7 Beperken wettelijke gemeenschap van goederen

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van: 

  • - het Voorstel van wet van de leden Swinkels, Recourt en Van Oosten tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken ( 33987 ).

(Zie vergadering van 21 maart 2017.) 

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Van Rij het woord wenst. Het woord is aan hem. 

De heer Van Rij (CDA):

Voorzitter. Ik zou graag een derde termijn willen aanvragen in de behandeling van het initiatiefvoorstel van de leden Swinkels, Recourt en Van Oosten (33987), mede namens de mede-indienster van de motie-Van Rij en Wezel, mevrouw Wezel. Wij willen namelijk een gewijzigde motie indienen. 

De voorzitter:

Het is helder: de heer Van Rij vraagt samen met mevrouw Wezel om een korte derde termijn. Kan de Kamer zich daarmee verenigen? Dat is het geval. 

De beraadslaging wordt heropend. 

De heer Van Rij (CDA):

Voorzitter. De aanleiding om een gewijzigde motie in te dienen, heeft ermee te maken dat in de oorspronkelijke tekst van de motie aan de regering gevraagd werd om, na advisering van de initiatiefnemers, de mogelijkheden te onderzoeken om tegemoet te komen aan de bezwaren, zorgen et cetera. Bij nader inzien, na advies te hebben ingewonnen bij de Griffie, waarvoor dank, is mij gebleken dat dat staatsrechtelijk gezien geen juiste formulering is. Het laatste wat de indieners van de motie willen, is een discussie over het recht van initiatief van de Tweede Kamer. Vandaar dat wij in de gewijzigde motie voorstellen om dat verzoek niet te doen aan de regering, maar aan de initiatiefnemers zelf. Dat is de aanleiding. 

Ik wil, als dat mag, nog een heel korte toelichting geven op deze gewijzigde motie. Tijdens de plenaire behandeling is duidelijk geworden dat het wetsvoorstel nog niet af is: op het punt van wetssystematiek zit er nog een behoorlijk aantal onvolkomenheden in, waarop ik overigens niet in detail zal ingaan. Verder zit er op het punt van de rechtszekerheid en de uitvoerbaarheid een aantal onvolkomenheden in. Dat is voor de indieners aanleiding, deze motie in te dienen. Dat doe ik bij dezen. 

De voorzitter:

De motie-Van Rij/Wezel (33987, letter I) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt: 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er binnen de Eerste Kamer grote zorgen heersen met betrekking tot de uitvoerbaarheid, rechtszekerheid en wetssystematiek, die voortvloeien uit dit initiatiefwetsvoorstel; 

vraagt de initiatiefnemers, de mogelijkheden te onderzoeken om het onderhavige initiatiefwetsvoorstel aan te passen, rekening houdend met de door de Kamer genoemde zorgen, bezwaren en wensen, en daarover de Kamer te informeren; 

spreekt uit dat gewenst is dat de behandeling van het huidige wetsvoorstel wordt aangehouden totdat voornoemde informatie van de initiatiefnemers is ontvangen en besproken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

Zij krijgt letter J, was letter I (33987). 

De heer Van Rij (CDA):

Voorzitter. Ik heb nog een laatste verzoek. Zou deze motie eerst in stemming mogen worden gebracht? 

De voorzitter:

Ik zie dat daartegen geen bezwaren bestaan; de Kamer is daarmee akkoord. 

Wenst een van de andere leden nog het woord in derde termijn? 

Mevrouw Wezel (SP):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij het gestelde door de mede-indiener, de heer Van Rij. In het debat zijn door de verschillende partijen zorgen geuit over het wetsvoorstel. In deze motie wordt de initiatiefnemers verzocht om de initiatiefwet op de aangegeven punten aan te passen. Ik wil nog een aantal punten van de SP noemen. Wellicht kan daar nog op worden ingegaan. 

Het betreft onder meer een betere informatie richting de burger. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een financiële bijsluiter bij ondertrouw en een keuzemogelijkheid tussen gemeenschap van goederen en beperkte gemeenschap van goederen. De wens bestaat dat mensen ook in gemeenschap van goederen willen trouwen. Een derde punt betreft het uitvoering geven aan de motie-Van Nispen. 

De voorzitter:

Dank. 

Ik schors de vergadering nu even omdat de motie nog moet worden rondgedeeld. 

De vergadering wordt van 14.05 uur tot 14.10 uur geschorst. 

De voorzitter:

Zijn er nog andere leden die, nu zij de tekst van de motie voor zich hebben liggen, het woord in derde termijn wensen? Ik constateer dat dit niet het geval is. 

Dan is in derde termijn het woord aan de initiatiefnemer, de heer Van Oosten. 

De heer Van Oosten:

Voorzitter. Nogmaals mijn dank voor de uitnodiging om hier in uw huis aanwezig te mogen zijn, in het bijzonder in het bijzijn van mijn beide mede-initiatiefnemers, mevrouw Swinkels en de heer Recourt. Het is opnieuw een eer. 

De voorzitter:

Tegenwoordig uw adviseurs. 

De heer Van Oosten:

Ja. U begrijpt dat ik enige moeite heb om dat uit te spreken, maar u vult het voor mij in. 

Ik wil het volgende opmerken over de zojuist ingediende gewijzigde motie van de zijde van de heer Van Rij, mede namens mevrouw Wezel. In feite hebben wij de voorloper ervan vorige week behandeld. Weliswaar luidde het dictum net iets anders, maar de strekking van de motie was in feite hetzelfde. Ook toen hebben wij er afwijzend op gereageerd. Waarom? Omdat het er eigenlijk op neerkomt dat wij er als initiatiefnemers van overtuigd zijn dat wij deze Kamer naar beste kunnen een voldragen wetsvoorstel presenteren. Wij hebben ook in dit huis twee schriftelijke rondes gehad en een uitgebreid plenair debat gevoerd. Van de punten die nu specifiek door mevrouw Wezel worden neergelegd, en die zien op insolventie en een keuzemogelijkheid, hebben wij in ons wetsvoorstel neergelegd wat wij naar onze overtuiging verstandig vinden. Dat betekent dat ik in reactie op de motie, mede namens de collega's, de adviseurs, alleen maar wil aangeven dat wij de motie als zodanig ontraden en de Kamer adviseren om voor het wetsvoorstel te stemmen. 

De heer Van Rij (CDA):

Voorzitter. Een heel korte reactie. Dat vind ik ook wel zo netjes richting de initiatiefnemer en zijn adviseurs in formele zin, maar ik begrijp heel goed dat dit in zijn ogen de mede-initiatiefnemers zijn. 

Ik vind de reactie eigenlijk zeer teleurstellend. De onderwerpen zijn wel aan de orde gekomen, maar ze zijn in onvoldoende mate uitgediscussieerd. De heer Van Oosten roept de Kamer eigenlijk op een wetsvoorstel aan te nemen dat nog niet af is. Daar wil ik het bij laten. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

Naar boven