Vragen van de leden Dijkgraaf (SGP), Bruins (ChristenUnie) en Gesthuizen (SP) aan de Minister van Economische Zaken over de toegezegde evaluatie van de Winkeltijdenwet (ingezonden 13 september 2016).

Antwoord van Minister Kamp (Economische Zaken) (ontvangen 10 oktober 2016)

Vraag 1

Herinnert u zich de toezegging bij de behandeling van de wijziging van de Winkeltijdenwet in de Eerste Kamer dat er drie jaar na inwerkingtreding een evaluatie gehouden zou worden?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat is de stand van zaken ten aanzien van deze evaluatie? Worden hierbij ook uitdrukkelijk de belangen van de werknemers, de collectieve zondagsrust en de gevolgen voor kleinere winkeliers meegenomen? Op welke manier?

Antwoord 2

De evaluatie van de gewijzigde Winkeltijdenwet wordt momenteel uitgevoerd door een extern onderzoeksbureau. Het onderzoeksbureau neemt uitdrukkelijk de belangen van de werknemers, de collectieve zondagsrust en de gevolgen voor kleinere winkeliers mee in de evaluatie. Dit gebeurt door middel van documentstudies, interviews, casestudies en enquêtes aan gemeenten, winkeliers en werknemers.

Vraag 3

Deelt u de visie dat – anders dan door de indieners van het wetsvoorstel destijds werd betoogd2 – gemeenten juist heel sterk kijken naar het beleid in de omliggende gemeenten en daar hun openingstijden op afstemmen? In hoeverre is er dan naar uw mening nog sprake van een lokale afweging van belangen op basis van lokale argumentatie?

Antwoord 3

De belangenafweging door gemeenten omtrent het lokale winkeltijdenbeleid vormt een belangrijk onderdeel van de evaluatie. Om niet op de zaken vooruit te lopen, wacht ik eerst de uitkomsten van de evaluatie af.

Vraag 4

Zo niet, hoe verklaart u het dan dat in onder meer Rhenen3, Nijkerk4, Wageningen5, De Bilt6, Tytsjerksteradiel7, Hengelo8, Amstelveen9, Etten-Leur10, Doetinchem11, Westerveld12 en De Friese Meren13 juist het argument van het beleid in buurgemeenten een belangrijke rol speelt? Hoe reëel is het te veronderstellen dat deze gemeenten en gemeenteraadsfracties uniek zijn in hun argumentatie? Deelt u de opvatting dat het beleid in buurgemeenten een minstens zo sterke rol speelt in de discussie als de in vraag 2 genoemde belangen?

Antwoord 4

Zie het antwoord op vraag 3.

Vraag 5

Is dan wel bereikt wat met de wetswijziging werd beoogd: de versterking van de lokale beleidsvrijheid voor winkelopenstelling op de zondagen? Wordt ook specifiek onderzoek gedaan naar de mate waarin gemeenten in hun beleid rond winkelopenstelling rekening houden met het beleid in omliggende gemeenten?

Antwoord 5

In de evaluatie wordt specifiek onderzoek gedaan naar de mate waarin gemeenten in hun beleid rond winkelopenstelling rekening houden met het beleid in omliggende gemeenten. Zoals ik eerder al heb aangegeven wil ik niet op de zaken vooruitlopen. Ik wil eerst de evaluatie van de wet afwachten voordat ik een oordeel geef over of de beoogde doelen zijn bereikt.

Vraag 6

Op welke wijze wordt ook de toezegging14 meegenomen hoe concreet wordt omgegaan met contracten tussen verhuurders en huurders waarin een bepaling is opgenomen dat de winkelier verplicht is om op zondag open te zijn?

Antwoord 6

In de evaluatie worden winkeliers gevraagd of bepalingen omtrent verplichte openstelling zijn opgenomen in het huurcontract en in hoeverre dit een reden voor hen is daadwerkelijk open te gaan op zondag.

Vraag 7

Wanneer ontvangt de Kamer het evaluatierapport?

Antwoord 7

De Kamer ontvangt de resultaten van de extern uitgevoerde evaluatie en de daarbij behorende beleidsbrief voor het einde van het jaar. In deze beleidsbrief zal ook worden ingegaan op de motie Van der Staaij C.S. (Kamerstuk 34 550, nr. 21).


X Noot
1

Kamerstuk 34 412, G, blz. 4; Handelingen Eerste Kamer, 14 mei 2013, 27-4-40.

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II vergaderjaar 2012–2013, nr. 14, item 3 p. 13: «De heer Dijkgraaf spreekt over het domino-effect tussen gemeenten en de dwang voor een winkelier om open te gaan als een buurcollega dat ook doet. Al die dwangvrees lijkt ons niet gegrond. (...)»; Kamerstukken II, 34 412, nr. 6, blz. 6:«De leden van de SGP, ChristenUnie en SP wijzen op de druk die ontstaat voor omliggende gemeenten om ook de openingstijden van de winkels te verruimen, indien een gemeente besluit de winkeltijden te verruimen. De indieners verwachten dat deze beïnvloedingseffecten zullen meevallen. Een gemeente kan op basis van zijn eigen afweging een keuze maken om al dan niet over te gaan tot een ontheffingsverlening.»

X Noot
14

Kamerstuk 34 412, nr. 20, blz. 3.

Naar boven