie aan te houden, als dat betekent dat er ook echt serieus naar deze optie wordt gekeken. Als de staatssecretaris zegt "wat er ook gebeurt, we willen dit niet, maar dan zeggen we dat later", dan kunnen we net zo goed nu de politieke keuze maken.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat is een terechte vraag. In de beantwoording van de Kamervragen heb ik gezegd dat ik ook wil kijken naar de evaluatie van de praktijk in Schotland. Dat was de directe aanleiding. Het is de vraag of we daar in juli veel meer over weten, maar ik zal de optie zeer zeker serieus meenemen in die notitie. Uiteraard gaat de Kamer daar vervolgens wat van vinden.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dank. Dan zal ik de motie aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van der Staaij stel ik voor zijn motie (34775-XVI, nr. 110) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Blokhuis:
Volgens mij hebben we alles gehad. Ik wil me op deze plek graag aansluiten bij de collega's die hun dankbaarheid hebben uitgesproken richting de ambtelijke organisatie. Het was, wat mij betreft, een feestje om dat mee te maken, met zo veel deskundige en betrokken mensen die tot diep in de nacht hebben gewerkt om de Kamer van goede antwoorden te voorzien en ons te ondersteunen. We moeten nog een rolverdeling afspreken, maar laten we het erop houden dat ik dan de volgende keer met een Bijbeltekst kom.
De voorzitter:
Dan is dat ook afgesproken. Ik wil de bewindspersonen hartelijk danken voor hun antwoorden. Ik heb vandaag een experiment met interrupties gedaan. Volgens mij is dat wel gelukt. Ik zie instemmend geknik, hoe lastig dat soms ook is voor sommigen. Ik wil ook de Kamerleden, de griffiers en de mensen die aan de begroting van VWS hebben gewerkt, ontzettend bedanken.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties gaan we aanstaande dinsdag stemmen. Over de begroting en de amendementen gaan we volgende week donderdag stemmen.
De vergadering wordt van 18.38 uur tot 19.15 uur geschorst.
Voorzitter: Martin Bosma
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20172018-35-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.